Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.00.00 Basisbepalingen die de verschillende economische douaneregelingen gemeen hebben

5 Overige gemeenschappelijke regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staat een aantal onderwerpen die van belang zijn bij de afgifte van de vergunning voor een economische douaneregeling.

Naar boven

5.2 Handelspolitieke maatregelen

Worden niet-communautaire goederen onder een economische douaneregeling geplaatst? Dan worden handelspolitieke maatregelen die zien op het in het vrije verkeer brengen opgeschort. Handelspolitieke maatregelen die zien op het binnenbrengen van goederen moeten gewoon worden toegepast. Deze kunnen niet worden opgeschort.
(artikel 1 punt 7 TVo CDW)

Voorbeeld 1

Voor textiel geldt een beperkende maatregel voor het in het vrije verkeer brengen. Bij de aangifte voor het vrije verkeer moet namelijk een invoervergunning worden overgelegd.

Als een partij textiel onder de economische douaneregeling actieve veredeling wordt gebracht is geen invoervergunning nodig. De toepassing van deze handelspolitieke maatregel wordt dan geschorst.

Voorbeeld 2

Olie uit Irak wordt naar het douanegebied van de Europese Unie (EU) gebracht. De EU verbiedt het binnenbrengen van deze olie als boycotmaatregel. De goederen mogen dan de EU niet in. Ook niet als ze geplaatst worden onder de economische douaneregeling actieve veredeling en de EU dus mogelijk weer verlaten.
(artikel 509 lid 1 TVo.CDW)

Handelspolitieke maatregelen op verkregen producten

In bepaalde gevallen worden de handelspolitieke maatregelen toegepast op de onder de regeling verkregen producten. Dit wordt per regeling verder toegelicht.

Regeling actieve veredeling

Worden onder de regeling actieve veredeling veredelingsproducten vervaardigd die genoemd worden in bijlage 75 TVo.CDW (afvallen, resten, schroot, en dergelijke)? Dan gelden de handelspolitieke maatregelen voor die veredelingsproducten als ze in het vrije verkeer worden gebracht.

In alle andere gevallen moeten de handelspolitieke maatregelen op de invoergoederen worden toegepast (artikel 509, lid 2, TVo. CDW en bijlage 75 TVo. CDW)

Het gaat in beide gevallen om de handelspolitieke maatregelen die gelden op het moment van in het vrije verkeer brengen.

Regeling behandeling onder douanetoezicht

Bij deze regeling worden hoogbelaste goederen behandeld tot laagbelaste goederen. De laagbelaste goederen worden in het vrije verkeer gebracht. De handelspolitieke maatregelen worden alleen toegepast als ze van toepassing zijn op:

  • de ingevoerde goederen, en

  • de behandelde producten

De maatregelen moeten gelden op het moment dat de behandelde producten in het vrije verkeer worden gebracht. (artikel 509, lid 3, TVo. CDW)

De handelspolitieke maatregelen (HPM) worden alleen toegepast op de behandelde producten.

Bovenstaande wordt verduidelijkt door de volgende matrix:

HPM op invoergoed *)

HPM op behandelde producten

Toe te passen HPM

Nee

Nee

geen

Nee

Ja

geen

Ja

Nee

geen

Ja

Ja

HPM op de behandelde prod

(* op het moment van de invoer in het vrije verkeer van de behandelde producten)

Regeling Passieve veredeling

Worden de onder deze regeling vervaardigde veredelingsproducten in het vrije verkeer gebracht? Voor de veredelingsproducten gelden geen handelspolitieke maatregelen als:

  • de goederen de oorsprong van de EU hebben behouden in de zin van de artikelen 23 en 24 van het CDW.

  • de veredelingshandeling bestond uit herstelling, ook als de regeling uitwisselingsverkeer van toepassing was

  • het gaat om eerder onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen die aanvullende veredelingshandelingen buiten de EU hebben ondergaan (zie onderdeel 16.00.00 en 19.00.00 van dit Handboek).

( artikel 509, lid 4, TVo. CDW)

In alle andere gevallen worden de handelspolitieke maatregelen toegepast op de goederen die in het vrije verkeer worden gebracht.

Naar boven

5.3 Nationale verboden en beperkingen

Voor de goederen die onder een economische douaneregeling worden geplaatst, kunnen ook nationale verbods- of beperkende maatregelen gelden. Deze verbods- of beperkende maatregelen vindt u in nationale wetgeving.

Geldt de verbods- of beperkende maatregel bij het binnenbrengen van goederen? Dan moet deze maatregel worden nagekomen. De maatregel kan niet worden opgeschort.
Gaat het om een maatregel die alleen geldt bij het in het vrije verkeer brengen? Dan geldt deze maatregel niet als goederen onder een economische douaneregeling worden geplaatst.

Worden onder een economische douaneregeling geplaatste of verkregen goederen in het vrije verkeer gebracht? Dan moeten de verbods- of beperkende maatregelen worden toegepast die voor de in het vrije verkeer gebrachte goederen gelden.

Naar boven

5.4 Overbrenging en overdracht

5.4.1 Algemeen

Het vervoer van niet-communautaire goederen van de ene plaats binnen de EU naar een andere plaats binnen de EU gebeurt normaal gesproken onder dekking van de regeling douanevervoer.

Voor goederen die geplaatst zijn onder een schorsende regeling is een vereenvoudigde procedure mogelijk. Bij deze vereenvoudigde procedure worden de goederen tussen twee plaatsen binnen de EU vervoerd onder dekking van de economische douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst. Deze vereenvoudigde procedure noemt men ‘overbrenging’.

De vereenvoudiging geldt voor de volgende economische douaneregelingen:

  • douane-entrepots

  • actieve veredeling (schorsing)

  • behandeling onder douanetoezicht

  • tijdelijke invoer

(artikelen 91 lid 3 en111 CDW, artikelen 511 tot en met 514 TVo.CDW)

De vereenvoudiging geldt dus niet voor de economische douaneregelingen:

  • passieve veredeling

  • actieve veredeling (terugbetaling)

Er zijn vier vormen van overbrengen:

  • tussen plaatsen die genoemd zijn in de vergunning van de schorsingsregeling
    (artikel 512, lid 1 TVo.CDW)

  • van het kantoor van plaatsing onder de regeling naar de opslagplaats van de vergunninghouder of de belanghebbende
    (artikel 512, lid 2 TVo.CDW

    )
  • naar het kantoor van uitgang met het oog op wederuitvoer
    (artikel 512, lid 3 TVo.CDW)

  • vervoer van goederen tussen twee verschillende vergunninghouders.
    Dit wordt ook wel overdracht genoemd.
    (artikel 513 TVo.CDW)

Let op!

Bij de toepassing van artikel 513 Tvo.CDW moet degene aan wie de goederen worden overgedragen beschikken over een domiciliëringsprocedure om de goederen onder de regeling te plaatsen.

Daarnaast bestaat de overdracht van artikel 90 CDW, deze overdracht is verder uitgewerkt in paragraaf 5.4.5 van dit onderdeel.

