10.60.00 Provianderen en bunkeren
3 Normale procedure bij het leveren van proviandgoederen en bunkers
Dit hoofdstuk beschrijft de normale procedure van provianderen en bunkeren. Het hoofdstuk beschrijft ook voor proviandgoederen en bunkers een aantal bijzondere bepalingen bij uitvoer of wederuitvoer.
Naar boven3.1 Inleiding
Bij het leveren van proviandgoederen en bunkers aan zeeschepen en luchtvaartuigen gelden de algemene bepalingen bij uitvoer
of wederuitvoer. Deze houden in dat bij uitvoer voor Unieproviandgoederen en Uniebunkers een aangifte ten uitvoer moet worden
gedaan en dat bij wederuitvoer voor niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers een aangifte tot wederuitvoer moet worden
gedaan.
(artikelen 269, lid 1 en 270, lid 1 DWU)
Zie voor de algemene procedures bij uitvoer en uitgaan de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00 van dit Handboek.
Voor een levering van Unieproviandgoederen en Uniebunkers met een waarde van niet meer dan € 1.000 en een nettomassa van niet
hoger dan 1.000 kg kan de aangifte ten uitvoer mondeling worden gedaan of in de vorm van 'een handeling die wordt geacht een
douaneaangifte te zijn'. Als de aangifte in deze vormen wordt gedaan, moet hiervan melding worden gedaan bij het CMP. Dat
kan door de code ‘ZZZ’ (overige) (zie paragraaf ‘4.3.4.1. Vooraanmelding aan Douane’ van dit Handboek Douane onderdeel en
het factuurnummer te vermelden.
(artikelen 137, lid 1 letter b, 140, lid 1 letter a en 141 GVo.DWU)
Bij proviandering kan gebruik worden gemaakt van verzamelaangiften ten uitvoer of wederuitvoer. Deze aangiften moeten een
aantal voorgeschreven vermeldingen bevatten. Zie hiervoor het Handboek Douane onderdeel, 20.00.00, Hoofdstuk 2, paragraaf
‘2.5.7.1 Verzamelaangifte ten uitvoer voor proviandzendingen’.
(artikel 177 DWU)
Voor Unieproviandgoederen en Uniebunkers die met vrijstelling van accijns of omzetbelasting worden geproviandeerd of gebunkerd,
hoeft geen aangifte ten uitvoer te worden gedaan, maar kan worden volstaan met een bewijs van levering. Zie verder de paragrafen
‘3.2 Provianderen van Uniegoederen’ en ‘3.3. Bunkering van Uniebunkers’ voor de specifieke situaties waarin dit mogelijk is.
(artikel 269, lid 2, onder c DWU)
De proviandering of bunkering vindt plaats op naam en voor rekening van het zeeschip (lees de kapitein) of de rederij c.q. de luchtvaartmaatschappij (lees de gezagvoerder). Aan boord zijn de proviandgoederen en bunkers onder beheer van de kapitein c.q. de gezagvoerder of diens gemandateerde.
Het provianderen van zeeschepen en luchtvaartuigen vindt plaats op de locatie van het zeeschip in de haven of op de locatie van het luchtvaartuig op de luchthaven.
Het is ook mogelijk om zeeschepen te provianderen en/of te bunkeren op aangewezen tijdelijke ligplaatsen buiten de kustlijn,
maar binnen de territoriale wateren (12-mijlszone), zie paragraaf ‘3.2 Provianderen van Uniegoederen’ van dit hoofdstuk.
(artikel 2:1, lid 3 en bijlage V Algemene douaneregeling)
De proviandgoederen en bunkers die aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd, staan onder douanetoezicht.
Dit hoofdstuk bevat de volgende paragrafen:
-Het provianderen van zeeschepen en luchtvaartuigen met Unieproviandgoederen (paragraaf ‘3.2 Provianderen van Uniegoederen’);
-Het bunkeren van zeeschepen en luchtvaartuigen met Uniebunkers (paragraaf ‘3.3 Bunkering van Uniebunkers’);
-Het provianderen en bunkeren van zeeschepen en luchtvaartuigen met niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers (paragraaf
‘3.4 Provianderen en bunkeren van zeeschepen en luchtvaartuigen met niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers’);
-De formaliteiten die gelden bij het provianderen en bunkeren (paragraaf ‘3.5 Formaliteiten bij provianderen en bunkeren’);
-De formaliteiten die gelden bij het provianderen van niet-Unieproviandgoederen en het bunkeren van niet-Uniebunkers die worden
aangebracht onder de regeling extern (Unie)douanevervoer (paragraaf ‘3.6 Leveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers
onder de regeling extern (Unie)douanevervoer’);
-Het van boord halen van restantproviandgoederen en bunkers (debunkeren) (paragraaf ‘3.7 Van boord nemen van (restant)proviandgoederen
of (restant)bunkers’);
-De beperkte mogelijkheid om de aangifte ten uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer te doen in de vorm van een mondelinge
aangifte of een aangifte door enige handeling (paragraaf ‘3.8 Nadere bepalingen’);
-De leveringen van goederen aan bemanningsleden en andere natuurlijke personen (paragraaf ‘3.9 Vrijstelling van douanerechten
voor bemanningsleden en andere natuurlijke personen’).
3.2 Provianderen van Uniegoederen
Proviandgoederen waarvoor de invoerrechten, accijnzen en omzetbelasting zijn voldaan, bevinden zich in het vrije verkeer. Deze Unieproviandgoederen en Uniebunkers kunnen worden geproviandeerd aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie gaan verlaten, maar ook aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie niet gaan verlaten, bijvoorbeeld een garnalenvisser die binnen de territoriale wateren (12-mijlzone) vist of een luchtvaartuig dat uitsluitend vluchten verzorgt binnen het douanegebied van de Unie.
Bij proviandering aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie gaan verlaten, gelden de algemene bepalingen bij uitvoer. Dit houdt in dat voor de Unieproviandgoederen een aangifte ten uitvoer moet worden gedaan (artikel 269, lid 1 DWU). Zie voor de procedures bij uitvoer en uitgaan de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00 van dit Handboek Douane. De formaliteiten die gelden bij het provianderen zijn opgesomd in paragraaf ‘3.6 Leveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers onder de regeling extern (Unie) douanevervoer’ en volgende van dit hoofdstuk.
Bij proviandering aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie niet gaan verlaten, gelden geen douaneformaliteiten. De Unieproviandgoederen kunnen zonder douaneformaliteiten worden geleverd.
