Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

24.00.00 Douanevrijstellingen

15 Wetenschappelijke instrumenten en apparaten

In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen voor het gebruik van de vrijstelling bij het brengen in het vrije verkeer van wetenschappelijke instrumenten en apparaten.

Naar boven

15.1 Wettelijke basis

De vrijstelling van invoerrecht is voorzien in Verordening (EG) nr. 1186/2009 (Titel II, Hoofdstuk XI, artikelen 44 tot en met 50). De vrijstelling is verder uitgewerkt in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1225/2011.

Communautaire bepalingen noch nationale bepalingen voorzien in een vrijstelling van omzetbelasting. Bij het brengen in het vrije verkeer kan dus geen vrijstelling van omzetbelasting worden verleend.

Naar boven

15.2 Reikwijdte vrijstelling invoerrecht

De vrijstelling van invoerrecht heeft betrekking op de volgende goederen:

  • wetenschappelijke instrumenten of apparaten voor niet-commerciële doeleinden;
    (artikel 44, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

  • reservedelen, onderdelen of hulpstukken van de wetenschappelijke instrumenten of apparaten;
    (artikel 45, onder a, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

  • gereedschap voor het onderhoud, de controle, het ijken of het herstellen van de wetenschappelijke instrumenten of apparaten.
    (artikel 45, onder b, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.3 Wetenschappelijke instrumenten of apparaten

Onder een "wetenschappelijke instrument of apparaat" wordt verstaan een onafhankelijk werkend instrument of apparaat, een samenstel van instrumenten of apparaten of een systeem c.q. enige andere uitrusting die vanwege zijn objectieve technische kenmerken en de resultaten die ermee kunnen worden bereikt, in hoofdzaak is geschikt voor wetenschappelijke activiteiten.
(artikel 46, onder a, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Met "objectieve technische kenmerken" worden bedoeld de kenmerken die voortvloeien uit de constructie van het instrument of apparaat of uit wijziging die in vergelijking met een instrument of apparaat van een standaard type daarin is aangebracht, waardoor het prestaties kan leveren van een hoger niveau dan voor industrieel of commercieel gebruik normaliter is vereist. In het geval op grond van de objectieve technische kenmerken het niet mogelijk is op duidelijke wijze vast te stellen of een instrument of een apparaat als een wetenschappelijk instrument of apparaat moet worden beschouwd, moet worden nagegaan voor welke doeleinden het instrument of apparaat wordt gebruikt. Voor zover uit dit onderzoek blijkt dat dit instrument of apparaat wordt gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden, wordt het als een wetenschappelijk instrument of apparaat aangemerkt.
(artikel 5, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1225/2011)

Naar boven

15.4 Omvang begrip instrument of apparaat

Het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg heeft in de uitspraak van 10 november 1983 (zaak 300/82) arrest gewezen. Bij die uitspraak is het begrip "wetenschappelijk instrument of apparaat" nader bepaald. Het begrip wetenschappelijk instrument of apparaat wordt niet beperkt uitgelegd. In dat arrest is bepaald dat daaronder ook kan worden verstaan materiaal als het zogenaamde "fantoommateriaal A-150", dat bestaat uit blokken plastische kunststof en bestemd voor bestralingsonderzoek, voor zover dit materiaal een wezenlijke functie vervult als onmisbaar hulpmiddel ter verkrijging van bepaalde resultaten van wetenschappelijk onderzoek op lange termijn.

Uit het arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 1984 (zaak 45/83) blijkt dat het begrip "wetenschappelijk instrument of apparaat" echter geen materiaal omvat als recipiënten die zijn bestemd voor het conserveren, bewaren of cultiveren van een zelfstandigheid waarop het onderzoek betrekking heeft en die bij de voortgang van het wetenschappelijk onderzoek slechts een passieve rol spelen.
De volgende voorwerpen kunnen in ieder geval niet als wetenschappelijk instrument of apparaat worden aangemerkt:

  • de instrumenten en apparaten die normaal worden gebruikt voor de productie, de commerciële exploitatie van de productie, routine-analyses of verwezenlijking van andere niet-wetenschappelijke doeleinden (motoren, gereedschapsmachines, schrijvende registreertoestellen, enzovoorts);

  • de gebruikelijke uitrustingsstukken en de huishoudelijke apparaten die worden gebruikt in onderzoekslaboratoria (tafels, kasten, dossierkasten, kantoormachines, laboratoriumglas, batterijen en accu's, handgereedschap, gas- of elektrische komforen, ventilatoren, warmwatertoestellen, mixers, verlichtingstoestellen, huishoudweegschalen, enzovoorts).