De toestemming tot gebruik van overbrenging is opgenomen in de vergunning van de economische douaneregeling.
In vak 15 van de verleende vergunning staat met een code aangegeven:

  • of een vergunninghouder mag overbrengen (code 1, 2 en 3)

  • of een vergunninghouder mag overdragen (code 4)

In de vergunning moet ook worden vermeld wat daarbij de voorwaarden zijn.
De codes staan in
Bijlage 67 TVo.CDW. In ieder geval moet in de vergunning voor de economische douaneregeling staan dat van de overbrenging en overdracht een administratie wordt gevoerd. Op basis van deze vastleggingen kan de Douane controleren of de douanewetgeving juist is toegepast.
(artikelen 511 en 516 TVo.CDW)

Overbrenging van of naar douane-entrepot type B

Is de plaats van aankomst een douane-entrepot type B? Dan kan geen gebruik gemaakt worden van overbrenging. Bij een douane-entrepot type B bewaart het controlekantoor de aangiften tot plaatsing onder de regeling bij wijze van voorraadadministratie. Om goederen naar een entrepot type B te vervoeren moet altijd gebruik worden gemaakt van communautair douanevervoer worden toegepast.
(artikel 511 TVo.CDW).

Wordt bij uitslag uit een entrepot type B een aangifte gedaan in de normale procedure voor een economische schorsingsregeling dan kunnen de goederen vanuit het entrepot type B worden overgebracht naar de in de economische schorsingsregeling genoemde locatie als deze overbrenging is toegestaan in de vergunning van de geadresseerde.

Voorbeeld

Een vergunninghouder actieve veredeling (schorsing) is gevestigd in Groningen. De goederen die onder de regeling geplaatst moeten worden zijn opgeslagen in een entrepot type B in Roosendaal. De vergunninghouder doet bij het bevoegde aangiftepunt in Roosendaal aangifte in de normale procedure. Na de vrijgave voor de regeling worden de goederen met de overbrengingsprocedure vervoerd naar Groningen.

Wordt bij uitslag uit een entrepot type B een aangifte gedaan met de domicilieringsprocedure plaatsing onder het stelsel van een economische schorsingsregeling? De goederen kunnen dan vanuit het entrepot type B ook worden overgebracht naar de in de economische schorsingsregeling genoemde locatie. Voorwaarde is wel dat deze overbrenging is toegestaan in de vergunning van de geadresseerde (de toestemming daartoe staat namelijk niet in de vergunning van het douane-entrepot type B). Hiervoor geldt de aanvullende voorwaarde dat de geadresseerde een kennisgeving doet van de voorgenomen plaatsing

Voorbeeld

Een vergunninghouder actieve veredeling (schorsing) is gevestigd in Groningen. De goederen die onder de regeling geplaatst moeten worden zijn opgeslagen in een entrepot type B in Roosendaal. De vergunninghouder actieve veredeling (schorsing) schrijft de goederen in zijn administratie in met de domicilieringsprocedure plaatsing. Het bewijs van de plaatsing wordt geleverd door bij het bevoegde douanekantoor in Roosendaal een kennisgeving te doen. De goederen worden met de overbrengingsprocedure vervoerd naar Groningen.

Naar boven

5.4.2 Verschillende soorten overbrenging

In deze paragraaf staat een nadere toelichting op de drie vormen van overbrenging.

Overbrenging tussen plaatsen die genoemd zijn in één vergunning

Staan in één vergunning voor een economische douaneregeling meerdere plaatsen waar handelingen of opslag plaats kunnen vinden? Dan kunnen de goederen tussen deze plaatsen worden overgebracht zonder verdere douaneformaliteiten. Het volstaat dat de vergunninghouder de overbrenging vooraf aantekent in zijn administratie. Op elk moment moet duidelijk zijn waar de onder de regeling geplaatste goederen zich bevinden. Bij overbrengen wordt de regeling niet beëindigd. De vergunninghouder is ook tijdens de overbrenging verantwoordelijk voor de goederen.

Voorbeeld

Onder de douaneregeling actieve veredeling (schorsing) worden plastic korrels gezuiverd in een locatie te Rotterdam, daarna worden in Almere de gezuiverde korrels plastic geperst tot platen die vervolgens op een locatie te Zwolle worden verwerkt tot plastic opbergbakken. De locaties Rotterdam, Almere en Zwolle staan allen genoemd in de vergunning actieve veredeling. Tussen deze plaatsen mogen de onder de regeling geplaatste goederen zonder verdere douaneformaliteiten worden overgebracht.
(artikel 512, lid 1 TVo.CDW)

Overbrenging van het kantoor van plaatsing onder de regeling naar de opslagplaats van de vergunninghouder of de belanghebbende

Vervoer van het kantoor van plaatsing naar de plaats van de vergunninghouder of veredelaar kan met de aangifte tot plaatsing onder de regeling. De overbrenging gebeurt zonder verdere douaneformaliteiten. De kantoren van plaatsing moeten in de vergunning zijn opgenomen. Voorwaarde voor het opnemen van andere kantoren dan het controlekantoor als kantoor van plaatsing is dat de regelmatigheid van de handelingen, de controle en het douanetoezicht gewaarborgd zijn. De vergunninghouder moet het overbrengen in zijn administratie opnemen.

Voorbeeld 1

Invoergoederen worden op Schiphol via de normale procedure geplaatst onder de regeling actieve veredeling (schorsing). In de vergunning actieve veredeling (schorsing) is Schiphol opgenomen als kantoor van plaatsing. De actieve veredelingshandelingen vinden plaats in Nijmegen. De vergunninghouder heeft de mogelijkheid tot overbrenging in zijn vergunning laten opnemen. De goederen kunnen nu onder de regeling actieve veredeling (schorsing) worden vervoerd van Schiphol naar Nijmegen. De vergunninghouder moet op het moment dat hij aangifte doet de goederen opnemen in zijn administratie en de overbrenging vastleggen.

Voorbeeld 2

Goederen worden met de domiciliëringsprocedure onder de regeling geplaatst. Dit gebeurt in Nijmegen door inschrijving van de goederen in de administratie. In de vergunning actieve veredeling (schorsing) staat als kantoor van plaatsing: Nijmegen. In de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing staat als locatie waar de goederen zich mogen bevinden op het moment van plaatsing: Schiphol. De goederen kunnen nu onder de regeling actieve veredeling worden vervoerd van Schiphol naar Nijmegen.

Op Schiphol moet de vergunninghouder bewijzen dat de goederen in de administratie in Nijmegen zijn ingeschreven. Deze verplichting is opgenomen in de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing. De wijze waarop dit bewijs wordt geleverd wordt overgelaten aan beide betrokken partijen.

Voorbeeld 3

Goederen worden met een domiciliëringsprocedure geplaatst onder de regeling douane-entrepot. De goederen worden overgebracht van een Ruimte voor Tijdelijke Opslag (RTO) in Rotterdam naar een douane-entrepot in Amsterdam. De vergunninghouder van het douane-entrepot neemt dan al bij het wegvoeren van de goederen uit de RTO de aansprakelijkheid over. De goederen worden onder de regeling douane-entrepot geplaatst op het moment dat de goederen nog bij de RTO staan. De containerterminals in Rotterdam hebben bijvoorbeeld allemaal een vergunning RTO. In de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing onder de regeling douane-entrepot moet de locatie van de RTO zijn opgenomen als plaats waar de goederen onder de regeling kunnen worden geplaatst.

Uiteraard geldt deze overbrenging ook als de goederen al geplaatst waren onder een economische douaneregeling en naar de locatie van een andere vergunninghouder van een economische douaneregeling worden overgebracht. Bijvoorbeeld van een douane-entrepot naar de locatie van de vergunninghouder BOD. Voor verdere uitwerking zie onderdeel 12.50.00 van dit Handboek.
(artikel 512, lid 2 TVo.CDW)

Overbrenging naar het kantoor van uitgang bij wederuitvoer

Goederen die onder een economische douaneregeling zijn geplaatst of verkregen kunnen van de plaats van de vergunninghouder of veredelaar naar een kantoor van uitgang worden overgebracht zonder dat de regeling wordt aangezuiverd. Het vervoer vindt plaats onder de economische douaneregeling.

