27.00.00 Zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld
5 Zekerheid bij opslag van niet-communautaire goederen
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk is de zekerheid bij opslag van goederen die buiten de Europese Unie vandaan komen beschreven.
Over deze goederen zijn (nog) geen douanerechten betaald. In paragraaf 5.2 vindt u de berekening van de hoogte van de zekerheid bij entrepot type C, D, E en vrije zone controletype II. De zekerheidsberekening voor het entrepot type B en RTO vindt u respectievelijk in paragraaf 5.3 en 5.4. In paragraaf 5.5 zijn de procedures en de ambtelijke werkzaamheden beschreven voor het berekenen van de zekerheid.
In dit Handboek, worden de diverse opslagregelingen uitgebreid omschreven in de onderdelen 11.00.00; Tijdelijke opslag van goederen; 15.00.00 en Douane-entrepots, 21.00.00 ; Vrije zones en vrije entrepots en .
Geautoriseerde marktdeelnemers (AEO-certificaathouders)
Voor het gebruik van de schorsingsregeling douane-entrepot kan een zekerheid gevraagd worden o.g.v. artikel 88 CDW. Voor goederen in tijdelijke opslag (RTO) kan een zekerheid gevraagd worden o.g.v. artikel 51, lid 2 CDW. De nationale regeling geeft ruimte om voor AEO-houders de zekerheid te matigen tot 0%. Voor AEO-certificaat houders wordt de zekerheid op 0% vastgesteld.
Naar boven5.2 Entrepot type C, D en E en vrije zone controletype II
5.2.1 Korte begripsomschrijving
Entrepot type C
Dit is een particulier entrepot waarin alleen goederen mogen worden opgeslagen door de beheerder van het entrepot; het is niet nodig dat hij ook de eigenaar van de goederen is.
Entrepot type D
Dit is een particulier entrepot waarin alleen goederen mogen worden opgeslagen door de beheerder van het entrepot; het is niet nodig dat hij ook de eigenaar van de goederen is. Anders dan bij de andere entrepots het geval is, wordt de belasting over de goederen bij dit entrepot in principe berekend op basis van de goederengegevens op het tijdstip van de plaatsing in het entrepot.
Entrepot type E
Dit is een particulier entrepot waarin alleen goederen mogen worden opgeslagen door de beheerder van het entrepot; het is niet nodig dat hij ook de eigenaar van de goederen is. Dit entrepot voldoet aan hoge eisen voor administratie en administratieve organisatie.
Vrije zone controletype II
Bij vrije zones van controletype II is afsluitbaarheid door de douane niet van belang. Het systeem bij een vrije zone van controletype II is vooral gebaseerd op het vervullen van de douaneformaliteiten zoals bij de regeling voor douane-entrepots. Dat wil zeggen dat de douane op de douanegoederen toezicht houdt door in hoofdzaak controle aan de hand van de administraties van belanghebbenden te doen en dat aanvullend fysieke controles worden gedaan. Hier moet mede aan de hand van die administraties op doelmatige en efficiënte wijze kunnen worden vastgesteld of goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken. Bij vermissen in de vrije zones van controletype II ontstaat een douaneschuld en worden de bepalingen daarvoor toegepast zoals bij het stelsel van douane-entrepots.
Naar boven5.2.2 Gemiddelde voorraad
Bij het berekenen van de zekerheid bij opslag van goederen in een entrepot of in een vrije zone van controletype II moet gebruik worden gemaakt van een gemiddelde voorraad per maand. Hierna zijn een aantal richtlijnen gegeven voor de wijze waarop u de gemiddelde voorraad kunt vaststellen.
Gemiddelde voorraad
Het begrip "gemiddelde voorraad" geeft over het algemeen nogal wat problemen bij de berekening van de zekerheid. Een eenduidige definitie voor de gemiddelde voorraad is namelijk niet te geven, omdat deze afhankelijk is van het soort bedrijf.