Naar boven3.2.1 Accijns- en omzetbelastingwetgeving
De accijnswetgeving biedt de mogelijkheid om bij proviandering van Unieproviandgoederen teruggaaf of vrijstelling van accijns te verlenen. De omzetbelastingwetgeving bevat de mogelijkheid van toepassing van het btw-nultarief.
Naar boven3.2.1.1 Accijnswetgeving
Teruggaaf van accijns
Teruggaaf van reeds afgedragen accijns is mogelijk bij uitvoer van accijnsgoederen (proviandering aan zeeschepen en luchtvaartuigen
in het internationale verkeer) en bij proviandering van accijnsgoederen aan schepen en luchtvaartuigen in het verkeer van
Nederland naar een andere lidstaat. Voor de voorwaarden en overige formaliteiten wordt verwezen naar het Handboek accijns,
onderdeel 50.20.00, paragrafen ‘3.5 Teruggaaf bij uitvoer van accijnsgoederen’ en ‘3.2. Teruggaaf als vrijstelling op grond
van artikel 66a WA kan worden verleend’.
Vrijstelling van accijns
Vrijstelling van accijns is mogelijk voor accijnsgoederen die zich onder schorsing van accijns bevinden (bijvoorbeeld in een
accijnsgoederenplaats). De accijnswetgeving kent alleen vrijstelling van accijns van deze accijnsgoederen als de proviandering
plaatsvindt aan schepen en luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lidstaat. Voor de voorwaarden en overige
formaliteiten wordt verwezen naar het Handboek accijns, onderdeel 50.10.00, paragraaf ‘7 Vrijstelling van accijns bij proviandering’.
3.2.1.2 Omzetbelastingwetgeving
Btw-nultarief
De omzetbelastingwetgeving bepaalt dat o.a. voor Unieproviandgoederen het btw-nultarief geldt. Als aan de gestelde voorwaarden
wordt voldaan, kan de leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) aanspraak maken op het btw-nultarief. Voor de specifieke
voorwaarden en bepalingen wordt verwezen naar post A3 van de toelichting op tabel II bij de wet op de omzetbelasting 1968
(Beleidsbesluit van 20 december 2023, nr. 2023-22510; Staatscourant Nr. 27807 van 22 december 2023).
3.3 Bunkering van Uniebunkers
Uniebunkers waarvoor de invoerrechten, accijnzen en omzetbelasting zijn voldaan, bevinden zich in het vrije verkeer. Uniebunkers
kunnen worden gebunkerd aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie gaan verlaten. De Uniebunkers moeten dan onder de douaneregeling
uitvoer worden geplaatst.
(artikelen 5, punt 16, letter c en 269, lid 1 DWU)
Zie voor de procedures bij uitvoer en uitgaan de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00 van dit Handboek Douane. De formaliteiten die gelden bij het bunkeren opgesomd in paragraaf ‘3.6 Leveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers onder de regeling extern (Unie)douanevervoer’ en volgende van dit hoofdstuk.
Uniebunkers kunnen ook worden gebunkerd aan zeeschepen en luchtvaartuigen die de Unie niet gaan verlaten, bijvoorbeeld aan een garnalenvisser die binnen de 12-mijlzone vist of aan een luchtvaartuig dat uitsluitend vluchten verzorgt binnen het douanegebied van de Unie. Bij deze bunkeringen gelden geen douaneformaliteiten. De Uniebunkers kunnen dan zonder douaneformaliteiten worden geleverd. Zie ook paragraaf ‘3.2 Provianderen’ van dit hoofdstuk.
Bunkers zijn over het algemeen accijnsgoederen en worden vaak uit, bijvoorbeeld, een accijnsgoederenplaats (waar zij zich onder schorsing van accijns bevinden) gebunkerd. In dat geval gelden bij de bunkering vanuit de accijnswetgeving tevens specifieke voorwaarden en bepalingen.
Naar boven3.3.1 Accijns- en omzetbelastingwetgeving
De accijnswetgeving biedt de mogelijkheid om bij bunkering van Uniebunkers teruggaaf of vrijstelling van accijns te verlenen. De omzetbelastingwetgeving bevat de mogelijkheid van toepassing van het btw-nultarief.
Naar boven3.3.1.1 Accijnswetgeving
Teruggaaf van accijns
In de volgende gevallen kan teruggaaf van accijns worden verleend:
a. bij de bunkering van bunkers aan boord van zeeschepen, niet zijnde pleziervaartuigen. Zie het Handboek accijns, onderdeel 50.20.00 paragraaf ‘4.2 Teruggaaf bij bunkeren van schepen, niet zijnde pleziervaartuigen’;
b. bij de bunkering van halfzware olie van GN-code 2710 1921 aan luchtvaartuigen, niet zijnde plezierluchtvaartuigen. Zie het Handboek accijns, onderdeel 50.20.00 paragraaf ‘4.3 Teruggaaf bij bunkeren van halfzware olie van GN-code 2710 1921 voor luchtvaartuigen, niet zijnde plezierluchtvaartuigen’;
c. bij de bunkering van andere minerale oliën dan halfzware olie van GN-code 2710 1921 aan luchtvaartuigen, niet zijnde plezierluchtvaartuigen. Zie het Handboek accijns, onderdeel 50.20.00 paragraaf ‘4.4 Teruggaaf bij bunkeren van andere minerale oliën dan halfzware olie van GN-code 2710 1921 voor luchtvaartuigen, niet zijnde plezierluchtvaartuigen’.
Vrijstelling van accijns
Vrijstelling van accijns is mogelijk voor de volgende bunkers (accijnsgoederen) die zich onder schorsing van accijns bevinden
(bijvoorbeeld in een accijnsgoederenplaats):
- minerale oliën die worden gebunkerd aan zeeschepen, niet zijnde pleziervaartuigen. Zie het Handboek accijns, onderdeel 50.10.00
paragraaf ‘5 Vrijstelling bij gebruik minerale oliën voor bunkeren schepen of scheepsbehoeften’;
- halfzware olie met GN-code 2710 19 21 (kerosine) die wordt gebunkerd aan luchtvaartuigen. Zie het Handboek accijns, onderdeel
50.10.00 paragraaf ‘6 Vrijstelling bij gebruik halfzware olie met GN-code 2710 19 21 (kerosine) voor bunkeren luchtvaartuigen’.