Bij een kantoor van uitvoer wordt aangifte gedaan voor wederuitvoer. Dit kantoor is in de vergunning aangewezen als kantoor van aanzuivering. Het overbrengen naar een kantoor van uitgang gebeurt zonder verdere douaneformaliteiten. Ook dit vervoer vindt plaats onder de economische douaneregeling. Hoewel dus een aangifte ten wederuitvoer is gedaan blijft de vergunninghouder van de economische douaneregeling verantwoordelijk voor de goederen. De economische douaneregeling wordt pas gezuiverd als de goederen het grondgebied van de EU hebben verlaten. Het overbrengen moet in de administratie van de vergunninghouder worden opgenomen. ( artikel 512, lid 3 TVo.CDW)

Voorbeeld

Goederen die in Nijmegen actief zijn veredeld (schorsing), worden wederuitgevoerd naar de VS. Voor de goederen wordt een aangifte ten wederuitvoer in de normale procedure of in de domiciliëringsprocedure gedaan. Na vrijgave kunnen de goederen worden overgebracht naar het kantoor van uitgang.

De economische douaneregeling actieve veredeling (schorsing) wordt pas gezuiverd als de goederen het grondgebied van de EU hebben verlaten. Het overbrengen moet in de administratie van de vergunninghouder worden opgenomen.

Overbrengen van goederen met verhoogd frauderisico

De vergunninghouder aan wie overbrenging is toegestaan is tijdens de overbrenging voor de goederen verantwoordelijk. Worden goederen overgebracht met een verhoogd frauderisico zoals bedoeld in bijlage 44quater TVo.CDW? Dan kan verhoging van de zekerheid noodzakelijk zijn. Bij afgifte van de vergunning moet dit aspect worden meegenomen bij de vaststelling van de zekerheid. De zekerheid voor dit vervoer moet gelijkwaardig zijn aan die van de regeling communautair douanevervoer als het fraudegevoelige goederen betreft. Dit houdt in dat de vrijstelling voor zekerheid voor bedrijven met een AEO-certificaat voor dit vervoer niet geldt. Fraudegevoelige goederen zijn bijvoorbeeld alcoholhoudende dranken en sigaretten. Een actuele lijst van fraudegevoelige goederen is opgenomen in bijlage 44quater TVo.CDW.

Naar boven

5.4.3 Overdracht naar een andere vergunninghouder

Een bijzondere vorm van overbrenging is die van overdracht naar een andere vergunninghouder. Ook dit is een vereenvoudiging van de regeling communautair douanevervoer. Overdracht op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld van een vergunninghouder actieve veredeling (schorsing) naar een vergunninghouder van een douane-entrepot.
De overdracht tussen een vergunninghouder ‘belanghebbende vrije zone controletype II’ en een vergunninghouder ‘douane-entrepot’ en omgekeerd voldoet ook aan deze voorwaarde. De regels voor de regeling douane-entrepots zijn namelijk ook van toepassing op de vrije zone controletype II.
(artikel 813 TVo.CDW)

De overdracht kan dus alleen als de geadresseerde 2 vergunningen heeft:

  • een vergunning voor een economische douaneregeling en

  • een vergunning voor toepassing van de domiciliëringsprocedure voor plaatsing van goederen of producten onder de regeling

Bij de regeling tijdelijke invoer hoeft de geadresseerde niet te beschikken over een vergunning voor toepassing van de domiciliëringsprocedure voor plaatsing van goederen of producten onder de regeling. Na de overdracht moet bij ontvangst van de goederen een nieuwe aangifte in de normale procedure voor plaatsing onder de economische douaneregeling tijdelijke invoer worden gedaan.
De afzender is bij overdracht voor de goederen verantwoordelijk tot het tijdstip waarop de goederen in de administratie van de geadresseerde zijn opgenomen. Het overdragen is dan pas afgerond. Het vervoer vindt dus plaats onder verantwoordelijkheid van de verzendende vergunninghouder.
(artikel 513 TVo.CDW)

De geadresseerde stelt de Douane van de aankomst van de goederen in kennis. Hoe en of dit moet staat in de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing onder de economische douaneregeling. De geadresseerde legt de ontvangst van de goederen in zijn administratie vast. Dit geldt als aangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling waarvoor hij een vergunning heeft. Hiermee is het overdragen afgerond en is de regeling van de afzender voor de ingeschreven goederen of producten beëindigd.

Naar boven

5.4.4 Procedures bij overdracht

Overdracht tussen vergunninghouders kan met de volgende procedures:

  • de normale procedure met 3 exemplaren van het Enig document

  • de vereenvoudigde procedure met 2 exemplaren van het Enig document

  • procedure met gebruik van andere middelen dan het Enig document

Deze procedures staan in bijlage 68 TVo. CDW
(artikel 513 TVo. CDW)

Naar boven

5.4.5 Overdracht van rechten en verplichtingen

De overdracht van artikel 90 van het CDW is anders dan die van artikel 513 TVo.CDW

Artikel 513 TVo.CDW is een vereenvoudiging van het communautair douanevervoer tussen twee vergunninghouders, dus een vereenvoudiging van artikel 91 CDW.

Bij de toepassing van artikel 90 van het CDW worden bepaalde rechten en plichten van het subject van de regeling overgedragen aan een derde. Deze derde hoeft niet in het bezit te zijn van een vergunning voor een economische douaneregeling.

De douane kan deze overdracht onder voorwaarden toestaan.
Deze voorwaarden zijn bijvoorbeeld:

  • vastlegging van de overdracht in de vergunning van degene die overdraagt

  • stellen van zekerheid door degene die de verplichtingen overneemt

  • het voeren van een administratie door degene die de verplichtingen overneemt

Degene die de verplichtingen overneemt, moet aan alle rechten en verplichtingen van de vergunning van degene die overdraagt voldoen.

In Nederland is aan de hiervoor genoemde vorm van overdracht slechts uitvoering gegeven in de hierna beschreven variant.

Een individueel recht en de daarbij behorende verplichtingen kan worden overgedragen binnen één vergunning als sprake is van de douaneregeling Actieve veredeling, schorsingssysteem, modaliteit equivalentieverkeer met voorafgaande uitvoer.

Door het gebruiken van communautaire goederen (equivalente goederen) bij de vervaardiging van veredelingsproducten verkrijgt de vergunninghouder het recht om niet- communautaire goederen van dezelfde handelskwaliteit en vallende onder dezelfde tariefonderverdeling hiervoor in de plaats te laten treden.
Artikel 115 lid 1 letter b CDW

Dit recht kan hij vervolgens overdragen aan een andere persoon binnen het douanegebied van de EU. Deze laatste wordt dan met volledige naam en adres in vak 9 van de vergunning opgenomen. Het is niet toegestaan in dit vak bijvoorbeeld " diversen " te vermelden. Door de afgifte van de vergunning formaliseert de douane het overdragen van het recht en aanvaard deze in vak 9 van de vergunning bedoelde persoon als rechthebbende.
Artikel 90 CDW

Bij de uitvoer van de veredelingsproducten vervaardigd uit de communautaire goederen (equivalente goederen) wordt een INF 5 overgelegd. In vak 2 van dit formulier is de nieuwe rechthebbende weer met volledige naam en adres opgenomen.

De nieuwe rechthebbende mag nu de in de INF 5 vermelde niet- communautaire goederen onder de douaneregeling plaatsen (vakken 4, 5 en 6 van de INF 5). Deze goederen krijgen na de vrijgave de status van communautaire goederen. Hij doet de aangifte op eigen naam en voor eigen rekening, danwel laat hij zich direct vertegenwoordigen. De INF 5 wordt bij de plaatsingsaangifte overlegd.
Artikel 545 lid 2 Tvo CDW.

