23 Heffingskortingen
23.1 Wat zijn heffingskortingen?
Heffingskortingen zijn kortingen op inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Hierdoor betaalt u minder belasting en premies. Als u recht hebt op heffingskortingen, houden wij daarmee rekening bij het bepalen van de belasting die u moet betalen of terugkrijgt.
Het hangt af van uw persoonlijke situatie of u bepaalde heffingskortingen krijgt. Iedereen krijgt de algemene heffingskorting. Als u werkt, krijgt u ook de arbeidskorting.
Bent u in loondienst of krijgt u een uitkering? Dan houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie al rekening met de volgende heffingskortingen:
-
de algemene heffingskorting
-
de arbeidskorting
-
de (alleenstaande)ouderenkorting
-
de levensloopverlofkorting
-
de jonggehandicaptenkorting (meestal)
Hierdoor betaalt u al minder loonheffing over uw loon of uitkering.
Met sommige heffingskortingen houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie geen rekening. Deze kunt u via de aangifte bij ons aanvragen. Het gaat om de volgende heffingskortingen:
-
de inkomensafhankelijke combinatiekorting
-
de korting voor groene beleggingen
Ook als u een laag inkomen hebt, zijn heffingskortingen mogelijk. Soms is het ook van belang of u een fiscale partner hebt.
In dit hoofdstuk leest u welke heffingskortingen er zijn, wat de voorwaarden zijn om heffingskortingen te krijgen en hoe hoog de heffingskortingen zijn.
U woont buiten Nederland
Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en premiedelen voor de volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Nabestaandenwet (Anw) en Wet langdurige zorg (Wlz). Zie 'Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen'. Als u buiten Nederland woont, hebt u niet altijd recht op beide delen.
Welke heffingskortingen u krijgt, hangt ook af van uw situatie. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.
Naar boven
23.2 Algemene heffingskorting
Iedereen heeft recht op de algemene heffingskorting. De hoogte van de algemene heffingskorting is maximaal € 2.242 (of € 1.145 als u geboren bent vóór 1 oktober 1950).
Hebt u een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) dat hoger is dan € 19.922? Dan wordt de algemene heffingskorting verminderd. De vermindering is 4,822% van het belastbaar inkomen uit werk en woning, voor zover dat hoger is dan € 19.922 (of 2,460% als u geboren bent vóór 1 oktober 1950). Als uw belastbaar inkomen uit werk en woning hoger is dan € 66.417, dan is uw algemene heffingskorting € 0.
Wilt u weten hoeveel de algemene heffingskorting voor u is? Doe dan online aangifte. Wij berekenen dan uw heffingskorting voor u.
Naar boven23.2.1 Hoogte algemene heffingskorting
Hoe hoog de algemene heffingskorting voor u is, hangt af van uw leeftijd en inkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de algemene heffingskorting voor u.
U hebt in 2016 de AOW-leeftijd nog niet bereikt
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Algemene heffingskorting |
|
---|---|---|
Hoger dan |
Niet hoger dan |
|
- |
€ 19.922 |
€ 2.242 |
€ 19.922 |
€ 66.417 |
€ 2.242 - 4,822% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 19.922) |
€ 66.417 |
€ 0 |
Als u in 2016 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook de hoogte van uw algemene heffingskorting in 2016.
U hebt heel 2016 de AOW-leeftijd
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Algemene heffingskorting |
|
---|---|---|
Hoger dan |
Niet hoger dan |
|
- |
€ 19.922 |
€ 1.145 |
€ 19.922 |
€ 66.417 |
€ 1.145 - 2,460% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 19.922) |
€ 66.417 |
€ 0 |
23.3 Arbeidskorting
De arbeidskorting is de heffingskorting die u krijgt als u werkt. Uw arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen. Zie 'Wat is het arbeidsinkomen?'.
Hebt u een werkgever? Dan houdt hij bij de berekening van de loonheffing al rekening met de arbeidskorting. Als u aangifte doet, hoeft u de arbeidskorting niet apart aan te vragen. Wij berekenen deze automatisch.
Naar boven23.3.1 Hoogte arbeidskorting
De hoogte van de arbeidskorting hangt af van uw leeftijd en van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de arbeidskorting voor u.
