21.00.00 Vrije Zones en Vrije Entrepots
8 Opslag
8.1 Algemeen
Niet alleen het toezicht op de inslag van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot, maar ook het toezicht op de opgeslagen goederen is een douanetaak. Dit hoofdstuk behandelt verschillende onderwerpen die verband houden met de opslag.
Proces opslag in vrije zone en vrij entrepot
Naar boven8.2 Opslagduur
Voor de opslag van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot geldt in principe geen beperking in tijd. De goederen mogen dus voor onbeperkte tijd opgeslagen blijven.
Er is één uitzondering op deze regel, namelijk voor de opslag van communautaire goederen die onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid
vallen. Voor deze goederen kan een beperking van de opslagduur worden vastgesteld. Dat kan het geval zijn als deze goederen
in de vrije zone of het vrije entrepot zijn geplaatst in het kader van een specifieke regeling waardoor de goederen in aanmerking
komen voor maatregelen die aan de uitvoer van de goederen zijn verbonden. In dat geval is tijdige beëindiging van de opslag
belangrijk omdat bij te late beëindiging van de opslag de rechten kunnen vervallen, zoals bijvoorbeeld het recht op restitutie.
(artikelen 166 en 171 CDW)
Zie voor meer informatie over dergelijke regelingen voor landbouwgoederen de onderdelen 20.01.00 en 20.02.00 van dit Handboek.
Naar boven8.3 Zekerheid
Voor de opslag van goederen in een vrije zone moet zekerheid worden gesteld. Zie hiervoor onderdeel 15.50.00, Douane-entrepots, van dit Handboek. Voor de opslag van goederen in een vrij entrepot hoeft geen zekerheid te worden gesteld.
Naar boven8.4 Toezicht en controle tijdens de opslag
Het douanetoezicht is er onder andere op gericht misbruik te voorkomen. Om die reden heeft de Douane de bevoegdheid om de
goederen die in een vrije zone of in een vrij entrepot zijn opgeslagen te controleren. Deze controles worden steekproefsgewijs
uitgevoerd. Als er ernstige twijfel bestaat over de juiste toepassing van de bepalingen door de belanghebbende wordt er gericht
gecontroleerd. Daarbij kunnen in principe de voorraadadministratie en (de kopieën van) de bescheiden van de in- en uitslagen
als uitgangspunt dienen.
(artikelen 13, 14, 16, 105, 168, 168bis en 176 CDW; artikelen
515,
516 en
806 TVo.CDW; artikelen 1:23 en 1:24 Algemene douanewet)
8.5 Tekorten tijdens de opslag
Als er tekorten blijken te zijn, moet de belanghebbende deze aan de Douane melden. Om verschillende oorzaken kunnen tekorten ontstaan. Als een tekort een natuurlijke oorzaak heeft en binnen de vastgestelde marges blijft, heeft dat geen gevolgen. Een voorbeeld van een tekort door natuurlijke oorzaak is het indrogen van tabak waardoor het gewicht is verminderd.
Er kan ook door een niet-natuurlijke oorzaak een tekort ontstaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als het tekort is ontstaan doordat goederen binnen de vrije zone of het vrije entrepot ten onrechte zijn verbruikt of dat er goederen ontbreken zonder dat daarvoor een verklaring kan worden gegeven. Hieronder valt ook het ontbreken als gevolg van lekkage.
Voor de bevonden tekorten kan belasting verschuldigd zijn. Bovendien moet er alsnog rekening worden gehouden met niet-fiscale
bepalingen en strafbare feiten die van toepassing kunnen zijn. In ernstige gevallen waarbij de tekorten niet op bevredigende
wijze worden verklaard, kan zelfs de vergunning worden ingetrokken.
(artikel 177, 203 CDW; artikelen 10:1, 10:5 en 10:6 Algemene douanewet)
8.6 Meerbevinding tijdens de opslag
Het kan voorkomen dat tijdens de opslag méér goederen worden bevonden dan in de voorraadadministratie zijn verantwoord. Deze
goederen worden geacht de niet-communautaire status te hebben tenzij hiervan de communautaire status wordt aangetoond. De
meer bevonden goederen moeten alsnog, met hun douanestatus, in de voorraadadministratie worden opgenomen. Zie ook paragraaf
4.2 van onderdeel 15.50.00, Douane-entrepots, van dit Handboek.
(artikel 107 CDW en artikel
528 lid 3 Tvo CDW)
8.7 Activiteiten
Vrije zones en vrije entrepots zijn schakels in het internationaal vervoer en de distributie van goederen. De goederen die onder deze opslagregimes liggen opgeslagen, moeten in de staat blijven waarin zij zijn ingeslagen. Om dit te realiseren, mogen de goederen gebruikelijke behandelingen ondergaan. Zie voor een nadere uitwerking van de gebruikelijke behandelingen en de voorwaarden waaronder deze kunnen plaatsvinden hoofdstuk 3 van dit onderdeel en onderdeel 15.50.00, Douane-entrepots, van dit Handboek.
Naar boven8.8 Overbrenging tussen belanghebbenden binnen de vrije zone
In deze paragraaf wordt ingegaan op de vereenvoudigde overbrengingsprocedure van goederen binnen de vrije zone. Het betreft het overbrengen van goederen van de opslaglocatie van de ene belanghebbende binnen de vrije zone naar de opslaglocatie van een andere belanghebbende binnen de vrije zone. Ook het overbrengen vanuit de ene opslaglocatie naar een andere opslaglocatie van dezelfde belanghebbende valt onder de vereenvoudigde overbrengingsprocedure.