Naar boven

15.5 Samenstel van instrument of apparaat

De vrijstelling kan ook worden verleend voor een samenstel van op elkaar afgestemde instrumenten en apparaten waaraan als geheel (bijvoorbeeld een systeem) een wetenschappelijk karakter kan worden toegekend. In het geval van een dergelijk samenstel één van de delen geen wetenschappelijk karakter kan worden toegekend, maar dit deel voor het functioneren van het geheel met het oog op het te verrichten onderzoek onmisbaar is, staat dit aan het toekennen van het wetenschappelijk karakter voor het geheel niet in de weg.

Zo zal bijvoorbeeld een microprocessor, die is ingebouwd in een spectrofotometer, wel in aanmerking komen voor vrijstelling, als deze blijvend op de spectrofotometer of op een Unie deel (voetstuk, onderstel, frame, kast, enzovoorts) is gemonteerd. Dit is ook het geval als de microprocessor niet blijvend is gemonteerd, maar deze alleen is bedoeld om in combinatie met de betreffende spectrofotometer te worden gebruikt.

In geval van een microprocessor van een gangbaar type, waarvoor het voldoende is het programma te wijzigen om het in combinatie met andere apparaten te kunnen gebruiken is er geen sprake van een samenstel van op elkaar afgestemde instrumenten of apparaten en wordt de processor daarom zelfstandig, dus onafhankelijk van het instrument of apparaat waarmee het wordt gebruikt, beoordeeld. In de meeste gevallen zal dan voor de processor geen vrijstelling kunnen worden verleend.

Naar boven

15.6 Reservedelen, onderdelen of hulpstukken

De vrijstelling is ook van toepassing op reservedelen, onderdelen of specifieke hulpstukken, die zijn bestemd voor wetenschappelijke instrumenten of apparaten.

De reservedelen, onderdelen en specifieke hulpstukken kunnen tegelijk met de instrumenten of apparaten dan wel later in het vrije verkeer worden gebracht. In het geval dat de goederen later in het vrije verkeer worden gebracht moet kunnen worden vastgesteld dat de goederen herkenbaar zijn bestemd voor het eerder in het vrije verkeer gebrachte wetenschappelijke instrument of apparaat.

In het geval dit instrument of apparaat in het verleden met vrijstelling in het vrije verkeer is gebracht moet worden nagegaan of dit instrument of apparaat op het tijdstip, waarop de vrijstelling voor de reservedelen, onderdelen en specifieke hulpstukken wordt aangevraagd, nog steeds een wetenschappelijk karakter bezit of voor vrijstelling in aanmerking zou komen op het tijdstip waarop vrijstelling voor de reservedelen, onderdelen en hulpstukken wordt aangevraagd. Met specifieke hulpstukken worden goederen bedoeld, die speciaal zijn ontworpen om met een bepaald wetenschappelijk instrument of apparaat te worden gebruikt om het rendement of de gebruiksmogelijkheden ervan te verbeteren. Niet als zodanig kunnen worden aangemerkt de hulpstukken die aangewend kunnen worden met verschillende apparaten ook al is het hulpstuk aangepast aan het in het vrije verkeer gebrachte instrument of apparaat door middel van bijvoorbeeld een losse koppeling of interface. In het algemeen bezitten deze hulpstukken een geringere waarde dan het instrument of apparaat.
(artikel 45, onder a, Verordening (EG) nr. 1186/2009 en artikel 9, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1225/2011)

Naar boven

15.7 Gereedschap

De vrijstelling is ook van toepassing op gereedschap voor het onderhoud, de controle, het ijken of het herstellen van wetenschappelijke instrumenten of apparaten.
Het gereedschap kan tegelijkertijd met de instrumenten of apparaten dan wel later in het vrije verkeer worden gebracht.
In het geval dat het gereedschap later in het vrije verkeer wordt gebracht moet het herkenbaar zijn als bestemd voor het eerder in het vrije verkeer gebrachte wetenschappelijke instrument of apparaat. In het geval deze instrumenten of apparaten destijds met vrijstelling in het vrije verkeer zijn gebracht moet worden nagegaan of dit instrument of apparaat op het tijdstip waarop de vrijstelling voor het gereedschap wordt aangevraagd, nog steeds een wetenschappelijk karakter bezit of voor vrijstelling in aanmerking zou komen op het tijdstip waarop vrijstelling voor het gereedschap wordt aangevraagd.
(artikel 45, onder b, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.8 Wetenschappelijk onderzoek

Onder "wetenschappelijk onderzoek" moet worden verstaan experimenten en observaties voor de verbetering van de kennis op alle gebieden van de wetenschap. Daaronder kan worden verstaan wetenschappelijk onderzoek dat ten doel heeft de kennis te vergroten zonder dat naar een praktische toepassing van de resultaten van het onderzoek wordt gestreefd, of wetenschappelijk onderzoek met het oog op praktische toepassing mits met dat onderzoek een algemeen belang wordt gediend.

