24.00.00 Douanevrijstellingen
9 Goederen die deel uitmaken van bagage van reizigers
In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen voor het gebruik van de vrijstelling bij het brengen in het vrije verkeer van goederen in bagage van reizigers.
Naar boven9.1 Wettelijke basis
De vrijstelling van invoerrecht bij de invoer van persoonlijke bagage van reizigers is voorzien in artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 (Titel II, Hoofdstuk X, artikel 41).
De vrijstelling van omzetbelasting is voorzien in artikel 21a en artikel 21b Wet op de omzetbelasting 1968. De vrijstelling van accijns is voorzien in artikel 68a Wet op de accijns en de vrijstellingen van verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zijn voorzien in artikel 31 Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken . De vrijstellingen van de omzetbelasting en accijns zijn gebaseerd op Richtlijn nr. 2007/74/EG.
Naar boven9.2 Reikwijdte vrijstelling invoerrecht
De vrijstelling van invoerrecht heeft betrekking op gebruiks- en verbruiksgoederen zonder handelskarakter die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers die van een derde land reizen naar het douanegebied van de Unie. De reizigers moeten een derde land hebben bezocht. (artikel 41, Verordening (EG) nr. 1186/2009)
Onder bagage wordt in het algemeen begrepen alle goederen die op de een of andere wijze worden vervoerd in het kader van een reis van een natuurlijke persoon. Het betreft zowel de hand- als de ruimbagage van de reiziger.
(artikel 1, lid 5, GVo.DWU)
Onder een "reiziger" bij invoer wordt verstaan:
-
een persoon die het douanegebied van de Unie tijdelijk binnenkomt. De reiziger heeft zijn normale verblijfplaats niet in de Unie;
-
een persoon die naar het douanegebied van de Unie terugkeert na tijdelijk op het grondgebied van een derde land te hebben verbleven. De reiziger heeft zijn normale verblijfplaats wel in de Unie.
-
(artikel 1, lid 40, GVo.DWU)
Het begrip normale verblijfplaats is uiteengezet in paragraaf 1.4.
Naar boven
9.3 Persoonlijke bagage
Onder "persoonlijke bagage" wordt verstaan bagage die de reiziger bij zijn aankomst in het douanegebied van de Unie bij de douane kan aangeven en de bagage die hij later bij de douane aangeeft, voor zover hij kan aantonen dat deze bij zijn vertrek uit een derde land als begeleide bagage is ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer van het derde land naar de Unie heeft verzorgd. Indien deze bagage als nagezonden bagage door een post- of koeriersbedrijf is vervoerd wordt deze ook onder "persoonlijke bagage" begrepen. Motorbrandstoffen in draagbare reservoirs kunnen niet tot de persoonlijke bagage worden gerekend. (artikel 21a, letter a Wet op de omzetbelasting 1968)
Naar boven9.4 Goederen zonder handelskarakter
De goederen in de persoonlijke bagage van een reiziger hebben geen handelskarakter als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. In dat geval moet sprake zijn van goederen:
-
met een incidenteel karakter;
-
die zijn bestemd voor persoonlijk gebruik van de reiziger of voor gebruik door leden van zijn gezin of zijn bestemd om als geschenk te worden aangeboden; en
-
er mag gelet op de aard en hoeveelheid van de goederen geen sprake zijn van commerciële bijbedoelingen.
(artikel 21a, letter b Wet op de omzetbelasting 1968(artikel 1, lid 21, letter b, GVo.DWU juncto artikel 21a, letter b Wet op de omzetbelasting 1968).
Naar boven9.5 Tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier
De vrijstelling voor tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van een reiziger is per reis beperkt tot de hoeveelheden die in bijlage 2 zijn genoemd. In het geval een reiziger tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en/of bier in grotere hoeveelheden in het vrije verkeer wenst te brengen, kan vrijstelling worden verleend tot de hoeveelheden die in bijlage 2 zijn genoemd. Het begrip alcoholhoudende producten is uiteengezet in paragraaf 2.2. In afwijking van het bepaalde over de waarde (zie paragraaf 9.6) moeten slechts over het meerdere het invoerrecht worden geheven.
Naar boven9.6 Intrinsieke waarde
De vrijstelling voor goederen in de persoonlijke bagage van reizigers kan slechts worden verleend als de som van de intrinsieke waarde van de andere goederen dan tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier (zie paragraaf 9.5) voor elke reiziger en voor elke reis afzonderlijk niet meer bedraagt dan € 430 (reizigersvrijstelling).
In het geval goederen een hogere intrinsieke waarde hebben dan deze intrinsieke waarde wordt de vrijstelling verleend voor goederen met een waarde tot € 430. De intrinsieke waarde van afzonderlijk goederen mag niet worden gesplitst. Als daarom slechts één voorwerp in het vrije verkeer wordt gebracht, waarvan de waarde meer bedraagt dan € 430 zijn over de gehele waarde invoerrecht verschuldigd. In het geval door een reiziger uit een derde land één geschenk van € 350 evenals één van € 85 wordt meegenomen, blijft de vrijstelling beperkt tot het geschenk van € 350. Over de gehele waarde van het andere geschenk moeten de invoerrecht worden geheven. De waardegrens van € 430 geldt voor elke reiziger en elke reis afzonderlijk. Samenreizende personen kunnen daarom niet een voorwerp in het vrije verkeer brengen waarvan de waarde uitgaat boven deze intrinsieke waarde. (artikel 21b, lid 1, letter a Wet op de omzetbelasting 1968)
Het maximumbedrag voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart en particuliere plezierzeevaart is beperkt tot € 300.
Het begrip "intrinsieke waarde" wordt uitgelegd in paragraaf 2.2 van dit onderdeel.
Naar boven9.7 Bemanning van vervoermiddelen
Voor bemanningsleden van vervoermiddelen die in het internationale verkeer zoals het verkeer van lijnvaartuigen en –luchtvaartuigen en chartervaartuigen en –luchtvaartuigen, met derde landen worden ingezet, geldt bij het brengen in het vrije verkeer van tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier een verdere beperking van hoeveelheden. De beperking geldt slechts als de goederen door personen in het vrije verkeer worden gebracht in het kader van een beroepsactiviteit in het internationale verkeer. Dit geldt ook voor vrachtwagenchauffeurs en buschauffeurs, die werkzaam zijn in het internationale goederen- en personenverkeer. Bemanningsleden van vaartuigen, die in het internationale verkeer personen en goederen vervoeren en ná hun dienst afmonsteren, zijn ook bemanningsleden waarvoor de beperking van hoeveelheden geldt. (artikel 13, lid 2, tweede alinea, Richtlijn 2007/74/EG). De hoeveelheden zijn vermeld in bijlage 2. Het begrip alcoholhoudende producten is uiteengezet in paragraaf 2.2. (artikel 21b, lid 4 Wet op de omzetbelasting 1968)
Naar boven9.8 Reizigers in particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart
De reizigersvrijstelling van € 430 is voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart en plezierzeevaart beperkt tot een bedrag van € 300. Zie ook paragraaf 9.6.(artikel 21b, lid 2 Wet op de omzetbelasting 1968)
9.9 Reikwijdte vrijstelling belastingen
De vrijstelling van omzetbelasting is voorzien in artikel 21a en artikel 21 b Wet op de omzetbelasting 1968. De vrijstelling van accijns is voorzien in artikel 68a Wet op de accijns en de vrijstelling van verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zijn voorzien in artikel 31 Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken .
Naar boven