3.3.1.2 Omzetbelastingwetgeving
Btw-nultarief
De omzetbelastingwetgeving bepaalt dat o.a. voor Uniebunkers het btw-nultarief geldt. Als aan de gestelde voorwaarden wordt
voldaan, kan de bunkeraar (leverancier) aanspraak maken op het btw-nultarief. Voor de specifieke voorwaarden en bepalingen
wordt verwezen naar post A3 van de toelichting op tabel II bij de wet op de omzetbelasting 1968 (Beleidsbesluit van 20 december
2023, nr. 2023-22510; Staatscourant Nr. 27807 van 22 december 2023).
3.4 Provianderen en bunkeren van zeeschepen en luchtvaartuigen met niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers
Niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers hebben de douanestatus van niet-Uniegoederen en worden bijvoorbeeld geleverd vanuit een douane-entrepot, uit een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO) of onder de regeling extern (Unie)douanevervoer.
De proviandering en bunkering betreffen niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers en vindt daarom plaats in het kader
van wederuitvoer. Voor de niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers moet een van de volgende aangiften worden gedaan:
- een aangifte tot wederuitvoer
- een aangifte voor de bijzondere regeling extern (Unie)douanevervoer
- een kennisgeving van wederuitvoer (alleen mogelijk bij rechtstreekse proviandering of bunkering vanuit een RTO)
(artikelen 270, lid 1, 226, lid 1 en 274 DWU)
Het provianderen van niet-Unieproviandgoederen en het bunkeren van niet-Uniebunkers aan zeeschepen en luchtvaartuigen die het douanegebied van de Unie niet gaan verlaten, leidt niet tot het bevestigen van het uitgaan (confirmation of exit) en tot aanzuivering van de douaneregeling of de tijdelijke opslag die aan de wederuitvoer voorafging. Voorbeelden zijn: een garnalenvisser die binnen de territoriale wateren (12-mijlzone) vist of een luchtvaartuig dat uitsluitend vluchten verzorgt binnen het douanegebied van de Unie.
Zie voor de procedures bij wederuitvoer en uitgaan de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00 van dit Handboek Douane en de paragrafen ‘3.5 Formaliteiten bij provianderen en bunkeren’ en volgende van dit hoofdstuk.
Naar boven3.5 Formaliteiten bij provianderen en bunkeren
In deze paragraaf wordt ingegaan op de formaliteiten die bij provianderen en bunkeren gelden. De hierna beschreven formaliteiten gelden voor zowel Unie- als niet-Unieproviandgoederen en -bunkers.
Naar boven3.5.1 Formaliteiten bij aflevering aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig
In deze paragraaf worden de formaliteiten genoemd die van toepassing zijn voor proviandgoederen en bunkers die onder dekking van een aangifte ten uitvoer of een aangifte tot wederuitvoer worden aangebracht op de locatie waar de levering zal plaatsvinden.
Zie paragraaf ‘3.6 Leveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers onder de regeling extern (Unie)douanevervoer’ van dit hoofdstuk voor de formaliteiten bij het afleveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers die onder de regeling extern (Unie)douanevervoer op de locatie van de levering aankomen.
Bij het leveren van proviandgoederen en bunkers aan een zeeschip of een luchtvaartuig gelden de volgende formaliteiten:
- vooraanmelding van de levering
- aanbrengen bij de Douane
- alleen leveren op aangewezen locaties
3.5.1.1 Vooraanmelding aan Douane
De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) moet ten minste 2 uur vóórdat de proviandgoederen of bunkers aan boord van het zeeschip of het luchtvaartuig worden afgegeven de Douane in kennis stellen van de levering. Dit gebeurt met het elektronische ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht. In dit proces wordt dit ook wel de ‘vooraanmelding’ genoemd.
Bij gebruik van de vereenvoudigde procedure voor wederuitvoer is het mogelijk om ontheven te worden van de verplichting om een vooraanmelding te doen. Zie paragraaf. ‘4.4.3 Wel kennisgeving van wederuitvoer’ van dit Handboek Douane onderdeel.
In het ‘PRO-bericht’ neemt de leverancier de volgende gegevens op:
- als documentsoort: ‘EX’
- zijn EORI-nummer
- de scheepsnaam of scheepsidentificatie (IMO-nummer) van het te bunkeren of te provianderen zeeschip of de registratie van
het te bunkeren of te provianderen luchtvaartuig
- het voorziene tijdstip van levering
Registratie elektronisch berichtenverkeer
Om bunkeringen en provianderingen via het Single Window voor maritiem en lucht te kunnen melden, moet een leverancier in het
bezit zijn van een registratie elektronisch berichtenverkeer.
Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.
De vooraanmelding mag, namens de leverancier, ook door een ander worden gedaan (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00.
Als het door een technische storing niet mogelijk is om de vooraanmelding elektronisch via het Single Window voor maritiem en lucht te doen, kan een beroep worden gedaan op de noodprocedure. Zie hiervoor douane.nl.
Als de proviandering korter dan 2 uur voor de aflevering aan boord is gemeld, moet worden gehandeld zoals in paragraaf ‘2.7 Centraal punt proviand (CMP)’ van dit Handboek Douane onderdeel is beschreven.
Naar boven3.5.1.2 Aanbrengen bij de Douane
De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) hoeft de proviandgoederen en bunkers niet fysiek aan te bieden bij een douanekantoor. Het ‘PRO-bericht’ wordt aangemerkt als aanbrengen bij de Douane. Het tijdstip van aanbrengen is het in het ‘PRO-bericht’ opgenomen tijdstip van de voorziene levering.
Naar boven3.5.1.3 Afleveren van proviandgoederen en bunkers aan boord
De proviandgoederen en bunkers mogen worden afgeleverd op het in het ‘PRO-bericht‘ vermelde tijdstip.
Naar boven3.5.2 Formaliteiten bij proviandering of bunkering van zeeschepen
Op aangewezen locaties
In beginsel moeten binnenkomende zeeschepen en luchtvaartuigen worden overgebracht naar een haven of internationale luchthaven
die ressorteert onder een van de in bijlage III (havens) of bijlage IV (luchthavens) bij de Adr opgenomen douanekantoren.
(artikel 2:1 Adr)
In de in bijlage III bij de Adr genoemde havens en op de in bijlage IV bij de Adr genoemde luchthavens kunnen proviandgoederen en bunkers worden geleverd.
Leveranciers (proviandeurs) die in het bezit zijn van een ‘Vergunning provianderen binnen de territoriale wateren’ mogen proviandgoederen
en bunkers leveren aan zeeschepen op een tijdelijke ligplaats genoemd in bijlage V bij de Adr.
(artikelen 2:1, lid 3 en 5 en 6:3, leden 2, 3 en 4 Adr)
Voor het aanvragen van een ‘Vergunning provianderen binnen de territoriale wateren’ en de toelichting en algemene voorwaarden daarop zie douane.nl.