U hebt in 2016 de AOW-leeftijd nog niet bereikt
Arbeidsinkomen
|
Arbeidsinkomen
|
Arbeidskorting |
---|---|---|
- |
€ 9.147 |
1,793% x arbeidsinkomen |
€ 9.147 |
€ 19.758 |
€ 164 + 27,698% x (arbeidsinkomen - € 9.147) |
€ 19.758 |
€ 34.015 |
€ 3.103 |
€ 34.015 |
€ 111.590 |
€ 3.103 - 4% x (arbeidsinkomen - € 34.015) |
€ 111.590 |
- |
€ 0 |
Als u in 2016 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook uw arbeidskorting in 2016.
U hebt heel 2016 de AOW-leeftijd
Arbeidsinkomen
|
Arbeidsinkomen
|
Arbeidskorting |
---|---|---|
- |
€ 9.147 |
0,915% x arbeidsinkomen |
€ 9.147 |
€ 19.758 |
€ 84 + 14,133% x (arbeidsinkomen - € 9.147) |
€ 19.758 |
€ 34.015 |
€ 1.585 |
€ 34.015 |
€ 111.590 |
€ 1.585 - 2,041% x (arbeidsinkomen - € 34.015) |
€ 111.590 |
- |
€ 0 |
23.4 De (alleenstaande)ouderenkorting
Hebt u de AOW-leeftijd? Dan krijgt u de ouderenkorting en misschien de alleenstaandeouderenkorting.
Naar boven23.4.1 Ouderenkorting
U krijgt de ouderenkorting als u geboren bent vóór 1 juli 1951. De ouderenkorting is € 1.187 als uw verzamelinkomen niet hoger is dan € 35.949. Is uw verzamelinkomen hoger dan € 35.949? Dan is de ouderenkorting € 70.
Als u online aangifte doet, berekenen wij deze korting voor u.
Naar boven23.4.2 Alleenstaandeouderenkorting
U krijgt de alleenstaandeouderenkorting als u in het jaar van aangifte een AOW-uitkering voor een alleenstaande krijgt of er recht op hebt. U krijgt deze korting ook als u geen of een gedeeltelijke AOW-uitkering krijgt, omdat u vóór uw AOW-leeftijd in het buitenland woonde of erkend gemoedsbezwaarde was.
Woont u niet samen op hetzelfde adres, bijvoorbeeld omdat 1 van u beiden in een verpleeghuis of verzorgingshuis is opgenomen? En krijg u beiden een AOW-uitkering voor alleenstaanden? Dan krijgt u beiden de alleenstaandeouderenkorting.
De alleenstaandeouderenkorting is € 436.
Naar boven23.5 Levensloopverlofkorting
Met ingang van 1 januari 2012 is de levensloopregeling afgeschaft. U kunt niet meer beginnen met sparen in deze regeling. Had u op 31 december 2012 een saldo van minimaal € 3.000 op uw levenslooprekening staan? Dan kunt u wel met de levensloopregeling doorgaan. Bij een nieuwe inleg bouwt u geen levensloopverlofkorting meer op.
Hebt u nog niet de maximale levensloopverlofkorting gekregen? Dan hebt u nog recht op de levensloopverlofkorting.
Neemt u in 2016 uw tegoed of een deel daarvan op? Dan hoort het bedrag van die opname bij uw inkomen. U betaalt hierover dus belasting. Bent u geboren in 1954 of eerder? Dan zien wij de opname van (een deel van) het tegoed als pensioen.
Uw werkgever houdt belasting (loonheffing) in op de opname uit uw levenslooptegoed en houdt daarbij al rekening met uw levensloopverlofkorting.
Naar boven23.5.1 Hoogte levensloopverlofkorting
In 2016 is de levensloopverlofkorting maximaal € 209 per jaar dat u hebt gespaard voor de levensloopregeling. U kon sparen in de periode 2006 tot en met 2011. U bouwt na 2011 geen nieuwe levensloopverlofkorting meer op. De levensloopverlofkorting is dus maximaal € 1.254 als u alle jaren hebt gespaard.
