Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.00.00 Binnenbrengen via zee

3 Binnenbrengen via zee in het douanegebied van de Unie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de formaliteiten die moeten worden vervuld wanneer goederen via zee het douanegebied van de Unie zullen gaan binnenkomen en de daarbij van belang zijnde onderwerpen. Veel formaliteiten moeten al worden verricht voordat er sprake is van een grensoverschrijdende vervoersbeweging.
(artikel 4 DWU)

Let op!

Voor een aantal schepen kan ontheffing worden verleend van de verplichting tot het vervullen van bepaalde formaliteiten, zie hiervoor hoofdstuk ‘5 Bijzondere wijzen van binnenkomst en binnenkomst van bijzondere schepen’ van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 2:3 Algemene douaneregeling)

Naar boven

3.1 De (summiere) aangifte

In het proces binnenbrengen is sprake van:

  • de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikelen 5, punt 9 en 127 DWU)(paragraaf ‘3.1.1 De summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit Handboek Douane onderdeel);

  • ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival);

  • ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA);

  • de aangifte tot tijdelijke opslag Temporary Storage Declaration (TSD) of Temporary Storage Declaration Reuse (TSR) (paragraaf ‘3.1.8 De aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit Handboek Douane onderdeel) (artikelen 145 DWU en 2:5, lid 1 Algemene douaneregeling).

Naast deze aangiften en kennisgeving kent het proces binnenbrengen ook de Presentation Notification (PN - kennisgeving van aanbrengen). Deze kennisgeving hoeft, behalve voor postzendingen (PNI), in Nederland niet ingediend te worden. De Douane Nederland leidt het aanbrengen af uit de gegevens van de Notification of Actual Time of Arrival (ATA) en de aangifte voor tijdelijke opslag (ATO).

De summiere aangifte bij binnenbrengen is de aangifte voor veiligheidsdoeleinden en de aangifte tot tijdelijke opslag is de aangifte voor douanedoeleinden.

De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend via de STI (Shared Trader Interface) of STP (Specific Trader Portal) bij de CR (Common Repository - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten - zonder de Common Repository heeft de Douane geen informatie over zendingen die de Unie worden binnengebracht). De STI, de STP en de CR vormen het common domain. De CR stuurt de NES’s (National Entry Systems) van de verschillende lidstaten aan, o.a. voor het uitvoeren van risicoselectie in de rol van RMS (Responsible Member State) en IMS (Involved Member State). De NES is voor elke lidstaat het nationale systeem dat nationaal het afhandelen van de summiere aangifte bij binnenbrengen en aangifte tot tijdelijke opslag ondersteunt. Opmerking: Ook de ‘no load’ berichtgeving gaat via de STI of STP. De elektronische berichten moeten voldoen aan voorgeschreven berichtenspecificaties.
(artikel 183 Uvo.DWU)

De summiere aangifte bij binnenbrengen bevat de master B/L en house B/L gegevens.

In tegenstelling tot de douaneaangifte (artikel 170 DWU) geldt voor de summiere aangifte bij binnenbrengen geen vestigingseis om deze te mogen doen. De summiere aangifte bij binnenbrengen kan onder meer gedaan worden door de vervoerder of hij die binnenbrengt. Deze personen kunnen buiten de Unie gevestigd zijn.
(Artikelen 127 lid 4 en 139 lid 1 DWU)

De aangever van de (summiere) aangifte moet in het bezit zijn van een EORI-nummer (Economic Operators Registration and Identification Number). Voor meer informatie over het EORI-nummer zie onderdeel 1.00.00, hoofdstuk 2 van dit Handboek Douane. BUP Binnenbrengen (deze applicatie ondersteunt de werkprocessen afhandelen summiere aangifte bij binnenbrengen, aanmelden vervoermiddel en afhandelen aangifte tot tijdelijke opslag) ondersteunt ook de mogelijkheid voor de aangever van deze (summiere) aangiften om een uniek derde land-identificatienummer (EORI-like nummer of te wel het Third Country Unique Identification Number - TCUIN) van de afzender te vermelden wanneer men hierover beschikt. Hiermee kan worden geprofiteerd van de geldende AEO faciliteiten. Er moet een ‘Registratie elektronisch berichtenverkeer’ (Binnenbrengen) worden aangevraagd als men voornemens is digitale berichten uit te wisselen met het systeem BUP Binnenbrengen. De aangever is vaak een cargadoor. Dat is een vertegenwoordiger van de rederij in de haven. De cargadoor wordt voor het proces binnenbrengen ingedeeld onder artikel 127, lid 4, letter b DWU en heeft voor dit proces geen toelating douanevertegenwoordiging nodig. De cargadoor is geen douanevertegenwoordiger in de zin van artikel 18 DWU.
(Artikel 127, lid 4 DWU)

BUP Binnenbrengen ondersteunt ook de mogelijkheid voor de aangever van de (summiere) aangifte om een uniek derdeland-identificatienummer (EORI-like nummer of te wel het Third Country Unique Identification Number - TCUIN) van de afzender te vermelden wanneer hij hierover beschikt. Hiermee kan worden geprofiteerd van de geldende AEO faciliteiten.
(artikel 9, lid 1 en 2 DWU, 1, lid 18 en bijlage B GVo.DWU )

De ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) die bij de eerste haven van binnenkomst moet worden ingediend, moet via de STI of STP ingediend worden bij de CR (Common Repository - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten). Als er een dubbele NA is wordt die gedaan door de vervoerder in stand gehouden. De andere wordt geacht niet te zijn gedaan.
(artikel 133 DWU)

De aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) wordt in Nederland via de HTG (Handel en Transport Gateway - ook wel SW) ingediend bij de NES NL.

Bij binnenbrengen kunnen naast de genoemde (summiere) aangiften en kennisgeving andere aangiften aanwezig zijn. Hiervan kunnen worden genoemd: aangiften voor douanevervoer, Carnets TIR, Carnets ATA, CIM en 'NAVO/EU-formulieren 302'.
Voor meer informatie over deze aangiften zie onderdeel 14.00.00 van dit Handboek Douane.

Ook kunnen er maritieme documenten van toepassing zijn bij binnenbrengen. Deze zijn vastgesteld bij het Internationale Verdrag inzake de facilitatie van het internationale scheepvaartverkeer van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO,1965) en zoals gepubliceerd bij de Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG.

Dit zijn:

  • de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) is een aangifte waarmee de aan boord aanwezige scheepsvoorraden onder douanetoezicht worden gebracht. De scheepsvoorradenaangifte wordt gebruikt om de gegevens over de scheepsvoorraden en dergelijke goederen bij de Douane aan te geven. De scheepsvoorradenaangifte wordt uiterlijk 2 uur na ATA (Actual Time of Arrival) en elektronisch gedaan. Deze aangifte krijgt het unieke nummer van het binnenkomende schip, het CRN nummer (call reference number – bezoeknummer). Voor meer informatie over deze aangifte zie paragraaf

    ’3.4. Scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’ van dit hoofdstuk;
  • het overzicht over de bezittingen van de bemanning (Crew’s Effects Declaration, IMO/FAL 4, ook wel de Personal Effects List (PEL) genoemd) is een overzicht van de in het schip aanwezige persoonlijke bezittingen van de bemanningsleden (artikel 2:2a lid 2 Algemene douaneregeling).

    Deze goederen zijn na binnenkomst in principe belastbaar en moeten om die reden opgenomen worden in het overzicht. De vrijstelling (en dus de beslissing dat ze niet belast zijn) wordt pas na aankomst van het schip genomen. Voor meer informatie over dit overzicht van de in het schip aanwezige persoonlijke bezittingen van de bemanningsleden zie paragraaf ‘3.6 Reizigersbagage’ van dit hoofdstuk.

Let op!

Bij aankomst in de eerste haven van binnenkomst in de Unie moet een ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) worden gedaan. De kennisgeving van aankomst moet via de STI of STP ingediend worden bij de CR (Common Repository CR - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten). Los van het feit of Nederland de eerste of opvolgende haven is, moet er eerst een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) ingestuurd worden voor een vaartuig dat een Nederlandse haven wil aandoen. De vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ wordt 2 uur voor binnenkomst gedaan op basis van 2:0 Algemene douaneregeling. Meer informatie over deze berichten vindt u in paragraaf ‘3.1.7. kennisgeving van aankomst’ van dit hoofdstuk.

Na binnenbrengen in het douanegebied van de Unie is het schip door de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied aangegeven en geplaatst onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer (door middel van een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen). Het schip bevindt zich gedurende het verblijf in de Unie onder de douaneregeling tijdelijke invoer en deze bijzondere regeling wordt pas beëindigd als het schip naar een bestemming buiten de Unie vertrekt. Voor de wederuitvoer van het schip moet een aangifte tot wederuitvoer worden gedaan. Net als bij binnenkomst wordt deze aangifte gedaan door een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen. De handeling is het overschrijden van de grens van het douanegebied van de Unie.
(artikelen250 DWU en 139, 141, 212 GVo.DWU)

De IMO/FAL formulieren en de daarbij behorende toelichting zijn te vinden in de Richtlijnen 2002/6/EG en 2010/65/EU.

Noodprocedure

Wanneer het elektronische systeem van de aangever en/of de Douane niet functioneert mag de noodprocedure worden toegepast. De noodprocedure is te vinden op douane.nl.

Naar boven

3.1.1 De summiere aangifte bij binnenbrengen

Voor goederen die in de eerste zeehaven van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht moet de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) worden ingediend. De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt gedaan voor alle goederen aan boord van een vervoermiddel en deze aangifte moet worden gedaan vóórdat het vervoermiddel de Unie binnenkomt.
(artikel 5, lid 9, 127, lid 3 t/m 8 DWU en 1, lid 15 GVo.DWU)

De in artikel 127 DWU bedoelde summiere aangifte is de summiere aangifte bij binnenbrengen.
(artikel 5, punt 9 DWU)

Geen summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden gedaan voor:

  • de met het binnenkomend schip meegevoerde brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken van het schip;

  • andere goederen, bijvoorbeeld brievenpost (brieven, briefkaarten en drukwerk, ook als deze op elektronische dragers staan) en goederen die overeenkomstig het Wereldpostverdrag worden vervoerd;

  • de bagage van reizigers.

Dit geldt ook voor elektrische energie, goederen die door middel van een pijpleiding binnenkomen en voor goederen onder dekking van een ATA- of CPD carnet, mits zij niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd.
(artikel 127, lid 2, letter b DWU, 104 GVo.DWU)

Voor Uniegoederen die met een schip zijn “binnengebracht” hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan, deze worden immers niet binnengebracht in de zin van artikel 127 lid 1 DWU. Voor deze Uniegoederen moet wel een aangifte tot tijdelijke opslag, in de vorm van een Temporary Storage Declaration (TSD) worden gedaan, zie paragraaf ‘3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit hoofdstuk. De reden hiervoor is omdat de douanestatus van Uniegoederen gewijzigd is. Na te zijn “binnengebracht” moet overeenkomstig artikel 153, lid 2 DWU en artikel 119, lid 3 GVo.DWU de douanestatus van Uniegoederen worden aangetoond. In het maritieme proces gebeurt dat na het indienen van een aangifte voor tijdelijke opslag.

De brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken mogen alleen met toestemming van de Douane van boord worden gehaald.

Voor goederen, rechtstreeks komend vanuit de hierna volgende landen hoeft op basis van een internationale overeenkomsten geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan. Deze landen behoren tot het veiligheidsgebied van de Unie en hebben al een op veiligheidsrisico’s gerichte risicoanalyse en controle uitgevoerd. Voor meer informatie over deze risicoanalyse zie paragraaf ‘2.1. risicoanalyse’ van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 1, lid 2 DWU)

Land

ENS

Noorwegen

nvt

Zwitserland

nvt

Liechtenstein

nvt

Andorra

nvt

Let op!

IJsland en Noord-Macedonië behoren niet tot het veiligheidsgebied. Voor goederen uit die landen moet dus een summiere aangiften bij binnenbrengen worden gedaan. Voor Noord-Macedonië geldt dat een aldaar gedane aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer waarin de veiligheidsgegevens zijn vermeld, bij binnenkomst in de Unie aangemerkt kan worden als summiere aangifte bij binnenbrengen.

Voor goederen, rechtstreeks komend vanuit landen, gemeenten en gebieden genoemd in artikel 104, lid 1, letter m GVo.DWU hoeft eveneens geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan.

Soms verlaten goederen over zee tijdelijk het douanegebied van de Unie (artikel 4 DWU). In bepaalde gevallen zijn dan enkele bepalingen die gelden voor het binnenbrengen van goederen in de Unie, niet van toepassing. Dit zijn dan bepalingen omtrent:

  • de summiere aangifte bij binnenbrengen;

  • de kennisgeving van aankomst;

  • het aanbrengen van goederen bij de Douane;

  • het lossen en onderzoek van goederen

    .
    (artikel 136 DWU)

Let op!

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat ontheffing wordt verleend voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen met betrekking tot goederen waarvoor, vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van die aangifte, een douaneaangifte is ingediend. In dat geval dient de douaneaangifte ten minste de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen benodigde gegevens te bevatten. Totdat de douaneaangifte is aanvaard overeenkomstig artikel 172 DWU, heeft zij de status van summiere aangifte bij binnenbrengen. (artikel 130, lid 1 DWU)

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat gebruik wordt gemaakt van systemen voor handels-, haven- of vervoersinformatie voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen, op voorwaarde dat deze systemen de noodzakelijke gegevens voor een summiere aangifte bij binnenbrengen bevat en dat deze gegevens binnen een specifieke termijn beschikbaar zijn, voordat de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De reden hiervoor is dat de Douane zelf over een volledig elektronisch overzicht van de binnenkomende goederen wil beschikken.
(artikel 127 lid 7 DWU)

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt vervangen door een kennisgeving en toegang tot de administratie van een marktdeelnemer. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
(artikel 127, lid 8 DWU)

Daarnaast kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat (onder voorwaarden) de aangifte tot tijdelijke opslag ook kan dienen als summiere aangifte bij binnenbrengen. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. (artikel 130, lid 2 DWU)

Naar boven

3.1.2 Aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen

De aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) kan één van de volgende personen zijn:

  1. de persoon die de goederen in het douanegebied van de Unie binnenbrengt.


    De aangifte mag echter ook worden gedaan door:

  2. de persoon die de aansprakelijkheid voor het vervoer in het douanegebied van de Unie heeft aanvaard of door:

  3. de persoon in wiens naam de personen die binnenbrengen of vervoeren, handelen.
    (artikel 5, lid 15 DWU)


    Gecombineerd vervoer


    Denk hierbij aan roll on roll of vervoer (RORO – vrachtwagen op een veerboot, zie ook hoofdstuk 1 van dit Handboek Douane onderdeel).

    Bij gecombineerd vervoer vervoert het actieve vervoermiddel (veerboot) een ander vervoermiddel (vrachtwagen), dat na binnenkomst in het douanegebied van de Unie zichzelf als actief vervoermiddel zal gaan voortbewegen. De verplichting tot het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen berust bij:

  4. de exploitant van dat andere vervoermiddel (vrachtwagen). (Dit geldt niet voor jachten en personenauto’s die als lading worden binnengebracht).


    Tot slot mag de summiere aangifte bij binnenbrengen ook worden gedaan door:

  5. elke persoon die in staat is de goederen bij de Douane aan te brengen of te doen aanbrengen of door:

  6. een vertegenwoordiger van één van de hiervoor genoemde personen.

    Als een vertegenwoordiger de summiere aangifte bij binnenbrengen indient, dan blijft de vertegenwoordigde verplicht er op toe te zien dat de aangifte ook daadwerkelijk wordt gedaan.


    (artikel 5, punt 33 en 127, lid 4 DWU)


    Bij het delen van de laadruimte kunnen weer

  7. andere personen dan de personen hierboven genoemd (als deze de benodigde gegevens niet kunnen verstrekken), gegevens verstrekken.


    (artikel 127, lid 6 DWU en 112 GVo.DWU)

Als een andere persoon dan de vervoerder de aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen is, dan geldt er een informatieplicht te aanzien van de gegevens van deze aangifte. Wie die verplichtingen moet nakomen is opgenomen in artikel 184 UVo.DWU.

