5.00.00 Overige algemene bepalingen
17 Termijnen
17.1 Algemeen
17.1.1 Inleiding
Indien een belanghebbende bepaalde handelingen wil verrichten is hij daarbij vaak gebonden aan wettelijke termijnen. Als iemand bijvoorbeeld een verzoek om terugbetaling wil doen moet hij dat verzoek doen binnen de termijn die daarvoor in de wet is bepaald. Het overschrijden van de wettelijke termijn heeft, uitzonderingen daargelaten, tot gevolg dat het verzoek niet ontvankelijk is. Hetzelfde geldt voor de indiening van bezwaarschriften of het instellen van beroep. In de meeste gevallen leveren deze wettelijke termijnen weinig problemen op omdat de verzoeken of handelingen ruim binnen de gestelde termijn plaatsvinden.
In enkele gevallen kan zich echter de vraag voordoen of het verzoek of de handeling net binnen of net buiten de termijn werd verricht.
Naar boven17.1.2 Wettelijke bepalingen
Om de exacte termijn te bepalen kennen we een tweetal wettelijke bepalingen.
-
Nationaal: de Algemene termijnenwet
-
Unierechtelijk: artikel 55 DWU jo de Verordening (EEG, EURATOM), nr.1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 (verder: Termijnenverordening)
Voor de nationale termijnen uit de Algemene douanewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Algemene wet bestuursrecht is veelal de Algemene termijnenwet van toepassing is. Voor de termijnen die genoemd zijn in het DWU en andere Unierechtelijke verordeningen geldt de Termijnenverordening.
Voorbeelden van nationale bepalingen waarin termijnen zijn opgenomen zijn bijvoorbeeld:
Voorbeelden van unierechtelijke bepalingen zijn:
-
de artikelen 22, 33, lid 3, 103, 108, 111, 121, lid 1 en 149 DWU.
In de volgende drie paragrafen komen de Algemene termijnenwet en de Termijnenverordening aan de orde. Ook wordt kort ingegaan op de mogelijkheid tot het verlengen van termijnen.
Naar boven17.1.3 De Algemene termijnenwet.
Hoofdregel van de Algemene termijnenwet is dat een termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag
wordt verlengd tot en met de eerste werkdag.
(artikel 1 Algemene termijnenwet)
Algemeen erkende feestdagen zijn:
Nieuwjaarsdag, de tweede Paas- en Pinksterdag, de beide kerstdagen, hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de koningin
wordt gevierd en vijf mei.
Goede Vrijdag wordt met een algemeen erkende feestdag gelijkgesteld.
Bij Besluit kunnen bovendien ook andere dagen gelijkgesteld worden met een feestdag. Deze worden dan in de Staatscourant gepubliceerd.
Dit is voor het laatst gebeurd bij het Koninklijk Besluit van 24 oktober 2016.
(artikel 3 Algemene termijnenwet)
Voorbeeld van een termijnverlenging:
In een bepaald jaar valt eerste en tweede kerstdag op maandag en dinsdag. Een termijn eindigt op de zaterdag van het weekend
voor de kerstdagen. In dat geval wordt in overeenstemming met artikel 1 van de Algemene termijnenwet de termijn verlegd tot en met de woensdag volgend op de tweede kerstdag.
Als een termijn wordt bepaald door terugrekening vanaf een bepaald tijdstip geldt de hiervoor genoemde hoofdregel niet.
(artikel 1, lid 2 Algemene termijnenwet)
De Algemene termijnenwet bepaalt verder dat een termijn welke ten minste drie dagen omvat in voorkomende gevallen zodanig
wordt verlengd dat daarin ten minste twee dagen vallen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn.
(artikel 2 Algemene termijnenwet)
Voorbeeld:
Stel dat een wettelijke 4 dagen bedraagt en de termijn vangt aan op vrijdag. De termijn loopt dan tot en met de maandag. Immers de termijn omvat dan de vrijdag en de maandag zodat wordt voldaan aan de eis dat er ten minste twee dagen zijn die geen zaterdag zondag of feestdag zijn. Indien echter in het betreffende weekend Goede Vrijdag en Pasen zouden vallen, dan wordt niet aan het vereiste voldaan omdat vrijdag Goede Vrijdag is en maandag tweede Paasdag. De termijn wordt in dat geval dan verlengd tot en met de woensdag na Pasen, zodat er twee werkdagen in de termijn vallen.
Er zijn overigens uitzonderingen op de toepassing van de Algemene termijnenwet. Zo geldt de wet onder meer niet voor termijnen
omschreven in uren, in meer dan 90 dagen, in meer dan twaalf weken, in meer dan drie maanden of in één of meer jaren;
(artikel 4 Algemene termijnenwet)
17.1.4 De Termijnenverordening
Met betrekking tot de Unierechtelijke voorschriften geldt voor de termijnen op grond van artikel 55, lid 2 DWU de Verordening (EEG, EURATOM) nr.1182/71. In grote lijnen komt de verordening overeen met onze Algemene termijnenwet. Wel valt op dat de aanvang en het einde van een termijn nauwkeurig wordt omschreven. Hierbij wordt omschreven of een dag of uur bij de aanvang en einde wel of niet wordt meegerekend.