De korting is nooit hoger dan het bedrag dat u opneemt van de spaarrekening voor de levensloopregeling.
Hebt u in (1 van) de jaren 2006 tot en met 2015 ook levensloopverlofkorting gekregen? Dan moet u de maximale levensloopverlofkorting verminderen met de levensloopverlofkorting die u toen al hebt gekregen.
Naar boven23.6 Jonggehandicaptenkorting
Hebt u recht op een uitkering volgens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de Wet Wajong? En krijgt u geen ouderenkorting? Dan krijgt u de heffingskorting voor jonggehandicapten.
Krijgt u de uitkering of ondersteuning niet omdat deze samenvalt met een andere uitkering of omdat uw arbeidsinkomen te hoog is? Dan hebt toch recht op deze heffingskorting.
Naar boven23.6.1 Hoogte jonggehandicaptenkorting
De korting voor jonggehandicapten is € 719.
Naar boven23.7 Werkbonus
U krijgt de werkbonus als u voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
U bent geboren in 1952 of 1953.
-
U hebt in 2016 een arbeidsinkomen hoger dan € 17.327, maar niet hoger dan € 33.693.
23.7.1 Hoogte werkbonus
De hoogte van de werkbonus is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de werkbonus voor u.
Arbeidsinkomen
|
Arbeidsinkomen niet
|
Werkbonus |
---|---|---|
- |
€ 17.327 |
geen |
€ 17.327 |
€ 19.252 |
58,1% x (arbeidsinkomen - € 17.327) |
€ 19.252 |
€ 23.104 |
€ 1.119 |
€ 23.104 |
€ 33.694 |
€ 1.119 - 10,567% x (arbeidsinkomen - € 23.104) |
€ 33.694 |
- |
€ 0. |
23.8 Inkomensafhankelijke combinatiekorting
U krijgt misschien de inkomensafhankelijke combinatiekorting als er 1 of meer kinderen jonger dan 12 jaar staan ingeschreven op uw woonadres bij de Basisregistratie Personen.
Het gaat om de volgende kinderen:
-
een eigen kind
-
een stiefkind
-
een pleegkind, waarvoor u geen pleegvergoeding krijgt
-
een geadopteerd kind
-
een kind uit een eerdere relatie van uw echtgenoot of geregistreerd partner
-
als u samenwoont of een huisgenoot hebt en u bent fiscale partners, beschouwen wij het kind van die fiscale partner ook als uw kind
23.8.1 Voorwaarden inkomensafhankelijke combinatiekorting
U hebt recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als u voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
Uw kind is geboren na 31 december 2003.
-
Dit kind staat ten minste 6 maanden ingeschreven op uw woonadres.
Staat het kind ingeschreven op het woonadres van de andere ouder? Dan moet het kind doorgaans ten minste 3 hele dagen per week of om de week in elk van beide huishoudens verblijven.
-
Uw arbeidsinkomen is hoger dan € 4.881. Of u krijgt de zelfstandigenaftrek of kunt deze krijgen.
-
U hebt in het aangiftejaar geen fiscale partner. Of u hebt in het aangiftejaar een fiscale partner, maar uw arbeidsinkomen is lager dan dat van uw fiscale partner.
Hebt u minder dan 6 maanden een fiscale partner? Dan wordt hij voor deze voorwaarde niet als uw fiscale partner beschouwd.
Periode dat uw kind op uw adres staat ingeschreven
U voldoet alleen aan de voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting als uw kind ten minste 6 maanden op uw woonadres (of het woonadres van de andere ouder) staat ingeschreven. U voldoet hier bijvoorbeeld aan als uw kind van 1 januari tot en met 30 juni op uw adres staat ingeschreven.
Voldoet u doordat uw kind is overleden niet aan de termijn van 6 maanden, maar wel aan de overige voorwaarden? Dan krijgt u toch deze korting.
Inkomsten fiscale partners even hoog
Hebt u in het aangiftejaar een fiscale partner en is het arbeidsinkomen van u en uw fiscale partner even hoog? Dan krijgt alleen de oudste van u beiden deze heffingskorting.
