10.60.00 Provianderen en bunkeren
2 Begripsbepalingen
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de volgende begrippen toegelicht die voor alle hoofdstukken van dit Handboek Douane onderdeel gelden.
-
Proviandgoederen
en provianderen -
Bunkers en bunkeren
-
Zeeschip
-
Luchtvaartuig
-
Overige benodigdheden
Ook wordt ingegaan op de functie van:
-
het Centraal meldpunt proviand (CMP)
-
het Werk verdeelpunt (WVP)
-
Hoofdstuk 5 van dit Handboek Douane onderdeel bevat een aantal specifieke begripsbepalingen die uitsluitend voor dat hoofdstuk gelden.
de digitale vooraanmelding via het Single Window voor maritiem en lucht (‘PRO bericht’ – Notification Ship’s Provision)
2.2 Proviandgoederen en provianderen / proviandering
‘Proviandgoederen’ worden ook wel aangeduid met ‘scheepsvoorraden’ of ‘provisie’.
Proviandgoederen zijn:
a. scheepsvoorraden, zoals maaltijden, dranken en medicijnen voor verbruik aan boord door de bemanning en passagiers van de
in paragraaf 2.4 bedoelde zeeschepen.
b. maaltijden, dranken en medicijnen voor gebruik of verbruik aan boord van bemanning en passagiers van de in paragraaf 2.5
bedoelde luchtvaartuigen.
c. scheepsbehoeften, zoals goederen die behoren tot de losse inventaris van een schip zoals onderdelen en toebehoren van een
schip, scheepsverf, stuwmateriaal, navigatie-apparatuur, radio’s, televisies enzovoorts;
d. brandstof voor de voortstuwing, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken;
e. andere goederen dan hiervoor bedoeld die aan boord van de onder a. en b. bedoelde zeeschepen en luchtvaartuigen belastingvrij
worden verkocht, of
f. vuurwapens en/of munitie, zie hiervoor paragraaf ‘5.7.4. van het Voorschrift Wapens en munitie’, Handboek VGEM onderdeel
10.06.00.
Met ‘provianderen’ of ‘proviandering’ wordt aangeduid: het leveren van proviandgoederen aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig.
Naar boven2.2.1 Unieproviandgoederen en niet-Unieproviandgoederen
In dit Handboek Douane onderdeel worden verstaan onder:
-‘Unieproviandgoederen’: proviandgoederen met de douanestatus van Uniegoederen.
Unieproviandgoederen zijn bijvoorbeeld goederen die worden geleverd vanuit het vrije verkeer of vanuit een accijnsgoederenplaats
(uitvoer van accijnsgoederen onder schorsing van accijns).
-‘niet-Unieproviandgoederen’: proviandgoederen met de douanestatus ban niet-Uniegoederen.
Niet-Unieproviandgoederen zijn bijvoorbeeld goederen die vanuit een douane-entrepot of een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO)
of onder de regeling extern (Unie)douanevervoer worden geleverd aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig.
De formaliteiten bij proviandering van Unieproviandgoederen en niet-Unieproviandgoederen zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van
dit Handboek Douane onderdeel.
2.3 Bunkers en bunkeren / bunkering
Onder ‘bunkers’ worden begrepen:
a. de vloeibare of gasvormige energieproducten bedoeld bij artikel 2 van de “Energiebelastingrichtlijn” (Richtlijn 2003/96/EG
van de Raad van 27 oktober 2003, tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten
en elektriciteit) voor zover deze zijn bestemd om te dienen als aandrijving of de smering van motoren voor zeeschepen als
bedoeld in paragraaf ‘2.4 Overige benodigdheden’ van dit hoofdstuk;
b. de vloeibare of gasvormige energieproducten bedoeld bij artikel 2 van de “Energiebelastingrichtlijn” (Richtlijn 2003/96/EG
van de Raad van 27 oktober 2003, tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten
en elektriciteit) voor zover deze zijn bestemd om te dienen als aandrijving of smering van motoren voor luchtvaartuigen als
bedoeld in paragraaf ‘2.5 Centraal meldpunt proviand (CMP)’ van dit hoofdstuk.
Met ‘bunkeren’ of ‘bunkering’ wordt aangeduid: het leveren van bunkers aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig.
Naar boven2.3.1 Uniebunkers, niet-Uniebunkers en zeeschepen
In dit Handboek Douane onderdeel worden verstaan onder:
‘Uniebunkers’: bunkers met de douanestatus van Uniegoederen.
Uniebunkers zijn bijvoorbeeld bunkers die worden geleverd vanuit het vrije verkeer of vanuit een accijnsgoederenplaats (uitvoer
van accijnsgoederen onder schorsing van accijns).
