Gelijkheidsbeginsel
Wij moeten gelijke gevallen op een gelijke manier behandelen. U kunt een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel als wij andere personen in dezelfde (fiscale) omstandigheden gunstiger hebben behandeld dan u.
Om een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel te kunnen doen, moet er sprake zijn van:
- Begunstigend beleid
- Het oogmerk tot begunstiging
- Meerdere gevallen van begunstiging
Begunstigend beleid
Van begunstigend beleid is sprake als wij voor bepaalde gevallen bewust een standpunt innemen dat voor deze groep gunstiger is dan wanneer de wet op de normale manier wordt toegepast.
Het oogmerk van begunstiging
Dit wil zeggen dat wij bewust, maar zonder 'goede' reden, een bepaald persoon gunstiger hebben behandeld dan iemand anders, die in dezelfde omstandigheden verkeert. Dit zogenaamde handelen met het 'oogmerk van begunstiging' bekijkt de rechter per organisatieonderdeel van de Belastingdienst.
Dit voorbeeld wil niet zeggen dat andere slagers nu ook met succes een beroep kunnen doen op de gunstige regeling voor de slagersvennootschap van deze moeder en dochter. Oogmerk van begunstiging speelt als regel slechts bij een bepaald persoon in relatie tot personen in de directe nabijheid, die in exact gelijke omstandigheden verkeren. Mogelijk kunnen andere slagers wel een beroep doen op de meerderheidsregel (zie hierna), als wij door onoplettendheid (dus niet door oogmerk van begunstiging) meerdere slagers een veel te hoge kostenaftrek hebben gegeven.
Meerdere gevallen van begunstiging
Als wij binnen een groep van gelijke gevallen de wet niet bij de meerderheid van die gevallen op dezelfde wijze toepassen, dan kunt u een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. Dit is de zogenaamde meerderheidsregel. Gelijke gevallen bekijkt de rechter per organisatieonderdeel van de Belastingdienst.
De meerderheidsregel komt pas aan de orde als er geen sprake is van begunstigend beleid of het oogmerk van begunstiging. U moet zelf een beroep doen op de meerderheidsregel en u moet hiervoor zelf bewijzen aandragen.