Wanneer meerdere partijen de laadruimte van een schip delen op basis van een overeenkomst moet de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door de persoon die ingevolge de uitvoering van de overeenkomst het cognossement (zie paragraaf ‘2.8.1. Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel) voor het feitelijke vervoer van de goederen heeft afgegeven (vessel operating carrier). Deze persoon wordt dan aangemerkt als de persoon die de goederen de Unie binnenbrengt.

Voorbeeld
Stel dat er 4 rederijen zijn die samen een dienst uitvoeren en daarvoor 1 schip inzetten. De vessel operating carrier moet in principe de summiere aangifte bij binnenbrengen indienen maar de 4 rederijen mogen ook alle 4 apart summiere aangifte(n) (met eigen MRN) bij binnenbrengen indienen voor die goederen waarvoor ze een B/L (zie paragraaf ‘2.8.1 Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel’) hebben afgegeven. Alleen de vessel operating carrier moet de overige formaliteiten bij binnenkomst vervullen.

Er is geen formele hiërarchie tussen de personen die de summiere aangifte bij binnenbrengen kunnen indienen. Het is dus niet zo dat de persoon die de goederen daadwerkelijk het grondgebied van de Unie binnen brengt altijd voorrang heeft op de andere genoemde personen.

Wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt gedaan door een ander dan de vervoerder, dan moet het EORI nummer van de vervoerder in de summiere aangifte bij binnenbrengen worden vermeld. De Douane informeert de vervoerder, indien hij is aangesloten op het geautomatiseerde systeem van de Douane, dat er een summiere aangifte bij binnenbrengen is gedaan.
(Bijlage B GVo.DWU)

De aangever van een summiere aangifte bij binnenbrengen is aansprakelijk voor de juistheid van de in de aangifte voorkomende gegevens, de echtheid van de ingediende documenten en de naleving van alle verplichtingen in verband met het plaatsen van de goederen onder een douaneregeling.
(artikelen 15, lid 2 en 127, lid 5 DWU )

Multiple-filing (alleen van toepassing op summiere aangifte bij binnenbrengen)
Als de aangever niet alle benodigde gegevens kan verstrekken, kunnen de gegevens worden gevraagd aan andere personen die over de gegevens beschikken en deze mogen verstrekken.
(artikel 127 lid 6 DWU)

Van multiple filing is sprake als een andere persoon dan de aangever de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet wil meedelen aan zijn contractuele partner. De andere persoon dan de aangever moet dan de vereiste gegevens zelf meedelen aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.
(artikel 112 tot en met 113bis GVo.DWU)

Voor multiple-filing datasets zie de kolommen F12, F14, F15, F16 en F13 en F17 van Bijlage B GVo.DWU.

De vervoerder en eenieder die een cognossement (Engels “Bill of lading”, afgekort “B/L” – zie paragraaf ‘2.8.1 Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel) afgeeft, vermeldt in de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die de vereiste gegevens niet aan hem heeft verstrekt.
(artikel 184 lid 1 UVo.DWU)

Elke persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen indient, is verantwoordelijk voor de door hem/haar ingediende gegevens overeenkomstig artikel 15 lid 2 onder a en b DWU.
(artikel 113bis lid 1 GVo.DWU)

Als de op basis van de summiere aangifte bij binnenbrengen een risico heeft vastgesteld, worden de volgende partijen geïnformeerd over een controle:
- De partij die de ENS-filing heeft gedaan die de master-gegevens bevat (mits AEO-S).
- De vervoerder die in de summiere aangifte bij binnenbrengen genoemd is als die niet de hiervoor genoemde partij is (mits AEO-S).
De house filer wordt dus niet geïnformeerd.

Opmerking: Als een aangever wel alle nodige gegevens kan verstrekken wordt dat ook wel full-filing of single-filing genoemd. Voor full-filing of single-filing zie de kolommen F10 en F11 van Bijlage B GVo.DWU.

Er kunnen meerdere house filers zijn voor de summiere aangifte bij binnenbrengen van eenzelfde zending. Voor één en dezelfde zending kan een master filer aangeven welke house filer de house informatie moet aangeven. De house filer kan ook aangeven welke andere informatie door weer een andere house filer aangegeven moet worden. Voorbeeld:
-Master filer (M) dient de master B/L gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in d.m.v. een F12-bericht. M verwijst naar house filer H1 die de house B/L gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen aanlevert.
-House filer H1 doet een house filing van de summiere aangifte bij binnenbrengen d.m.v. een F14-bericht. H1 geeft in de house filing aan dat house filer H2 ook een house filing doet.
-House filer H2 doet een house filing van de summiere aangifte bij binnenbrengen d.m.v. een F16-bericht.

Op basis van de volgende unieke referentie(s) worden de house filing en de master filing in het systeem (CR - de common repository - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten) gekoppeld:

Het is afhankelijk van de soort ENS-filings die aan elkaar gekoppeld moeten worden. De sleutelgegevens op basis waarvan ENS-filings gekoppeld worden tot een summiere aangifte bij binnenbrengen, wordt een Unique Linking Key (ULK) genoemd.

De volgende combinaties van ENS-filings worden voor maritiem onderkend:
F12 + F14 + F16
F12 + F15
F13 + F17
N.B. Eén F12 kan tegelijkertijd zowel gecombineerd worden met een F14+F16 als met een F15.

De volgende ULK’s worden onderkend:
Voor F12 (master filing) met F14 (house filing zonder good shipment data): F14/MC/HC/TransportDoc (master) = F12/MC/TransportDoc (master), en
F14/MC/HC/Carrier = F12/MC/Carrier

Voor F14 (house filing zonder good shipment data) met F16 (house filing met alleen good shipment data):
F16/MC/HC/TransportDoc (master) = F14/MC/HC/TransportDoc (master), en
F16/MC/HC/Carrier = F12/MC/Carrier, en
F16/MC/HC/TransportDoc (house) = F14/MC/HC/TransportDoc (house), en F16/MC/HC/Declarant = F14/MC/HC/Supplementary declarant

Voor F12 (master filing) met F15 (house filing met goods shipment data):
F15/MC/HC/TransportDoc (master) = F12/MC/TransportDoc (master), en
F15/MC/HC/Carrier = F12/MC/Carrier

Voor F13 (straight filing zonder good shipment data) met F17 (house filing met good shipment data):
F17/MC/HC/TransportDoc (master) = F13/MC/TransportDoc (master), en
F17/MC/HC/Carrier = F13/MC/Carrier, en
F17/MC/HC/TransportDoc (house) = F13/MC/HC/TransportDoc (house), en
F17/MC/HC/Declarant = F13/MC/HC/Supplementary declarant

Naar boven

3.1.3 Inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen

De summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) moet de gegevens bevatten van de F kolommen van Bijlage B GVo.DWU en UVo.DWU en moet overeenkomstig die bijlagen ingevuld zijn. De CR (Common Repository - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten) bewaakt de volledigheid van de summiere aangifte bij binnenbrengen (ENS). Ook de STI (Shared Trader Interface) kent een aantal validatieregels (voor gedefinieerde data-elementen). De summiere aangifte bij binnenbrengen bevat de master B/L en house B/L gegevens.

De Douane heeft de mogelijkheid tot het indienen van een RFI (Request for Information) en van een RFA (request for amendment) als data onvolledig blijken te zijn.

In douanewetgeving is de inhoud bepaald voor de summiere aangifte bij binnenbrengen:
-Bijlage B GVo.DWU
-Titel I
-Hoofdstuk 1 inleidende aantekeningen (7) en (8)
-Hoofdstuk 2 legende van de tabel
-Deel 1 opschriften van de kolommen
-F10
Voor de symbolen:
Deel 3 Symbolen van de vakken
-Hoofdstuk 3
Voor de gegevensvereisten:
-Deel 5 Binnenbrengen bij vervoer over zee
Voor de voetnoten:
-Deel 13

De summiere aangifte bij binnenbrengen bevat ± 213 gegevenselementen (in 45 gegevenscategorieën).
Hoofdelementen:
-Bewijsstuk
-Aanvullende informatie
-Deelzending
-Indicator weder binnenbrengen
-Artikelnr.
-Indicator bijz. omstandigheid
-LRN: lokale referentienr.
-Referentie verwijzingsverzoek
-Vervoersdocument
-Koper
-Verkoper
-Vertegenwoordiger
-Aangever
-Geadresseerde
-Afzender
-Werkelijke datum/tijd vertrek
-Verwachte datum/tijd vertrek
-Vervoerskosten
-Te informeren partij
-Vervoerder
-Plaats van lossing
-Plaats van lading
-Landen vervoerstraject
-Plaats van levering
-Datum aangifte
-Verwachte datum/tijd aankomst
-Douanekantoor binnenkomst
-Plaats van aanvaarding
-Indicator container
-HS-code
-VN-code gevaarlijk goed
-Verpakking
-Goederenomschrijving
-Bruto massa
-Hulpmiddel bij vervoer
-Vervoerswijze aan de grens
-Verzegeling
-Passief vervoermiddel grens
-Actief vervoermiddel aan grens

Let op!

Bijlage 6a van de Algemene douaneregeling is niet van toepassing op de summiere aangifte bij binnenbrengen.

De summiere aangifte bij binnenbrengen kan gedaan worden in de Nederlandse of Engelse taal.
(artikel 1:11 Algemene douaneregling)

De HS-code
De HS-code (Harmonized System code) is een 6-cijferige code. Het is een code van 6 cijfers die de Douane wereldwijd gebruikt om goederen in te delen in een bepaalde categorie. Er hoeft vóór het laden geen HS-code te worden doorgegeven. De HS-code is in de minimale gegevensset vóór het laden niet verplicht tenzij de aangifte met de minimale gegevensset wordt ingediend op basis van kolom F26. Een goederenomschrijving - op house B/L (vormen B/L zie paragraaf ‘2.8.1. Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel) niveau - is wél verplicht. Zie kolommen F10 - F16 van bijlage B bij de GVo.DWU. De goederencode (en de HS-code) mag tijdens de vaart, maar moet vóór aankomst van het schip worden verstrekt in de summiere aangifte bij binnenbrengen. De goederencode is een verplicht gegeven in de summiere aangifte bij binnenbrengen. Er is één uitzondering op de verplichting. Als de afzender en de geadresseerde beide een particulier zijn dan is de goederencode facultatief. Er bestaat geen onderscheid tussen HS codes bij import en bij export. In alle gevallen is deze code gelijk.

Afzender en geadresseerde
Als afzender moet een andere persoon/entiteit gemeld worden dan de vervoerder, expediteur, groepage-expediteur, postaanbieder of douane-expediteur. Voor de geadresseerde geldt hetzelfde. Zowel afzender als geadresseerde moeten op het niveau van de housezending worden vermeld.

EORI nummer
De volgende EORI-nummers moeten in de summiere aangifte bij binnenbrengen vermeld worden:

- EORI-nummer van de afzender (g.g.e. 1302 017 000). Op het niveau van de housezending de partij vermelden die de goederen verzendt zoals in het laagste house B/L (vormen B/L zie paragraaf ‘2.8.1. Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel) niveau is bepaald. Deze persoon moet een andere zijn dan de vervoerder, expediteur, groepage-expediteur, postaanbieder of douane-expediteur. Vóór laden: Het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer (TCUIN) verstrekken voor zover dat beschikbaar (bekend) is. Vóór aankomst: Als een EORI-nummer of een uniek derdeland-identificatienummer (TCUIN) is toegekend, moet dat worden vermeld.

- EORI-nummer van de geadresseerde (g.g.e. 1303 017 000). Op het niveau van de housezending de partij vermelden die de goederen ontvangt zoals in het laagste house B/L niveau is bepaald. Deze persoon moet een andere zijn dan de expediteur, (de)groepage-expediteur, postaanbieder of douane-expediteur. Vóór laden: Het EORI-nummer of het unieke derdeland-identificatienummer (TCUIN) verstrekken voor zover dat beschikbaar (bekend) is. Vóór aankomst: Als een EORI-nummer of een uniek derdeland-identificatienummer (TCUIN) is toegekend, moet dat worden vermeld.

- EORI-nummer van de aangever (g.g.e. 1305 017 000). De aangever moet over een EORI-nummer beschikken om als aangever te kunnen optreden. Het EORI-nummer van de aangever is op de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen van toepassing.

- EORI-nummer van de vertegenwoordiger (g.g.e. 1306 017 000), als er sprake is van vertegenwoordiging. De vertegenwoordiger moet over een EORI-nummer beschikken om als vertegenwoordiger te kunnen optreden. Het EORI-nummer van de vertegenwoordiger is op de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen van toepassing.

- EORI-nummer van de vervoerder (g.g.e. 1312 017 000). De vervoerder moet over een EORI-nummer beschikken om als vervoerder te kunnen optreden. Het EORI-nummer van de vervoerder moet op master B/L niveau worden verstrekt.

- EORI-nummer van de te informeren partij (g.g.e. 1313 017 000). Dit is de partij aan wie bij binnenkomst mededeling moet worden gedaan van de aankomst van de goederen, zoals in het master B/L is bepaald. Vóór laden: De te informeren partij hoeft niet te worden vermeld. Vóór aankomst: Als een EORI-nummer of een uniek derdeland-identificatienummer (TCUIN) is toegekend, moet dat worden vermeld.

- EORI-nummer van een extra actor (g.g.e. 1314 017 000). Een extra actor is een facultatief gegevenselement (en dus niet verplicht). Als in de summiere aangifte bij binnenbrengen een extra actor wordt genoemd, moet: Vóór laden: het EORI-nummer of uniek derdeland-identificatienummer (TCUIN) worden vermeld, als dat is toegekend. Vóór aankomst: het EORI-nummer of uniek derdeland-identificatienummer (TCUIN) worden vermeld, als dat is toegekend.

CUS-code
Wanneer de CUS-code (referentienummer van de Europese douanelijst van chemische stoffen) voor chemische stoffen en preparaten is verstrekt, wordt afgezien van de eis een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen te verstrekken.

Let op!

Algemene formuleringen (b.v. "groupage", "algemene vracht" of "onderdelen") zijn niet toegestaan. Voor de omschrijving van de goederen in de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft de Commissie een lijst van algemeen aanvaardbare goederenomschrijvingen opgesteld (TAXUD/1402/2007 definitief - NL, werkdocument). Het vermelden van een niet aanvaardbare goederenomschrijving is niet aanvaarding verhinderend maar is de kans op een douanecontrole groter omdat de informatie niet afdoende is.
(Bijlage B GVo.DWU)

De summiere aangifte bij binnenbrengen moet door de aangever van die aangifte worden ondertekend. Omdat het een elektronische aangifte is, wordt de ondertekening gedaan middels een code.

De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer (zie tekst onder ‘EORI-nummer’ in deze paragraaf).

Zolang de gegevens van de koper van de goederen nog niet bekend zijn, worden de gegevens van de verkoper in de summiere aangifte bij binnenbrengen opgenomen. Zodra de gegevens van de koper bekend zijn, moet de summiere aangifte bij binnenbrengen worden bijgewerkt.

Goederen kunnen ten onrechte, niet, of niet juist zijn opgenomen op een summiere aangifte bij binnenbrengen. Om dit te corrigeren mogen wijzigingen worden ingediend. Zie paragraaf ‘3.7.1. wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit hoofdstuk.