Een regelmatig patroon van in- en uitslagen
Een uitgangspunt is dat gedurende een bepaalde periode sprake is van een regelmatig patroon van in- en uitslagen. In dat geval blijft de voorraad van de goederen gelijk doordat de in- en uitslagen elkaar aanvullen. Bij deze bedrijven kunt u de gemiddelde voorraad op vrij eenvoudige wijze vaststellen. Elke in- en uitslag wordt vastgelegd in de voorraadadministratie van het bedrijf. Op deze wijze kunt u nauwkeurig bepalen wat er gemiddeld bij het bedrijf ligt opgeslagen. Bij dit soort bedrijven zou u de methode van het voortschrijdende gemiddelde kunnen toepassen. Dat wil zeggen dat u de voorraad van twaalf maanden bij elkaar optelt. Vervolgens telt u de voorraad van elke volgende maand hier weer bij op, terwijl u de voorraad van de oudste maand verwijdert. Op deze wijze krijgt u een actueel beeld van de gemiddelde voorraad in het bedrijf op jaarbasis.
Een onregelmatig patroon van in- en uitslagen
Bij bepaalde bedrijven is er een onregelmatig patroon van in- en uitslagen. In dit geval kunt u de gemiddelde voorraad moeilijker vaststellen. Dit soort bedrijven slaat bijvoorbeeld aan het begin van elke maand de goederen in en de rest van de maand wordt gebruikt om de voorraad af te bouwen. Of er is bijvoorbeeld sprake van bedrijven waarbij de goederen maar enkele uren in het entrepot aanwezig zijn. Hier kunt u de methode van het voortschrijdende gemiddelde niet toepassen. Ook kunt u niet uitgaan van de voorraad aan het begin van de maand bij de berekening van de zekerheid. In dat geval moet het bedrijf namelijk een te hoge zekerheid stellen. Als u uitgaat van de voorraad aan het eind van de maand, dan is de te stellen zekerheid te laag en loopt de Staat een verhoogd risico. Voor dergelijke bedrijven kunt u de volgende methoden toepassen om de gemiddelde voorraad te berekenen:
-
De nauwkeurige methode. Deze methode is tamelijk arbeidsintensief. Bepaal gedurende een aantal (representatieve) aaneengesloten dagen de voorraad. Tel deze voorraden bij elkaar op. Deel deze nu door het aantal dagen waarover u de voorraden heeft bepaald.
-
De globale methode. Hierbij moet u rekening houden met het globale verloop van de goederenstroom. U gaat hierbij uit van de maximum en minimum voorraad en het aantal dagen waarop de maximum en minimum voorraad aanwezig is. Tel de maximum en minimum voorraad bij elkaar op en deel deze door het aantal dagen waarop de voorraad aanwezig is.
Voorbeeld:De maximum voorraad is 1000 dozen gedurende 3 dagen en de minimum voorraad is 10 dozen gedurende 2 dagen. De gemiddelde voorraad is dan 3000 + 20 = 3020 dozen : 5 = 604 dozen.
-
De methode voor seizoenbedrijven. Hierbij is meestal sprake van fluctuaties op langere termijn. In dit soort gevallen moet de grootste en kleinste voorraad bekend zijn. Beoordeel nu aan de hand van nadere (aan de administratie te ontlenen) informatie gedurende welke periode die grootste en kleinste voorraad aanwezig was. U kunt nu berekenen wat de gemiddelde voorraad is. Bij deze methode is het aan te raden binnen een jaarcyclus ten minste drie peilingen te verrichten.
5.2.3 Zekerheid toetsen bij eerste afgifte vergunningen
Als aan een klant een nieuwe vergunning is verleend, is de zekerheid meestal vastgesteld aan de hand van een opgave van de klant. Deze opgave is gebaseerd op een schatting door de klant van wat hij denkt dat er gemiddeld zal worden opgeslagen in het entrepot of in de vrije zone controletype II. Om deze reden moet na een half jaar de zekerheid getoetst worden aan de hand van de gegevens die op dat moment bekend zijn. Als hiervoor aanleiding bestaat, moet de zekerheid worden verhoogd of verlaagd.