Naar boven3.6 Leveren van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers onder de regeling extern (Unie)douanevervoer
Niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers kunnen onder de regeling extern (Unie)douanevervoer worden geleverd aan zeeschepen en luchtvaartuigen. In dat geval kunnen zich bij de zending één of meer begeleidingsdocumenten douanevervoer (TAD of TSAD) bevinden.
In de volgende sub-paragrafen wordt nader ingegaan op de verschillende procedures waarop de regeling extern (Unie)douanevervoer bij levering van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers kan worden beëindigd.
Naar boven3.6.1 De standaardprocedure
In de standaardprocedure moet de leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) de regeling extern (Unie)douanevervoer beëindigen door de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan te brengen bij het douanekantoor van bestemming. Dat kantoor is in dit geval gelijk aan het douanekantoor van uitgang. Het aanbrengen vindt in deze situatie plaats door het indienen van het ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht. Dit wordt in dit proces ook wel de ‘vooraanmelding’ genoemd, zie paragraaf ‘3.1.1 Vooraanmelding aan Douane’ van dit hoofdstuk’.
Naar boven3.6.1.1 Vooraanmelding aan Douane
De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) moet ten minste 2 uur vóórdat de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan boord van het zeeschip of het luchtvaartuig worden afgeleverd de Douane in kennis stellen van de levering. Deze vooraanmelding gebeurt met het elektronische ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht.
In het ‘PRO-bericht’ neemt de leverancier de volgende gegevens op:
- als documentsoort: ‘821’ (aangifte voor extern (Unie)douanevervoer (T1))
- het MRN (de MRN’s) van de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer
- zijn EORI-nummer
- de scheepsnaam of scheepsidentificatie (IMO-nummer) van het te bunkeren of te provianderen zeeschip of de registratie van
het te bunkeren of te provianderen luchtvaartuig
- de locatie en het voorziene tijdstip van levering
- in het geval van een bunkering: de naam, het registratienummer en het GSM-nummer van het bunkerschip of de tankauto en de
hoeveelheid en GN-code van elke soort te leveren niet-Uniebunkers
Registratie elektronisch berichtenverkeer
Om provianderingen en bunkeringen via het Single Window voor maritiem en lucht te kunnen melden, moet een leverancier in het
bezit zijn van een registratie elektronisch berichtenverkeer.
Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.
De vooraanmelding mag, namens de leverancier, ook door een ander worden gedaan (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel ‘2.00.00 Vertegenwoordiging bij de Douane’.
Als het door een technische storing niet mogelijk is om de vooraankondiging elektronisch via het Single Window voor maritiem en lucht te doen, kan een beroep worden gedaan op de noodprocedure. Zie hiervoor douane.nl.
Op basis van het ‘PRO-bericht’ beëindigt de Douane het extern (Unie)douanevervoer door de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer af te melden in DVA.
De niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers moeten op het in het ‘PRO-bericht’ opgegeven tijdstip bij het schip aanwezig zijn en mogen dan aan boord worden geleverd. Zie paragraaf ‘3.6.3. Leveren aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig’ van dit hoofdstuk.
Naar boven3.6.2 Tijdelijke opslag in afwachting van proviandering of bunkering
Als het zeeschip of luchtvaartuig nog niet aanwezig is op het moment dat de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers
worden aangebracht en het extern (Unie)douanevervoer wordt beëindigd, zijn de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers
in tijdelijke opslag in afwachting van de proviandering of bunkering.
(artikel 141, lid 2 DWU)
De gegevens van de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer kunnen dienen als aangifte tot tijdelijke opslag (ATO). (artikel
145, lid 11 DWU)
Als op de locatie geen RTO is gevestigd of als de locatie niet is aangewezen voor tijdelijke opslag is tijdelijke opslag alleen
mogelijk als de Douane goedkeurt dat de locatie wordt gebruikt voor kortdurende tijdelijke opslag. De maximale opslagtermijn
bedraagt 3 dagen.(artikel 115 GVo.DWU)
Als het zeeschip of luchtvaartuig aankomt, mogen de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan boord worden afgeleverd. Zie paragraaf 3.6.3. Mogelijk moet er een nieuw ‘PRO-bericht’ worden ingediend; zie Let op! in paragraaf ‘3.6.1.1. Vooraanmelding aan Douane’ van dit hoofdstuk.
De tijdelijke opslag eindigt als het zeeschip naar zee vertrekt of het luchtvaartuig opstijgt.
Naar boven3.6.2.1 Beëindiging van extern (Unie)douanevervoer door een Toegelaten Geadresseerde (TG)
Als de persoon die de onder extern (Unie)douanevervoer vervoerde niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aanbrengt over
een vergunning Toegelaten Geadresseerde (TG) beschikt als bedoeld in artikel 233, lid 4, onder b DWU kan deze vergunninghouder
zelf het extern (Unie)douanevervoer beëindigen en de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer afmelden in DVA. De ligplaats
van het schip of de luchthaven waar het luchtvaartuig zich bevindt, moet als locatie in de vergunning TG zijn opgenomen. De
termijn van de kortdurende tijdelijke opslag bedraagt in dit geval maximaal 6 dagen.
(artikel 115, lid 2, onder b GVo.DWU).
De vergunninghouder TG stelt op het begeleidingsdocument de volgende verklaring dat het document dient als aangifte tot tijdelijke
opslag:
”Ondergetekende doet hierbij een aangifte tot tijdelijke opslag aan boord van * ….. voor de aan ommezijde vermelde goederen.”
* identificatie (IMO-nummer) van het te provianderen of te bunkeren zeeschip of de registratie van het te provianderen of
te bunkeren luchtvaartuig.
De verklaring voor tijdelijke opslag kan worden ondertekend door de scheepsleverancier of, namens hem, door de chauffeur of
door of namens de gezagvoerder van het zeeschip of luchtvaartuig. Zo kan de Douane vaststellen welke persoon vanaf dat moment
de houder is van de niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers (artikel 5, punt 34 DWU) en verantwoordelijk is voor de
tijdelijke opslag.
Als het zeeschip of luchtvaartuig aankomt, mogen de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan boord worden afgeleverd.
Zie paragraaf ‘3.6.3. Leveren aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig’ van dit hoofdstuk. Mogelijk moet er een nieuw ‘PRO-bericht’
worden ingediend, zie Let op! in paragraaf ‘3.6.1.1 Vooraanmelding aan Douane’ van dit hoofdstuk.