Naar boven

3.1.4 Plaats en tijdstip van indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen

De summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) moet worden ingediend bij het douanekantoor van eerste binnenkomst in de Unie. Dit is het kantoor dat bevoegd is voor de eerste haven die het schip aandoet in de Unie. Hierbij gelden de termijnen genoemd in artikel 105 en 110 GVo.DWU, zie de teksten na deze alinea. In Nederland zijn de werkzaamheden verbonden aan de behandeling van summiere aangiften bij binnenbrengen gecentraliseerd bij het Douane Landelijk Tactisch Centrum (DLTC).
(artikelen 127, lid 3 en 7 DWU, 1, punt 15, 105, 110, 112 GVo.DWU)

De termijnen voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen zijn als volgt:
a) voor in containers vervoerde goederen geldt een termijn van 24 uur voordat zij in het vaartuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht. Dit geldt niet voor containers:
-uit de landen en havens genoemd onder letter c van artikel 105 GVo.DWU;
-waar de situatie van letter d van artikel 105 GVo.DWU van toepassing is.

b) voor stort-/stukgoederen geldt een termijn van uiterlijk vier uur voor de aankomst van het vaartuig in de eerste haven van binnenkomst in het douanegebied van de Unie. Dit geldt niet voor stort-/stukgoederen:
-uit de landen en havens genoemd onder letter c van artikel 105 GVo.DWU;
-waar de situatie van letter d van artikel 105 GVo.DWU van toepassing is.

c) voor goederen uit de volgende landen en havens geldt een termijn van uiterlijk 2 uur voor de aankomst van het vaartuig in de eerste haven van binnenkomst in het douanegebied van de Unie:
-Groenland;
-de Faeröer;
-IJsland;
-de havens aan de Oostzee, Noordzee, Zwarte Zee en Middellandse Zee;
-alle havens van Marokko;
-de havens van:
-het ‘Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland’ (met uitzondering van havens in Noord-Ierland);
-de Kanaaleilanden;
-het eiland Man.

d) voor goederen die binnen 24 uur vervoerd zijn tussen 3de landen en de volgende landen en gebieden geldt een termijn van uiterlijk 2 uur voor de aankomst in de eerste haven van binnenkomst in het douanegebied van de Unie:
-de Franse overzeese departementen;
-de Azoren;
-Madeira;
-de Canarische eilanden;
(artikel 105 Gvo.DWU)

Let op!

In een aantal gevallen zijn de termijnen genoemd in artikel 105 GVo.DWU niet van toepassing. Dit geldt in geval van overmacht of als in een internationale overeenkomst tussen de Unie en een derde land is voorzien in de erkenning van de in het land van uitvoer verrichte veiligheidscontroles. Als voorbeeld worden genoemd de internationale overeenkomst tussen de Unie en Andorra, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
(artikel 111 GVo.DWU)

Is een summiere aangifte bij binnenbrengen op het moment van het aanbrengen van de goederen niet ingediend, dan moet deze onmiddellijk alsnog worden gedaan.
(artikel 139, lid 5 DWU)

De lidstaten hebben de vrijheid om in geval van een te laat ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen sancties toe te passen. In het Nederlandse nationale recht is een sanctie opgenomen in Hoofdstuk 9 (bestuurlijke boeten) van de Algemene douanewet. Naast deze sanctie heeft het te laat indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen ook logistieke gevolgen. Door het te laat indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen kan pas op een later tijdstip risicoanalyse door de Douane toegepast worden. Dit kan een logistieke stremming veroorzaken.

Naar boven

3.1.5 Risicoanalyse Safety & Security van de summiere aangifte bij binnenbrengen

Direct na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen moet het douanekantoor van eerste binnenkomst een (artikel 1 punt 15 GVo.DWU - RMS - responsible member state) risicoanalyse S&S (artikel 128 DWU) verrichten. De Douane van de lidstaat die als RMS is aangemerkt, is verantwoordelijk voor de uitvoering van de risico-analyse. Douaneautoriteiten van verschillende lidstaten kunnen onderling informatie over een bepaalde zending met elkaar delen. Zij kan informatie meenemen die bijvoorbeeld van de lidstaat wordt gekregen waar de goederen uiteindelijk bestemd voor zijn.

Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de risicoanalyse bij (deepsea) containervervoer en bij andere vormen van vervoer.

De uitkomst van de risicoanalyse kan 3 verschillende niveau’s van risico aangeven. Dit zijn:

  • type A, als de goederen een zodanig veiligheidsrisico inhouden dat de binnenkomst in het douanegebied van de Unie een onmiddellijk optreden vereist. Aan de aangever, en aan de vervoerder indien dit een ander is, wordt doorgegeven dat de goederen niet geladen mogen worden;

  • type B, een risico dat moet worden gecontroleerd in de eerste haven van de Unie. Dit risico komt bij deepsea containervervoer niet voor;

  • type C, controle in de loshaven.

Bij (deepsea) containervervoer wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen 24 uur voor het laden van de container gedaan. In die periode van 24 uur moet de Douane de risicoanalyse hebben afgerond omdat, als er een risico type A wordt vastgesteld dit voor het daadwerkelijke laden aan de aangever moet worden doorgegeven. De resultaten van de risicoanalyse S&S worden doorgegeven aan alle voorziene opvolgende havens in de Unie die vermeld zijn in de summiere aangifte bij binnenbrengen.

Wordt voor ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen en voor aankomst van de goederen een risico vastgesteld dan wordt dit risico meengenomen bij de te verrichten risicoanalyse S&S.

Bij andere vervoerswijzen dan deepsea containervervoer moet de risicoanalyse zijn afgerond voor de daadwerkelijke binnenkomst van het schip. Ook hier worden de resultaten van de risicoanalyse doorgegeven aan alle voorziene opvolgende havens in de Unie.
(artikel 46, 128 DWU en 186 UVo.DWU)

Een indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen die tevens geautoriseerd marktdeelnemer is (AEO-S), wordt vóór de verwachte aankomsttijd (ETA - Estimated time of arrival) van de goederen in het douanegebied van de Unie in kennis gesteld wanneer een zending is geselecteerd voor fysieke controle. Ook een vervoerder die AEO-S is kan onder voorwaarden worden geïnformeerd.
Artikel 24, lid 2 GVo.DWU.

De aangever van de aangifte voor tijdelijke opslag (ATO) die AEO-S is kan andere partijen informeren over controles en vrijgaven middels CNI (Control Notification Import) en RNI (Release Notification Import). Voor nadere informatie hierover zie paragraaf ‘3.1.10 Aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit hoofdstuk.
Artikel 24, lid 3 GVo.DWU.

Naar boven

3.1.6 Verzoek om uitwijking

Wijkt een schip uit naar een haven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de voorziene haven van eerste binnenkomst ligt, die niet is gemeld als een opvolgende haven, dan geeft de exploitant van het schip (of zijn vertegenwoordiger) hiervan kennis aan de Douane van de haven waar het schip in eerste instantie naar toe zou gaan. De uitwijk dient gemeld te worden door een gewijzigde (update) summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) in te dienen. De Douane van deze haven stuurt de resultaten van de risicoanalyse veiligheid door aan de nieuwe haven van eerste binnenkomst.
(artikel 1, lid 15 GVO.DWU en 189, lid 1 UVo.DWU)

In dit bericht wordt door vermelding van het IMO-nummer van het schip en de geplande datum van de aankomst in de haven van binnenkomst door een code (entry key) alle afzonderlijke summiere aangiften bij binnenbrengen aan het schip gekoppeld. Door deze koppeling kan de Douane een relatie leggen tussen alle ingediende summiere aangiften bij binnenbrengen en het binnenkomende schip.
(artikel 127, lid 6 DWU)

Bij uitwijk moet de vervoerder de gewijzigde reisinformatie doorgeven middels een update van de summiere aangifte bij binnenbrengen. Het vaststellen van uitwijkrisico’s op de goederen is dan niet meer nodig. Dit omdat de full risk assessment plaats vindt tijdens de pre-arrival fase op basis van de informatie van de summiere aangifte bij binnenbrengen door de lidstaat aan wie de rol van ‘Responsible Member State’ (RMS) is toegekend. De lidstaat waar naar uitgeweken, wordt gezien als ‘Memberstate of control’ (MSoC) en voert de controles uit.

Naast uitwijkrisico’s op de goederen kent Nederland ook uitwijkrisico’s op het vervoermiddel. Op het moment dat een vervoermiddel uitwijkt naar Nederland dan ontvangt de Douane een Notification of Arrival (NA). Op basis hiervan kunnen risico’s op het vervoermiddel worden vastgesteld. Op het moment dat een vervoermiddel toch niet Nederland aandoet, ontvangt de Douane de ‘Cancellation of arrival’ (COA) en kunnen voorbereidde controleopdrachten worden geannuleerd. Het beoordelen op gedetecteerde risico’s, kan gedeeld worden met een andere lidstaat door het gebruik van het ‘Common Risk Management System’ (CRMS).

Naar boven

3.1.7 Kennisgeving van aankomst

Bij aankomst in de eerste haven van binnenkomst in de Unie moet een ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) worden gedaan. De kennisgeving van aankomst moet via de STI of STP ingediend worden bij de (Common Repository - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten). Door middel van deze kennisgeving kan de Douane van het eerste kantoor van binnenkomst (artikel 1, punt 15 GVo.DWU) een relatie leggen tussen het vervoermiddel en alle voor de aankomst ingeleverde summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU). Het kantoor van eerste binnenkomst kan beoordelen of er S&S risico’s zijn vastgesteld die na binnenbrengen gecontroleerd moeten worden. Voor nadere informatie over de risicoanalyse zie hoofdstuk 2, paragraaf ‘2.1 Risicoanalyse’ van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 133 DWU en 1, lid 15 GVo.DWU)

Let op!

De ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) mag niet worden verward met de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival). Beiden hebben een ander doel en kennen een andere douanewetgeving als basis. Wel zit er een overlap in. De ‘kennisgeving van aankomst’ vloeit voort uit het DWU en dient ingestuurd te worden bij binnenkomst in de eerste haven van de Unie. De ‘kennisgeving van aankomst’ wordt gedaan op moment van trossen vast. De ‘kennisgeving van aankomst’ krijgt een MRN als referentie (via STI - Self Conformance Test/CR - Common Repository), maar geen bezoeknummer. De ‘kennisgeving van aankomst’ is alleen voor de Douane bestemd. Deze wordt niet door Douane afgeleid op basis van de ATA. De ‘kennisgeving van aankomst’ kent meer dataelementen dan de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’. Als Nederland de eerste haven van binnenkomst is, dan moet er een ‘kennisgeving van aankomst’ ingestuurd worden en los van het feit of Nederland de eerste of opvolgende haven is, moet er een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ via het Single Window (SW) ingestuurd worden voor een vaartuig dat een Nederlandse haven wil aandoen. De ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ wordt 2 uur voor binnenkomst gedaan op basis van artikel 2:0 Algemene douaneregeling. Op basis van dit tijdstip selecteert de Douane de vaartuigen. Het wordt niet gebruikt voor toezicht op goederen. Op basis van de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ wordt door het Havenbedrijf een Call Reference Number (CRN), het bezoeknummer via Single Window, afgegeven. Deze ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ informatie wordt door meerdere overheidspartijen gebruikt. De ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ wordt opgevolgd door het bericht van aankomst (ATA - Actual Time of Arrival).

WebWalvis
a) schepen die aanleggen bij een aanlegplaats die beheerd wordt door het Havenbedrijf, krijgen van dit bedrijf een CRN die via BUP Binnenbrengen (en Uitgaan) wordt gecommuniceerd.
b) schepen die aanleggen bij een aanlegplaats die niet beheerd wordt door het Havenbedrijf krijgen een CRN via WebWalvis. WebWalvis is een lokaal registratieregister van de Douane. Dit register is niet gekoppeld aan een geautomatiseerd douanesysteem.
Bij zowel a) als bij b) vinden in WebWalvis ook de volgende registraties plaats:
-onregelmatigheden (bijvoorbeeld: overlossingen, verkeerd ingevulde scheepsvoorradenaangifte, etc.);
-afgegeven fiatten (toestemmingen);
-wijzigingen met betrekking tot de scheepsvoorradenaangifte;
-gegevens over een controle op de tijdige indiening van de scheepsvooradenaangifte;
-loslijstverschillen;
-etc.

Naar boven

3.1.8 De aangifte tot tijdelijke opslag

De goederen die bestemd zijn om te worden gelost, worden bij de Douane aangebracht. Voor deze goederen moet uiterlijk op het moment van aanbrengen een aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan. Alleen de goederen die bestemd zijn om in Nederland te worden gelost, worden bij de Douane aangebracht. De goederen moeten zijn aangebracht (trossen vast) voordat de Douane toestemming tot lossing kan geven. De Douane geeft toestemming tot lossing voor de op de aangifte tot tijdelijke opslag vermelde goederen. Het is dus niet mogelijk om aanbrengen uit te stellen tot een tijdstip nadat de goederen gelost zijn. Gezien het feit dat de aangifte voor tijdelijke opslag uiterlijk op het moment van aanbrengen moet worden ingediend is het dus ook niet mogelijk om de aangifte tot tijdelijke opslag te doen, nadat de goederen gelost zijn. , Zie voor de vorm en de inhoud van de aangifte tot tijdelijke opslag paragraaf ‘3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit hoofdstuk.
(artikel 5, punt 33, 139, lid 2 en 145, lid 1 en 3 DWU)

Van alle goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht wordt verondersteld dat ze de douanestatus van niet-Uniegoederen hebben,(artikel 119 lid 1 letter a GVo.DWU). Als uiterlijk op het moment van aanbrengen is vastgesteld dat de goederen de douanestatus van Uniegoederen hebben, dan hoeft voor die goederen geen aangifte tot tijdelijke opslag gedaan te worden. Het aan de hand van bescheiden vaststellen dat de goederen daadwerkelijk de douanestatus van Uniegoederen hebben, gebeurt in het maritieme proces echter pas nadat de goederen zijn aangebracht. Alle goederen die worden gelost moeten daarom worden opgenomen in de aangifte tot tijdelijke opslag. Door het meegeven van statusinformatie wordt aangegeven dat het Uniegoederen of niet-Uniegoederen betreft en zal de Douane vervolgens beoordelen of de douanestatus van Uniegoederen terecht is opgenomen. Door onder meer het elektronische systeem ‘Bewijs van Uniestatus’ (PoUS), kan de Douane de in de aangifte tot tijdelijke opslag opgegeven douanestatus van Uniegoederen van de goederen controleren door dit systeem te raadplegen.
(artikel 145 lid 9 DWU)

Voor Uniegoederen die met een schip zijn “binnengebracht” hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan, deze worden immers niet binnengebracht in de zin van artikel 127 lid 1 DWU, zie paragraaf ‘3.1.1 De summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit Handboek Douane onderdeel. Voor deze Uniegoederen moet, zoals ook vermeld in de alinea hierboven, wel een aangifte tot tijdelijke opslag, in de vorm van een Temporary Storage Declaration (TSD) worden gedaan, zie paragraaf ‘3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit Handboek Douane onderdeel. De reden hiervoor is ook dat de Douane over een volledig elektronisch overzicht van de geloste goederen wil beschikken. De HS-code (Harmonized System code, 6-cijferige code) is een verplicht dataelement in de TSD, zie bijlage B GVo.DWU, kolom G4. Hierin wordt de HS code (G.E. 18 09 056 000) verplicht voorgeschreven.

Let op!

Hoewel er wetstechnisch gezien voor niet-Uniegoederen die worden gelost en waarvoor bij binnenkomst een aangifte voor douanevervoer of in het vrije verkeer brengen aanwezig is geen elektronische aangifte tot tijdelijke opslag hoeft te worden gedaan, wordt dit in Nederland wel gedaan. De reden hiervoor is dat de Douane hiermee over een volledig elektronisch overzicht van de te lossen goederen kan beschikken. Het vaststellen van de douanestatus van Uniegoederen vindt in Nederland de regel plaats nadat de aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend.

In de aangifte tot tijdelijke opslag kunt u bij 'supporting document' een document aangeven waarmee u de douanestatus van Uniegoederen aantoont. Hierbij is een documentnummer verplicht. Voor een T2L of T2LF moet u het MRN (masterreferentienummer) uit PoUS (Proof of Union Status-systeem) aangeven. Voor een factuur is dit het factuurnummer N825 (Document T2L) of C620 (Document T2LF).

Goederen die met een schip binnenkomen en die tijdelijk worden gelost en weer aan boord moeten om tijdens dezelfde reis weer in hetzelfde schip via zee naar een andere haven de reis te vervolgen, bijvoorbeeld om andere goederen te kunnen lossen of laden, worden niet bij de Douane aangebracht.
(artikel 139, lid 2 DWU)

De goederen zijn, zodra zij zijn aangebracht, tot het tijdstip waarop zij onder een douaneregeling worden geplaatst, of worden wederuitgevoerd goederen in tijdelijke opslag. Deze goederen worden "goederen in tijdelijke opslag" genoemd. "Goederen in tijdelijke opslag" mogen uitsluitend op door de Douane goedgekeurde en aangewezen plaatsen verblijven, onder de door de Douane vastgestelde voorwaarden.