Naar boven5.2.4 Zekerheid berekenen bij de entrepots type C, D en E en de vrije zone controletype II
Bij de entrepots type C, D en E moet zekerheid worden gesteld voor de douaneschuld bij de opslag van de goederen. Dit geldt eveneens voor goederen die zich bevinden in een vrije zone controletype II. (artikel 4:7 en artikel 4:14, lid 4 Algemene douaneregeling) Douaneschuld berekenen Zodra de gemiddelde voorraad van het entrepot of van de vrije zone controletype II is vastgesteld, kan de douaneschuld berekend worden. (artikelen 88 en 104 CDW). Basis voor de berekening van het bedrag van de zekerheid is de latente douaneschuld die rust op de gemiddelde voorraad niet communautiare goederen die in de ruimte voor tijdelijke opslag geplaatst zijn en zijn opgenomen in de administratie van de vergunninghouder. De bepaling van de gemiddelde voorraad is beschreven in paragraaf 5.2.2 van dit onderdeel.
Houd hierbij rekening met het volgende:
-
Als er oorsprongsbescheiden (bijvoorbeeld Formulier A en EUR.1) bij de goederen aanwezig zijn, mag u bij de berekening geen rekening houden met een verlaagd douanerecht. De reden hiervoor is dat het preferentiële recht alleen kan worden toegepast als de betreffende goederen in het vrije verkeer worden gebracht. Daar is in deze situatie nog geen sprake van.
-
Als tijdens de opslag van de goederen vaststaat dat de goederen bestemd zijn voor een Nederlandse ondernemer die op grond van artikel 23 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verlegging heeft van de omzetbelasting, dan hoeft u bij het vaststellen van de douaneschuld geen rekening te houden met de omzetbelasting. Als dit niet bekend is, moet u de omzetbelasting wel meenemen bij het vaststellen van de douaneschuld.
Het kan ook voorkomen dat de goederen zijn bestemd voor een ondernemer die in een andere lidstaat is gevestigd en deze ondernemer een fiscaal vertegenwoordiger voor de omzetbelasting in Nederland heeft. Voor deze klanten liggen goederen opgeslagen in het entrepot. Er hoeft dan geen zekerheid te worden gesteld voor de omzetbelasting als vaststaat dat de goederen bestemd zijn voor de klanten van de fiscaal vertegenwoordiger voor de omzetbelasting. De fiscaal vertegen-woordiger heeft namelijk al zekerheid gesteld bij een belastingkantoor. De fiscaal vertegenwoordiger moet een kopie van de vergunning overleggen.
-
Bij de opslag hoeft geen rekening te worden gehouden met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De grondslag van de BPM is de gebruiksregistratie tot het Nederlandse wegennet met een motorrijtuig door in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde lichamen.
Bedrag van de zekerheid bepalen
Nadat u de douaneschuld van de gemiddelde voorraad in het entrepot of de vrije zone controletype II heeft vastgesteld, kunt u het bedrag van de zekerheid bepalen. De uitkomst van de berekening van de douaneschuld van de gemiddelde voorraad is het bedrag waarvoor in beginsel zekerheid gesteld moet worden.
Naar boven5.2.5 Matiging van het bedrag van de zekerheid
Als de vergunninghouder opslaat voor derden, dan kan in de meeste gevallen de zekerheid direct gematigd worden tot 10% van de douaneschuld. Als de vergunninghouder eigenaar van de opgeslagen goederen is, dan kan de zekerheid normaal gesproken worden gematigd tot 30% van de douaneschuld.
Het is mogelijk de zekerheid nog verder te matigen. Het bedrag dat na matiging tot 10% of 30% van de douaneschuld is ontstaan moet ten minste € 450.000 bedragen om voor verdere matiging in aanmerking te komen. Tot matiging van de zekerheid is de inspecteur bevoegd. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
Let op Deze matiging geldt alleen voor het berekende bedrag voor de opgeslagen goederen.
-
De vergunninghouder moet het verzoek om matiging schriftelijk indienen bij de inspecteur. Bij het verzoek moet een kopie van de meest recente jaarstukken worden gevoegd.