Naar boven23.8.2 Hoogte inkomensafhankelijke combinatiekorting
De hoogte van de inkomensafhankelijke combinatiekorting is afhankelijk van de hoogte van uw arbeidsinkomen. Als u online aangifte doet, berekenen wij de inkomensafhankelijk combinatiekorting voor u.
U hebt in 2016 de AOW-leeftijd nog niet bereikt
Arbeidsinkomen
|
Arbeidsinkomen niet
|
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
---|---|---|
- |
€ 4.881 |
€ 0. Krijgt u zelfstandigenaftrek? Dan € 1.039. |
€ 4.881 |
€ 32.969 |
€ 1.039 + 6,159% x (arbeidsinkomen - € 4.881) |
€ 32.969 |
- |
€ 2.769 |
Als u in 2016 de AOW-leeftijd bereikt, hebt u te maken met een aangepast belastingtarief. U betaalt namelijk geen AOW-premie meer met ingang van de maand waarin u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Dit beïnvloedt ook uw inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2016.
U hebt heel 2016 de AOW-leeftijd
Arbeidsinkomen
|
Arbeidsinkomen niet
|
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
---|---|---|
- |
€ 4.881 |
€ 0. Krijgt u zelfstandigenaftrek? Dan € 531. |
€ 4.881 |
€ 32.969 |
€ 531 + 3,143% x (arbeidsinkomen - € 4.881) |
€ 32.969 |
- |
€ 1.413 |
23.8.3 Voorbeelden inkomensafhankelijke combinatiekorting
Onderstaande voorbeelden kunnen u helpen bepalen wie recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Naar boven23.9 Heffingskorting voor groene beleggingen
Belegt u of uw fiscale partner in een groenfonds? Dan krijgt u de heffingskorting voor groene beleggingen.
Groene beleggingen zijn beleggingen in fondsen die investeren in projecten voor milieubescherming. Op belastingdienst.nl vindt u een overzicht van de fondsen die door ons zijn erkend.
Naar boven23.9.1 Hoogte heffingskorting voor groene beleggingen
Wij berekenen de heffingskorting voor groene beleggingen over het vrijgestelde bedrag van uw groene beleggingen in box 3. Zie het hoofdstuk 'Bezittingen en schulden (box 3)'.
De vrijstelling in box 3 is maximaal € 57.213 voor al uw groene beleggingen samen. Hebt u een fiscale partner? Dan is de vrijstelling maximaal € 114.426. De heffingskorting is 0,7% van deze vrijstelling.
Doet u online aangifte? Dan berekenen wij deze heffingskorting voor u.
Naar boven23.10 U hebt een laag inkomen: uitbetaling van de algemene heffingskorting
Hebt u geen inkomen? Dan betaalt u geen of weinig belasting en premies volksverzekeringen. Of hebt u een inkomen in box 1 dat lager is dan € 6.455 en betaalt u dus geen of weinig belasting? Dan loopt u de algemene heffingskorting mis of het deel daarvan dat wij niet kunnen verrekenen met uw belasting en premies.
Hebt u in 2016 meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner? Dan kunnen wij de algemene heffingskorting misschien (deels) aan u uitbetalen. Hebt u naast inkomen in box 1 ook inkomen in box 2 of box 3? Dan is de hoogte van het belastbaar inkomen dat u in box 1 mag hebben, afhankelijk van uw belastbaar inkomen in box 2 of box 3. Als u meer belasting moet betalen dan u aan heffingskortingen krijgt, zijn de heffingskortingen al verrekend en krijgt u geen heffingskortingen meer uitbetaald.
Naar boven23.10.1 Voorwaarden voor uitbetaling
Wij betalen alleen het deel van de heffingskortingen uit dat wij niet kunnen verrekenen met uw belasting en premies. U moet bovendien voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
U hebt in het aangiftejaar meer dan 6 maanden dezelfde fiscale partner.
Het gaat om de periode waarin u voldoet aan de voorwaarden om elkaars fiscale partner te zijn. Zie het hoofdstuk 'Fiscaal partnerschap'.-
Voldoet u minder dan 6 maanden aan de voorwaarden voor fiscaal partnerschap, maar kiest u ervoor om het hele jaar als fiscale partners te worden beschouwd? Dan voldoet u niet aan deze voorwaarde.