Bepaalde goederen die vermeld zijn op een aangifte tot tijdelijke opslag in de vorm van een Temporary Storage Declaration (TSD), kunnen geautomatiseerd gezuiverd worden. Er wordt dan geen verplichting DNF/BUP Binnenbrengen (applicatie DNF - Douane Niet Financiële verplichtingen - tot uiterlijk eind 2026 / BUP Binnenbrengen - vervanger DNF). Dit geldt voor goederen die op de volgende wijze als supporting document zijn opgenomen: C619 (Scheepvaartmanifest), C620 (Document T2LF), C621 (Bewijs douanestatus), N822 (Intern communautair douanevervoer; T2), N820 (Transit Declaration T), N821 (Extern communautair douanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer T1), N825 (Document T2L), N380 (Handelsfactuur), N952 (TIR Carnet) en C624 (Formulier 302 - Militaire goederen). De automatische zuivering kan ook gelden voor een aangifte tot tijdelijke opslag, in de vorm van een Temporary Storage Declaration Reuse (TSR - artikel 145, lid 5 letter a DWU), zie paragraaf ‘3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit hoofdstuk. Voor de TSR geldt het voor militaire goederen die ook op de volgende wijze als supporting document is opgenomen: C624 (Formulier 302). Ook lege containers kunnen geautomatiseerd gezuiverd worden (zie ook paragraaf ‘4.4.3. Lege containers’ van dit Handboek Douane onderdeel’. Ze moeten dan op house B/L niveau (vormen B/L zie paragraaf ‘2.8.1. Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel) leeg zijn aangegeven in het veld ‘fullness’ op A (empty).

Risicoanalyse aangifte tot tijdelijke opslag
Risicoanalyse op een aangifte tot tijdelijke opslag zal in slechts een aantal gevallen toegepast worden. Zie paragraaf ‘2.1 Risicoanalyse’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Als een plaats waar goederen zich in tijdelijke opslag mogen bevinden permanent is goedgekeurd dan wordt zo’n plaats een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO) genoemd. Voor het beheer van een RTO is een vergunning van de Douane nodig. In Nederland is aan grote containerterminals een “Vergunning ruimte voor tijdelijke opslag” verleend.
(artikel 144 en 148 DWU)

Ook wordt toegestaan dat goederen in tijdelijke opslag zich bevinden in de ruimte van de volgende goedgekeurde plaatsen: publiek (type II) of particulier douane-entrepot. Uitleg over deze opslag is opgenomen in onderdeel 15.50.00, hoofdstuk 5 van dit Handboek Douane.

De aangifte tot tijdelijke opslag wordt in Nederland via de HTG (Handel en Transport Gateway) ingediend bij de NES NL (National Entry System van Nederland). De HTG en de NES NL vormen het national domain.

Bij intra Unie verkeer over zee moet er voor de te lossen goederen een aparte aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan. Het is niet nodig om in deze aangifte een verwijzing op te nemen naar het MRN (masterreferentienummer) van een summiere aangifte bij binnenbrengen. (artikelen 144, 145, lid 5 DWU, 1, punt 22 GVo.DWU)

In een aantal gevallen hoeft geen aangifte tot tijdelijke opslag te worden gedaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor goederen die al onder een douaneregeling zijn geplaatst of goederen waarvan de Uniestatus wordt aangetoond. In Nederland wordt behalve bij reizigersbagage, vissersschepen en voor Uniegoederen die zijn vervoerd met een lijndienst middels een ‘Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ (zie paragraaf ‘3.6 reizigersbagage’ van dit hoofdstuk, paragraaf ‘5.9 Vissersvaartuigen en vis’ en paragraaf ‘3.2.1 Vervoer met een lijndienst’ van dit Handboek Douane onderdeel) deze mogelijkheid niet toegepast en wordt er altijd een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan.
(artikelen 145, lid 4 en 9 DWU). De reden hiervoor is dat de Douane hiermee over een volledig elektronisch overzicht van de te lossen goederen kan beschikken.

Wanneer goederen zich al onder de douaneregeling douanevervoer bevinden is artikel 141, lid 1 DWU van toepassing.

Als de formaliteiten die nodig zijn om de goederen een douaneregeling te geven niet tijdig worden vervuld, levert dit een verzuim op. De Douane kan degene die de formaliteiten binnen deze termijn moet vervullen en degene door wiens toedoen de formaliteiten niet binnen deze termijn worden vervuld ieder een boete opleggen.
(artikelen 5, punt 16 DWU en 9:1 lid 1 Algemene douanewet)

Artikel 145 DWU biedt samen met artikel 192 UVo.DWU de mogelijkheid om een aangifte die overeenkomstig artikel 171 DWU gedaan is, voordat de goederen zijn aangebracht, te beschouwen als een aangifte voor tijdelijke opslag. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De reden hiervoor is dat de Douane over een volledig elektronisch overzicht van de geloste goederen wil beschikken. Er moet om die reden dan ook altijd een aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan.

‘Second call’
Het komt voor dat een eerder binnengekomen schip na gedeeltelijke lossing de haven verlaat en op een later tijdstip terugkeert naar de haven die hij eerder heeft verlaten om de rest van de ladingen te lossen. Dit laatste wordt een second call genoemd. Voor de eerder ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen is een ‘re-entry indicator’ vereist. De cargadoor gebruikt voor de second call een nieuwe (tweede) aangifte tot tijdelijke opslag. Deze is gelijk aan de eerste aangifte tot tijdelijke opslag minus de reeds eerder geloste ladingen. De openstaande ladingen op de eerste aangifte tot tijdelijke opslag worden geroyeerd. Voorwaarde voor deze werkwijze is dat er een koppeling is tussen het call reference number (CRN – bezoeknummer) en het B/L nummer.

‘Cut an run’
Onder ’cut and run’ wordt verstaan het ongeplande vertrek van een schip voordat alle goederen zijn gelost waarvoor een aangifte tot tijdelijke opslag is gedaan. Bij ’cut and run’ doet het schip na het ongeplande vertrek alleen andere havens in de Unie aan en keert het schip daarna terug om de resterende goederen te lossen (die vermeld staan op de eerder ingediende aangifte tot tijdelijke opslag) te lossen, dan hoeft voor de nog te lossen goederen geen nieuwe aangifte tot tijdelijke opslag ingediend te worden. Voor deze regeling dient toestemming gevraagd te worden bij de afdeling ‘Binnenbrengen en Uitgaan (BU)’ van douanekantoor Rotterdam Maasvlakte. De contactgegevens staan in bijlage 10 van dit Handboek Douane onderdeel.

Doet het schip na het ongeplande vertrek havens buiten de Unie aan, dan moet bij terugkeer naar de haven om de resterende goederen te lossen aan alle formaliteiten worden voldaan. Dit betekent dat in voorkomend geval een summiere aangifte bij binnenbrengen en/of een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan moet worden.

Transhipment van Uniegoederen
In de aangifte tot tijdelijke opslag wordt voor geloste Uniegoederen, die later na lossing via zee vervoerd worden naar een andere Uniehaven zonder daarbij een 3de land aan te doen (transhipment), geen vermelding van de douanestatus van Uniegoederen vermeld. Reden: de douanestatus van Uniegoederen wordt in dit geval na lossing niet gecontroleerd. De douanestatus van Uniegoederen wordt pas aangetoond in de Uniehaven van definitieve lossing. Van deze goederen wordt verondersteld dat ze de douanestatus van niet-Uniegoederen hebben (artikel 119 lid 1 letter a GVo.DWU). Voor deze goederen die getranshipped worden, wordt een Re-Export Notification (REN bericht - kennisgeving van wederuitvoer) ingediend. Met dit bericht kan vervoerd worden naar het uitgaande vervoermiddel. Het bericht wordt in de RTO administratie (van de vertrekkende en ontvangende RTO’s) verwerkt. Het MRN (masterreferentienummer - artikel 1 punt 22 GVo.DWU) van het REN bericht wordt in de aangifte ten uitklaring (uitgaande manifest) vermeld. Hiermee wordt het uitgaan van de goederen aan de Douane medegedeeld. Op basis daarvan zuivert de Douane de verplichting aan.

Naar boven

3.1.9 Zekerheid

Voor opslag in een RTO moet zekerheid worden gesteld. Voor meer informatie over zekerheid zie Handboek Douane onderdeel 27.00.00 ‘Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld’.
(artikel 148, lid 2 DWU)

Naar boven

3.1.10 Aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag

Het indienen van een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) wordt gedaan door of namens de persoon die de goederen bij de Douane aanbrengt. Informatie over het recht van vertegenwoordiging kunt u vinden in Handboek Douane onderdeel ‘2.00.00 Vertegenwoordiging bij de Douane’.
(artikel 139, lid 1 en 3 en 145, lid 3 DWU)

Artikel 145 lid 3 DWU schrijft voor dat de aangifte tot tijdelijke opslag ingediend wordt door één van de in artikel 139 lid 1 of 3 DWU genoemde personen, maar brengt geen formele hiërarchie aan tussen de personen die de aangifte tot tijdelijke opslag kunnen indienen. Het is dus niet zo dat de persoon die de goederen daadwerkelijk het grondgebied van de Unie binnen brengt altijd voorrang heeft op de andere genoemde personen. De houder van een vergunning voor het beheer van een opslagruimte kan dus "gewoon" een aangifte tot tijdelijke opslag indienen. Wel geldt hierbij dat als een ander van de personen al een geldige aangifte tot tijdelijke opslag heeft gedaan, dat deze aangifte tot tijdelijke opslag niet kan worden vervangen of worden opgevolgd door een op een later tijdstip ingediende tweede aangifte tot tijdelijke opslag voor dezelfde goederen. Voor de goederen die gelost moeten worden kan slechts één aangifte tot tijdelijke opslag gedaan worden. In zekere zin is er dus wel een tijdshiërarchie waarbij geldt "eerste telt".

De indiener van de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) die AEO-S is en eventuele andere in de ATO genoemde te informeren partijen (bijvoorbeeld de RTO vergunninghouder) worden vóór aanbrenging van de goederen met een CNI (Control Notification Import) respectievelijk een RNI-bericht (Release Notification Import) over de controle geïnformeerd (tenzij sprake is van een onaangekondigde controle).
Artikel 24, lid 3 GVo.DWU.

Het CNI bericht (Control Notification Import) wordt verstuurd aan de indiener van de ATO en de RTO vergunninghouder (voor AEO vergunninghouders is dat maximaal 72 uur voor verwachte aankomst en voor niet AEO vergunninghouders bij de Actual Time of Arrival (ATA), waarbij de volgende situaties zijn onderkend:
-Indiener ATO en RTO vergunninghouder maken beide gebruik van berichten uit het inspectieportaal (als een zending geselecteerd is voor een douanecontrole dan kunnen indieners van de summiere aangifte bij binnenbrengen via de service inspectieportaal een bericht hierover ontvangen. Het bericht bevat informatie over de zending en over de controle).
-Indiener ATO en RTO vergunninghouder maken beide geen gebruik van het inspectieportaal. In deze situatie ontvangen beide een CNI (Control Notification Import). Op basis van het CNI (Control Notification Import) moeten de goederen ter controle worden aangeboden. Deze controles zijn niet zichtbaar in het inspectieportaal.
-Een van beide maakt gebruik van het inspectieportaal. In dat geval geldt successievelijk het eerste en tweede opsomming. De controle is wel zichtbaar in het inspectieportaal en een van beide partijen wordt via het inspectieportaal geïnformeerd.

Voor bovenstaande situatie wordt ook een RNI bericht (Release Notification Import) verzonden. RTO vergunninghouders kunnen een blokkade afleiden op basis van het CNI of gebruik maken van het inspectieportaal.

Naar boven

3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag

De aangifte tot tijdelijke opslag kan gedaan worden in de Nederlandse of Engelse taal.
(artikel 1:11 Algemene douaneregeling)

De aangifte tot tijdelijke opslag kan in 2 vormen worden ingediend (keuzemogelijkheid). Dat kan als:
-Temporary Storage Declaration (TSD - 145 lid 1 DWU) of als
-Temporary Storage Declaration Reuse (TSR - artikel 145, lid 5 letter a DWU).
Als er geen summiere aangifte bij binnenbrengen is, dan kunnen de gegevens niet hergebruikt worden en moet dus een volledige aangifte tot tijdelijke opslag (TSD) worden ingediend.

Voor een TSD vertrekt één aangever alle ± 180 gegevenselementen.
Hoofdelementen:
Deze zijn gelijk aan de hoofdelementen die genoemd zijn in paragraaf ‘3.1.3 Inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit Handboek Douane onderdeel, aangevuld met de 6 volgende hoofdelementen:
-Voorafgaande document
-Aanvullende referentie
-Opslaginstituut
-Plaats van de goederen
-Controlekantoor
-Vervoermiddel bij aankomst

Een TSD vereist het indienen van een volledige dataset (op house B/L niveau - vormen B/L zie paragraaf ‘2.8.1. Cognossement’ van dit Handboek Douane onderdeel). Een TSD heeft altijd betrekking op (maximaal) één master / straight bill of lading.

De TSR is qua benodigde dataset ten opzichte van de TSD beperkter en wordt er verwezen naar de eerder ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen. Eén aangever verstrekt alleen de 6 hoofdelementen uit de bovenstaande alinea. Dat zijn ± 38 gegevenselement. 7 gegevenselementen hiervan zijn eerder verstrekt in de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) of kennisgeving van aankomst (Notification of Arrival - NA). Deze zijn dus bekend en kunnen worden hergebruikt.

De overige ± 142 vereiste gegevenselementen zijn eerder verstrekt in de summiere aangifte bij binnenbrengen en worden door de Douane opgehaald uit de Common Repository (CR - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten) en in de aangifte tot tijdelijke opslag geplaatst.

Als bij de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) multiple filing heeft plaatsgevonden (multiple filing kan niet bij een aangifte tot tijdelijke opslag), is de kans groot dat de derde partij de gegevens ook niet aan de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag wil verstrekken (om dezelfde reden waarom de derde partij ze niet wilde verstrekken t.b.v. de summiere aangifte tot tijdelijke opslag).
Gevolg:
-de vervoerder kan geen TSD indienen want hij beschikt voor de betreffende zending niet over alle vereiste gegevenselementen.
-de vervoerder kan wél een TSR indienen want die bevat slechts een aantal algemene gegevens. De Douane haalt de overige gegevens, inclusief de door een derde middels multiple filing in de summiere aangifte bij binnenbrengen verstrekte gegevenselementen, uit de Common Repository (CR - applicatie van DG-TAXUD die als centrale applicatie dient voor het verwerken van ENS-data en het aansturen van de applicaties van de lidstaten) en vult de TSR daarmee aan tot een volledige aangifte tot tijdelijke opslag.

Let op!

De aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van alle in de aangifte tot tijdelijke opslag (TSD of TSR) vermelde gegevens. Bij reuse van summiere aangifte bij binnenbrengen gegevens (TSR) is hij dus ook verantwoordelijk voor de juistheid van de voor hem onbekende gegevens die zijn overgenomen uit de summiere aangifte bij binnenbrengen.

De HS-code
De HS-code (Harmonized System code) is een 6-cijferige code. Het is een code van 6 cijfers die de Douane wereldwijd gebruikt om goederen in te delen in een bepaalde categorie. Deze HS-code moet opgenomen worden op basis van de GVo.DWU, Bijlage B, Titel I, Hoofdstuk 3, Deel 1, kolom G4, gegevenselement (gge) 18 09 056 000 + voetnoot 36: Nomenclatuurcode van het geharmoniseerde systeem is alternatief als omschrijving van de goederen NIET is verstrekt. In Titel II staat bij de aantekeningen dat het een 6-cijferige HS-code moet zijn. Het vermelden van de code van de gecombineerde nomenclatuur (HS-code + twee aanvullende cijfers) is facultatief. Nadere informatie over de HS-code is ook te vinden in paragraaf ‘3.1.3. inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit hoofdstuk.