Naar boven

15.9 Niet commerciële doeleinden

Voor het verlenen van de vrijstelling is de voorwaarde gesteld dat de wetenschappelijke instrumenten of apparaten in het vrije verkeer worden gebracht voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs zonder commerciële doeleinden. Hieronder wordt verstaan wetenschappelijk onderzoek of onderwijs zonder winstoogmerk.
(artikel 46, onder b, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.10 Schade bedrijfstak Unie

Wanneer het verlenen van vrijstelling bij het in het vrije verkeer brengen van wetenschappelijke instrumenten en apparaten schade berokkent aan een bedrijfstak in het douanegebied van de Unie kunnen bepaalde instrumenten en apparaten van de vrijstelling worden uitgesloten.
Dit zal moeten plaatsvinden door middel van de procedure van artikel 285 DWU.
(artikel 47 Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.11 Instellingen

De vrijstelling kan slechts worden verleend aan:

  • openbare instellingen of instellingen van openbaar nut waarvan de voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is, en diensten die onder een openbare instelling of een instelling van openbaar nut ressorteren en waarvan de voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is;

  • particuliere instellingen waarvan de voornaamste bezigheid het onderwijs of wetenschappelijk onderzoek is die de douaneautoriteiten van de lidstaat waar zij zijn gevestigd toestemming hebben verleend de goederen met vrijstelling te verwerven.

(artikel 44, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.12 Openbare of aangewezen instellingen

Openbaar

Onder "openbare instellingen of instellingen van openbaar nut en de daaronder ressorterende diensten" wordt in dit verband verstaan alle instellingen van rijk, provincie en gemeente, waarvan de voornaamste bezigheid is het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek. Daaronder worden begrepen alle inrichtingen voor openbaar of bijzonder onderwijs, waar volledig dag- en/of avondonderwijs wordt gegeven voor een algemene en/of beroepsopleiding.

Hiertoe behoren niet:

  • inrichtingen die door al dan niet bij overeenkomst gevestigde commerciële, financiële of andere betrekkingen zijn verbonden met bedrijven of instituten, en waarvan de doelstelling is om personen op te leiden voor een functie in die bedrijven of instituten;

  • instituten waar cursussen worden gegeven die van de deelnemers niet meer dan enkele lesuren per week vergen (zoals autorijlessen, computer- en typecursussen).
    (artikel 44, lid 2, onder a, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Aangewezen

Particuliere instellingen die de goederen met vrijstelling kunnen betrekken komen slechts daarvoor in aanmerking voor zover de voornaamste bezigheid het onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek is. Deze instellingen moeten toestemming van de douane-administratie hebben verkregen van de lidstaat waar zij zijn gevestigd.
In Nederland zijn de particuliere instellingen die toestemming hebben verkregen vermeld in bijlage XI van de Algemene douaneregeling. Zie voor de procedure daarvoor paragraaf 1.6.
(artikel 44, lid 2, onder a, Verordening (EG) nr. 1186/2009, artikel 7:2, artikel 7:2a en artikel 7;4, lid 2 en bijlage XI, van de Algemene douaneregeling)

Naar boven

15.13 Niet voldoen voorwaarden / Andere doeleinden

In het geval de instellingen waaraan vrijstelling van invoerrecht is verleend niet langer aan de voorwaarden voldoen of de wetenschappelijke apparaten, instrumenten, reservedelen, onderdelen, hulpstukken en gereedschap voor andere doeleinden gebruiken moeten de douaneautoriteiten van de lidstaat waar zij zich bevinden daarvan in kennis stellen.
(artikel 49, lid 1, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

In het geval niet aan de voorwaarden wordt voldaan of er sprake is van gebruiken voor andere doeleinden ontstaat in principe een douaneschuld. De invoerrechten worden geheven naar het tarief en de waarde die welke op de dag van het niet langer voldoen aan de voorwaarden of het gebruiken voor andere doeleinden door de douaneautoriteiten zijn erkend of aanvaard.
(artikel 49, lid 2, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Naar boven

15.14 Reikwijdte vrijstelling belastingen

In communautaire bepalingen noch in nationale bepalingen is een voorziening opgenomen voor het verlenen van vrijstelling van omzetbelasting. Dit betekent dat geen vrijstelling van omzetbelasting bij het brengen in het vrije verkeer kan worden verleend.

Naar boven

15.15 Vergunning

Het is een vrijstelling waarvoor bij het brengen in het vrije verkeer geen vergunning is vereist.

Wel dient in voorkomend geval de instelling of organisatie te zijn aangewezen in bijlage XI van de Algemene douaneregeling om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Zie voor de procedure paragraaf 1.6.
(artikel 7:2, artikel 7:2a en artikel 7:4, lid 2 van de Algemene, douaneregeling)

Naar boven