‘Niet-Uniebunkers’: bunkers met de douanestatus van niet-Uniegoederen.
Niet-Uniebunkers zijn bijvoorbeeld bunkers die vanuit een douane-entrepot of een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO) of onder
de regeling extern (Unie)douanevervoer worden geleverd aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig.
De formaliteiten bij bunkering van Uniebunkers en niet-Uniebunkers zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van dit Handboek Douane onderdeel.
Voor dit Handboek Douane onderdeel wordt voor de definitie van een ‘zeeschip’ aangesloten bij de ruime omschrijving van ‘schip’ in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zijn de regels voor het provianderen en bunkeren van ‘zeeschepen’ die in internationale wateren worden gebruikt om al dan niet tegen betaling goederen en/of personen te vervoer ook van toepassing voor pontons, boorplatforms, drijvende kranen, onderzeeërs en dergelijke vaartuigen.
Naar boven2.3.1.1 Uitgesloten zeeschepen
Schepen die niet worden gebruikt om te varen en pleziervaartuigen worden niet aangemerkt als ‘zeeschip’.
Onder een pleziervaartuig wordt verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen en/of goederen.
Een zeeschip in aanbouw of in reparatie wordt niet gebruikt in het internationaal zeeverkeer en is daarom in de zin van dit Handboek Douane onderdeel geen zeeschip. Voor deze schepen en pleziervaartuigen zijn de procedures van hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit Handboek Douane onderdeel niet van toepassing.
Naar boven2.3.2 Luchtvaartuigen
Voor dit Handboek Douane onderdeel wordt onder ‘luchtvaartuig’ uitsluitend verstaan een ‘luchtvaartuig’ dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij die zich toelegt op het internationale vervoer van goederen en/of personen tegen betaling (de burgerluchtvaart).
De in dit Handboek Douane onderdeel gehanteerde definitie van een ‘luchtvaartuig’ is gebaseerd op de omschrijvingen in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en in post a 3 onder e van tabel II behorende tot de Wet op de omzetbelasting 1968. Op grond van de omschrijving in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek zijn in beginsel alle toestellen die in de dampkring kunnen worden gehouden ten gevolge van krachten die de lucht daarop uitoefent, met uitzondering van luchtkussenvoertuigen, een luchtvaartuig. Op basis van deze omschrijving zijn ook een heli, een zeppelin, een luchtballon en een zweefvliegtuig een ‘luchtvaartuig’. De omschrijving in post a 3 onder e van tabel II behorende tot de Wet op de omzetbelasting 1968 beperkt het begrip ‘luchtvaartuig’ in de zin van dit onderdeel van het Handboek Douane onderdeel tot ‘luchtvaartuigen’ gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich toeleggen op het internationale vervoer van goederen en/of personen tegen betaling (de burgerluchtvaart).
Naar boven2.3.2.1 Uitgesloten luchtvaartuigen
Plezierluchtvaartuigen worden niet aangemerkt als ‘luchtvaartuig’ in de zin van dit Handboek Douane onderdeel.
Onder een plezierluchtvaartuig wordt verstaan een ‘luchtvaartuig’ dat wordt gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen.
Ook luchtkussenvoertuigen zijn uitgezonderd van de definitie van ‘luchtvaartuig’.
Naar boven2.4 Overige benodigdheden
Overige benodigdheden zijn goederen die zijn bestemd om het zeeschip of het luchtvaartuig duurzaam te dienen. Overige benodigdheden worden vooral geleverd aan zeeschepen (en nagenoeg niet aan luchtvaartuigen). Voorbeelden van overige benodigdheden zijn:
- goederen die blijvend deel gaan uitmaken van de losse inventaris, zoals stuwmateriaal, keukenapparatuur, televisies voor de bemanningverblijven enzovoorts
- goederen die voor bedrijfsmatig gebruik in het schip worden verwerkt of daarin of daarop blijvend worden aangebracht, zoals
scheepsverf (voor onderhoud) en dekkranen. Ook "losse" radar-, communicatie- en navigatieapparatuur (apparatuur die zodanig
met het schip is verbonden, dat het zonder beschadiging van betekenis kan worden afgescheiden) worden als benodigdheid aangemerkt.
Goederen die deel uitmaken van de lading zijn geen overige benodigdheid.
De overige benodigdheden kunnen de douanestatus van Uniegoederen of niet-Uniegoederen hebben. Bij het aan boord leveren gelden
dezelfde formaliteiten als bij bunkering of proviandering. Zie hoofdstuk 3 van dit Handboek Douane onderdeel.