Om misverstanden over de identiteit van de verantwoordelijke persoon te voorkomen, is het van belang dat de Douane de persoonsgegevens van de indiener van de aangifte tot tijdelijke opslag goed controleert. Zo nodig kan een kopie van het paspoort van de indiener, bijvoorbeeld de chauffeur, worden gemaakt of kan hem om een machtiging van zijn opdrachtgever worden gevraagd.
Tot het moment van afleveren aan boord is degene die de aangifte tot tijdelijke opslag heeft getekend verantwoordelijk voor de niet-Unieproviandgoederen en de niet-Uniebunkers.
De tijdelijke opslag eindigt als het zeeschip naar zee vertrekt of het luchtvaartuig opstijgt.
Naar boven3.6.3 Leveren aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig
De niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers mogen op het in het ‘PRO-bericht’ (ingediend via Single Window voor maritiem en lucht) opgenomen tijdstip aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd.
Nadat de niet-Unieproviandgoederen of de niet-Uniebunkers aan boord zijn afgeleverd, bevinden zij zich onder verantwoordelijkheid van de gezagvoerder van het zeeschip of luchtvaartuig.
Als de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan boord worden gebracht volgens de standaardprocedure zoals beschreven in paragraaf ‘3.6.1 De standaardprocedure’ van dit hoofdstuk, wordt het geleidedocument aan de achterzijde voorzien van een verklaring van tijdelijke opslag. De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) neemt deze aangifte tot tijdelijke opslag op in zijn administratie.
Als de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers zijn aangebracht met een andere aangifte wordt de (door de kapitein of
gezagvoerder getekende) ontvangstbevestiging opgenomen in de administratie. Dit moet uiterlijk op de eerste werkdag na de
dag dat de goederen aan boord zijn gebracht.
Als de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers aan boord worden gebracht na tijdelijke opslag zoals beschreven in paragraaf
‘3.6.2 Tijdelijke opslag in afwachting van proviandering of bunkering’ van dut hoofdstuk moet er mogelijk een nieuw ‘PRO-bericht’
worden ingestuurd. Zie Let op! in paragraaf ‘3.6.1.1. Vooraanmelding aan Douane’ van dit hoofdstuk.
Als een ‘PRO-bericht’ zonder bezoeknummer is ingediend, wordt binnen 24 uur na het tijdstip van provianderen de douaneaangiften
en/of geleidedocumenten voor accijnsgoederen, die in het ‘PRO-bericht’ zijn opgenomen, automatisch afgemeld voor uitgaan.
Deze afmelding gebeurt op basis van het ‘PRO-bericht’. Het automatisch afmelden gebeurt niet als de Douane de bevinding ‘zending
gestopt’ vermeldt in BUP Uitgaan (applicatie die de geautomatiseerde verwerking van het proces Uitgaan uitvoert). Als een
‘PRO-bericht’ met bezoeknummer is ingediend worden de douaneaangiften en/of geleidedocumenten voor accijnsgoederen afgemeld
na de ontvangen ATD (actual time of departure).
3.7 Van boord nemen van (restant)proviandgoederen of (restant)bunkers
Proviandgoederen of bunkers kunnen van boord van een zeeschip of luchtvaartuig worden gehaald. In deze paragraaf wordt de
daarbij te volgen procedure toegelicht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- bunkers die bij binnenkomst aan boord zijn en van boord worden gehaald, paragraaf ‘3.7.1 Proviandgoederen of bunkers die
bij binnenkomst aan boord zijn’ van dit hoofdstuk;
- proviandgoederen en bunkers die in dezelfde haven als waar zij aan boord zijn gebracht weer van boord worden gehaald, paragraaf
‘3.7.2 Proviandgoederen of bunkers die in dezelfde (lucht)haven als waar zij aan boord zijn gebracht weer van boord worden
gehaald’ van dit hoofdstuk.
3.7.1 Proviandgoederen of bunkers die bij binnenkomst aan boord zijn
Voor de proviandgoederen en bunkers die bij binnenkomst in de Unie aanwezig zijn aan boord van een zeeschip moet een kennisgeving van (verwachte) aankomsttijd en een elektronische scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3 - Declaration of Ship’s Stores on board at arrival - ook wel ’STO-bericht’ genoemd) ingediend worden. Met deze opgave kan de Douane toezicht op deze aanwezige scheepsvoorraden uitoefenen. Voor meer informatie over formaliteiten bij binnenbrengen voor zeeschepen zie Handboek Douane, onderdeel 10.00.00, Binnenbrengen via zee.
Proviandgoederen en bunkers die aan boord zijn van een binnenkomend zeeschip of luchtvaartuig worden verondersteld de douanestatus
van niet-Uniegoederen te hebben, tenzij de Uniestatus wordt aangetoond.
(artikel 119, lid 1, onder a GVo.DWU)
Van deze proviandgoederen en bunkers wordt aangenomen dat zij aan boord blijven. Voor de hoeveelheden die redelijkerwijs noodzakelijk
worden geacht voor het verbruik of gebruik aan boord kan vrijstelling van invoerrechten en belastingen bij het in het vrije
verkeer brengen worden verleend.
(artikel 7:16 van de Algemene douaneregeling)
Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 39 ‘Provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen in internationale schepen en vliegtuigen’ van Handboek Douane onderdeel ‘24.00.00 ‘‘Douanevrijstellingen’.
Als de hiervoor bedoelde proviandgoederen of bunkers van boord worden gehaald, moeten hiervoor douaneformaliteiten worden vervuld. Zie voor bunkers paragraaf ‘3.7.1.1 Van boord halen (debunkeren) van niet-Uniebunkers die bij binnenkomst aan boord zijn’ van dit hoofdstuk hierna. Zie voor proviandgoederen paragraaf ‘4.5 Restantproviandgoederen die van boord van zeeschepen en luchtvaartuigen wordt gehaald’ van dit Handboek Douane onderdeel.
Naar boven3.7.1.1 Van boord nemen (debunkeren) van niet-Uniebunkers die bij binnenkomst aan boord zijn
Bunkers die bij binnenkomst aan boord van een zeeschip zijn, worden geacht niet-Uniebunkers te zijn. Als deze bunkers van boord worden gehaald, kan het gaan om herbruikbare bunkers of om niet-herbruikbare bunkers (de bunkers zijn bijvoorbeeld vervuild).
Herbruikbare bunkers
Het van boord nemen (debunkeren) van herbruikbare bunkers is niet anders dan het van boord lossen van lading. De bunkers die
het schip bij binnenkomst aan boord heeft, zijn vermeld op de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het ’STO bericht’ - Declaration
of Ship’s Stores onboard at arrival).