Afzender en de geadresseerde
Bijlage B GVo.DWU stelt eisen aan de vermelding van de gegevenselementen voor de afzender en de geadresseerde in de aangifte tot tijdelijke opslag. Het gaat om gegevenselement 1302 000 000 afzender en 1303 000 000 geadresseerde. Voor de aangifte tot tijdelijke opslag geldt de verplichting (ten opzichte van de summiere aangifte bij binnenbrengen, zie paragraaf ‘3.1.3 Inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit hoofdstuk) niet dat een andere persoon/entiteit dan de vervoerder, expediteur, groepage-expediteur, postaanbieder of douane-expediteur moet worden vermeld. Beide gegevenselementen moeten op het niveau van de housezending worden vermeld.

Omschrijving van de goederen
Er moet een duidelijke en voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen vermeld worden om identificatie door de Douane mogelijk te maken. Algemene formuleringen (bv. “groepage”, “algemene vracht”, “onderdelen” of “vracht van alle soorten”) of onvoldoende nauwkeurige omschrijvingen kunnen niet worden aanvaard.

De vervoerder
De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer.

Wanneer het MRN (masterreferentienummer - artikel 1, punt 22 GVo.DWU) van de summiere aangifte bij binnenbrengen is verstrekt en de aangifte tot tijdelijke opslag niet alle goederen van een summiere aangifte bij binnenbrengen betreft, verstrekt de aangever het (de) relevante artikelnummer(s) van de goederen in de oorspronkelijke summiere aangifte bij binnenbrengen.

(Toelichting op de gegevenselement (gge) 12 01 000 000 en gge 12 01 007 000 van bijlage B GVo.DWU)

Hieruit volgt dat de summiere aangifte bij binnenbrengen in deze gevallen het voorafgaand document is van de aangifte tot tijdelijke opslag en dat de aangifte tot tijdelijke opslag voor elk daarin opgenomen consignment (zending) moet verwijzen naar het MRN van de summiere aangifte bij binnenbrengen en het artikelnummer in de summiere aangifte bij binnenbrengen.

Goederen kunnen ten onrechte, niet of niet juist zijn opgenomen op een aangifte tot tijdelijke opslag. Om dit te corrigeren, mogen wijzigingen en annuleringen (royeringen) worden ingediend. Zie paragraaf '3.7.2 Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldigmaking' van dit hoofdstuk.

Omdat de Douane wil beschikken over een volledig elektronisch overzicht van de te lossen goederen zijn de volgende methoden, om de aangifte voor tijdelijke opslag te doen, niet toegestaan:
-door een manifest of ander vervoersdocument, mits dit de gegevens van een aangifte tot tijdelijke opslag bevat, waaronder een verwijzing naar een summiere aangifte bij binnenbrengen voor de betrokken goederen.
-door gebruik van systemen voor handels-, haven- of vervoersinformatie.
(artikelen 145, lid 5, letter b en 145, lid 6 DWU)

ATO op basis van niet ingediende of onvolledige summiere aangifte bij binnenbrengen
De aangifte tot tijdelijke opslag (ATO - voor de vormen TSD en TSR, zie paragraaf ‘3.1.11 Vormen en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag’ van dit Handboek Douane onderdeel) in de vorm van een Tempory Storage Declaration (TSD) verwijst naar een summiere aangifte bij binnenbrengen (Entry Summary Declaration - ENS, artikel 5, punt 9 DWU) en naar (house)zendingen uit de summiere aangifte bij binnenbrengen. Als dat niet zo is wordt de TSD niet geaccepteerd, zelfs als de TSD volledig is. Het niet accepteren vindt plaats nadat de ATA (Actual Time of Arrival) voor het vervoermiddel is ontvangen. De TSD wordt door de verwijzing naar een niet bestaande summiere aangifte bij binnenbrengen aangemerkt als een onjuiste aangifte.

Het kan voorkomen dat de housegegevens in de TSD niet voorkomen in de summiere aangifte bij binnenbrengen (de summiere aangifte bij binnenbrengen is dus onvolledig, maar is wel ingediend). Als de TSD, ondanks de onvolledige summiere aangifte bij binnenbrengen, wel voldoet aan de verplichte gegevenselementen (voor het voorafgaand document, c.q. op niveau MC, MI, HC en HI - vereist gegevenselement op het niveau van het artikel van de housezending) wordt deze geaccepteerd.

Het is anders als er een aangifte tot tijdelijke opslag in de vorm van een Tempory Storage Reuse (TSR) wordt ingediend. Bij een TSR worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen hergebruikt. Als er na een onvolledige summiere aangifte bij binnenbrengen een TSR wordt ingediend, is de TSR automatisch ook onvolledig (er van uitgaande dat het onvolledige gegeven van de summiere aangifte bij binnenbrengen ook een ATO gegeven is). De TSR wordt door zijn onvolledigheid niet geaccepteerd.

Douanestatus van de goederen
De vermelding van de douanestatus van de goederen dient in de aangifte tot tijdelijke opslag te worden opgenomen.

Naar boven

3.1.12 Plaats en tijdstip van indienen van de aangifte tot tijdelijke opslag

De aangifte tot tijdelijke opslag moet worden ingediend bij het douanekantoor waar de goederen zullen worden gelost. Uiterlijk op het moment van aanbrengen van de goederen die gelost gaan worden moet de aangifte tot tijdelijke opslag worden ingediend. In het maritieme proces worden de werkzaamheden m.b.t. de behandeling van aangiften tot tijdelijke opslag centraal verricht door de afdeling Binnenbrengen en Uitgaan van douanekantoor Rotterdam Maasvlakte. De contactgegevens staan in bijlage 10 van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 145, lid 1 en 3 DWU)

Om het logistieke proces zo min mogelijk te hinderen adviseert Douane Nederland om de aangifte tot tijdelijke opslag al voor de aankomst van het vervoermiddel in te dienen. Hiervoor gelden de volgende termijnen:

 

Vervoersmodaliteit

Termijn

a.

Containervaart

Ten minste 72 uur voor verwachte aankomsttijd (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing of indien de vaartijd korter is, uiterlijk op het moment van vertrek uit de voorafgaande haven

b.

Bulk-/stukgoederen

Ten minste 4 uur voor verwachte aankomsttijd (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing

c.

Shortsea verkeer

Ten minste 2 uur voor verwachte aankomsttijd (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing komend uit de landen en gebieden genoemd in artikel 105, letter c GVo.DWU

Als de aangifte tot tijdelijke opslag binnen de genoemde termijn bij het douanekantoor van binnenkomst is ingediend dan wordt, tenzij er een controle is aangezegd, stilzwijgend toestemming tot lossing verleend.

Na het indienen van aangifte tot tijdelijke opslag in BUP Binnenbrengen krijgt de aangever elektronisch een acceptatiebericht met daarin het MRN. Dit nummer verwijst naar de aangiftegegevens. Doet iemand anders dan de aanbrenger (voor meer informatie over aanbrengen zie hoofdstuk 4 van dit Handboek Douane onderdeel) de aangifte tot tijdelijke opslag? Dan ontvangt behalve de aangever ook de aanbrenger het nummer omdat de Douane deze aanbrenger informeert dat een ander de verplichting is nagekomen. De aanbrenger is namelijk de persoon die verplicht is om de aangifte tot tijdelijke opslag te doen.
(artikel 145, lid 1 en 3 DWU)

De aangifte tot tijdelijke opslag kan samen met het bericht van aankomst (ATA - Actual Time of Arrival) worden ingediend of kan dit bevatten.
(artikel 145, lid 8 DWU)

Naar boven

3.2 Ontheffing van formaliteiten bij binnenbrengen

In deze paragraaf wordt een aantal situaties beschreven waarin (een aantal) formaliteiten bij binnenkomst niet behoeft te worden vervuld.

Naar boven

3.2.1 Vervoer met een ‘Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’

Wanneer er rechtstreeks en geregeld vervoer plaatsvindt op een traject over zee met schepen die onder een ‘Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ varen en waarbij tijdelijk de Unie wordt verlaten hoeven er geen formaliteiten bij binnenbrengen te worden vervuld. Voorwaarde hierbij is dat goederen van de ene haven in de Unie naar een andere haven in de Unie worden vervoerd zonder daarbij een in een derde land gelegen haven aan te doen. De douanestatus wijzigt niet wanneer de goederen worden vervoerd via zee en tussen Unie-havens worden verscheept met een lijndienst waar een vergunning is verleend (artikelen 119, lid 2, letter b GVo.DWU jo. 155, lid 2 DWU en 120, lid 1 GVo.DWU). Ontheffing van de formaliteiten houdt in dit geval in dat er geen summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) en geen ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) hoeft te worden ingediend. Een lijndienst is geen binnenkomend schip en hoeft dus geen ‘kennisgeving van aankomst’ te doen en de goederen hoeven niet te worden aangebracht. Er is geen verplichting om de douanestatus vast te stellen (definitie binnenkomend schip, artikel 1:2 Algemene douaneregeling: schip waarvoor de in artikel 139 van het DWU bedoelde formaliteiten moeten worden vervuld. Artikel 139 DWU is uitgezonderd in artikel 136, lid 3 DWU). Worden er alleen Uniegoederen vervoerd, dan hoeft er ook geen aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) ingediend te worden. Op grond van het DWU is er geen ATO-plicht voor Uniegoederen, die niet onder een douaneregeling zijn geplaatst, die via zee rechtstreeks worden vervoerd naar een andere plaats in de Unie en die tijdens dat vervoer de Unie tijdelijk verlaten.

Wanneer bij de Douane het bewijs wordt geleverd dat goederen de douanestatus van Uniegoederen hebben (zie paragraaf ‘2.3 Douanetoezicht bij binnenbrengen’ van dit Handboek Douane onderdeel), wordt de toestemming tot wegvoering voor deze Uniegoederen gegeven. (artikelen 127, lid 2, letter b, 136, 145, lid 9, 153 t/m 155 DWU en 1, punt 45, 119, lid 2, letter b GVo.DWU)

Zijn er niet-Uniegoederen (geplaatst onder de bijzondere regeling douanevervoer) aan boord van een schip die vaart onder een ‘Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’, die gelost gaan worden, dan moet voor alleen de niet-Uniegoederen een ATO worden ingediend als de haven van lossing plaats van bestemming is (het indienen van deze ATO is in dit geval geen formaliteit die geldt na binnenbrengen maar een formaliteit die geldt voor de regeling douanevervoer). Er moet voor schepen die niet-Uniegoederen aan boord hebben en onder een ‘Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ varen naast de ATO ook een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) ingediend worden.

Let op!

Aan boord van deze schepen kunnen niet-Uniescheepsvoorraden aanwezig zijn. Hiervoor is geen aangifte voor douanevervoer opgemaakt. Bij binnenbrengen moet een ‘scheepsvoorradenaangifte’ (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) worden ingediend.

Voor schepen die naast een ’Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ tevens een ’Vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer op basis van een elektronisch manifest’ (zie onderdeel14.48.00 van dit Handboek Douane) hebben, moet bij aankomst de (vereenvoudigde) bijzondere regeling douanevervoer over zee beëindigd worden. Dit moet door een aangifte tot tijdelijke opslag elektronisch in te dienen in BUP Binnenbrengen. Het indienen van een ATO is in dit geval geen formaliteit die geldt na binnenbrengen maar een formaliteit die geldt voor de regeling douanevervoer (artikel 304 UVo.DWU). Daarnaast moeten ook de formaliteiten van de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) en de scheepsvoorradenaangifte op de normale wijze worden vervuld.

Een vergunninghouder ’Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ hoeft geen eigenaar te zijn van de lijndienst.
(artikel 233, lid 4, letter e DWU)

Is er sprake van deelbevrachting (een gedeelte van het schip wordt verhuurd) dan hoeft degene die huurt (een ander dan de scheepvaartmaatschappij die de lijndienst bepaalt) geen ’Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’ te hebben. De huurder moet wel voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen t.a.v. een lijndienst. Als bij deelbevrachting voor niet-Uniegoederen een ATO moet worden ingediend, wordt deze in principe ingediend door de gezagvoerder (hij die ‘binnenbrengt’) bij de Douane (via BUP Binnenbrengen). Het mag ook worden ingediend door de vergunninghouder ’Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst’. Daarnaast is het mogelijk dat meerdere partijen elk een aparte ATO voor de niet-Uniegoederen indienen. Een civiele afspraak bepaalt wie de ATO uiteindelijk indient.

Naar boven

3.2.2 Rechtstreeks vervoer door de territoriale zee van de lidstaten zonder een haven in die lidstaten als bestemming te hebben

Goederen die zich aan boord van een schip bevinden dat de territoriale zee van de lidstaten doorkruist zonder een haven in een lidstaat als bestemming te hebben, zijn vrijgesteld van alle formaliteiten bij binnenkomen. Dit gebied is uitgebreid door:

  • het Eems-Dollard Verdrag tussen Nederland en Duitsland en;

  • het Scheldetractaat afgesloten tussen Nederland en België.

Hierdoor is vervoer van goederen over de Eems, de Dollard en de Westerschelde eveneens vrijgesteld van formaliteiten.
(artikel 135, lid 6 DWU)

Opmerkingen:

  1. Als een schip met goederen de territoriale wateren doorkruist en een haven in een andere lidstaat als bestemming heeft maar geen haven in Nederland aandoet of ergens aanlegt binnen de territoriale wateren, is het niet de bedoeling van de wetgever verplicht te stellen dat er formaliteiten moeten worden vervuld.
    Voorbeeld: Een schip met goederen vanuit het Verenigd Koninkrijk dat vlak langs Den Helder rechtstreeks doorvaart naar Hamburg, hoeft geen formaliteiten in Nederland te vervullen.

  2. Als een schip en de daarmee vervoerde niet-Uniegoederen, die de territoriale wateren van een lidstaat binnenkomen, uitsluitend met het doel om scheepsvoorraden in te slaan zonder dat verbinding wordt gemaakt met een van de havenfaciliteiten hoef voor de aan boord zijnde niet-Uniegoederen geen summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) te worden gedaan.

  3. Een ankerplaats is een havenfaciliteit. Schepen die leeg of vol zijn en die alleen scheepsvoorraden willen, moeten een summiere aangifte bij binnenbrengen (voor alle geladen goederen aan boord) en een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) (voor het schip) doen. Zie paragraaf '4.1 Aanbrengen' van dit Handboek Douane onderdeel.

(artikel 127 en 133 DWU en artikel 2:2 Algemene douanewet)

Ankerplaatsen zijn opgenomen in bijlage V van de Algemene douaneregeling en liggen binnen en buiten de territoriale wateren:

  • Eemshaven rede en Oterdum rede (binnen de territoriale wateren);

  • Ankerplaatsen Den Helder A t/m Q (Adm. chart 1546) (binnen de territoriale wateren, in de Waddenzee);

  • IJmuiden deep draft area (buiten de territoriale wateren) en recommended anchor area (buiten en binnen de territoriale wateren);

  • Ankerplaats Scheveningen (binnen de territoriale wateren);

  • Deepdraft 1 en 2 (buiten de territoriale wateren);

  • Maas outer 3 (buiten de territoriale wateren), Maas West 4 (buiten en binnen de territoriale wateren) en Maas Noord 5 (buiten de territoriale wateren);

  • Wielingen-Noord bewesten de W8 (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);

  • Wielingen-Zuid beoosten de W8 (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);

  • Wielingen-Zuid bewesten het haventje van Nieuwe Sluis (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);

  • Rede van Vlissingen incl. oostelijk deel Springergeul, Merlemon, Everingen A t/m E (binnen de territoriale wateren, op de Westerschelde);

  • Put van Terneuzen A t/m C (binnen de territoriale wateren, op de Westerschelde).

Naar boven

3.2.3 Niet te voorziene omstandigheden of overmacht

Het kan gebeuren dat binnenkomende goederen niet via de aangegeven weg of op de vastgestelde wijze naar de haven van binnenkomst kunnen worden overgebracht, bijvoorbeeld als gevolg van slecht weer of als gevolg van een technisch mankement. De Douane moet hierover zo spoedig mogelijk worden ingelicht onder opgave van de plaats waar de goederen zullen worden aangebracht. De Douane stelt dan maatregelen vast om het douanetoezicht op de goederen mogelijk te maken en de naleving van de formaliteiten bij binnenbrengen op de andere plaats te garanderen.
(artikel 137 DWU)

Naar boven

3.2.4 Douanekantoor van eerste binnenkomst

Het douanekantoor van eerste binnenkomst (artikel 1, punt 15 GVo.DWU) is het aangewezen douanekantoor waar goederen die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht direct naar toe moeten worden gebracht en waar zij aan op risicoanalyse gebaseerde controles bij het binnenbrengen onderworpen worden. De risicoanalyse kan als resultaat hebben dat een aantal controles kunnen plaatsvinden in opvolgende (andere) havens van lossing binnen de Unie. De risicoanalyse ziet op veiligheidsgegevens (ook wel bekend als Safety & Security, vaak gebruikt als S&S). Zie ook paragraaf ‘2.1 Risicoanalyse’ van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikelen 5, punt 7 en 6 DWU, 1, punt 15 GVo.DWU, 186 UVo.DWU en 1:3 Algemene douaneregeling.