-
Bij de beoordeling van het verzoek tot matiging zal onder meer gekeken moeten worden naar:
-
de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen;
-
het betalingsgedrag van de vergunninghouder;
-
de aard van de opgeslagen goederen (fraudegevoelige goederen);
-
het feit of de aangiften (juist) worden ingediend;
-
de functiescheiding;
-
het fiscaal verleden.
-
-
Als de inspecteur besluit tot matiging, dan moet de vergunninghouder jaarlijks een kopie van de nieuwe jaarstukken zenden aan de inspecteur.
-
De inspecteur toetst elk jaar aan de hand van de ontvangen jaarstukken en/of eventuele andere informatie of de matiging van de zekerheid op het huidige niveau nog gehandhaafd kan blijven.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid in uitzonderlijke situaties een zekerheid te eisen die hoger is (tot 100%) dan de hiervoor aangegeven percentages. Deze mogelijkheid kan bijvoorbeeld worden toegepast als:
-
er sprake is van opslag van frauderisico goederen
-
een vergunninghouder in de afgelopen vijf jaar aansprakelijk is gesteld voor een vermis in het entrepot waarbij sprake is geweest van opzet;
-
een vergunninghouder op grond van de Algemene douanewet in de afgelopen vijf jaar is veroordeeld wegens een in het kader van de douanewetgeving als misdrijf aangemerkt feit;
-
blijkt dat het betalingsgedrag van de vergunninghouder slecht is. Let op Alleen de inspecteur kan bepalen of een hogere zekerheid moet worden geëist.
5.3 Zekerheid berekenen bij opslag in het entrepot type B
Bij entrepot type B is niet de entreposeur, maar de entrepositaris verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de plaatsing van de goederen onder het stelsel van douane-entrepots. De entrepositaris is de persoon die de plaatsingsaangifte heeft gedaan.
(artikel 102, lid 2 CDW)
Bij dit type entrepot is het de entrepositaris die zekerheid moet stellen voor het nakomen van de verplichtingen van artikel 101 CDW.
(artikelen 88 en 102 CDW en artikel 4:7 Algemene Doauneregeling).
Bij plaatsing van de goederen onder het stelsel van het douane-entrepot type B worden na de plaatsing de aangifte tot plaatsing onder het stelsel of de administratieve documenten bewaard door het controlekantoor.
(artikel
528, lid 3 TVo. CDW)
De titularis (entrepositaris) van de aangifte tot plaatsing onder het stelsel heeft zekerheid gesteld. Bij niet of niet volledige zuivering van de aangifte of het document zal de titularis dan ook worden aangesproken. Voor langdurige opslag van goederen waarop de aangifte of het document betrekking heeft kan het controlekantoor uit praktisch oogpunt bepalen dat de oorspronkelijke aangifte of het document moeten worden vervangen door een nieuwe aangifte. Zie hiervoor onderdeel 15.00.00 Douane-entrepots en paragraaf 5.1.2 van dit Handboek. Ook hier stelt de titularis van de aangifte (entrepositaris) zekerheid. Voor de berekening van deze zekerheid wordt verwezen naar hoofdstuk 10, paragraaf 10.3.3 van dit onderdeel.
Voor het vaststellen van de zekerheid mogen de forfaitaire bedragen worden gebruikt die zijn genoemd in Hoofdstuk 6 paragraaf 6.2.5 van dit onderdeel.
Naar boven5.4 Zekerheid bij overbrengen van goederen met een verhoogd frauderisico
In de artikelen 511 t/m 514 Tvo.CDW is overbrengen van onder een douaneregeling geplaatste goederen beschreven. Bij overbrengen van goederen met een verhoogd frauderisico (zie bijlage 44quater Tvo.CDW) moet voor die goederen een zekerheid gesteld worden die gelijkwaardig is aan de zekerheid die bij de regeling douanevervoer voor het vervoer van dergelijke goederen gesteld moet worden. (artikel 514 Tvo.CDW)
Matigen zekerheidAls de vergunninghouder een hoog niveau van samenwerking heeft met de douane en controle heeft over het overbrengen kan de zekerheid gematigd worden tot 50%. Matiging tot 30% is mogelijk als de vergunninghouder daarnaast aantoont voldoende financieel daadkrachtig te zijn.
