19.00.00 Passieve veredeling
4 De beëindiging van de douaneregeling passieve veredeling
4.1 Algemeen
De douaneregeling passieve veredeling wordt beëindigd door de veredelingsproducten binnen de aanzuiveringstermijn in het vrije
verkeer te brengen.
(artikel 145 lid 1 CDW)
In dat geval kan gebruik worden gemaakt van de regeling terugkerende goederen.
(artikel 185 en volgende CDW)
Zie daarvoor onderdeel 25.00.00 Terugkerende goederen, van dit Handboek.
Naar boven4.2 Aanzuiveringstermijn beëindiging regeling
De douaneregeling passieve veredeling wordt beëindigd door binnen de in de vergunning genoemde aanzuiveringstermijn de veredelingsproducten in het douanegebied van de EU weder in te voeren.
Bij het vaststellen van deze aanzuiveringstermijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is voor het verrichten van
de veredelingshandelingen en het afzetten van de veredelingsproducten op de markt.
(artikel 149 lid 1 CDW)
4.3 Verlenging aanzuiveringstermijn
De aanzuiveringstermijn vangt aan op het tijdstip waarop de tijdelijk uitgevoerde goederen onder de douaneregeling passieve
veredeling zijn geplaatst. De belanghebbende kan een gemotiveerd verzoek indienen om de aanzuiveringstermijn te verlengen.
(artikel 149, lid 1, en artikel 157, lid 2 CDW)
Belanghebbende moet in principe om verlenging van de aanzuiveringstermijn verzoeken voordat de oorspronkelijke termijn is
verstreken. Als de omstandigheden dit rechtvaardigen kan echter ook na het verstrijken van de aanzuiveringstermijn een verlenging
worden toegestaan.
(
artikel 588, lid 1, TVo. CDW)
Er moet op worden toegezien dat de aanzuiveringstermijn door manipulatie niet onnodig wordt verlengd. Omstandigheden die een verlening rechtvaardigen kunnen bijvoorbeeld zijn stakingen in het land van veredeling, productie-uitval bij de veredelaar.
Naar boven4.4 Algemene eisen voor de vrijstelling
Voor het verkrijgen van de vrijstelling in het kader van de douaneregeling passieve veredeling zijn een aantal algemene voorwaarden gesteld. Het nakomen van deze voorwaarden wordt door de Douane getoetst als de veredelingsproducten worden aangegeven voor het vrije verkeer De voorwaarden worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
Naar boven4.4.1 Aangifte voor het vrije verkeer
De eerste voorwaarde is dat de veredelingsproducten voor het vrije verkeer worden aangegeven. Dit impliceert dat dit moet gebeuren op regelmatige wijze, waarbij het recht op vrijstelling pas wordt geëffectueerd als de goederen voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen zijn vrijgegeven.
Naar boven4.4.2 De vrijstellingsgenietende
De tweede voorwaarde is dat de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven op naam en voor rekening van de vergunninghouder.
(artikel 150 lid 1 letter a CDW)
Deze persoon mag zich uiteraard direct laten vertegenwoordigen bij het doen van de aangifte.
(artikel 64 lid 2 letter b en artikel 5 CDW)
In afwijking hiervan is het ook mogelijk dat iedere in de EU gevestigde persoon, met toestemming van de vergunninghouder,
de aangifte doet en voor vrijstelling in aanmerking komt.
(artikel 150 lid 1 letter b CDW)
Deze laatste bepaling maakt het mogelijk dat de vergunninghouder de goederen al voor de wederinvoer of tijdens een plaatsing in een douane- entrepot voorafgaand aan het in het vrije verkeer brengen aan een afnemer verkoopt. Deze laatste kan dan ook gebruik maken de vrijstelling in het kader de douaneregeling passieve veredeling.
Er is geen wettelijke vorm voor de toestemming. Als de afnemer een uitdraai van de plaatsingaangifte kan tonen, kan worden aangenomen dat deze toestemming heeft van de vergunninghouder.
In het kader van het driehoeksverkeer wordt echter gebruik gemaakt van het inlichtingenblad INF 2. Zie ook hoofdstuk 7 van dit onderdeel.
Naar boven4.4.3 Verdere voorwaarden en verplichtingen
De laatste eis voor het in aanmerking komen van de vrijstelling is dat aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen van
de douaneregeling moet zijn voldaan.