De nieuwe rechthebbende heeft nu de verplichting om door het doen van de aangifte aan te tonen dat dezelfde invoergoederen, met dezelfde hoeveelheid en binnen de gestelde aanzuiveringstermijn, onder de douaneregeling worden geplaatst. Houdt hij zich niet aan één of meer van deze verplichtingen, dan wordt hij schuldenaar.
Artikel 204 lid 1 letter a en lid 2 CDW.

Let op: Het blijft uiteraard zo dat geen verplichting bestaat om ook daadwerkelijk niet- communautaire goederen onder de douaneregeling te plaatsen. Dit recht mag worden uitgeoefend, maar is nadrukkelijk geen verplichting voortkomende uit de vergunning.

Nadrukkelijk wordt er opgewezen dat slechts die verplichtingen worden overgedragen die rechtstreeks zijn toe te wijzen aan het overgedragen recht. Zo is de nieuwe rechthebbende niet verplicht om de aanzuiveringsafrekening in te leveren. Deze verplichting blijft berusten bij de vergunninghouder. Deze is namelijk degene die het recht creëert door communautaire goederen te gebruiken en deze vervolgens uit te voeren, waardoor hij gebruik blijft maken van de verleende vergunning en daarom deze verplichting op hem blijft drukken.

Naar boven

5.5 Administratie

De Douane controleert economische douaneregelingen voornamelijk administratief. Voor de volgende economische douaneregelingen moet een administratie worden gevoerd:

  • douane-entrepot

  • actieve veredeling

  • behandeling onder douanetoezicht

  • passieve veredeling

Worden goederen onder de economische douaneregeling tijdelijke invoer geplaatst? Dan kan het voeren van een administratie ook verplicht zijn.
(artikel 581 lid 2 TVo.CDW)

De vergunninghouder voert de administratie. Bij een douane-entrepot type B wordt de administratie bijgehouden op het controlekantoor aan de hand van de aangiften tot plaatsing onder de regeling.
(artikel 528 lid 3 TVo.CDW)

Uit de administratie moet blijken:

  • welke goederen zich onder de economische douaneregeling bevinden

  • welke handelingen met de goederen zijn uitgevoerd

De administratieve werkelijkheid moet overeenkomen met de fysieke werkelijkheid. Is fysiek minder aanwezig dan in de administratie staat? Dan kan sprake zijn van onttrekken aan het douanetoezicht.

Is fysiek meer aanwezig dan in de administratie staat? Dan moet het deel dat niet in de administratie staat onder de betreffende douaneregeling worden geplaatst. Dit speelt met name bij douane-entrepots een rol.

In de administratie moeten ook gegevens staan die voor het toezicht op VGEM-aspecten van belang zijn. De aangiftegegevens (zie bijlage 37 TVo.CDW) moeten deel uitmaken van de administratie.
(artikel 516 TVo.CDW)

De Douane keurt de administratie voordat deze een vergunning voor een economische douaneregeling afgeeft.
(artikel 515 TVo.CDW)

Ook als de administratie wijzigt, moet de Douane vooraf toestemming verlenen.
(artikel 87 lid 2 CDW)

Heeft de vergunninghouder een boekhouding met voldoende gegevens voor toezicht op de vergunning? Dan kan de Douane toestaan dat geen aparte administratie voor douanedoeleinden wordt opgezet.

Welke gegevens moeten in de administratie staan?

De gegevens die de administratie minimaal moet bevatten staan in
artikel 516 TVo.CDW. Hierin staat ook in welke gevallen niet alle gegevens verstrekt hoeven worden. Daarnaast zijn voor de economische douaneregeling douane-entrepot aanvullende eisen gesteld.
(artikel 516, 529 TVo.CDW)

Naar boven

5.5.1 Administratieve organisatie en maatregelen van interne beheersing

Een bedrijf dat een vergunning wil voor een economische douaneregeling moet beschikken over:

  • een administratieve organisatie

  • maatregelen van interne beheersing

De administratieve organisatie en maatregelen van interne beheersing (AO/IB) van vergunninghouders zijn voor de Douane van groot belang. Dit is zo omdat economische douaneregelingen vaak achteraf en vooral administratief worden gecontroleerd.

De administratieve organisatie en maatregelen van interne beheersing zijn een logisch samenhangend geheel van maatregelen die een betrouwbare informatievoorziening waarborgen. Vastleggingen moeten voor de Douane controleerbaar zijn op:

  • juistheid

  • volledigheid

  • tijdigheid

Enkele maatregelen van interne beheersing zijn:

  • de wijze van inrichting van de administratie


    De administratie bestaat uit alle schriftelijke of op andere wijze vastgelegde bedrijfsgegevens.

  • de verbanden tussen geld- en goederenstroom zoals die in de boekhouding zijn vastgelegd


    De boekhouding of financiële administratie is het deel van de administratie waarin de financiële bedrijfsgegevens worden vastgelegd.

  • functiescheiding(en) in het bedrijf

  • andere interne controlemaatregelen, zoals instructies en procedurebeschrijvingen

Naar boven

5.5.2 Eisen aan de administratieve organisatie

De eisen aan de administratieve organisatie en de interne beheersingsmaatregelen verschillen per bedrijf. De eisen zijn afhankelijk van:

  • het type bedrijf


    Bijvoorbeeld een handelsonderneming of een dienstverlenend bedrijf.

  • de aangevraagde economische douaneregeling

  • de fiscale en niet-fiscale belangen

  • de grootte van het bedrijf

Naar boven

5.6 Opbrengstpercentage en wijze van berekening

5.6.1 Opbrengstpercentage

Bij drie economische douaneregelingen wordt een opbrengstpercentage vastgesteld. Dit zijn de regelingen:

  • actieve veredeling

  • behandeling onder douanetoezicht

  • passieve veredeling

Het opbrengstpercentage is de hoeveelheid veredelingsproducten (bij actieve veredeling) of de hoeveelheid behandelde producten (bij behandeling onder douanetoezicht) die uit de invoergoederen is ontstaan.

Onder veredelingsprodukten worden verstaan:

  • hoofdveredelingsproducten

  • bijkomende veredelingsproducten.

Het opbrengstpercentage staat in de vergunning of in de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

Op basis van het opbrengpercentage stelt u de hoeveelheid hoofdveredelings-, bijkomende veredelingsproducten en afval vast.

Het opbrengstpercentage (zie paragraaf 5.6. toerekening) is mede van belang om vast te stellen of aan de verplichtingen is voldaan. In veel gevallen zal het opbrengstpercentage 100% zijn. Bijvoorbeeld bij:

  • herstel

  • assemblage

  • eenvoudige mengbehandelingen

Als het opbrengstpercentage kleiner is dan 100%, is sprake van verlies.
(artikelen 114, lid 2 letter f, 119, 134 en 145, lid 3 letter d CDW)

Voorbeelden van de berekening van opbrengstpercentages

Voorbeeld opbrengstpercentage van 100%
Een machinefabrikant in de EU haalt een bepaalde schakelaar uit een derde land. De schakelaar wordt gebruikt voor inbouw in machines die de fabrikant in de EU maakt. Na inbouw van de schakelaar worden de complete machines wederuitgevoerd. Als alle schakelaars in de wederuit te voeren machines zijn ingebouwd, bedraagt het opbrengstpercentage 100%.