Bij AEO gecertificeerde ondernemingen mag de zekerheid voor het overbrengen van goederen met verhoogd frauderisico maximaal tot 30% worden gematigd.
Berekenen zekerheid De zekerheid moet berekend worden over de maximale hoeveelheid goederen die een onderneming op enig moment “in vervoer” heeft. Als deze gegevens niet beschikbaar zijn mag de zekerheid ook berekend worden over de gemiddelde voorraad goederen met een verhoogd frauderisico.
Goederen die worden overgebracht vallen onder de voorraad van een douane-entrepot. Afhankelijk van het type overbrengen, vallen ze onder de voorraad van het verzendende of onder de voorraad van het ontvangende douane-entrepot. Als het voor de opslag van goederen met een verhoogd fraudegevoelige goederen gestelde bedrag aan zekerheid groter of gelijk is aan het bedrag dat gesteld moet worden voor het overbrengen van dergelijke goederen (rekening houdend met matiging), dan hoeft geen aanvullende zekerheid gesteld te worden.
Let op!Voor overbrengen van goederen hoeft geen aparte zekerheid gesteld te worden. Wel moet uit het dossier duidelijk blijken dat bij het berekenen van het te stellen bedrag aan zekerheid rekening is gehouden met overbrengen van goederen met een verhoogd frauderisico.
Naar boven5.5 Zekerheid berekenen bij opslag in RTO
5.5.1 Algemeen
Bij de inslag in een ruimte voor tijdelijke opslag zal niet de vergunning-houder (beheerder) maar de houder van de goederen de zekerheid moeten stellen. In de praktijk zal veelal de beheerder ook de houder van de goederen zijn. Voor de aan de beheerder verleende vergunning hoeft geen zekerheid te worden gesteld (artikel 51, lid 2 CDW). De houder van de goederen blijft aansprakelijk voor de zuivering van het document. De aansprakelijkeheid van de houder van de goederen vervalt zodra de verplichtingen zijn overgenomen. Neemt de beheerder de verplichtingen over dan moet de beheerder zekerheid stellen voor de niet-zuivering.
Als de beheerder op eigen naam de aangifte tot plaatsing doet moet hij ook zekerheid stellen.
Naar boven5.5.2 Zekerheid berekenen bij opslag in RTO
Basis voor de berekening van het bedrag van de zekerheid is de latente douaneschuld die rust op de gemiddelde voorraad niet-communautaire goederen die in de ruimte voor tijdelijke opslag geplaatst zijn en zijn opgenomen in de administratie van de vergunninghouder. De bepaling van de gemiddelde voorraad is beschreven in paragraaf 5.2.2 van dit onderdeel.
Onvoldoende gegevens om de schuld te kunnen bepalen
Als de vergunninghouder niet over voldoende gegevens beschikt om het belastingbedrag te kunnen berekenen, dan kunt u hiervoor gebruik maken van de forfaitaire bedragen die genoemd zijn in paragraaf 6.2.5 van dit onderdeel.
Bedrag van de zekerheid bepalen
Nadat u de douaneschuld van de gemiddelde voorraad heeft vastgesteld kunt u het bedrag van de zekerheid bepalen. De uitkomst van de berekening van de douaneschuld van de gemiddelde voorraad is de basis voor de bepaling van hoogte van het bedrag van de zekerheid.
Naar boven5.5.3 Matiging van het bedrag aan zekerheid
Het berekende bedrag kunt u maximaal matigen met 90%. Als de uitkomst van de berekening groter is dan € 1.400.000,00 1) dan wordt de hoogte van de te stellen zekerheid vastgesteld op laatstgenoemd bedrag. Als niet, of niet volledig aan de criteria voldaan wordt als genoemd bij b. hieronder, dan kan de inspecteur de hoogte van de te stellen zekerheid vaststellen op een percentage tussen de 10% en 100% van de berekende douaneschuld.
....
Verdere matiging.
Het is mogelijk om de zekerheid nog verder te matigen. Tot deze matiging is uitsluitend de inspecteur bevoegd. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
-
De vergunninghouder moet het verzoek om matiging schriftelijk indienen bij de inspecteur die het bedrag van de te stellen zekerheid heeft bepaalt. Bij het verzoek moet een kopie van de meest recente financiële jaarstukken worden gevoegd.