De vereenvoudigde overbrengingsprocedure biedt het bedrijfsleven een belangrijk voordeel. Waar normaal gebruik zou moeten
worden gemaakt van de regeling extern communautair douanevervoer voor vervoer van niet-communautaire goederen tussen de opslaglocaties,
kan dit vervoer nu zonder douaneformaliteiten plaatsvinden. De vereenvoudigde overbrenging is mogelijk omdat aan de afgifte
van een vergunning voor gebruik de voorwaarde is gekoppeld dat de belanghebbende ook een vergunning domiciliëringsprocedure
plaatsing in de vrije zone heeft.
(artikelen
511,
513 en bijlage 68 TVo.CDW)
Als goederen worden overgebracht naar een andere belanghebbende binnen de vrije zone, dan boekt de leverende belanghebbende
een ‘uitslag’ in DGVS (naast de uitschrijving van de goederen uit zijn administratie). Vervolgens worden de goederen naar
de ontvangende belanghebbende overgebracht. Als deze de zending accepteert, schrijft hij de zending in zijn administratie
in en boekt hij in DGVS een ‘inslag’. Bij verschillen neemt de ontvangende belanghebbende contact op met de leverende belanghebbende
en stemmen zij onderling af. Als in DGVS tegenover een ‘uitslag’ een ‘inslag’ is verantwoord, is er sprake van een “match”
en is de overdracht gerealiseerd. De verantwoordelijkheid voor de goederen is overgegaan op de ontvangende belanghebbende.
Als in DGVS tegenover een ‘uitslag’ geen ‘inslag’ is verantwoord, produceert DGVS een zogenaamde “mismatch”. Zowel de Douane
als de leverende en de ontvangende belanghebbende krijgen de melding van de “mismatch”. De leverende en de ontvangende belanghebbende
kunnen in onderling overleg de “mismatch” proberen op te lossen. Als dit niet lukt, stelt de Douane een onderzoek in. Als
de “mismatch” niet kan worden verklaard, is de leverende belanghebbende aansprakelijk en is deze schuldenaar voor de douanerechten
die verschuldigd worden.
(artikelen
511,
513 en
bijlage 68 TVo.CDW)
De Douane kan, met behulp van DGVS, met administratieve en fysieke controles toezicht houden op de goederenbewegingen en -voorraden binnen de vrije zone.
Naar boven8.9 Wijziging douanebestemmingen binnen het vrij entrepot
Niet-communautaire goederen kunnen tijdens hun verblijf in het vrij entrepot een andere douanebestemming volgen, bijvoorbeeld door ze te plaatsen onder de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht. Het is ook mogelijk om in een vrij entrepot opgeslagen goederen in het vrije verkeer worden te brengen zonder dat zij direct worden uitgeslagen. De douanestatus van die goederen is dan veranderd in communautaire goederen.
Voor het wijzigen van de douanebestemming zijn de procedures van die betreffende regelingen van toepassing. Dat betekent dus
dat voor invoer, actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht de geëigende aangiften moeten worden gedaan en dat
daarvoor de vereiste afzonderlijke administratie moet worden gevoerd. De goederen moeten dan door de belanghebbende van de
vrij entrepotadministratie worden overgeboekt naar de aparte administratie van degene die voor die regeling een vergunning
heeft gekregen. Daarna gelden voor die goederen de procedures voor de desbetreffende regeling. Deze zijn beschreven voor actieve
veredeling onderdeel 16.00.00 en voor behandeling onder douanetoezicht onderdeel 17.00.00 van dit Handboek.
(artikel 173 CDW)
8.10 Vernietiging van in een vrije zone of vrij entrepot opgeslagen goederen
Er kunnen redenen zijn om goederen die zijn opgeslagen in een vrije zone of een vrij entrepot te vernietigen. De belanghebbende
geeft daarvan kennis aan de Douane onder opgave van de gegevens van die goederen.
(artikel 173 CDW)
Restanten en afval van de vernietigde goederen die nog waarde hebben, moeten weer als "opgeslagen niet-communautaire goederen" worden beschouwd.
De belanghebbende moet de gegevens met betrekking tot de vernietigde goederen en het overblijfsel onmiddellijk na de vernietiging in de voorraadadministratie vermelden.
Aan de vernietiging zijn in principe geen ambtelijke kosten verbonden. Deze kosten van de vernietiging komen voor rekening van de belanghebbende. Zie voor verdere informatie over vernietiging het onderdeel 22.00.00 Wederuitvoer, vernietiging en afstand doen van goederen van dit Handboek.
8.11 Gebruik / verbruik van goederen binnen een vrije zone of een vrij entrepot
Niet-communautaire goederen die zijn opgeslagen in een vrije zone of een vrij entrepot en de communautaire landbouwgoederen die daarin zijn geplaatst, mogen alleen worden gebruikt of verbruikt bij:
-
gebruikelijke behandelingen- actieve veredeling
-
behandeling onder douanetoezicht
Als goederen gebruikelijke behandelingen zullen ondergaan, moet de Douane hierover vooraf worden geïnformeerd. Zo zal onder meer worden vastgesteld wanneer en op welke wijze de belanghebbende het resultaat van de gebruikelijke behandeling in zijn voorraadadministratie moet vastleggen.
Als goederen onder de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht worden geplaatst, gelden voor de goederen
de verplichtingen die zijn opgenomen in de vergunning actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht. De vergunninghouder
van die vergunning is verantwoordelijk voor het nakomen van die verplichtingen.
(artikelen 173 tot en met 175 CDW)