De lijst van Nederlandse douanekantoren van binnenkomst voor vanuit zee binnenkomende goederen is opgenomen in bijlage III van de Algemene douaneregeling (artikel 1, punt 15 GVo.DWU). Deze kantoren zijn ook opgenomen in het Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam N21 – un locode (NL).

De Unie kantoren van binnenkomst zijn opgenomen in het Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam S20 – un/locode kant.

Het begrip veiligheid is niet gedefinieerd in de Unie douanewetgeving. Er zijn wel gemeenschappelijke risicocriteria en -normen voor veiligheidsrisicoanalyse bepaald.

Risico’s die een ernstig gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid of milieu (Safety) zijn onder andere:

  • besmettelijke ziekten (bijv. mond- en klauwzeer (MKZ), vogelgriep, varkenspest);

  • goederen die een te hoog gehalte kankerverwekkende stoffen bevatten;

  • schadelijke stoffen (nagemaakte genees-, voedingsmiddelen, dranken, onveilige producten persoonlijk gebruik).

Risico’s die de openbare veiligheid (Security) in gevaar kunnen brengen zijn onder andere:

  • (biologische) wapens;

  • explosieven (inclusief onderdelen van);

  • strategische goederen;

  • radiologische/nucleaire lading;

  • drugs en precursoren (inclusief gevaar aanwenden geldstromen voor criminele activiteiten).

Let op!

Artikel 127, lid 3 DWU geeft de mogelijkheid om de summiere aangifte bij binnenbrengen bij een ander douanekantoor dan het voorziene douanekantoor van eerste binnenkomst kan worden ingediend. Dit andere kantoor (is dan kantoor van indiening) moet het voorziene douanekantoor van eerste binnenkomst onmiddellijk informeren over het feit dat de summiere aangifte bij binnenbrengen daar is ingediend. Aan deze mogelijkheid is door Douane Nederland geen invulling gegeven.

Naar boven

3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen

Voor alle vervoermiddelen moet bij het douanekantoor een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival)worden gedaan. Het maakt daarbij niet uit of de haven van binnenkomst wel of geen eerste haven van binnenkomst is. De ETA is een onderdeel van de ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’. Deze ETA heeft de vorm van een elektronisch (NOA) bericht en niet meer de vorm van de IMO/FAL 1. Deze wordt 2 uur vóór aankomst gedaan. Hiermee wordt voldaan aan de eis van artikel 2:0 Algemene douaneregeling die voorschrijft dat deze minimaal 2 uur voor aankomst ingediend moet zijn. Dit geldt ook voor lege vervoermiddelen en vervoermiddelen met alleen passagiers aan boord. In BUP Binnenbrengen wordt dit aangegeven door de letter "V" (van verwacht) te vermelden. Nadat de ETA door de havenautoriteiten is ontvangen, wordt door deze autoriteiten een call reference number (bezoeknummer, CRN) afgegeven. Dit is een uniek nummer waarmee havenautoriteiten de registratie van binnenkomende schepen bijhouden en is onder meer van belang voor het verschuldigde havengeld. De havenautoriteiten van de grote en middelgrote havens geven het bezoeknummer zelf af. Als er sprake is van een dubbele ETA wordt voor de toe te passen systematiek verwezen naar paragraaf ‘3.2. Ontheffing van formaliteiten bij binnenkomst’ van dit hoofdstuk. In de ETA is ook de ligplaats opgenomen. Ligplaatsen worden uitgegeven door het havenbedrijf die de codes opnemen in hun havensysteem. Het havenbedrijf gebruikt de ligplaatscodering voor facturering van het havengeld. Deze ligplaatsen zijn opgenomen in het Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam N24 – locationcode NL. De omschrijving van de ligplaats is een aanduiding van die plaats, haven, boei/paal/oever en eventueel aangevuld met een bedrijfsnaam. BUP Binnenbrengen valideert de opgegeven ligplaats op deze tabel. In de ETA moet ook de laatste aangedane haven aangeduid worden met een code. De code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabelnaam ‘N19 – un locode’ of Tabelnaam ‘M19 – sw spec. Locode’. Het Codeboek Douane is te vinden op douane.nl.
(artikel 2:0 Algemene douaneregeling)

Let op!

In BUP Binnenbrengen kan maar één keer een locatie van een ligplaats opgegeven worden. Dat is de eerste ligplaats na binnenkomst in de haven. Als het schip deze opgegeven locatie gaat verlaten (wordt ook wel aangeduid als ‘verhalen’) om bijvoorbeeld op een andere ligplaats binnen de haven van binnenkomst een schroef te laten repareren, moet dit via een provider (door bijvoorbeeld de agent) worden vermeld. Voor deze ligplaatswijziging is geen toestemming van de Douane vereist. De Douane kan vaststellen wat de actuele ligplaats is en op welke andere locaties het heeft gelegen gedurende het verblijf in de haven van binnenkomst.

Op dat moment zijn de goederen nog niet aangebracht bij de Douane. Op het moment dat het schip daadwerkelijk is gearriveerd moet de aangever dit via BUP Binnenbrengen (paragraaf '3.1.7 Kennisgeving van aankomst' van dit hoofdstuk) kenbaar maken. Hij doet dit door de ETA aan te vullen met de werkelijke aankomsttijd (Actual Time of Arrival (ATA)) of hij stuurt een nieuw bericht ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) waarin naast de eerder opgegeven gegevens ook de aankomsttijd is opgenomen. Automatisch verandert de letter "V" in de letter "M" (van melding). In plaats van de letter “M” wordt soms ook de letter “W” (van werkelijke tijd) vermeld. Ze betekenen hetzelfde. Hierdoor is het schip en de daarin aanwezige goederen die in Nederland gelost moeten worden aangebracht. Er is aan de verplichting tot aanbrengen voldaan. Verdere informatie over aanbrengen is te vinden in hoofdstuk 4 van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 133, lid 1 DWU)

In BUP Binnenbrengen wordt ook de letter “A” vermeld. Dit betekent dat de elektronische kennisgeving is geannuleerd.

De douaneautoriteiten kunnen het gebruik van haven- of luchthavensystemen of andere beschikbare informatiemethoden voor het aanbrengen van goederen bij de douane toestaan.
(artikelen 139 DWU en 190 UVo.DWU)

Omdat de Havenmeester er voor zorgt dat de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ via Single Window voor maritiem en lucht (SW) aan BUP Binnenbrengen wordt doorgegeven, wordt in Nederland voor de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ geen gebruik gemaakt van havensystemen of andere beschikbare informatiemethoden.

De Actual Time of Arrival (ATA) is het moment dat de trossen vast zijn gemaakt. De ATA wordt vastgesteld door de Havenmeester. De Havenmeester zorgt er voor dat de melding via Single Window voor maritiem en lucht (SW) aan BUP Binnenbrengen wordt doorgegeven. De Douane merkt deze melding aan als kennisgeving van aankomst. Omdat de Douane de informatie over de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ via de Havenmeester krijgt aangereikt en hierover dus niet zelf beschikt, kan in Nederland geen ontheffing worden verleend voor het doen van deze kennisgeving van aankomst.
(artikel 133, lid 1 DWU)

Het tijdstip en de datum van het afmeren (trossen vast/ATA - vastgesteld door de Havenmeester) zijn van groot belang voor de toepassing van de berekening van de rechten bij invoer als de goederen vervolgens in het vrije verkeer gebracht worden. Rechten op landbouwgoederen kunnen dagelijks wijzigingen. Het is in deze gevallen belangrijk dat het juiste tijdstip en datum van afmeren wordt vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de geldigheid van invoercertificaten en tariefcontingenten. Ondanks het belang van de ATA zegt het verder niets over het vervoermiddel of de aanwezige goederen. Het is niet meer dan een tijdstip.

De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer (uniek derdeland- identificatienummer dat door het betrokken derdeland aan de Unie is medegedeeld).

Opgeven van havens

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen verplichte gegevens voor het schip en verplichte gegevens voor de lading. Vervolgens moet binnen de verplichte gegevens voor het schip worden gekeken of dit gegevens zijn die aan de Douane of aan een andere autoriteit moeten worden verstrekt. De douanewetgeving ziet met name op de lading en maar beperkt op het schip.

Voor het schip
In het kader van (scheeps- en haven)security moet voor het schip de 10 voorafgaande havens worden vermeld aan Rijkswaterstaat/ Inspectie Leefomgeving en Transport. Die verplichting volgt uit artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).

De Douane is niet aangewezen als bevoegde autoriteit voor de Verordening (EG) nr. 725/2004 en daarom volstaat voor de Douane een opgave van de voorafgaande havens en de toekomstige havens. Dit volgt ook uit de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival)

Voor de lading
Hiervoor gelden de bepalingen van dit onderdeel van het Handboek Douane.

Kleine havens

De persoon die de goederen binnenbrengt heeft een CRN (Call Reference Number, bezoeknummer) nodig voor het grensoverschrijdende vervoermiddel. Dit wordt niet door de Douane, maar door de havenautoriteiten van grote en middelgrote havens afgegeven. In sommige kleine havens kunnen de havenautoriteiten dit bezoeknummer niet afgeven. Dit zijn de volgende kleine havens:

Havencode

Haven

NLLAN

Lauwersoog

NLBRS

Breskens

NLHAN

Hansweert

NLVLL

Oost Vlieland

NLWTE

West Terschelling

NLVKS

Veere-Roompotsluis

NLTEX

Oudeschild

NLSTD

Stellendam (voor niet beloodste schepen, voor wél beloodste schepen geldt Rotterdam, NLRTM)

NLAMB

Op andere plaatsen (ambtshalve nummers)

Voor deze kleine havens geldt de volgende procedure:
Een schip dat bij één van de hiervoor genoemde kantoren van binnenkomst zal aankomen krijgt een CRN. Het CRNnummer wordt door de persoon die goederen binnenbrengt telefonisch opgevraagd bij het Regiokantoor Rotterdam Haven. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens. Om een CRN te krijgen moeten de volgende gegevens vermeld worden:

  • haven van binnenkomst en de ligplaats;

  • naam van het schip;

  • IMO-nummer van het schip;

  • naam van de agent of cargadoor;

  • EORI-nummer van de agent of cargadoor.

Er kunnen zich nu drie situaties voordoen:

  1. Er is geen lading en er zijn ook geen scheepsvoorraden aan boord boven de wettelijke vrijstelling (zie onderdeel 24.00.00 van dit Handboek Douane). Bovendien zal het schip geen scheepsvoorraden en/of lading in Nederland innemen. De procedure eindigt dan met de verstrekking van het CRN. De aankomst van het schip moet elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren (trossen vast - ATA). Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen.

  2. Er is geen lading en er zijn ook geen scheepsvoorraden aan boord boven de wettelijke vrijstelling. Het schip zal wel lading en/of scheepsvoorraden innemen. Voor het innemen van scheepsvoorraden en/of lading is het CRN, dat bij binnenkomst is afgegeven, vereist. De aankomst van het schip moet elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren. Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen. Voor het innemen van scheepsvoorraden geldt de procedure zoals beschreven in onderdeel ‘10.60.00 Provianderen en bunkeren’ van dit Handboek Douane.

  3. Indien er lading en/of scheepsvoorraden aan boord is boven de wettelijke vrijstelling moet:

    • de aankomst van het schip elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren (trossen vast - ATA). Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen;

    • als Nederland eerste haven binnenkomst in de Unie is dan moet er een elektronische summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) voor alle goederen aan boord worden gedaan. Deze aangifte moet voor de binnenkomst worden gedaan rekening houdend met de termijnen die daarvoor gelden. Voor de goederen die in Nederland worden gelost moet een aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan uiterlijk op het moment van aankomst;

    • moet voor scheepsvoorraden een scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) in pdf-formaat worden gestuurd naar douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU). Zie bijlage 1 van dit Handboek Douane onderdeel voor de contactgegevens.

Doorvaarders
Wat doorvaarders zijn is opgenomen in paragraaf '5.2 Doorvaarders' van dit Handboek Douane onderdeel. Ook voor doorvaarders moet bij het douanekantoor van binnenkomst een ETA worden gedaan. In deze ETA wordt vermeld: ‘doorvaar’ en de haven van binnenkomst. Nadat de ETA door de havenautoriteiten is ontvangen, wordt door deze autoriteiten een CRN afgegeven. Onder vermelding van het CRN wordt de lading met alle bijbehorende gegevens aangegeven.

Door de RTA aan te vullen met de werkelijke aankomsttijd (ATA) en de code ‘doorvaar’, verandert in BUP Binnenbrengen automatisch de letter “V“ (van verwacht) in de letter “M“ (van melding). Hierdoor zijn het schip en de daarin aanwezige goederen fictief aangebracht. Er is aan de verplichting tot aanbrengen voldaan.

Naar boven

3.4 Scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen

Deze paragraaf gaat over het binnenbrengen van scheepsvoorraden.

Naar boven

3.4.1 Algemeen

Naast lading kunnen binnenkomende schepen de volgende goederen als scheepsvoorraden aan boord hebben:

  • scheepsvoorraden, zoals maaltijden, dranken en medicijnen voor verbruik aan boord;

  • scheepsbehoeften, zoals goederen die behoren tot de losse inventaris van een schip zoals onderdelen en toebehoren van een schip, scheepsverf, stuwmateriaal, navigatie-apparatuur, radio's, televisies enzovoorts;

  • brandstof voor de voortstuwing, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken;

  • andere goederen dan hiervoor bedoeld, bijvoorbeeld winkelvoorraden die aan boord belastingvrij aan reizigers worden verkocht, of

  • vuurwapens en/of munitie, zie hiervoor paragraaf ‘5.7.4. van het Voorschrift Wapens en munitie’, Handboek VGEM onderdeel 10.06.00.

Voor deze goederen die bij binnenkomst in het schip aanwezig zijn moet een aangifte worden gedaan. Dit gebeurt door inlevering van de – overeenkomstig de toelichting ingevulde – scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) voor de aanwezige scheepsvoorraad. Deze aangifte mag uiterlijk 2 uur na ATA (Actual Time of Arrival) ingediend worden. Deze aangifte krijgt het unieke nummer voor het binnenkomend schip, het CRN nummer, zie paragraaf ‘3.3. Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit hoofdstuk.

De scheepsvoorradenaangifte moet elektronisch in BUP Binnenbrengen worden ingediend.

Deze goederen mogen met inachtneming van bepaalde maxima met gehele vrijstelling worden toegelaten om in Nederland aan boord te worden verbruikt. Doorgaans zullen de niet verbruikte goederen worden wederuitgevoerd. De toegestane maxima, berekend op een gemiddelde verblijfsduur van een week, kunnen wekelijks worden uitgebreid. Voor informatie over vrijgestelde hoeveelheden en aanvullende vrijgave wordt verwezen naar onderdeel 24.00.00 van dit Handboek Douane.

Extra scheepsvoorraden voor schepen
In geval van schepen die varen onder een vreemde vlag kan per opvarende voor de periode van een week of voor de tijd dat het schip in Nederland is om werkzaamheden uit te voeren (waarvoor het schip is bedoeld), nogmaals (extra, naast de vrijgave bij binnenkomst) vrijstelling worden verleend voor aan boord zijnde scheepsvoorraden. De verzochte extra vrijgave wordt geregistreerd in WebWalvis. Aan boord zijnde scheepsvoorraden kunnen ook worden aangevuld met nieuwe geproviandeerde hoeveelheden. Aan de hand van de eerder ingediende scheepsvoorradenaangifte, de registratie in WebWalvis en de documenten van de aangevulde hoeveelheden, kan de aan boord zijnde scheepsvoorraden gecontroleerd worden. Zie paragraaf ‘3.1.7 Kennisgeving van aankomst’ van dit Handboek Douane onderdeel voor een uitleg over WebWalvis. De aangifte scheepsvoorraden wordt bij extra vrijgave en aanvulling van de boordvoorraad niet af- of bijgeboekt. In geval van schepen die varen onder de Nederlandse vlag wordt de vrijstelling slechts eenmaal bij binnenkomst verleend.