(artikel 150 lid 2 CDW)
Voorwaarden en verplichtingen zijn bijvoorbeeld dat:
-
slechts de in de vergunning vermelde goederen onder de douaneregeling passieve veredeling zijn geplaatst
-
slechts de in de vergunning vermelde veredelinghandelingen zijn uitgevoerd
-
de goederen in het in de vergunning vermelde land zijn veredeld
-
het juiste veredelingproduct tot stand is gekomen
-
de identiteit van de goederen moet zijn behouden, zie par 4.4.7
-
de veredeling binnen de daarvoor gestelde termijn heeft plaatsgevonden
4.4.4 Niet nakomen verplichtingen
Zijn deze voorwaarden en/ of verplichtingen niet nagekomen, dan ontstaat bij in het vrije verkeer brengen de douaneschuld
wegens het niet nakomen van de verplichtingen. De heffing vindt dan plaats over de veredelingsproducten. Er is in beginsel
geen recht op vrijstelling.
(artikel 204, lid 1, letter a en artikel 214, lid 1 CDW)
In bepaalde gevallen kan alsnog een beroep worden gedaan op de voordelen van de douaneregeling passieve veredeling. Dit is het geval als:
-
het verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleven voor de werking van de regeling
(artikel 150 lid 2 CDW) -
de onregelmatigheid geen gevolg is van frauduleus handelen of nalatigheid
(artikel 859 Tvo CDW en artikel 212 bis CDW)
Deze twee mogelijkheden worden nader uitgewerkt in de volgende paragrafen.
Naar boven4.4.5 Verzuim zonder gevolgen
De wetgever erkent dat het bij de douaneregeling passieve veredeling voor de vergunninghouder vaak lastig is om direct in te grijpen als zich onregelmatigheden voordoen, hoewel deze uiteraard wel wordt geacht de regie te voeren over de veredelingshandelingen. Met name het feit dat de veredelingshandelingen zich buiten de EU afspelen is een complicerende factor.
Daarom kan als niet aan de voorwaarden en verplichtingen is voldaan, toch aanspraak gemaakt worden op de voordelen van de douaneregeling passieve veredeling, als het verzuim zonder gevolgen is gebleven voor de juiste werking van de douaneregeling.
Kan dit reparatie-artikel worden toegepast, dan kan alsnog van de vrijstelling gebruikt worden gemaakt.
artikel 150 lid 2 CDW
Voorbeelden van voorwaarden en verplichtingen die wel of niet repareerbaar zijn
-
Er worden andere communautaire goederen dan in de vergunning zijn opgenomen onder de douaneregeling passieve veredeling geplaatst.
Deze overtreding van de voorwaarde kan niet worden gerepareerd. Een mogelijkheid zou zijn om een vergunning met terugwerkende kracht aan te vragen.
-
De communautaire goederen worden ten onrechte niet onder de douaneregeling passieve veredeling geplaatst. Belanghebbende dient een gewone aangifte ten uitvoer in.
De vergunninghouder kan verzoeken om herziening van de aangifte op grond van artikel 78 CDW. Als dit wordt toegestaan zijn de goederen alsnog geplaatst onder de douaneregeling passieve veredeling.
-
De veredeling heeft niet plaatsgevonden in het in de vergunning opgegeven land van de veredeling of de veredeling is uitgevoerd bij een andere veredelaar.
Als verder volgens de voorwaarden van de douaneregeling is gehandeld, kan dit verzuim worden aangemerkt als zonder werkelijke gevolgen gebleven voor de juiste werking van deze regeling.
-
Er worden andere veredelingshandelingen verricht dan waarvoor in de vergunning toestemming is verleend als gevolg waarvan een ander veredelingsproduct wordt gemaakt.
De enige mogelijkheid in deze situatie is het vragen om een vergunning met terugwerkende kracht.
-
Er wordt bij in het vrije verkeer brengen door de aangever geen beroep gedaan op de douaneregeling passieve veredeling.
Is de vergunninghouder van mening dat hij ten onrechte geen beroep heeft gedaan op de regeling, dan kan er een verzoek om terugbetaling worden gedaan op grond van art. 236 CDW.
Beperking toepassing verzuim zonder gevolgen
De bepaling dat het moet gaan om “ verzuim dat zonder werkelijke gevolgen is gebleven voor de juiste werking van de douaneregeling” geeft aan dat dit artikel slechts kan worden toegepast voor de voorwaarden en verplichtingen gelegen tussen het moment van plaatsing en het moment dat de goederen het douanegebied weer binnenkomen.
Gebeurtenissen die niet binnen de hierboven genoemde tijdstippen vallen kunnen niet worden aangemerkt als een verzuim dat zonder werkelijke gevolgen is gebleven voor de juiste werking van de regeling.