Op grond van artikel 1 is de Termijnenverordening van toepassing op de rechtshandelingen die zijn of worden vastgesteld door
de Raad, de commissie krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap
voor Atoomenergie.
Dit betekent voor de Douane concreet dat daaronder vallen alle Unierechtelijke bepalingen zoals het DWU, de GVo.DWU, UVo.DWU
en de diverse verordeningen op het gebied van landbouw, anti-dumpingingheffingen, Herkomst en oorsprong, vrijstelling enz.
Als feestdagen worden aangemerkt de feestdagen welke zijn erkend in de lidstaat waar een handeling moet worden verricht. Deze
feestdagen zijn gepubliceerd in een publicatieblad.
Als werkdagen worden aangemerkt de dagen die niet vallen op een zaterdag, zondag of erkende feestdag.
Dit betekent dat voor handelingen of gebeurtenissen die in Nederland worden verricht de dagen die in de Algemene termijnenwet
als algemeen erkende feestdag worden aangemerkt voor de verordening eveneens als feestdag worden aangemerkt.
(artikel 2 Termijnenverordening)
Een in uren omschreven termijn vangt aan op het moment waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt waarbij het uur waarin
de handeling of gebeurtenis plaatsvindt niet bij de termijn wordt inbegrepen.
Wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn ingaat op het moment dat een gebeurtenis of handeling plaatsvindt,
wordt de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt niet bij de termijn inbegrepen.
(artikel 3, lid 1 Termijnenverordening)
Daarbij gelden bovendien de volgende regels:
-
Een termijn in uren gaat in op het eerste uur en eindigt bij het einde van het laatste uur van die termijn.
-
Een termijn in dagen omschreven gaat in bij het eerste uur van de eerste dag van de termijn en eindigt bij het laatste uur van de laatste dag van de termijn.
-
Bij een in weken, maanden of jaren omschreven termijn gaat in op het eerste uur van de eerste dag van de termijn en eindigt op het laatste uur van de laatste dag, die in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar, dezelfde naam of cijferaanduiding heeft als de dag waarop de termijn ingaat. Als in de laatste maand waarop de termijn eindigt de dag die bepalend is ontbreekt, loopt de termijn af op het laatste uur van de laatste dag van die maand.
-
Indien een termijn gedeelten van een maand omvat wordt een maand geacht uit dertig dagen te bestaan.
(artikel 3, lid 2 Termijnenverordening)
Voorbeeld 1:
Een uitnodiging tot betaling is gedateerd op 12 januari 2017. De termijn voor het indienen van een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding moet op grond van artikel 121, lid 1 DWU worden ingediend binnen een termijn van drie jaren vanaf de datum van de mededeling van de douaneschuld. Op grond van artikel 3 van de verordening wordt de dag van de rechtshandeling niet in de termijn begrepen. De termijn vangt aan op het eerste uur van de dag daarna, dus om 0.00 uur van 13 januari 2017. Op grond van onderdeel c eindigt de termijn op 13 januari 2020 om 24.00 uur.
Voorbeeld 2:
Op 29 november 2017 wordt een aangifte ten invoer aanvaard. De goederen blijken bij vergissing ten invoer aangegeven te zijn en belanghebbende wil een verzoek tot ongeldig maken doen op grond van artikel 148, lid 1, onderdeel a GVo.DWU. De termijn hiervoor is 3 maanden. Op grond van artikel 3 van de verordening vangt de termijn aan op 30 november 2017 om 0.00 uur. De termijn eindigt nu op grond van onderdeel c op 28 februari 2018 om 24.00 uur. Immers de dag 30 februari ontbreekt en dus moet de laatste dag van februari worden genomen. (in een schrikkeljaar zou het dus 29 februari zijn).
Feestdagen, zondagen en zaterdagen zijn bij de termijnen inbegrepen tenzij ze daarvan uitdrukkelijk zijn uitgesloten of indien
de termijn in werkdagen wordt omschreven.
(artikel 3, lid 3 Termijnenverordening)
In het geval een termijn, anders dan in uren omschreven, eindigt op een feestdag of op een zaterdag of zondag loopt deze pas
af bij het einde van het laatste uur van de daarop volgende werkdag.
(artikel 3, lid 4 Termijnenverordening)
Voorbeeld:
Op grond van artikel 149 DWU moet een aangifte voor een nadere douanebestemming gedaan worden binnen 90 dagen na het doen van de summiere aangifte. Indien de summiere aangifte bij het binnenkomen werd gedaan op 17 december 2017 dan gaat de termijn van 90 dagen in op 18 december 2017 om 0.00 uur en eindigt op 18 maart 2018 om 24.00 uur. Aangezien 18 maart 2018 op een zondag valt eindigt de termijn op grond van artikel 3, lid 4 van de Termijnenverordening op 19 maart 2018 om 24.00 uur. De termijn van 90 dagen welke tot 91 dagen wordt verlengd omvat door het aantal feestdagen en de zondagen en zaterdagen slechts 63 werkdagen. Hetgeen op grond van het derde lid is toegestaan.