Voor extra vrijgave van scheepsvoorraden, voor het gebruik aan boord van schepen die varen onder een vreemde vlag, kan een verzoek aan de Douane gedaan worden. Dit verzoek moet worden gedaan door het gebruik van een ‘Fiat vrijgave scheepvoorraden’. Dit fiat is opgenomen als bijlage 11 van dit Handboek Douane onderdeel.

Let op!

Schepen die varen onder de vlag van Sint Maarten, de Curaçaose of Arubaanse vlag, worden niet aangemerkt als schepen die varen onder vreemde vlag. Schepen die geregistreerd zijn in deze landen van het Koninkrijk der Nederlanden moeten de nationaliteitsvlag van Nederland voeren.

Voor nadere informatie over deze extra scheepsvoorraden, zie onderdeel 24.00.00, Hoofdstuk 39, paragraaf ‘39.6 Extra provisie schepen in internationaal verkeer’ van dit Handboek Douane.

Voor de scheepsbehoeften is geen aangifte vereist. Deze goederen worden, voor zover ze op een schip worden gebruikt of met hetzelfde schip weer worden uitgevoerd, stilzwijgend met vrijstelling (voor gebruik in Nederland) of voorwaardelijke vrijstelling onder voorwaarde van wederuitvoer toegelaten.

Opmerking: Van geldige Nederlandse accijnszegels voorziene tabakswaren vallen niet onder het begrip belastbare goederen (goederen die in aanmerking komen om belasting of accijns over te heffen) en hoeven daardoor niet op de scheepsvoorradenaangifte te worden vermeld.

Het komt voor dat schepen gecontroleerd worden op de aanwezige scheepsproviand terwijl de scheepsvoorradenaangifte (zie paragraaf ‘3.4 Scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’ van dit hoofdstuk) nog niet door de cargadoor bij de Douane is ingediend, m.a.w. de formaliteiten bij binnenkomst zijn nog niet geheel vervuld. Mogelijke redenen: het schip is nog niet of zo juist afgemeerd (trossen vast - ATA). Deze scheepsvoorradenaangifte mag uiterlijk 2 uur na ATA ingediend worden. De Douane kan dan toestaan dat de voorraadlijst wordt aangemerkt als scheepsvoorradenaangifte.

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. Douane vraagt vóór het aan boord gaan bij douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) of voor het schip formaliteiten bij binnenkomst zijn vervuld en of de scheepsvoorradenaangifte al is ingediend;

  2. Is nog geen scheepsvoorradenaangifte ingediend, dan wordt aan boord naar de scheepsvoorradenaangifte gevraagd. Is die niet aanwezig, dan kan de voorraadlijst ter
    vervanging van de scheepsvoorradenaangifte worden gebruikt. De controlerend ambtenaar informeert bij douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) naar het Call Reference Number (CRN - bezoeknummer) en vermeldt dit op de voorraadlijst. De kapitein of diens vertegenwoordiger moet de voorraadlijst ondertekenen. De controlerend ambtenaar vermeldt op de voorraadlijst: "wordt aangemerkt als scheepsvoorradenaangifte". De tot scheepsvoorradenaangifte verheven voorraadlijst blijft aan boord;

  3. De controlerend ambtenaar geeft de bevindingen van de controle onder vermelding van het CRN telefonisch door aan douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU);

  4. Douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) noteert het tijdstip waarop zij door de controlerend collega is gebeld in BUP Binnenbrengen;

  5. Omdat de voorraadlijst als scheepsvoorradenaangifte is aangemerkt hoeft er later niet alsnog een scheepsvoorradenaangifte te worden ingediend. Als de scheepsvoorradenaangifte op een later moment alsnog wordt ingediend is er sprake van een dubbele aangifte en wordt deze als niet ingediend beschouwd.

Naar boven

3.5 Aanvullende of afwijkende bepalingen en bijzondere situaties bij binnenkomst in het douanegebied van de Unie

In deze paragrafen worden aanvullende of afwijkende bepalingen beschreven en bijzondere situaties toegelicht.

Naar boven

3.5.1 Aanvullende bepalingen cruiseschepen en andere passagiersschepen

Voor cruiseschepen en andere passagiersschepen en dergelijke gelden in principe dezelfde regels als in paragraaf ‘3.4.1 Algemeen’ van dit onderdeel van dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast geldt dat in beginsel de bars en proviandruimten gedurende de ligtijd ambtelijk moeten worden gesloten. Voor meer aanvullende bepalingen over cruiseschepen, andere passagiersschepen en dergelijke wordt verwezen naar onderdeel 24.00.00, hoofstuk ‘9 Goederen die deel uitmaken van bagage van reizigers’ van dit Handboek Douane.

Naar boven

3.5.2 Aanvullende bepalingen voor schepen die onder de Rijnvaartregeling varen

Schepen kunnen na binnenkomst vanuit zee - al dan niet na lossing binnen Nederland - doorvaren met gebruikmaking van Rijnvaartwegen naar Duitsland. Als aangifte voor de nadere douaneregeling douanevervoer kan dan gebruik worden gemaakt van een Rijnvaartmanifest.
(artikel 226, lid 3, letter d en 227, lid 2, letter d DWU)

Er kunnen zich twee situaties voordoen, te weten:

  • rechtstreeks verder vervoer naar een andere lidstaat;

  • lossing binnen Nederland.

In het geval van rechtstreeks verder vervoer naar een andere lidstaat is bij binnenkomst de vrijstelling voor de scheepsvoorraden voor de vrijgestelde hoeveelheden (zie onderdeel 24.00.00, hoofdstuk 39 van dit Handboek Douane) automatisch verleend. Voor de surplus aan scheepsvoorraden en voor de lading moet een aangifte voor douanevervoer worden gedaan. Onder surplus aan scheepsvoorraden wordt verstaan de met vrijstelling onder voorwaarde van wederuitvoer toegelaten scheepsvoorraden die bij binnenkomst niet is vrijgegeven.

In de praktijk wordt het Rijnvaartmanifest niet gebruikt.

Naar boven

3.5.3 Afwijkende bepaling voor oorlogsschepen

Heeft een oorlogsschip bij binnenkomst geen formaliteiten hoeven te vervullen en neemt het scheepsvoorraden aan boord waarvoor aangiften voor scheepsvoorraden moeten worden "aangezuiverd", dan moet contact worden opgenomen met de stafofficier van dienst van het Maritiem Situatiecentrum van de Koninklijke Marine om te verifiëren of, en wanneer, een oorlogsschip Nederland heeft aangedaan. Zie bijlage 10 van dit Handboek Douane onderdeel voor de contactgegevens.

Naar boven

3.5.4 Afwijkende bepalingen voor werkschepen

Een werkschip is een schip met eigen voortstuwing dat is gebouwd voor het verrichten van werkzaamheden en wordt ingezet voor diverse en uiteenlopende projecten in, op of langs het water. Het is voorzien van uitrusting om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Voorbeelden zijn onder meer een zandzuiger, een kraanschip en een kabellegger.

Op werkschepen welke vanuit een ander land (op basis van 2:2 Algemene douanewet) dan wel van buiten de territoriale wateren binnenkomen in een Nederlandse haven zijn de in dit onderdeel genoemde formaliteiten bij binnenbrengen van toepassing. Werkschepen worden na deze binnenkomst vaak ingezet om projecten uit te voeren in of buiten de haven van binnenkomst en waarbij ze bij de uitvoering van deze werkzaamheden meerdere keren per week of zelfs per dag een Nederlandse haven in- en uit moeten varen. Toegestaan wordt dat deze schepen gedurende dit project niet steeds opnieuw deze formaliteiten bij binnenbrengen en uitgaan behoeven te vervullen. Pas als het werkschip na voltooiing van de werkzaamheden de Nederlandse haven verlaat naar een andere haven buiten Nederland krijgt het een ‘Notification of Actual Departure’ (ATD - Actual Time of Departure) van het havenbedrijf.

Daarbij wordt opgemerkt dat vanaf de aankomstmelding bij de eerste binnenkomst (ATA -Actual Time of Arrival) tot de ATD melding van vertrek, van de voorraad (belastingvrije goederen - bonded stores) zoals aangegeven op de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) geen gebruik gemaakt worden aan boord.

Komt een werkschip méér dan eens per week binnen dan dient ter verkrijging van de vrijstelling voor provisie die éénmaal per week voor één week mag worden verleend de scheepsvoorradenaangifte van de vorige binnenkomst te worden overgelegd. Zie voor de voorwaarden waarop een nieuwe vrijstelling kan worden verleend Handboek Douane, onderdeel 24.00.00, paragraaf ‘39 Provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen in internationale schepen en vliegtuigen’.

Het komt voor dat zandzuigers (baggerschepen) leeg vanuit een Nederlandse haven (bijvoorbeeld Vlissingen) naar de territoriale wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (GB) varen. Aldaar zuigen ze binnen de territoriale wateren van het GB zand op en slaan dat op in de zandzuiger. Na het baggeren komen ze de Unie, geladen met opgezogen zand, weer binnen (eerste haven van binnenkomst) in een Nederlandse haven (Vlissingen). Voor de zandzuiger moet een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) gedaan worden. In die ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ moet onder meer de laatste aangedane haven aangeduid worden met een code. De code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel N19 of M19. In dit geval kan de code ‘XZZNO’ North sea (voor Noordzee) gebruikt worden. Voor al het zand aan boord moet een summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) gedaan worden.. Deze summiere aangifte bij binnenbrengen moet opgevolgd worden door een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) voor het zand dat gelost gaat worden. Beide aangiften bevatten info over de laadhaven en de Countries of Routing. De laadhaven wordt aangeduid met een code. De code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel N19. De Countries of Routing worden eveneens met codes aangegeven. Deze codes zijn ook opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel S01. Het Codeboek Douane is te vinden op douane.nl. In dit geval gaat het over opgezogen zand uit zee. Er kan dus niet opgegeven worden welke laadhaven is aangedaan. Maak dan gebruik van bijvoorbeeld ‘NLVLI’ (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddel’ van dit hoofdstuk) of een zelf gekozen (fictieve) Engelse plaats die begint met ‘GB’.

Naar boven

3.5.5 Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen

Het vervullen van formaliteiten bij binnenbrengen (en aangeven voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen) voor afval en ladingsresiduen, dat zich aan boord bevindt en dat niet tot de lading van een schip behoort, kan - in afwijking van de gebruikelijke procedure - op de in deze paragraaf opgenomen wijze plaatsvinden. Deze procedure voorziet in een volledige vereenvoudigde procedure voor binnenbrengen en in het in het vrije verkeer brengen van afval en ladingsresiduen van schepen. Deze procedure hoeft niet toegepast te worden als de gebruikelijke procedure voor binnenbrengen en in het vrije verkeer brengen (invoer) wordt toegepast.

In paragraaf ‘3.5.6 Afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, staat wat onder ‘afval en ladingsresiduen’ wordt verstaan.

Voor afval en ladingsresiduen is afgezien van de eis tot het doen van een summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU)(artikel 104 lid 1 letter q DWU). Uiterlijk op het moment van aanbrengen moet een ontvangstmeldingsformulier voor afval en ladingsresiduen (hierna S-formulier - mededeling 16 van dit Handboek) worden ingediend. Dit S-formulier wordt beschouwd als een aangifte voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer (artikelen 158, lid 1 DWU, 138 en 141 GVo.DWU). Het indienen van een S-formulier heeft tot gevolg dat de daarin vermelde afval en ladingresiduen zijn vrijgegeven voor in het vrije verkeer brengen (invoer). Op basis van het S-formulier kunnen de goederen worden gelost en aan de in dit S-formulier genoemde inzamelaar of houder van de vergunning worden afgegeven. Deze procedure gaat veranderen. Na de implementatie van de nieuwe procedure geldt het volgende: Voor afval en ladingsresiduen is afgezien van de eis tot het doen van een summiere aangifte bij binnenbrengen. Afval en ladingsresiduen wordt door aanbrenging bij de Douane overeenkomstig artikel 139 DWU geacht te zijn aangegeven voor in het vrije verkeer brengen, mits de in artikel 6 van Richtlijn 2019/883 bedoelde afvalvooraanmelding bij de bevoegde autoriteiten is gedaan.
(artikelen 104 lid 1 letter q, 138 en 141 GVo.DWU)
Met de afvalvooraanmelding informeert de gezagvoerder van het schip de autoriteiten dat hij bij binnenkomst in de haven afvalstoffen (soort en hoeveelheid) wil afstaan.
In Nederland wordt de afvalvooraanmelding gedaan in de vorm van het (elektronische) ‘WAS-bericht’ (‘WAS’ is een afkorting van het Engelse woord ‘waste’ – In de berichtenspecificaties staat de aanduiding van deze aangifte omschreven als ‘declaration of waste and cargo residuals on board’). De Douane ontvangt dit bericht nog niet. Het wordt via MSW (zie paragraaf 2.9 Single Window voor maritiem en lucht (SW) van dit onderdeel) opgestuurd naar het Europese SafeSeaNet. Dit is een Europees Maritiem Informatienetwerk. Het wisselt geharmoniseerde en gestandaardiseerde maritieme informatie uit. SafeSeaNet staat onder beheer van het European Maritime Safety Agency (EMSA). Hier wordt de informatie over scheepsreizen en gevaarlijke stoffen uit alle Europese landen verzameld.

Op het moment dat de Douane het ‘WAS-bericht’ ontvangt geldt het volgende:
WAS-bericht’ + aanbrengen = aangifte voor in het vrije verkeer brengen.

Het aanbrengbericht mag via een ander meldingskanaal gedaan worden. Dat wordt gedaan via een provider die hierin heeft gefaciliteerd.
(artikel 104 lid 1 letter q Gvo.DWU)

Door het aanbrengen bij de Douane wordt:

  • de aangifte voor in het vrije verkeer brengen geacht te zijn gedaan;

  • de aangifte voor in het vrije verkeer brengen geacht te zijn aanvaard;

  • het afval geacht te zijn vrijgegeven voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen.

    (artikelen 172 en 194 DWU, 1 punt 53 en 148 lid 8 Gvo.DWU en 218 UVo.DWU)

Naar boven

3.5.6 Afval en ladingsresiduen

In artikel 1 punt 52 van de GVo.DWU wordt voor ‘afval van schepen’ verwezen naar artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2019/883. In dat artikel staan de volgende definities:

  • lid 3: “afval van schepen”: al het afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;

  • lid 4: “passief opgevist afval”: afval dat tijdens visserijactiviteiten in netten terechtkomt;

  • lid 5: “ladingresiduen”: de restanten van lading aan boord die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip.

Op basis van de GVo.DWU, de Richtlijn (EU) 2019/883 en het Marpol-verdrag (Marpol staat voor 'MARine POLution' – zeevervuiling) is afval van schepen ruim op te vatten. Dit betekent onder meer het volgende:

  • Afvaloliën en ook afval dat na aankomst ontstaat valt binnen de definitie (afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat).

  • Afvallen van onedel metaal die na het lossen achterblijven, zijn afval mits het een goed is dat binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag (het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen) valt.

  • Een kapot motoronderdeel wat moet worden vervangen, kan voor de rederij afval zijn en is dat ook voor deze regeling als het een goed is dat binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag valt. In plaats van toepassing van de vereenvoudigde procedure voor binnenbrengen en in het in het vrije verkeer brengen, zie paragraaf ‘3.5.5. Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, kan het motoronderdeel ook vervangen worden onder de bijzondere regeling actieve veredeling.

  • Als goederen na binnenkomst tijdens een werfbeurt worden verwijderd, is dat geen afval in de zin van de regeling. Tijdens een werfbeurt is er geen sprake van exploitatie, laad-, los - of schoonmaakactiviteiten en dus ook geen sprake van afval 'dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten' ontstaat. Voor dit afval kan de vereenvoudigde procedure, zie paragraaf ‘3.5.5. Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, niet worden toegepast.