Herbruikbare bunkers moeten van boord gehaald worden onder dekking van bijvoorbeeld een aangifte extern Uniedouanevervoer (T1) of een plaatsingsaangifte voor de regeling douane-entrepot die is gedaan door toepassing van de vereenvoudiging ‘inschrijving in de administratie van de aangever (IIAA)’. Daarnaast moet er een elektronische melding (schip, hoeveelheid, tijdstip lossing) gedaan worden aan het Centraal meldpunt proviand (CMP). Voor de contactgegevens zie bijlage 1 van dit Handboek Douane onderdeel.
Niet-herbruikbare bunkers
Voor niet-herbruikbare bunkers (afval) moet bij binnenkomst een afvalvooraanmelding worden gedaan in de vorm van het (elektronische) ‘WAS-bericht’ (‘WAS’ is een afkorting van het Engelse woord ‘waste’). Er kan voor dit afval een accijnsbelang spelen. Nadere informatie over dit bericht en de vrijgave van de bunkers vindt u in het Handboek Douane, onderdeel 10.00.00, Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.5.5 Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’.
Naar boven3.7.2 Proviandgoederen of bunkers die in dezelfde (lucht)haven als waar zij aan boord zijn gebracht weer van boord worden gehaald
Er kunnen zich twee situaties voordoen:
- alle eerder geproviandeerde proviandgoederen of gebunkerde bunkers worden van boord gehaald of
- slechts een deel van de geproviandeerde proviandgoederen of gebunkerde bunkers wordt van boord gehaald.
De procedure voor proviandgoederen is gelijk aan de procedure voor bunkers.
Unieproviandgoederen en Uniebunkers
Voor Unieproviandgoederen en Uniebunkers is voor de proviandering of bunkering een aangifte ten uitvoer gedaan.
A. Alle in de aangifte ten uitvoer vermelde Unieproviandgoederen of Uniebunkers worden van boord gehaald:
Als alle in de aangifte ten uitvoer vermelde Unieproviandgoederen of Uniebunkers van boord worden gehaald, moet de leverancier
(proviandeur) of bunkeraar verzoeken om de aangifte ten uitvoer ongeldig te maken. De Unieproviandgoederen of Uniebunkers
gaan dan weer terug in het vrije verkeer en het douanetoezicht eindigt. Er volgt geen Confirmation of Exit (CoE).
(artikel 148, lid 4, letter a GVo.DWU)
B. Een deel van de in de aangifte ten uitvoer vermelde hoeveelheid Unieproviandgoederen of Uniebunkers wordt van boord wordt
gehaald:
Als maar een deel van de in de aangifte ten uitvoer vermelde hoeveelheid Unieproviandgoederen of Uniebunkers van boord wordt
gehaald, dan moet het douanekantoor van uitvoer hierover worden geïnformeerd en wordt slechts voor de werkelijk uitgegane
hoeveelheid Unieproviandgoederen of Uniebunkers een CoE gegeven.
Niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers
Voor niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers is voor de proviandering of bunkering een aangifte tot wederuitvoer gedaan.
Als de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers onder dekking van de aangifte tot wederuitvoer naar het douanekantoor
van uitgang zijn gebracht, bevinden ze zich op het moment dat zij weer van boord worden gehaald nog steeds onder de voorafgaande
bijzondere regeling (bijvoorbeeld douane-entrepot). Deze voorafgaande regeling wordt pas gezuiverd als de niet-Unieproviandgoederen
of niet-Uniebunkers de Unie daadwerkelijk hebben verlaten.
A. Alle in de aangifte tot wederuitvoer vermelde niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers worden van boord gehaald:
Als de gehele in de aangifte tot wederuitvoer vermelde hoeveelheid niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers van boord
wordt gehaald, moet de proviandeur of bunkeraar verzoeken om de aangifte tot wederuitvoer ongeldig te maken. Er volgt dan
geen CoE. De niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers zijn nog onder de bijzondere regeling (bijvoorbeeld: douane-entrepot)
en moeten worden verantwoord in de voor die regeling te voeren administratie. Als de voorafgaande regeling bijv. douane-entrepot
is, moeten de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers in de daartoe aangewezen ruimte worden teruggeplaatst.
Niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers die onder de regeling extern (Unie)douanevervoer naar de plaats van proviandering
of bunkering zijn vervoerd en vervolgens aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig zijn gebracht, bevinden zich nog in tijdelijke
opslag. Zie ook paragraaf ‘3.6.2. Tijdelijke opslag in afwachting van proviandering of bunkering’ van dit hoofdstuk.
B. Een deel van de in de aangifte tot wederuitvoer vermelde niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers worden van boord
gehaald:
Als een deel van de in de aangifte tot wederuitvoer vermelde hoeveelheid niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers van
boord wordt gehaald, dan blijft de aangifte tot wederuitvoer in stand. Er wordt alleen voor de hoeveelheid niet-Unieproviandgoederen
of niet-Uniebunkers die daadwerkelijk het douanegebied heeft verlaten een CoE gegeven. De van boord gehaalde niet-Unieproviandgoederen
of niet-Uniebunkers blijven onder de voorafgaande regeling en moeten opgenomen worden in de voor die regeling te voeren administratie.
(artikel 267, lid 1 en 5 UVo.DWU).
Als de voorafgaande regeling de bijzondere regeling douane-entrepot is, moeten de niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers worden teruggeplaatst in de als douane-entrepot aangewezen ruimte. Niet-Unieproviandgoederen of niet-Uniebunkers die onder de regeling extern (Unie)douanevervoer naar de plaats van proviandering of bunkering zijn vervoerd en weer van boord worden gehaald, blijven in tijdelijke opslag. Zie ook paragraaf ‘3.6.2 Tijdelijke opslag in afwachting van proviandering of bunkering’ van dit hoofdstuk.
Naar boven3.8 Nadere bepalingen
3.8.1 Provianderen en bunkeren zonder ‘PRO-bericht’
Als proviandgoederen of bunkers rechtstreeks aan een zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd zonder dat een ‘PRO-bericht’ is ingestuurd, is sprake van provianderen of bunkeren zonder toestemming.
De proviandgoederen of bunkers worden geacht niet bij de Douane te zijn aangebracht.
Dit kan tot gevolg hebben dat de regeling extern (Unie)douanevervoer niet wordt beëindigd of dat het verlaten van het douanegebied van Unie niet wordt bevestigd.