-
Is uw partner in 2016 overleden? Dan hoeft u niet te voldoen aan de eis dat u minstens 6 maanden een fiscale partner hebt.
-
-
Uw fiscale partner is voldoende belasting verschuldigd.
Zie het voorbeeld bij 'Is uw fiscale partner voldoende belasting verschuldigd?' hieronder.
U woont buiten Nederland
Als u buiten Nederland woont, kan uw echtgenoot of huisgenoot in sommige gevallen worden aangemerkt als uw fiscale partner. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.
Jonger dan 21 jaar
Bent u geboren na 31 december 1994? En onderhouden uw ouders u in 2016 meer dan 6 maanden voor minimaal € 416 per kwartaal? Dan hebt u geen recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de levensloopkorting.
Is uw fiscale partner voldoende belasting verschuldigd?
Is het inkomen uit werk en woning van uw fiscale partner hoger dan € 20.605 (als uw fiscale partner geboren is vóór 1 oktober
1950: hoger dan € 23.395)? Dan is uw fiscale partner meestal voldoende belasting verschuldigd en krijgt u het deel van de
algemene heffingskorting dat u niet zelf kunt verrekenen uitbetaald.
Fiscale partner krijgt meer heffingskortingen
Krijgt uw fiscale partner meer heffingskortingen dan de algemene heffingskorting en de arbeidskorting? Dan kan zijn inkomensgrens hoger zijn dan € 20.605 (als uw fiscale partner is geboren vóór 1 oktober 1950: hoger dan € 23.395). Uw fiscale partner is dan minder belasting verschuldigd, waardoor wij misschien minder of geen algemene heffingskorting aan u uitbetalen.
Inkomsten buiten Nederland
Heeft uw fiscale partner inkomsten buiten Nederland? Dan is hij misschien minder of geen Nederlandse belasting verschuldigd. Het bedrag dat u aan algemene heffingskorting krijgt, kan hierdoor lager zijn.
Naar boven
23.10.2 Afbouw uitbetaling algemene heffingskorting
In 2024 vervalt de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner. Wij bouwen daarom de regeling sinds 2009 af. Als u of uw fiscale partner in 2016 niet of weinig verdient, kunt u met deze afbouw te maken krijgen.
Geboren vóór 1963
Bent u geboren vóór 1 januari 1963 en hebt u geen of weinig inkomen? Dan wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting niet afgebouwd.
Naar boven23.10.3 Bijzondere verhoging heffingskorting
Werk u buiten Nederland of bent u gemoedsbezwaarde? Dan kan het zijn dan u niet heel het jaar premieplichtig bent. Als u in Nederland geen premie volksverzekeringen betaalt maar wel inkomstenbelasting, hebt u alleen recht het belastingdeel van de heffingskorting. Zie 'Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen'. De bijzondere verhoging van de heffingskorting is daarop een uitzondering.
Als u in 2016 niet in Nederland verzekerd bent voor de volksverzekeringen en aan bepaalde voorwaarden voldoet, kunt u in aanmerking komen voor een bijzondere verhoging van uw heffingskortingen.
Voorwaarden bijzondere verhoging heffingskortingen
Voor bijzondere verhoging van de heffingskortingen moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
U bent niet premieplichtig in Nederland
-
U hebt meer dan6 maanden dezelfde fiscale partner.
-
Uw verschuldigde inkomstenbelasting is lager dan de delen inkomstenbelasting van uw heffingskortingen.
Let op! De meeste heffingskortingen zijn opgebouwd uit 4 delen: 1deel voor de inkomstenbelasting en 3 delen voor de verschillende volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz). Als u niet verzekerd bent voor 1 van deze volksverzekeringen, krijgt u niet die delen van de heffingskorting niet. -
Uw belastbaar inkomen in box 1, box 2 en box 3 uit Nederland en buiten Nederland samen is meestal lager dan € 6.455. Het precieze bedrag hangt af van de heffingskortingen waarop u recht hebt, en of u alleen inkomen in box 1 hebt of ook in box 2 of box 3.