Voorbeeld opbrengstpercentage lager dan 100%
Een producent plaatst 100 liter vruchtensap onder de regeling actieve veredeling. In de EU vindt de veredelingshandeling plaats die bestaat uit steriliseren door verhitting. Door de verhitting is 10 liter vruchtensap verdampt. Hierdoor is slechts 90 liter gesteriliseerd vruchtensap verkregen. Het opbrengstpercentage is hier 90%.

Voorbeeld opbrengstpercentage hoger dan 100%
Een producent plaatst 100 planten onder de regeling actieve veredeling. In de EU vindt de veredelingshandeling plaats die bestaat uit het stekken van de planten. Van elke plant worden 10 stekken gehaald. Het opbrengstpercentage is hier 1000%.

Bijkomende veredelingsproducten

Bij het vaststellen van het opbrengstpercentage moet u ook rekening houden met bijkomende veredelingsproducten. Deze ontstaan als er naast het hoofdveredelingsproduct nog een nieuw product ontstaat. Bijkomende veredelingsproducten zijn een onvermijdelijk bijproduct van het veredelingsproces. Resten en afvallen zijn bijkomende veredelingsproducten. Deze bijkomende veredelingsproducten moeten ook een toegelaten douanebestemming krijgen.

Voorbeeld veredeling met bijkomend veredelingsproduct
Een producent plaatst 2000 kilo sinaasappels onder de regeling actieve veredeling. De veredelingshandeling is het persen van de sinaasappels. Het (hoofd)veredelingsproduct is sinaasappelsap. De bijkomende veredelingsproducten zijn de schillen en het vruchtvlees. Van 2000 kilo sinaasappels wordt 1200 kilo sinaasappelsap gemaakt. Voor de berekening van het opbrengstpercentage moet rekening worden gehouden met de 1200 kilo sinaasappelsap, de 800 kilo schillen en het vruchtvlees zijn bijkomende veredelingsproducten. Hier is het opbrengstpercentage ook 100%, bestaande uit hoofdveredelingsproduct en bijkomend veredelingsproduct.

Wanneer wordt het opbrengstpercentage berekend?

Het opbrengstpercentage wordt vastgesteld vóór afgifte van de vergunning.

Soms kunt u toestaan dat het percentage wordt vastgesteld nadat de goederen onder de regeling zijn geplaatst. Dit is zo als:

  • een veredelingsbehandeling voor het eerst wordt uitgevoerd

  • nog geen duidelijkheid bestaat over het opbrengstpercentage

Het opbrengstpercentage moet bekend zijn voordat de veredelingsproducten of behandelde producten een nadere douanebestemming krijgen.

Hoe wordt het opbrengstpercentage berekend?

Bij de berekening van het opbrengstpercentage kan de vergunninghouder gebruik maken van de volgende gegevens:

  • productiegegevens

  • technische gegevens

Beschikt de vergunninghouder niet over de productie- of technische gegevens?

De vergunninghouder kan dan gebruik maken van:

  • gemiddelde opbrengst van het veredelingsproces

  • gegevens van dezelfde soort veredeling of behandeling

Als bij de vervaardiging van veredelingsproducten meer soorten invoergoederen worden verwerkt, dan moet voor ieder van deze invoergoederen afzonderlijk het opbrengstpercentage worden vastgesteld.

Forfaitaire vaststelling van het opbrengstpercentage

Bij de in bijlage 69 TVo. CDW opgenomen goederen kan een forfaitair opbrengstpercentage worden vastgesteld. Dit is zo als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de invoergoederen zijn van goede handelskwaliteit

  • de invoergoederen voldoen aan de EU-wetgeving

  • de veredelingsproducten worden met normale veredelingsmethoden verkregen

Toelichting bijlage 69 TVo.CDW

In kolom 1 van de bijlage staan invoergoederen. Worden deze veredeld tot veredelingsproducten die in de kolommen 3 en 4 staan? Dan worden de forfaitaire opbrengstpercentages van kolom 5 toegepast.

Leidt de veredeling tot andere veredelingsproducten dan die in de bijlage staan? Dan wordt het werkelijke opbrengstpercentage vastgesteld.

( artikel 517 TVo.CDW)

Naar boven

5.6.2 Toerekening

Wordt uit één soort invoergoed meerdere soorten veredelingsproducten vervaardigd en ontstaat hiervoor een douaneschuld of worden veredelingsproducten zowel binnen als buiten het douanegebied van de EU afgezet? Dan moet u:

  • het bedrag vaststellen van eventueel te betalen rechten bij invoer

  • het bedrag vaststellen van de eventueel terug te betalen rechten bij invoer

  • vaststellen of handelspolitieke maatregelen gelden

U moet ook toerekenen om vast te stellen welk bedrag aan rechten bij invoer in mindering mag worden gebracht bij in het vrije verkeer brengen na passieve veredeling.

Om vast te stellen welke bedragen aan rechten bij invoer moeten worden geheven is het nodig om de invoergoederen of de tijdelijk uitgevoerde goederen aan de daaruit vervaardigde veredelingsproducten of behandelde producten toe te rekenen. Dit kan gebeuren door:

  • de methode van de hoeveelheidssleutel (veredelingsproducten of invoergoederen), of

  • de methode van de waardesleutel.

De berekening wordt gemaakt volgens de methode van de hoeveelheidsleutel. Kan de hoeveelheidsleutel niet worden toegepast? Dan moet het opbrengstpercentage worden berekend met de methode van de waardesleutel. Ook kan een andere methode worden toegepast, als die dezelfde resultaten oplevert.
(artikel 518 TVo.CDW)

De hoeveelheidssleutel en de waardesleutel zijn niet van toepassing als de regeling BOD op reguliere wijze wordt beëindigd. De waarde van ieder uit de BOD verkregen soort behandelde product moet dan bepaald worden op basis van artikel 551 lid 3 TVo.CDW. De douanewaarde wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 30 CDW lid 2 letter a, b of c of op basis van de waarde van de invoergoederen verhoogd met de behandelingskosten. In het laatste geval moet de volledige waarde van de invoergoederen worden toegekend aan ieder uit de behandeling verkregen producten (dus ook aan eventuele bijproducten).

Voorbeeld:
100 kg sinaasappelen wordt geperst onder de regeling BOD. Hieruit ontstaan 50 kg sap en 50 kg schillen. De waarde van de sap wordt gebaseerd op de waarde van 100 kg sinaasappelen plus de behandelingskosten. De waarde van de schillen wordt eveneens gebaseerd op de waarde van 100kg sinaasappelen plus de behandelingskosten.

Alleen als de regeling BOD niet op reguliere wijze wordt beëindigd zijn de hoeveelheids- en waardesleutel van toepassing.

Naar boven

5.6.3 Hoeveelheidssleutel

De methode van de hoeveelheidssleutel wordt toegepast in de twee situaties die zijn opgenomen in: artikel 518 lid 2 TVo.CDW.

Om te bepalen of de onder a of b beschreven methode moet worden toegepast wordt geen rekening gehouden met verliezen. Bij passieve veredeling worden bijkomende veredelingsproducten zoals resten en afval ook als verliezen beschouwd.

De methode van de hoeveelheidssleutel (veredelingsproducten) is van toepassing wanneer slechts één soort veredelingsproduct wordt verkregen. In dat geval wordt de hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen (bij passieve veredeling) of invoergoederen (bij actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht) berekend die overeenkomt met de hoeveelheid veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld is ontstaan. Dit gebeurt door op de totale hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen of invoergoederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid veredelingsproducten waarvoor een douaneschuld ontstaat en de totale hoeveelheid veredelingsproducten.
(artikel 518, lid 2 TVo. CDW)

Voorbeelden van de toepassing van de hoeveelheidssleutel staan in:

  • Bijlage 3 voor de economische douaneregelingen:

    • Actieve veredeling en

    • Behandeling onder douanetoezicht.