2.5 Centraal meldpunt proviand (CMP)
Het Centraal meldpunt proviand, hierna CMP is het landelijke meldpunt van de Douane waar alle provianderingen en bunkeringen voorafgaand aan de aflevering aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig moeten worden gemeld. Het CMP is ook belast met de afwerking van de begeleidende douanebescheiden en is voor deze werkstroom het landelijk bevoegde douanekantoor.
Het CMP is het gehele jaar, 24 uur per dag, geopend.
Zie bijlage 1 van dit Handboek Douane onderdeel voor de contactgegevens.
Goederen die het douanegebied verlaten, zijn onderworpen zijn aan douanetoezicht en douanecontroles. In voorkomend geval kan
de Douane vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het gebied verlaten.
(artikelen 4, 5, punt 27 en 267, lid 1 DWU)
Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden bij uitgaan bij de Douane aangebracht door een van de volgende personen:
- de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert;
- de persoon namens wie of voor wiens rekening de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert, optreedt;
- de persoon die zich belast met het vervoer van de goederen vóór het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie.
(artikel 267, lid 2 DWU)
De persoon die de goederen bij uitgaan aanbrengt, moet op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van uitgang het volgende melden:
- het MRN van de aangifte tot uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer vermelden;
- eventuele verschillen tussen de aangegeven en voor uitvoer vrijgegeven goederen en de aangebrachte goederen vermelden, met inbegrip van de gevallen waarin de goederen opnieuw zijn verpakt of in een container zijn geladen voordat zij bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht;
- wanneer slechts een gedeelte van de goederen waarop een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer betrekking heeft, wordt
aangebracht, vermeldt de persoon die de goederen aanbrengt ook de hoeveelheid van de daadwerkelijk aangebrachte goederen.
(artikel 331, lid 1 UVo.DWU)
Het aanbrengen vindt plaats met een aankomstmelding conform de opgenomen specificaties in Bijlage IXa van de Algemene douaneregeling.
Naar boven2.6 Vooraanmelding proviandering of bunkering
De vooraanmelding van de proviandering of bunkering bij het CMP wordt gedaan met een elektronisch ‘PRO-bericht’ (‘PRO-bericht’ – Notification Ship’s Provision) via het Single Window voor maritiem en lucht. Het ‘PRO-bericht’ is een uitwerking van artikel 6:1a, lid 2 Algemene douaneregeling. Deze melding moet volgens de SW Message Implementation Guide (MIG - gebaseerd op het WCO-datamodel) aangeleverd worden. De melding wordt gedaan door degene die de proviand aflevert. De melding kan ook gedaan worden door een ander (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00.Voor (weder)uitvoer is de melding aan het CMP het bericht wat bedoeld wordt in artikel 331 UVo.DWU.
Het ‘PRO-bericht’ moet minimaal 2 uur voor de feitelijke aflevering aan boord worden ingestuurd. Na de melding en als de Douane niet heeft medegedeeld tot controle over te gaan, heeft men automatisch toestemming tot het afleveren van de goederen. Het doen van een melding (inclusief de tijd van indiening) in een bepaald format PRO, is beleid van de inspecteur als ook de toestemming om de goederen direct bij het schip te brengen. De fysieke aankomst bij het kantoor van uitgang is dan niet verplicht. Het PRO-bericht wordt in de ‘Proviand module’ van BUP verwerkt. Dit is een andere module dan het AES-Uitgaan deel die met de ‘Uitgaan module’ van BUP werkt.
Wijzigingen in het ‘PRO-bericht’ moeten door de indiener zelf moet worden gedaan. De Douane kan niets wijzigen. Ook de wijzing van locatie of datum en tijd van levering is alleen maar voorbestemd aan de indiener van het ‘PRO-bericht’.
Zijn er voor de goederen die geproviandeerd gaan worden (weder)uitvoeraangiften of aangiften voor douanevervoer opgemaakt, dan moeten de MRN nummers van deze aangiften worden meegegeven in het ‘PRO-bericht’.
In het ‘PRO-bericht’ wordt ook melding gedaan van het tijdstip van provianderen. Het PRO-bericht waarin o.m. het tijdstip van levering is vermeld, wordt aangemerkt als ‘aanbrengen bij de Douane’. Exact op dit tijdstip krijgen alle export documenten automatisch de Arrival At Exit melding (AAX - aankomstmelding). Deze aankomstmelding wordt in normale gevallen door een Trader at Exit gedaan maar in de proviandapplicatie gebeurt dit automatisch, op genoemd tijdstip. Er hoeft dus voor deze goederen geen aankomstmelding te worden ingediend. Deze wordt vervangen door het ‘PRO-bericht’.