-
Uw fiscale partner is na aftrek van zijn eigen heffingskorting voldoende belasting en premie volksverzekeringen (box 1) verschuldigd in Nederland. U krijgt namelijk nooit een hoger bedrag aan heffingskortingen uitbetaald dan uw partner aan belasting en premie is verschuldigd.
-
Als u geboren bent na 31 december 1994, wordt u in 2016 niet onderhouden door uw ouders (minimaal € 416 per kwartaal).
U woont buiten Nederland
Als u buiten Nederland woont, kan uw echtgenoot of huisgenoot in sommige gevallen worden aangemerkt als uw fiscale partner. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.
Hoe laag uw inkomen precies moet zijn, hangt af van hoeveel belasting u zelf moet betalen en de heffingskortingen waar u recht op hebt. Als u online aangifte doet, berekenen wij de bijzondere verhoging voor u.
Naar boven23.11 Belastingdeel en premiedeel heffingskortingen
Heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en premiedelen voor de volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene Nabestaandenwet (Anw) en Wet langdurige zorg (Wlz). U hebt recht op de premiedelen als u verplicht verzekerd bent in Nederland. U hebt recht op het belastingdeel als u in Nederland inkomstenbelasting betaalt. Woont en werkt u in Nederland, dan krijgt u dus bijna altijd het volledige bedrag aan heffingskortingen.
Werkt u buiten Nederland? Dan bent u meestal daar verzekerd voor volksverzekeringen. U bent dan niet premieplichtig in Nederland. Maar er zijn meer situaties waarin u niet premieplichtig bent, bijvoorbeeld als u gemoedsbezwaard bent.
U woont buiten Nederland
Als u buiten Nederland woont, hebt u niet altijd recht op beide delen. Welke heffingskortingen u krijgt, hangt ook af van uw situatie. Kijk voor meer informatie in het hoofdstuk 'U woont buiten Nederland'.
23.11.1 Berekening belastingdeel en premiedeel
De heffingskorting bestaat uit 1 belastingdeel en uit 3 premiedelen. Het belastingdeel is 8,40%. De premiedelen zijn voor de AOW 17,90%, voor de Anw 0,60% en voor de Wlz 9,65%. In totaal is dat 36,55%.
Het belastingdeel en premiedeel worden als volgt berekend:
-
belastingdeel van de heffingskortingen: 8,40/36,55 x het bedrag van de heffingskorting
-
premiedeel van de heffingskortingen: 28,15/36,55 x het bedrag van de heffingskorting
Bent u niet voor alle volksverzekeringen verplicht verzekerd? Dan moet u bij de berekening rekening houden met de percentages van de volksverzekeringen waarvoor u niet verzekerd bent.
Als u niet premieplichtig bent, krijgt u alleen het belastingdeel van uw heffingskorting. Bent u maar een deel van het jaar premieplichtig of belastingplichtig? Dan heb u recht op het tijdevenredige deel van de heffingskorting.
23.12 Wat is het arbeidsinkomen?
De volgende inkomsten vallen onder arbeidsinkomen:
-
winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek en mkb-winstvrijstelling
Hierbij telt niet mee: het deel van de winst dat u als medegerechtigde of als winstdelende schuldeiser hebt. -
loon, ziektewetuitkering en andere inkomsten die u krijgt doordat u in loondienst bent en waarop uw werkgever loonheffing moet inhouden
Bent u geboren in 1952 of 1953? En neemt u geld op uit de levensloopvoorziening? Dan telt dit bedrag niet mee. -
fooien, aandelenoptierechten en andere inkomsten die niet onder de loonheffing vallen
-
vrijgestelde inkomsten uit loondienst als werknemer bij een internationale organisatie
-
buitenlandse inkomsten uit loondienst of een onderneming
-
resultaat uit overig werk
Bijvoorbeeld inkomen dat u niet verdient bij een werkgever, maar met een freelanceopdracht. Het gaat hier niet om de inkomsten die u krijgt omdat u bezittingen, zoals een pand of geld, ter beschikking stelt aan een met u verbonden persoon, bijvoorbeeld uw fiscale partner.