  • Bijlage 4 voor de economische douaneregeling Passieve veredeling

Naar boven

5.6.4 Waardesleutel

De methode van de waardesleutel wordt gebruikt wanneer de methode van de hoeveelheidssleutel niet van toepassing is en is opgenomen artikel 518, lid 3, TVo.CDW.

Is met behulp van de waardesleutel vastgesteld welke hoeveelheid van de tijdelijk uitgevoerde goederen (bij passieve veredeling) of de invoergoederen (bij actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht) is toe te rekenen aan de soort veredelingsproduct? Dan wordt bepaald welk deel van die hoeveelheid tijdelijke uitgevoerde goederen of invoergoederen is toe te rekenen aan het gedeelte van het veredelingsproduct waarvoor een douaneschuld is ontstaan. Dat gebeurt met behulp van een coëfficiënt die overeenstemt met de verhouding tussen de hoeveelheid van dat veredelingsproduct waarvoor de douaneschuld ontstaat en de totale hoeveelheid van dat veredelingsproduct.
(artikel 518, lid 3 TVo. CDW)

De waarde van elk van de verschillende veredelingsproducten die voor de toepassing van de waardesleutel in aanmerking wordt genomen is:

  • de recente verkoopprijs "af fabriek" in de Gemeenschap op voorwaarde dat deze niet is beïnvloed door banden tussen de koper en de verkoper, of, als deze prijs niet bekend is

  • een recente verkoopprijs in de Gemeenschap van identieke of soortgelijke producten, op voorwaarde dat deze niet beïnvloed is door banden tussen de koper en de verkoper

Voorbeelden van de toepassing van de waardesleutel staan in:

  • Bijlage 3 voor de economische douaneregelingen:

    • Actieve veredeling en

    • Behandeling onder douanetoezicht.

  • Bijlage 4 voor de economische douaneregeling Passieve veredeling

Naar boven

5.6.5 Redelijke middelen

Kunt u de methode van de hoeveelheidssleutel en de waardesleutel niet toepassen? Dan stelt u de waarde vast op een andere redelijke manier.
(artikel 518, lid 4 TVo.CDW)

Naar boven

5.7 Compenserende rente

Ontstaat een douaneschuld met betrekking tot:

  • veredelingsproducten of invoergoederen bij de regeling actieve veredeling (schorsing)

  • invoergoederen bij de regeling tijdelijke invoer?

Dan berekent de Douane compenserende rente. Het financiële voordeel door het verschuiven van de douaneschuld naar een later tijdstip vervalt hierdoor.

Zijn rechten bij invoer terugbetaald voor goederen die onder de regeling actieve veredeling terugbetaling vielen? Als deze goederen alsnog in het vrije verkeer worden gebracht, moet u ook compenserende rente berekenen. Degene die de douaneschuld betaalt is ook schuldenaar voor de compenserende rente.

Compenserende rente is niet verschuldigd in de volgende situaties:

  1. wanneer een douaneschuld ontstaat en de in aanmerking te nemen periode voor de berekening van de compenserende interest niet meer bedraagt dan één maand;

  2. wanneer het bedrag van de compenserende interest niet meer dan 20 euro per douaneschuld bedraagt;

  3. wanneer een douaneschuld ontstaat (van de vrijstelling moet worden afgezien) om de toekenning van een preferentiële tariefbehandeling mogelijk te maken bij de invoer die is vastgesteld in het kader van tussen de Gemeenschap en derde landen gesloten overeenkomsten (zie artikel 216 CDW);

  4. wanneer resten en afvallen in het vrije verkeer worden gebracht die ontstaan na vernietiging van invoergoederen;

  5. wanneer de bijkomende veredelingsproducten van bijlage 6 (bijlage 75 TVo. CDW) in het vrije verkeer worden gebracht, voor zover zij proportioneel overeenstemmen met de uitgevoerde hoeveelheid van de hoofdveredelingsproducten;

  6. wanneer een douaneschuld ontstaat door het in het vrije verkeer brengen van goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding is verzocht onder de omstandigheden waarin bij artikel 128, lid 4, CDW is voorzien, voor zover de rechten bij invoer voor de betrokken producten nog niet daadwerkelijk zijn terugbetaald of kwijtgescholden;

  7. wanneer de vergunninghouder die de goederen in het vrije verkeer wenst te brengen aantoont dat bijzondere omstandigheden, waarbij geen sprake is van nalatigheid of manipulatie, het onmogelijk of economisch zinloos maken de goederen weder uit te voeren in de omstandigheden die bij het aanvragen van de vergunning waren voorzien;

  8. wanneer voor een douaneschuld zekerheid in contanten is gesteld.

  9. wanneer een douaneschuld bij invoer ontstaat voor:

    • goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer worden geplaatst of

    • de volgende goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gehele vrijstelling zijn geplaatst:

      • laadborden (zie hoofdstuk 3 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • containers (zie hoofdstuk 4 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • vervoermiddelen (zie hoofdstukken 5 tot en met 9 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • persoonlijke bezittingen (zie hoofdstuk 10 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • goederen voor sportdoeleinden (zie hoofdstuk 10 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • materiaal voor hulpverlening bij rampen (zie hoofdstuk 12 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • geluids, beeld- en gegevensdragers (zie hoofdstuk 15 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • goederen voor reclamedoeleinden (zie hoofdstuk 16 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • goederen die op grond van een koopovereenkomst worden ingevoerd onder de voorwaarde dat de goederen eerst zullen worden verkocht, na het uitvoeren van proeven voorzover de resultaten door de koper en/of een derde als bevredigend worden aangemerkt (zie hoofdstuk 23 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek);

      • goederen voor tentoonstellingen, evenementen of verkopen (zie hoofdstuk 26 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek).

(artikel 519, lid 4 TVo.CDW )

Compenserende rente wordt niet berekend over:

  • omzetbelasting

  • accijns

  • verbruiksbelasting

(artikel 519, lid 1 TVo.CDW)

Over welke periode wordt compenserende rente berekend?
De Douane berekent compenserende rente over een periode die bestaat uit volledige kalendermaanden.

De periode begint op de eerste dag van de maand die volgt op het moment waarop:

  • de goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst

  • de goederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst

Let op!
Worden bovenstaande regelingen gevolgd door een andere douaneregeling? Bijvoorbeeld de regeling extern communautair douanevervoer of douane-entrepot? Dan tellen de nieuwe douaneregelingen mee voor de periode waarover compenserende rente wordt berekend.

De periode eindigt op de laatste dag van de maand waarin de douaneschuld is ontstaan.

Zijn er verschillende soorten invoergoederen in een veredelingsproduct verwerkt? Dan stelt u voor ieder invoergoed afzonderlijk deze periode vast.
(artikel 519, lid 3 TVo.CDW)

Berekening van compenserende rente als rechten bij invoer zijn terugbetaald

De regeling actieve veredeling met het terugbetalingssysteem kan onder meer eindigen als:

  • veredelingsproducten worden opgeslagen in een douane-entrepot

  • veredelingsproducten worden geplaatst onder de regeling voor extern communautair douanevervoer (T1).

Voor de rechten bij invoer die bij invoer zijn betaald, kan dan een verzoek om terugbetaling worden gedaan (zie onderdeel 16.00.00 van dit Handboek).

Worden de veredelingsproducten daarna toch in het vrije verkeer gebracht? Dan berekent de Douane compenserende rente over een periode die bestaat uit volledige kalendermaanden.