Naar boven3.8.2 Het extern douanevervoer wordt niet op regelmatige wijze beëindigd
Als de regeling extern (Unie)douanevervoer niet op regelmatige wijze wordt beëindigd, vindt geen afmelding in DVA plaats. De regeling extern (Unie)douanevervoer wordt dan niet gezuiverd.
Naar boven3.8.3 Waterklerkleveringen
Een waterklerk werkt voor een rederij of cargadoorskantoor. De waterklerk regelt onder meer de bevoorrading van een schip voor de volgende reis. De aangifte ten uitvoer voor proviandgoederen kan door de waterklerk mondeling worden gedaan. Deze aangiftewijze wordt ‘waterklerklevering’ genoemd. Hieraan zijn wel regels verbonden. Deze regels zijn opgenomen in Handboek Douane, onderdeel 20.00.00, paragraaf ‘2.5.3 Mondelinge aangifte ten uitvoer’.
Naar boven3.8.4 Rijnvaartcruiseschepen
Voor riviercruiseschepen die varen binnen de Unie over binnenwateren is het niet toegestaan belastingvrij te provianderen. Wanneer een riviercruiseschip uit een andere lidstaat Nederland binnenvaart, dan moet de voorraad accijnsgoederen worden aangegeven en de Nederlandse accijns worden betaald. Bij het verlaten van het Nederlands grondgebied kan de accijns over de voorraad accijnsgoederen weer worden teruggevraagd. Er kan hiervoor een ‘Vergunning vereenvoudigde accijnsregeling riviercruiseschepen’ worden aangevraagd, zie douane.nl.
Naar boven3.9 Vrijstelling van douanerechten voor bemanningsleden en andere natuurlijke personen
In de volgende sub-paragrafen wordt uiteengezet of er wel of geen vrijstelling van invoerrecht en belastingen (denk bijvoorbeeld aan accijns en omzetbelasting) kan worden verleend voor goederen die door bemanningsleden of andere natuurlijke personen van boord van een binnengekomen zeeschip of luchtvaartuig worden meegenomen of aan boord van een uitgaand zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd.
Naar boven3.9.1 Vrijstelling bij binnenkomst
Een natuurlijke persoon die het douanegebied van de Unie binnenkomt, is een reiziger.
(artikel 1 punt 40 GVo.DWU)
Vanuit deze definitie zijn ook bemannings-/personeelsleden van zeeschepen en luchtvaartuigen, van boorplatforms, van de beroepsvisserij
en zelfs onderhoudsmonteurs van offshore installaties die van buiten de territoriale wateren de Unie binnenkomen een reiziger.
Een reiziger komt in aanmerking voor vrijstelling van invoerrecht voor de goederen die deel uitmaken van zijn persoonlijke
bagage (reizigersbagage) als de invoer is vrijgesteld van btw.
(artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009)
De regels voor vrijstelling van btw en/of accijns bij invoer zijn vastgesteld in Richtlijn 2007/74/EG. Uit deze Richtlijn volgt dat de vrijstelling van btw en accijns geldt voor goederen die worden ingevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die komen uit een derde land of van een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijns, hetzij beide niet van toepassing zijn. De Richtlijn kent in artikel 3, lid 1 een eigen definitie van ‘derde land’, namelijk: elk land dat geen lidstaat van de Europese Unie is. Deze definitie is strikter dan de definitie van ‘derde land’ in artikel 1, punt 11 GVo.DWU (‘een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie’). De vrijstelling van btw (en accijns) geldt alleen als de reiziger komt uit een derde land of van een grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide, niet van toepassing zijn. Een ‘grondgebied waar de communautaire regels inzake hetzij btw, hetzij accijnzen, hetzij beide niet van toepassing zijn’ is in artikel 3, lid 2 van Richtlijn 2007/74/EG gedefinieerd als: ‘elk grondgebied, niet zijnde een grondgebied van een derde land, waar hetzij Richtlijn 2006/112/EG, hetzij Richtlijn 92/12/EEG, hetzij beide, niet van toepassing zijn’. Gelet op de tekst van artikel 41 van Vo. 1186/2009 geldt er voor goederen die deel uitmaken van de reizigersbagage alleen vrijstelling van invoerrecht (en btw en accijns) als de reiziger afkomstig is uit een land dat geen lidstaat van de Europese Unie is.
De vrijstelling van invoerrecht van artikel 41 Vo. 1186/2009 geldt alleen als de reiziger het grondgebied van een derde land heeft aangedaan. Alleen buiten het douanegebied verblijven is niet genoeg.
In de Richtlijn 2007/74/EG, waarnaar in artikel 41 van Vo. 1186/2009 wordt verwezen, zijn drempelbedragen en kwantitatieve beperkingen (hoeveelheden) vastgesteld waarvoor bij invoer vrijstelling van btw en/of accijnzen geldt.
Richtlijn 2007/74/EG bevat in artikel 3, lid 3 een definitie van ‘luchtreizigers en zeereizigers’, te weten: “personen die reizen door de lucht of over zee, met uitzondering van de particuliere plezierlucht- of -zeevaart”. Bemannings-/personeelsleden van zeeschepen en luchtvaartuigen, van boorplatforms, van de beroepsvisserij en onderhoudsmonteurs van windmolenparken e.d. die van buiten de territoriale wateren terugkeren van de Unie binnenkomen, zijn lucht- of zeereizigers.
Uit Richtlijn 2007/74/EG volgt dat de vrijstelling van btw en/of accijnzen (en dus ook van de rechten bij invoer) slechts
geldt als:
- de invoer een incidenteel karakter heeft;
- de invoer uitsluitend betrekking heeft op goederen, bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik
door hun gezinsleden of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden;
- uit de aard of de hoeveelheid van de goederen blijkt dat aan de invoer geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen;
- de totale waarde van de goederen (voor lucht- en zeereizigers) niet meer bedraagt dan 430 EURO. De waarde van de persoonlijke
bagage en de waarde van de voor persoonlijk gebruik benodigde geneesmiddelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
(artikel 7 van Richtlijn 2007/74/EG)
Voor de drempelbedragen en kwantitatieve beperkingen wordt verwezen naar Handboek Douane onderdeel 24.00.00, paragraaf 42, bijlage 2.
De Richtlijn 2007/74/EG biedt in artikel 13 aan lidstaten de bevoegdheid om de drempelbedragen en kwantitatieve beperkingen
te verlagen voor:
a) personen die in het grensgebied hun verblijfplaats hebben;
b) grensarbeiders;
c) het personeel van een vervoermiddel voor reizen uit een derde land of een grondgebied waar de communautaire regels hetzij
inzake btw, hetzij inzake accijnzen, hetzij beide, niet van toepassing zijn.