Verder bepaalt de termijnenverordening dat een termijn van twee of meer dagen ten minste twee werkdagen moet omvatten. Dit is een gelijke bepaling als die in de Algemene termijnenwet. Zie voor een voorbeeld de vorige paragraaf.
De Termijnenverordening bevat ook bepalingen over het inwerkingtreden of buitenwerking treden van bepalingen.
Globaal betekent dit dat voor het in werking treden wordt uitgegaan van het eerste uur van de dag waarop een regeling in werking
treedt en bij het vervallen of buiten werking treden van een regeling dit plaatsvindt op het laatste uur van de dag waarop
de regeling vervalt of buiten werking treedt.
(artikel 4 Termijnenverordening)
17.1.5 Termijnverlenging
"Termijnen zijn van openbare orde" is een kreet die bijvoorbeeld bij uitspraken van een rechter nogal eens gebruikt wordt.
Ook het DWU kent een bepaling die dat principe tot uitdrukking brengt. In artikel 55, lid 1 DWU is bepaald dat, wanneer in
overeenstemming met de douanewetgeving een termijn, datum of vervaldag wordt vastgesteld voor de toepassing van de voorschriften
daarvan, de termijn slechts kan worden verlengd en de datum of vervaldag slechts worden uitgesteld wanneer de desbetreffende
voorschriften daarin uitdrukkelijk voorzien.
Op grond van artikel 1:5 Algemene douanewet is deze bepaling van toepassing op het gehele terrein waarop de Algemene douanewet ziet.
Voorbeelden van dwingend voorgeschreven bepalingen in het DWU die niet voorzien in de mogelijkheid tot verlenging van de termijn zijn artikel 103 DWU (termijn voor mededeling van de douaneschuld) en artikel 111, lid 1 DWU (termijn voor uitstel van betaling).
Een voorbeeld in het DWU waarin wel een afwijking van de termijn mogelijk is, is artikel 121, lid 1 DWU (verzoek om terugbetaling
waarbij sprake is van het door toeval of overmacht niet binnen de termijn kunnen doen van het verzoek).
Ook nationaal kennen we overigens bepalingen die afwijking van een wettelijke termijn mogelijk maken, zie bijvoorbeeld artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht (gevallen waarin een bezwaar/beroep toch ontvankelijk is ondanks het feit dat na afloop van de termijn is ingediend).
Artikel 55, lid 1 DWU is niet van toepassing op die gevallen waarin de douane zelf een termijn mag bepalen. Een voorbeeld van een dergelijke bepaling is artikel 15 DWU (het binnen een termijn verstrekken van inlichtingen). In een dergelijk geval kunt u wanneer de situatie zich daarvoor leent, toestaan dat van de in eerste instantie gestelde termijn wordt afgeweken.
In zijn algemeenheid geldt dat daar waar de mogelijkheid bestaat tot verlenging van termijnen in het kader van de toepassing van de douanewetgeving, dat in de relevante paragrafen van het Handboek Douane is aangegeven.
Naar boven17.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden
Met enige regelmaat doet zich de vraag voor of iemand op tijd is of juist niet. Vooral als iemand op het laatste moment een
verzoek indient of een bezwaarschrift.
Om de termijn te berekenen moet eerst de aanvang van de termijn worden vastgesteld. Hiervoor is het nodig om steeds de van
toepassing zijnde bepalingen te raadplegen. In sommige gevallen wordt de aanvang bepaald door een bepaalde gebeurtenis in
andere gevallen is het moment van de mededeling de aanvang. In dat laatste geval wordt uitgegaan van de dagtekening van de
schriftelijke mededeling.
Voorbeeld 1:
Een bezwaarschrift moet op grond van de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht ingediend worden binnen een termijn van 6 weken na de bekendmaking van het besluit. Als datum van bekendmaking wordt uitgegaan van de dagtekening van het besluit, de aanslag of de uitnodiging tot betaling. Een eenvoudige methode is uit te gaan van de dagtekening. De laatste dag van de termijn is dan de dag met dezelfde naam als die waarop de dagtekening viel welke zes weken later valt.
Voorbeeld 2:
Een uitnodiging tot betaling is op dinsdag 16 augustus 2016 gedateerd en verzonden. Het laatste moment om een bezwaarschrift in te dienen is dan dinsdag 27 september 2016 om 24.00 uur.
Naar boven17.3 Nadere bepalingen
In dit hoofdstuk zijn geen nadere bepalingen opgenomen.
Naar boven17.4 Uitzonderingen
Bij de toepassing van de wettelijke termijnen moet steeds rekening gehouden te worden met het feit dat in een aantal gevallen
in de wet of bij de daarin genoemde termijnen staat vermeld dat de Algemene termijnenwet daarop niet van toepassing is. In
dat geval moet de termijn van de betreffende bepaling in overeenstemming met die bepaling worden toegepast.
Bijvoorbeeld: Artikel 19, vijfde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat de Algemene termijnenwet niet van toepassing is op de termijnen van het eerste en derde lid.