De periode begint op de eerste dag van de maand die volgt op het moment waarop de rechten bij invoer zijn terugbetaald. De periode eindigt op de laatste dag van de maand waarin de douaneschuld is ontstaan.

Hoe wordt de compenserende rente meegedeeld?

De compenserende rente staat op de uitnodiging tot betaling van de douaneschuld. Ontstaat een schuld onder een regeling waarvoor het productschap een vergunning gaf? Dan stelt het productschap de compenserende rente vast.

In bijlage 5 van dit onderdeel staan de percentages compenserende interest.

De verdere uitwerking van de berekening van compenserende rente is te vinden in de specifieke onderdelen voor de douaneregeling Actieve veredeling en Tijdelijke invoer.

Naar boven

5.8 Aanzuivering

5.8.1 Algemeen

Een economische schorsingsregeling wordt beëindigd door een nieuwe toegestane douanebestemming aan de goederen te geven.
(artikel 89 CDW)

Aanzuivering op basis van first in-first out

De aanzuivering van een economische douaneregeling gebeurt op basis van het first in-first out-(FIFO) systeem. Dit betekent dat:

  • goederen die als eerste onder de regeling werden geplaatst als eerste geacht worden een nieuwe bestemming krijgen

  • goederen die als eerste onder de regeling werden geplaatst als eerste geacht worden te zijn veredeld

( artikel 520 lid 1 TVo.CDW)

Het FIFO-systeem wordt alleen gebruikt als de goederen:

  • dezelfde GN-code hebben

  • dezelfde handelskwaliteit hebben

  • dezelfde technische kenmerken hebben

  • hetzelfde land van oorsprong en herkomst hebben

De toepassing van het FIFO-systeem mag niet tot ongerechtvaardigde voordelen op het gebied van rechten bij invoer leiden. Als basis voor de toepassing van het FIFO-systeem geldt dat de achtereenvolgens onder de regeling geplaatste goederen identiek moeten zijn. Is de Douane op basis van feiten niet overtuigd dat bij het FIFO- systeem sprake is van identieke goederen, dan kan zij de toepassing van dit systeem niet toestaan.

Aanzuivering op basis van de daadwerkelijk gebruikte goederen

Op verzoek van de vergunninghouder mag de regeling ook aangezuiverd worden op basis van de daadwerkelijk gebruikte goederen. Dit kan:

  • doorlopend

  • incidenteel

Wil de vergunninghouder doorlopend aanzuiveren op basis van de daadwerkelijk gebruikte goederen? Dan moet hij dit in de aanvraag van de vergunning verzoeken. In de aanvraag moet ook staan om welke goederen het gaat. De toestemming wordt in de vergunning vermeld.

Wil de vergunninghouder incidenteel aanzuiveren op basis van de daadwerkelijk gebruikte goederen? Dan moet hij bij het controlekantoor een verzoek doen. Daarbij moet hij vermelden om welke partij goederen het gaat en welke identificatie en kenmerken die goederen hebben.

De aanzuivering aan de hand van de oudste aangifte laat onverlet de toepassing van andere bepalingen zoals die op de terreinen van handelspolitieke, landbouwpolitieke, (niet) preferentiële en niet-fiscale maatregelen. Als op basis van deze bepalingen een fysieke relatie moet worden gelegd tussen de goederen en/of producten en dergelijke maatregelen, kan het FIFO-systeem van aanzuivering in dat verband niet worden toegepast.

Let op!
Zijn onder de regeling geplaatste goederen verloren gegaan? Bijvoorbeeld door brand of overstroming? Dan moet de vergunninghouder dit op een voor de Douane acceptabele manier aantonen.

(artikel 520, lid 2 TVo.CDW)

Naar boven

5.8.2 Aanzuiveringsafrekening

Met een aanzuiveringsafrekening wordt het verloop van onder de economische schorsingsregeling geplaatste goederen weergegeven. Dit geldt voor:

  • actieve veredeling (schorsing)

  • behandeling onder douanetoezicht

In de aanzuiveringsafrekening moet de vergunninghouder een verband leggen tussen de invoergoederen en de daaruit verkregen veredelings- of behandelde producten, met de voor die goederen gekozen douanebestemming.

Behalve wanneer sprake is van globalisatie zoals hierna uitgelegd, moet voor iedere zending die onder deze regelingen wordt geplaatst een aanzuiveringsafrekening worden opgemaakt. Deze moet binnen dertig dagen na afloop van de aanzuiveringstermijn worden ingediend.
(artikel 521 TVo.CDW)

Globalisatie van de aanzuiveringsafrekening

Als sprake is van globalisatie hoeft de aanzuiveringsafrekening niet per zending te worden overgelegd.

Bij maandelijkse globalisatie verstrijken alle aanzuiveringstermijnen die in een bepaalde maand ingaan op de laatste dag van de kalendermaand waarin de aanzuiveringstermijn voor de laatste plaatsing onder de regeling in die maand zou verstrijken. De aanzuiveringsafrekening moet vervolgens binnen dertig dagen worden ingediend.

  1. Voorbeeld


    Op 3 januari 2012, 11 januari 2012 en op 27 januari 2012 worden Arabica koffiebonen onder de regeling actieve veredeling (schorsing) geplaatst. De aanzuiveringstermijn voor de regeling is twee maanden. Vergunninghouder heeft toestemming om maandelijkse globalisatie toe te passen.


    De aanzuiveringstermijn voor alle in januari onder de regeling geplaatste goederen wordt nu geacht te zijn verstreken op de laatste dag van maart 2012. De aanzuiveringsafrekening moet vervolgens uiterlijk 30 dagen later worden ingediend dat wil zeggen vóór 30 april 2012.


Bij globalisatie per kwartaal verstrijken alle aanzuiveringstermijnen die in een bepaald kwartaal ingaan op de laatste dag van het kwartaal waarin de aanzuiveringstermijn voor de laatste plaatsing onder de regeling in dat kwartaal zou verstrijken.

  1. Voorbeeld

    Op 3 januari 2012, op 27 februari 2012 en op 6 maart 2012 wordt melk uit Nieuw-Zeeland onder de regeling actieve veredeling (schorsing) geplaatst om er oude kaas van te maken. De aanzuiveringstermijn voor de regeling is zeven maanden. Vergunninghouder heeft toestemming om driemaandelijkse globalisatie toe te passen.


    De aanzuiveringstermijn voor alle in het eerste kwartaal van 2012 onder de regeling geplaatste goederen wordt nu geacht te zijn verstreken op de laatste dag van december 2012. De aanzuiveringstermijn van de laatste in het eerste kwartaal geplaatste goederen (6 maart) verstrijkt namelijk in het laatste kwartaal (6 oktober) van 2012. De aanzuiveringsafrekening moet uiterlijk 30 dagen later (30 januari 2013) worden ingediend.