Nederland heeft voor het onder c) bedoelde personeel van vervoermiddelen die worden gebruikt in het verkeer tussen de Unie
en derdelandsgebieden of derde-landen de kwantitatieve beperkingen bepaald op:
- 40 sigaretten of 20 cigarillo’s of 10 sigaren of 50 gram rooktabak; en
- 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol
van 80% vol. en hoger of 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol.; en
- 2 liter niet-mousserende wijn en 8 liter bier.
(artikel 21b, lid 4 van de Wet op de omzetbelasting 1986)
Deze kwantitatieve beperkingen gelden ook voor de vrijstelling van accijns.
(artikel 68a van de Wet op de accijns)
Gelet op de tekst van artikel 41 van Verordening 1186/2009 geldt voor de genoemde hoeveelheden de vrijstelling van invoerrecht, btw en accijns alleen voor bemanningsleden van schepen en luchtvaartuigen die een derde land hebben aangedaan.
Voor personen die in het grensgebied hun verblijfplaats hebben en voor grensarbeiders zijn geen beperkingen vastgesteld. Voor deze groepen gelden dus de algemene hoeveelheden.
In Handboek Douane, onderdeel 24.00.00 ‘Douanevrijstellingen’, paragraaf 42, bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de vrijstellingen bij invoer voor reizigers en voor personeel van vervoermiddelen die worden gebruikt in het verkeer tussen de Unie en derdelandsgebieden of derde-landen.
Naar boven3.9.2 Vrijstelling bij levering aan bemanningsleden en andere natuurlijke personen
Bemanningsleden schaffen voor persoonlijk gebruik aan boord gebruiks- en verbruiksgoederen aan. Het bedrijfsmatig leveren
van gebruiks- en verbruiksgoederen aan een bemanningslid aan boord van een zeeschip of een luchtvaartuig dat actief is in
het internationale verkeer, valt niet onder het begrip provianderen.
N.B. Het leveren van gebruiks- en verbruiksgoederen aan een bemanningslid aan boord van een luchtvaartuig komt in de praktijk
niet voor.
Voorbeelden van gebruiks- en verbruiksgoederen zijn:
- audio-apparatuur, televisie, koelkast, waterkoker, games;
- voor persoonlijk gebruik bestemde consumptiegoederen, zoals drank, rookwaren, kleding en toiletartikelen.
Onder het begrip ‘bemanning’ van een zeeschip wordt verstaan: de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen en de
overige zeevarenden die in de monsterrol worden genoemd.
(artikel 1, lid 1, letter k Wet Zeevarenden)
3.9.2.1 Levering van niet-Uniegoederen
Het is niet mogelijk om niet-Uniegoederen te leveren aan bemanningsleden en andere natuurlijke personen. Vanuit de opslagruimte van een douane-entrepot mag geen verkoop aan particulieren (detailhandel) plaatsvinden. Zie Handboek Douane onderdeel 15.50.00, paragraaf ‘3.4 Detailhandel vanuit douane-entrepot’.
Naar boven3.9.2.2 Levering van Uniegoederen met aanspraak op vrijstelling van accijns
Vrijstelling van accijns is alleen mogelijk bij uitslag tot verbruik van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats (AGP), gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeven. Het betreft hier de zogenaamde verkoop vanuit taxfree shops van goederen voor persoonlijk gebruik aan natuurlijke personen.
De vrijstelling geldt uitsluitend voor passagiers die in het bezit zijn van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee,
waarop als definitieve bestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld. Een bemanningslid
van een zeeschip of luchtvaartuig voldoet niet aan deze voorwaarden en komt niet in aanmerking voor deze vrijstelling van
accijns. Dit betekent dat bemanningsleden alleen accijnsgoederen kunnen betrekken waarvan de accijns is voldaan. Voor bijvoorbeeld
sigaretten moet de kleinhandelsverpakkingen zijn voorzien van de hier te lande vereiste accijnszegels.
(artikel 66b wet op de accijns)
Zie ook het Handboek accijns, onderdeel 70.20.00, Hoofdstuk ‘3 Levering aan reizigers vanuit een AGP’.
3.9.2.3 Levering van Uniegoederen met aanspraak op het nultarief voor de omzetbelasting
Een reiziger met zijn normale verblijfplaats in een derdeland kan in Nederland Uniegoederen aankopen met ontheffing van omzetbelasting.
Voorwaarden zijn dat:
- de reiziger aan de hand van een legitimatiebewijs aantoont dat hij zijn normale verblijfplaats in een derde-land heeft;
- de reiziger anders dan als ondernemer handelt:
- de reiziger de goederen uiterlijk het einde van de derde maand na de maand van aankoop in zijn persoonlijke bagage meevoert
naar een derdeland, hetzij rechtstreeks hetzij via één of meer andere lidstaten;
- de totale waarde van de op de factuur vermelde goederen, inclusief de tegen het wettelijk tarief berekende belasting, ten
minste € 50 bedraagt;
- het verlaten van de Unie wordt aangetoond met een door de Douane of door een door de Douane erkend geautomatiseerd systeem
voor uitgaan geviseerde factuur, kopie-factuur of een daarmee gelijk te stellen bescheid.
(artikel 24, lid 2 van de wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 23a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)
Een niet binnen de Unie wonend bemanningslid van een uitgaand zeeschip kan eveneens gebruik maken van deze regeling. De
ondernemer moet aantonen dat de goederen zijn geleverd aan boord van het desbetreffende buitenlandse schip aan de hand van
boeken en bescheiden en een geldig certificaat van uitvoer of een ander door de Douane ambtelijk afgetekend bescheid.
(zie paragraaf 1.4.5. (Leveringen aan schepelingen) onder post a.2 van het 'Voorschrift inzake de bij de Wet op de omzetbelasting
1968 behorende tabel II'. Voor de specifieke voorwaarden en bepalingen wordt verwezen naar post A3 van de toelichting op tabel
II bij de wet op de omzetbelasting 1968 (Beleidsbesluit van 20 december 2023, nr. 2023-22510; Staatscourant Nr. 27807 van
22 december 2023).
Zie ook artikel 9, lid 2, onder b van de Wet op de omzetbelasting waarin staat dat de btw nihil is voor leveringen van goederen
en diensten, genoemd in tabel II, mits is voldaan aan de in de regeling vastgestelde voorwaarden.
3.10 Strafbepalingen
De strafbepalingen staan in Handboek Douane onderdeel ‘36.00.00 Strafbepalingen’.
Naar boven