Bij vertrek van het uitgaande vervoermiddel wordt via het Single Window voor maritiem en lucht de datum en tijdstip vertrek doorgegeven (ATD - actual time of departure – werkelijke vertrek tijd). Door een koppeling met BUP worden de (weder)uitvoeraangiften (gedaan in AES) afgewerkt voor het uitgaan uit de Unie. De aangever krijgt daarmee dus via het kantoor van uitvoer automatisch de ‘confirmation of exit’ (CoE). Als een schip nog niet is voorgemeld of al vertrokken is of het betreft een melding die betrekking heeft op een viskotter, kan de CoE niet aan de hand van de ATD geschieden. BUP herkent in deze gevallen het schip niet (de zogenaamde ‘losse meldingen’). Op basis van een ingestelde parameter wordt 24 uur na het opgegeven tijdstip van provianderen alsnog automatisch de CoE verkregen.
Met betrekking tot de aangiften voor douanevervoer zijn er 2 opties:
1. Er wordt gebruik gemaakt van een vergunning toegelaten geadresseerde (TG): De houder van de vergunning TG beëindigt de
aangiften voor douanevervoer in DVA. Deze aangiften worden na beëindiging niet opgestuurd naar het CMP.
2. Er wordt geen gebruik gemaakt van een vergunning toegelaten geadresseerde (TG): De Douane beëindigt de aangifte voor douanevervoer
in DVA. De aangiften worden daarom op een later tijdstip opgestuurd naar het CMP.
Bij allebei de opties moeten de aangiften voor douanevervoer in verband met de overname van aansprakelijkheid voorzien zijn
van de clausule: ‘Ondergetekende doet hierbij een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) aan boord van [naam vervoermiddel]
voor de aan ommezijde vermelde goederen’. Door deze verklaring neemt de houder van de goederen de verantwoordelijkheid over.
Registratie elektronisch berichtenverkeer proviand
Om een ‘PRO-bericht’ te kunnen doen is een “Registratie elektronisch berichtenverkeer proviand” nodig. Er is zowel een Nederlands-
als Engelstalige versie beschikbaar.
Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie
douane.nl.
Het voorziene tijdstip van provianderen of bunkeren is het tijdstip waarop het afleveren van de proviand- of bunkerzending begint, bijvoorbeeld: 07.00 uur of 07.30 uur. Vermeldingen als "tussen 6 en 9 uur" zijn te ruim en daarom niet toegestaan.
Als het voorziene tijdstip van provianderen of bunkeren wijzigt, moet de leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) dat tijdig doorgeven door het insturen van een nieuw ‘PRO-bericht’. Dit hoeft niet als het nieuwe tijdstip van provianderen of bunkeren minder dan 30 minuten afwijkt. Zie hoofdstuk 6 van dit Handboek Douane onderdeel.
Wijkt het nieuwe tijdstip meer af dan 30 minuten en er is geproviandeerd of gebunkerd zonder dat er een nieuw ‘PRO-bericht’ is gedaan? Dan zijn de goederen formeel niet aangebracht en is de proviand- of bunkerzending zonder toestemming aan boord geleverd.
In het ‘PRO-bericht’ bericht moet de locatie waar de proviandering of bunkering plaatsvindt vermeld worden. De locaties staan vermeld in de ‘N24 locationcode NL’ tabel van het Codeboek Douane, onderdeel Single Window. Deze tabel is gepubliceerd op douane.nl.
Vermelden van de code ‘doorvaar’
De code ‘doorvaar’ geldt voor:
-
locaties die niet in de ‘N24 locationcode NL’ tabel staan van het Codeboek Douane, onderdeel Single Window
-
doorvaarders (zie Handboek Douane, onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.3 en 5.2)
Als de code ‘doorvaar’ vermeldt wordt moet bij proviandering of bunkering in het ‘PRO-bericht’ de locatie opgenomen worden waar zal worden geproviandeerd of gebunkerd.
2.7 Werk verdeelpunt (WVP)
Het WVP maakt deel uit van het Douane Landelijk Tactisch Centrum (DLTC). Het DLTC bepaalt op basis van risicoanalyse of een proviandzending fysiek wordt gecontroleerd. Het DLTC haalt de gegevens uit het PRO-bericht. Het WVP maakt de controle-opdracht in de applicatie PLATO, stuurt de fysieke controle aan en informeert het CMP over de uitgezette controle. De controle van de goederen bij aflevering aan boord of bij het uitgaan vindt plaats aan de hand van de controle-opdracht.
Als de voorgenomen proviandering aan het loket van het CMP wordt aangemeld (er is geen PRO-bericht ingediend), geeft het CMP de gegevens van deze zending door aan het DLTC. Het DLTC voert een risicoanalyse uit om te bepalen of de proviandzending fysiek gecontroleerd moet worden. Als wordt besloten een controle in te stellen, volgt de procedure die in de vorige alinea is omschreven.
Naar boven