Verzoek om terugbetaling

Bij de regeling actieve veredeling (terugbetaling) hoeft geen aanzuiveringsafrekening te worden ingediend bij het verstrijken van de aanzuiveringstermijn. De vergunninghouder kan een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer indienen als de invoergoederen in ongewijzigde staat of de veredelingsproducten binnen de aanzuiveringstermijn worden uitgevoerd. Het verzoek moet binnen zes maanden na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn bij het controlekantoor worden ingediend.
(artikel 521, lid 1 TVo.CDW)

Verlengen termijnen

In bijzondere omstandigheden kunnen de wettelijke termijnen van 30 dagen en 6 maanden worden verlengd. Dit kan ook als de termijnen al zijn verstreken. Verlengen van de wettelijke termijn kan bij:

  • behandeling onder douanetoezicht

  • actieve veredeling (schorsing)

  • actieve veredeling (terugbetaling)

Bijzondere omstandigheden zijn onvoorziene gebeurtenissen als stakingen of calamiteiten zoals brand en uitval van automatiseringssystemen".
(artikel 521, lid 1 TVo.CDW)


Let op!
Het tijdig inleveren van de aanzuiveringsafrekening is een wettelijke verplichting.
(artikel 204 CDW en artikel 521 TVo.CDW)

In de TVo.CDW zijn de gegevens vermeld die de aanzuiveringafrekening of het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding minimaal moet bevatten.
(artikel 521, lid 2 TVo.CDW)


Let op!
Bij equivalentieverkeer met voorafgaande uitvoer moet de aanzuiveringsafrekening uiterlijk worden ingediend dertig dagen na het verstrijken van de termijn die voor de aanschaf van de invoergoederen en het vervoer daarvan naar het douanegebied van de Gemeenschap is vastgesteld.
(artikel 118, lid 3, tweede alinea, CDW en 543 TVo.CDW)

Naar boven

5.8.3 Behandeling van de aanzuiveringsafrekening of het verzoek om terugbetaling

De Douane registreert en bewaart de ontvangen aanzuiveringafrekeningen en verzoeken om terugbetaling. Samen met de controleresultaten worden deze gebruikt voor administratieve controles.

De controle van de aanzuiveringsafrekening

De Douane controleert de aanzuiveringsafrekening op:

  • tijdigheid

  • volledigheid

  • juistheid

U controleert of de vergunninghouder de aanzuiveringsafrekening op tijd indient. Let hierbij op de eventueel toegepaste globalisatie. De termijnen voor het indienen van de aanzuiveringsrekening staan in paragraaf 5 8.2. U controleert of de aanzuiveringsafrekening volledig is. U beoordeelt dan of de goederen die onder de regeling waren geplaatst tijdig een nieuwe bestemming hebben gekregen. Dit kunt u doen door een overzicht uit AGS aan te vragen van de aangiften waarmee de goederen onder de regeling werden geplaatst.

Zijn de invoergoederen met gebruikmaking van de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing onder de AV/s of BOD geplaatst? Dan controleert u de tijdigheid aan de hand van de aanvullende aangifte.

Controleer overgelegde bescheiden op juistheid. Controleer daarbij:

  • of toestemming is verleend voor de nieuwe bestemming

  • of de vergunninghouder op de juiste wijze rekening heeft gehouden met de invoergoederen die tot veredelingsproducten of behandelde producten zijn veredeld respectievelijk behandeld.

  • op overgelegde berekeningen

  • of het opbrengstpercentage is vermeld. De controle op de juistheid van het opbrengstpercentage kan verschoven worden naar het moment van een administratieve controle.

De nieuwe bestemmingen kunnen worden aangetoond met de volgende aangiften:

  • aangifte ten wederuitvoer;

  • aangifte tot het brengen in het vrije verkeer;

  • aangifte tot plaatsing onder de regeling actieve veredeling;

  • aangifte tot plaatsing onder de regeling behandeling onder douanetoezicht;

  • aangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer;

  • aangifte tot het brengen in het vrije verkeer van goederen voor ambassades, consulaten en internationale organisaties (D39);

  • relaas van vernietiging of verlies;

  • formulier 302;

  • document bij overdracht aan een andere vergunninghouder;

  • wederuitvoerstrook ATA carnet

Constateert u bij controle van de aanzuiveringafrekening dat een douaneschuld is ontstaan? Of is de aanzuiveringsafrekening niet tijdig ontvangen? Leg de douaneschuld op door het sturen van een uitnodiging tot betaling voor het verschuldigde bedrag aan rechten bij invoer. Houd daarbij rekening met compenserende interest.


Let op!
Als u overgaat tot het sturen van een uitnodiging tot betaling moet zijn vastgesteld dat geen sprake is van een verzuim dat geen werkelijk gevolg heeft voor de douaneregeling.
(artikel 204 CDW, artikel 859 TVo.CDW)

Een verzuim heeft geen werkelijke gevolgen voor de douaneregeling als het verzuim opgenomen is in artikel 859 Tvo.CDW en, als dat het geval is, wanneer aan de genoemde voorwaarden in de aanhef van artikel 859 TCDW (geen poging tot onttrekking, geen kennelijke nalatigheid en de formaliteiten om een en ander recht te zetten kunnen nog worden vervuld) en aan de specifieke voorwaarden van het geval is voldaan. Is het antwoord op beide vragen “ja”, dan hoeft de douaneschuld niet geboekt te worden. In alle andere gevallen is een douaneschuld ontstaan die ook geboekt moet worden. Of er materieel ook iets verkeerd is gegaan, doet eigenlijk niets ter zake. Zie over de toepassing van artikel 204 CDW jo artikel 859 TCDW het Handboek Douane, onderdeel 28.00.00, paragraaf 1.1.4.

U bewaart voor de administratieve controle de aanzuiveringsafrekening, de aantekeningen en de bevindingen.

Let op!
Goederen kunnen bij de regeling actieve veredeling (schorsing) in het vrije verkeer gebracht zijn zonder dat hiervoor een aangifte is gedaan (artikel 546 TVo.CDW). Dit is verder uitgewerkt in het onderdeel 16.00.00, paragraaf 16.1.1 van dit Handboek.

De controle van het verzoek om terugbetaling

Behandelt u het verzoek om terugbetaling? Dan gaat u te werk zoals staat in onderdeel 16.00.00, hoofdstuk 10 van dit Handboek.

Naar boven

5.9 Administratieve samenwerking

5.9.1 Inlichtingen aan de Europese Commissie

De Douane verstrekt in bepaalde gevallen informatie aan de Europese Commissie over:

  • afgegeven vergunningen

  • aanvragen die zijn geweigerd

  • vergunningen die zijn ingetrokken omdat niet aan de economische voorwaarden werd voldaan

(artikel 522 letter a en b TVo.CDW)

In bijlage 70 TVo.CDW staat meer informatie over het verstrekken van informatie. In deze bijlage staat:

  • welke gegevens verstrekt moeten worden

  • hoe de gegevens verstrekt worden

  • wanneer de gegevens aangeleverd moeten worden

Procedure voor het aanleveren van gegevens
  1. Stuur de gegevens van de aanvragen en vergunningen waarover informatie verstrekt moet worden uiterlijk de 8e werkdag na de maand waarin de beslissing is genomen aan:


    Belastingdienst/Douane Landelijk kantoor
    afdeling Bedrijfsvoering
    Postbus 3070
    6401 DN Heerlen


    Gebruik daarbij het model van Bijlage 70 TVo.CDW.

  2. Vermeld:

    • de datum en het nummer van de aanvraag of vergunning

    • de naam van de douaneregio waar de behandeling heeft plaatsgevonden

Let op!
De gegevens moeten uiterlijk aan de Europese Commissie worden verstrekt op de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin de beslissing is genomen.

Naar boven

5.9.2 Inlichtingen aan andere douane-autoriteiten

Informeert u andere douanekantoren die bij de regeling betrokken zijn? U kunt dan inlichtingenbladen gebruiken (artikel 523 TVo.CDW). De te gebruiken modelformulieren van deze inlichtingenbladen staan in bijlage 71 TVo. CDW.

Naar boven

5.10 Mengen minerale oliën

Onder verschillende economische douaneregelingen worden menghandelingen verricht. Voor het mengen van minerale oliën zijn de specifieke bepalingen opgenomen in bijlage 7.

Naar boven