De aangifte tot het in het vrije verkeer brengen met aanspraak op vrijstelling wordt niet gezien als een verplichting voortkomende uit de douaneregeling passieve veredeling, omdat de aangever er ook voor kan kiezen de goederen in het vrije verkeer te brengen tegen het tarief van de veredelingsproducten.
Worden de goederen na de binnenkomst opgeslagen in een RTO of vervoerd naar het kantoor van aanzuivering onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer? En treden hierbij onregelmatigheden op waardoor de rechten en verplichtingen van de douaneregeling passieve veredeling bij het in het vrije verkeer brengen niet blijken te zijn nagekomen? Dan valt dit niet binnen de werkingssfeer van dit reparatie-artikel.
Voorbeeld
Tijdens de tijdelijke opslag worden de passief veredelde goederen bevroren. De vergunning passieve veredeling spreekt over
de vervaardiging van gekoelde producten.
Er ontstaat dan een douaneschuld bij in het vrije verkeer brengen voor de veredelingsproducten, zonder vrijstellingsmogelijkheid, omdat aan de voorwaarde van de douaneregeling passieve veredeling, dat de goederen gekoeld moeten zijn, niet is voldaan.
Eventueel kan nu door het ontstaan van een douaneschuld worden gekeken of deze gebeurtenissen kunnen worden aangemerkt als
een verzuim dat zonder gevolg is gebleven.
(artikel 204, lid 1, letter a CDW en artikel 859, aanhef en lid 8, Tvo.CDW)
4.4.6 Geen sprake van frauduleus handelen of nalatigheid
Als niet wordt vastgesteld dat het verzuim zonder werkelijke gevolgen is gebleven voor de juiste werking van de regeling dan
kan in bepaalde gevallen toch een beroep worden gedaan op de voordelen van de douaneregeling passieve veredeling. Dit is alleen
mogelijk als de nalatigheid geen gevolg is geweest van frauduleus handelen of grove nalatigheid.
(
artikel 859, aanhef en lid 8 Tvo CDW en artikel 212 bis CDW)
Ontstaat bijvoorbeeld een douaneschuld door het op onregelmatige wijze binnenbrengen, dan kan toch vrijstelling worden verleend, zolang geen sprake is van grove nalatigheid.
Hetzelfde geldt als de goederen worden onttrokken aan de douaneregeling douanevervoer.
(artikel 212 bis CDW)
In alle gevallen geldt dat aan de overige voorwaarden van de douaneregeling passieve veredeling is voldaan.
(artikel 150, lid 2, artikel 203 en artikel 204 en artikel 212 bis CDW)
4.4.7 Identiteitseis
Ook bij de douaneregeling passieve veredeling geldt een identiteitseis. Er moet door de douane kunnen worden vastgesteld dat de veredelingsproducten het resultaat zijn van de behandeling van de tijdelijk uitgevoerde goederen.
Het kan hier gaan om het controleren van bijzondere kenmerken, serienummers e.d. , maar ook kan noodzakelijk zijn via een
analyse de identiteit vast te stellen. Het voorgenomen identificatiemiddel wordt met behulp van codes vastgelegd in de vergunning.
(
artikel 586 lid 1 Tvo CDW)
Afwijking van de identiteitseis is mogelijk, onder andere bij uitwisselingsverkeer.
(artikel 159 CDW)
Ook is het mogelijk toch een vergunning te verlenen als door de aard van de veredeling geen identiteit kan worden vastgesteld.
Hiertoe moet de belanghebbende een gemotiveerd verzoek doen waarin waarborgen worden geboden dat het om goederen gaat met
dezelfde 8 cijferige GN code en dat sprake is van dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken. In deze situatie
is het mogelijk de veredelingsproducten te vervaardigen met niet-communautaire goederen die equivalent moeten zijn aan de
onder de regeling geplaatste communautaire goederen. In de vergunning worden de voorwaarden voor het gebruik van deze mogelijkheid
vermeld.
(
artikel 586 lid 2 Tvo CDW)
Als middel om verzekerd te zijn dat de veredelingsproducten het resultaat zijn van de behandeling de van tijdelijk uitgevoerde goederen, kan een Inlichtingenblad met de tijdelijk uitgevoerde goederen worden meegezonden
In Bijlage 2 staan nadere bepalingen voor het gebruik van dit Inlichtingenblad.
(
artikel 586 lid 1 Tvo CDW en
bijlage 104 van de Tvo CDW)