-
Bij de beoordeling van het verzoek tot matiging zal onder meer gekeken moeten worden naar:
-
de aard de opgeslagen goederen (bv. frauderisico goederen);
-
de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen;
-
de aard van de opgeslagen goederen;
-
beveiliging van de opslaglocatie;
-
samenwerking met de douane;
-
het fiscaal verleden.
-
-
Als de inspecteur besluit tot verdere matiging, dan moet de vergunninghouder jaarlijks een kopie van de nieuwe jaarstukken zenden aan de inspecteur.
Als de inspecteur besluit dat de gevraagde matiging kan worden toegestaan, dan moet de vergunninghouder jaarlijks een kopie van de nieuwe jaarstukken naar de inspecteur sturen.
-
Aan de hand van de ontvangen jaarstukken en overige van belang zijnde informatie toetst de inspecteur of de matiging op het huidige niveau nog gehandhaafd kan blijven.
5.6 Ambtelijke werkzaamheden
Handel als volgt:
-
Stel de gemiddelde voorraad vast zoals omschreven in hoofdstuk 5.2.2.
-
Bereken de douaneschuld van deze gemiddelde voorraad.
-
Matig in voorkomend geval overeenkomstig de paragrafen 5.2.5 en 5.2.3. Dit is het bedrag waarvoor zekerheid gesteld moet worden.
-
Als de klant voor de eerste keer zekerheid moet stellen, maak dan een ambtsbericht volgens het standaardmodel uit bijlage 9 van dit onderdeel voor de afdeling zekerheid van de douaneregio en voeg daarbij:
-
een kopie van de beschikking vaststelling zekerheid van de inspecteur
-
een kopie van de akte van oprichting en/of een kopie van de akte van de laatste wijziging van de statuten;
-
de naam van de klantcoördinator of klantbehandelaar en het telefoonnummer waaronder deze te bereiken is.
-
Handel bij een nieuwe klant of een nieuwe vergunning als volgt:
-
Stel de klant schriftelijk in kennis van de door de inspecteur vastgestelde zekerheid en de wijze waarop de zekerheid gesteld kan worden.
-
Beoordeel en aanvaard de aangeboden zekerheid nadat deze is ontvangen.
-
Registreer de zekerheidstelling in het register VS 8 met vermelding van de naam van de klant voor wie de zekerheid gesteld wordt.
-
Stel de inspecteur in kennis van de aanvaarding van de zekerheidstelling en verzoek om toezending van een afschrift van de aan de klant te verlenen vergunning.
-
Registreer de zekerheidstelling in het KIS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.
-
Maak, na ontvangst van het afschrift van de vergunning, de bevestiging zekerheidstelling op. Stuur deze naar de klant en een afschrift naar de klantcoördinator of klantbehandelaar. Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.
-
Registreer de vergunningzekerheid als "Opslag" in het KIS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.
Handel bij een bestaande klant als volgt:
-
Stel de klant schriftelijk in kennis van de door de inspecteur vastgestelde wijziging (verhoging of verlaging) van de zekerheid en de wijze waarop de nieuwe zekerheid moet worden gesteld.
-
Registreer het beoordelingsresultaat vergunningzekerheid in het KlS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.
-
Beoordeel en aanvaard, als dit van toepassing is, de aangeboden zekerheid nadat deze is ontvangen.
-
Registreer de zekerheidstelling in het register VS 8 onder hetzelfde nummer als de oude zekerheidstelling.
-
Registreer, als dit van toepassing is, de zekerheidstelling in het KIS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.
-
Maak de bevestiging zekerheidstelling op. Stuur deze naar de klant en een afschrift naar de klantcoördinator. Berg de minuut op in het zekerheidsdossier.
-
Wijzig de vergunningzekerheid in het KlS op de wijze zoals omschreven de Gebruikershandleiding KIS.
-
Beëindig de vervallen zekerheidstelling in het KlS op de wijze zoals omschreven in de Gebruikershandleiding KIS.