Slobs en sludge:
Afval en ladingsresiduen worden ook wel aangegeven als ‘slobs en sludge’. Wat zijn slobs en sludge?:

  • oliën die door gebruik of andere oorzaak niet meer voor hun eigenlijke gebruiksdoel geschikt zijn, zoals afgewerkte smeerolie en afgewerkte systeemolie (transformatorolie, hydraulische olie en dergelijke);

  • vervuilde restanten van minerale oliën, ontstaan bij het schoonmaken van tanks, pompen of leidingen, vermengd met bijvoorbeeld water en chemicaliën (deze restanten zullen vaak eigendom worden van de rederij of van een schoonmaakbedrijf);

  • door olie vervuild ballastwater, oliehoudend bilge-water, emulsies met boorolie en dergelijke. Ook deze vallen onder de definities die zijn opgenomen onder artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2019/883.

Naar boven

3.5.7 Tijdelijk van boord halen van goederen in verband met reparaties

Het komt voor dat goederen, zoals filmtoestellen, machineonderdelen, radars en dergelijke goederen die tot de losse of vaste inventaris van een zeeschip behoren van boord moeten worden gehaald om te worden gerepareerd. Het zijn goederen die behoren tot de normale uitrusting van een schip. Dat geldt eveneens voor toebehoren en reserveonderdelen. Na reparatie gaan deze goederen terug aan boord van hetzelfde zeeschip. Dit mag echter alleen nadat de inspecteur daarvoor een ’Toestemming tot reparatie’ heeft afgegeven. Zowel bij dag als bij nacht, in alle havens en op alle waterwegen in Nederland mogen goederen voor reparatie van boord of aan boord van zeeschepen worden gehaald of gebracht. Het aanvraagformulier voor deze toestemming is te vinden op douane.nl.

Het zeeschip en de goederen die behoren tot de normale uitrusting, toebehoren en reserveonderdelen bevinden zich na binnenkomst in het douanegebied van de Unie onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer. De ’Toestemming tot reparatie’ is een toezichtmaatregel.

Onder reparatie in de ‘Toestemming tot reparatie’ wordt verstaan: Goederen een handeling laten ondergaan waarbij dezelfde goederen in behandelde vorm weer terug aan boord van zeeschepen worden gebracht. Als reparatie niet mogelijk is, moeten de goederen een andere toegelaten douaneregeling krijgen, zoals in het vrije verkeer brengen of actieve veredeling (vernietiging).

Voordat er wordt gerepareerd worden de gegevens over de reparatie vermeld op het formulier ‘Toestemming tot reparatie’. Ook worden er na de reparatie gegevens vermeld in dit formulier. Met het formulier ‘Toestemming tot reparatie’ wordt de toezichtmaatregel beëindigd. Dit moet binnen 24 maanden plaatsvinden. In de bijlage bij de ‘Toestemming tot reparatie’ is een model van dit formulier en de toelichting daarop te vinden. Er mag ook gebruik worden gemaakt van een ander (eigen) model op voorwaarde dat alle gegevens, van het model in de bijlage, zijn overgenomen. Deze formulieren moeten ieder jaar voorzien zijn van een doorlopend uniek volgnummer.

Als goederen voor reparatie van boord of aan boord van zeeschepen worden gehaald of gebracht moet naast het afschrift van de ‘Toestemming tot reparatie’ ook het formulier ‘Toestemming tot reparatie’ of het andere (eigen) model getoond kunnen worden als de Douane daar om vraagt.

Tijdens reparatie blijven de goederen onder douanetoezicht. Onregelmatigheden bij de reparatie moeten gemeld worden bij de Douane.

Let op!

Ook buiten de havens in Nederland mogen goederen voor reparatie van boord of aan boord worden gehaald of gebracht. Als dit buiten de kustlijn maar binnen de territoriale wateren gebeurt, moet men ook een ‘Toestemming tot provianderen binnen territoriale wateren’ hebben. Het aanvraagformulier en de toelichting en algemene voorwaarden voor deze toestemming zijn ook te vinden op douane.nl.

De toestemmingen hebben een geldigheid van 5 jaar.

Naar boven

3.5.8 Aanvullende bepalingen voor schepen die worden gerepareerd

Als een schip varend (niet als lading) binnenkomt in een Nederlandse haven, wordt het schip geplaatst onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling.

(artikelen 250 DWU, Titel VII, hoofdstuk 4 GVo.DWU)

Er kunnen zich 2 situatie voordoen:

Situatie 1:
Het schip kan onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer worden geplaatst door een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen waarbij tevens de aanvraag voor de vergunning wordt ingediend. De vergunning komt vervolgens tot stand als de aangifte die door de handeling wordt geacht een douaneaangifte te vormen, wordt aanvaard. (artikel 158, lid 2, 211, lid 1, letter a, 205, lid 2, letter a DWU, 139, 141, 163, lid 1, letter a, 204 GVo.DWU)

Bevindt het schip zich vervolgens onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer, dan moet het schip, zonder wijzigingen te hebben ondergaan, binnen de daarvoor gestelde termijn, worden wederuitgevoerd. Kern van de tijdelijke invoer is dus dat aan de goederen geplaatst onder de bijzondere regeling geen be- en verwerkingen mogen worden verricht. Van deze bepaling mag worden afgeweken. Herstellingen, onderhoud e.d. zijn toegestaan.
(artikel 205, lid 2, letter a en 211, lid 1, letter a DWU, Titel VII, hoofdstuk 4 GVo.DWU)

De bovengenoemde handelingen moeten echter voortkomen uit het normale gebruik als vervoermiddel en zijn gericht op het vervangen van defecte onderdelen, herstel van tijdens de reis opgelopen schade etc.

Situatie 2:
Anders wordt het als het schip wordt binnengebracht met uitsluitend als doel dit bepaalde behandelingen te laten ondergaan, zoals in het kader van groot onderhoud of revisie. Op dat moment moet gekozen worden, na de eerste plaatsing onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer, voor de bijzondere regeling actieve veredeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat de uit te voeren behandelingen onder douanetoezicht kunnen plaatsvinden, waarbij de afgifte van een vergunning een centrale rol speelt. De eigenaar van de werf kan de vergunning krijgen, omdat hij degene is die de veredelingshandelingen verricht. Hij heeft tijdens het verrichten van de handelingen de economische controle over de goederen.

Er moet dus gekozen worden voor de bijzondere regeling actieve verdeling om de handelingen aan het schip mogelijk te maken.

Naar boven

3.5.9 Aanvullende bepalingen voor tankcontainers met daarin een resthoeveelheid (empty uncleaned).

Een empty uncleaned container is: “een container met een bepaalde resthoeveelheid, welke zover als mogelijk is gelost en waarbij de inhoud zonder reiniging niet uit een container te verwijderen is”. Met andere woorden: na het lossen/leegpompen kleeft het product nog aan de wand of blijft er een minimaal restant op de bodem liggen. Alleen voor deze tankcontainers gelden dus onderstaande aangiftemethodes.

  1. De cargadoor voorziet de empty uncleaned container op de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO), van de code “A”, in het veld ‘fullness’. De betreffende zending is hiermee douane technisch direct aangezuiverd. In het terminal systeem mag deze container ook aangegeven worden met de status “leeg”. Na de commerciële vrijstelling door de cargadoor en het verstrekken van de daarbij behorende pincode, kan de betreffende tankcontainer zonder tussenkomst van de Douane van de containerterminal (RTO - ruimte voor tijdelijke opslag) af worden gehaald.

    In plaats van een pincode kunnen goederen ook afgehaald worden door gebruik van de ‘vertrouwensketen’. De ‘vertrouwensketen’ is een samenwerking tussen bedrijfsleven en overheidsinstanties met als doel de havenlogistiek digitaal weerbaarder te maken. Eén van de belangrijke onderdelen is het veiliger en betrouwbaarder vrijstellen en ophalen van importcontainers in de Nederlandse havens.
  2. De cargadoor voorziet de empty uncleaned container op de ATO, van de code “A” ,in het veld ‘fullness’. De betreffende zending is hiermee douane technisch direct aangezuiverd. In het terminalsysteem wordt deze tankcontainer echter aangegeven met de status “vol”. Doordat de tankcontainer de status “vol” heeft in het terminal systeem, is deze voorzien van een “S“ blokkade. Deze blokkade kan worden opgeheven door een Melding Import Documentatie (MID) melding met de code “TNK”. De MID melding met deze nieuwe code “TNK” mag alleen gebruikt worden door de cargadoor. Na de commerciële vrijstelling door de cargadoor en het verstrekken van de daarbij behorende pincode, kan de betreffende tankcontainer zonder tussenkomst van de Douane van de containerterminal (RTO - ruimte voor tijdelijke opslag) af worden gehaald.

    In plaats van een pincode kunnen goederen ook afgehaald worden door gebruik van de ‘vertrouwensketen’.
  3. De cargadoor maakt geen gebruik van de door de Douane geboden mogelijkheid om de empty uncleaned container op de ATO, in het veld ‘fullness’, te voorzien van de code “A”. De ATO dient in dat geval gezuiverd te worden door een nadere elektronische aangifte. De cargadoor dient in dit geval het daadwerkelijke gewicht van het in een tankcontainer aanwezige resthoeveelheid in zijn B/L van de ATO te vermelden. Dit gewicht dient te worden gezuiverd door een met deze B/L matchende nadere aangifte. Deze nadere aangifte kan onder andere zijn: aangifte in het vrije verkeer brengen (invoer), aangifte voor douanevervoer of een aangifte voor douane-entrepot. Na indiening van de nadere aangifte dienen de goederen nog te worden gedeblokkeerd in het terminal systeem door een MID melding met de code die bij de betreffende aangifte soort van toepassing is.

Naar boven

3.5.10 Bepalingen voor militaire goederen

Militaire goederen moeten net als niet militaire goederen het land binnenkomen via de kantoren die bevoegd zijn volgens artikelen 159 DWU juncto 2:1, lid 1 van de Algemene douaneregeling. Deze kantoren zijn ook opgenomen in de bijlagen III en VI van de Algemene douaneregeling.
(artikel 285 UVo.DWU)

Bij binnenkomst van militaire containerzendingen in de Unie wordt gebruikt gemaakt van een ‘Master NAVO-formulier 302’ dat op douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) wordt ingeleverd als summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU). Ook kunnen militaire containerzendingen met een ‘EU formulier 302’ via een haven in de Unie arriveren. Dit formulier wordt door bevoegde militaire autoriteiten van een Lidstaat gebruikt voor het vervoer. De keuze voor het gebruik van het NAVO of het EU formulier 302 is aan de strijdkrachten zelf.

Na binnenkomst worden de containers met goederen opgeslagen in de ruimte voor tijdelijke opslag (RTO). Vanuit deze ruimte wordt voor iedere container met goederen een nieuw 'formulier 302' opgemaakt.

De regelingen voor vervoer van goederen onder geleide van het NAVO respectievelijk het ‘formulier 302’ voorzien zelf in vereenvoudigingen voor de vorm van aangeven. Voor douanevervoer biedt dit dezelfde vereenvoudiging als voor de toegelaten afzender bij Uniedouanevervoer. Concreet betekent dit dat de goederen geplaatst kunnen worden onder de regeling douanevervoer zonder te worden aangebracht. Ook het ‘formulier 302’ hoeft niet te worden aangeboden bij aanvang van het vervoer. Wel wordt in de regel afgesproken dat het douanekantoor van vertrek in kennis wordt gesteld van de aanvang van het vervoer.

Voor het mogen toepassen van deze vereenvoudigingen zijn geen afzonderlijke vergunningen nodig.

Het 'formulier 302' dient als vervoersdocument tot op de plaats van bestemming in de Unie. Het 'formulier 302' dat Nederland gebruikt, heeft als aanduiding ‘NL302’. Eén exemplaar wordt (periodiek) ingeleverd bij de douanekantoor Eindhoven/kantoor Heerlen/zuivering. Deze bewaakt de zuivering.

Voor overige zendingen (bijvoorbeeld koerierszendingen) wordt door de vervoerder bij de betreffende NATO basis (meestal de geadresseerde voor militaire goederen) verzocht om een ingevuld 'formulier 302'. De NATO basis controleert aan de hand van de vrachtpapieren en opdrachten of de goederen mogen worden binnengebracht op een 'formulier 302'. Indien dit zo is, stuurt de NATO basis een ingevuld 'formulier 302' naar de vervoerder. Deze gaat met het 'formulier 302' naar de Douane van het eerste kantoor van binnenkomst in de Unie en laat het 'formulier 302' geldig maken voor het vervoer. Het eerste kantoor van binnenkomst stuurt één exemplaar van het 'formulier 302' naar douanekantoor Eindhoven, Unit Zuivering. Deze bewaakt de zuivering.

Het is mogelijk dat voor het vervoer i.p.v. een 'formulier 302' gebruik gemaakt wordt van een aangifte voor de regeling extern Uniedouanevervoer, een document T1. Nadere informatie over het 'NAVO formulier 302' is te vinden in het Handboek Douane, onderdeel 12tsr.80.00.

Met het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Europa is een regeling getroffen ter uitvoering van douanebepalingen. Ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen door of ten behoeve van de Amerikaanse strijdkrachten en haar leden worden de bepalingen toegepast die zijn opgenomen in de ‘Regeling Amerikaanse strijdkrachten Nederland’ . Nadere informatie kan opgevraagd worden bij de klantmanager Buitenlandse Strijdkrachten. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens.

Naar boven

3.6 Reizigersbagage

Deze paragraaf gaat over goederen (reizigersbagage) die reizigers, bemanningsleden daaronder begrepen, per schip Nederland binnenbrengen. Voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) te worden gedaan. Ook hoeft hiervoor geen aangifte tot tijdelijke opslag ingediend te worden omdat de goederen door een ‘handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen’, onder een nadere douaneregeling of wederuitvoer worden geplaatst (reden: tijdelijke opslag is de fase tussen aanbrengen en het vrijgeven van de opvolgende douaneregeling of wederuitvoer. Die ontbreekt in deze situatie) (artikel 141 GVo.DWU). Voor reizigersbagage geldt dat niet de persoon die deze goederen de Unie binnenbrengt verplicht is de goederen bij de Douane aan te brengen maar dat reizigers (en bemanningsleden) verplicht zijn om zelf hun bagage aan te brengen bij de Douane in de haven waar zij aankomen.
(artikelen 5, punt 33, 49, 139 DWU, 1, lid 5, 8 en lid 40 GVo.DWU, 1, lid 2, punt 1 en 2 en artikel 46 en 47 UVo.DWU)

De begripsbepaling "reiziger" is opgenomen in artikel 1, punt 40 GVo.DWU.

Voor verdere informatie over reizigersbagage zie hoofdstuk 9 van onderdeel ‘24.00.00 Douanevrijstellingen' van dit Handboek Douane.

Bemanningsleden van schepen doen bij binnenkomst in de Unie opgave van persoonlijke goederen met het formulier ’overzicht over de bezittingen van de bemanning’ (Crew’s Effects Declaration, IMO/FAL 4, ook wel de Personal Effects List (PEL) genoemd, is een overzicht van de in het schip aanwezige persoonlijke bezittingen van de bemanningsleden, artikel 2:2a lid 2 Algemene douaneregeling) of een Douaneverklaring (DO 131).

Alle in bezit van bemanningsleden zijnde belastbare goederen (goederen die in aanmerking komen om belasting of accijns over te heffen) en goederen waarvoor verboden en/of beperkingen gelden moeten worden vermeld op het ’overzicht over de bezittingen van de bemanning’. Dit overzicht blijft, onder beheer van de gezagvoerder/kapitein, aan boord van het schip. Overleggen van dit overzicht op het douanekantoor is niet nodig. De gezagvoerder moet dit overzicht desgevraagd onverwijld ter beschikking stellen aan de Douane. Goederen mogen niet algemeen worden omschreven zoals bijvoorbeeld "Personal effects". Gebeurt dit toch, dan moeten de soort en hoeveelheid van de goederen alsnog op een aan het ’overzicht over de bezittingen van de bemanning’ te hechten lijst specifieker worden omschreven.
Goederen benodigd voor dagelijks gebruik of verzorging van een bemanningslid zoals: kleding, schoeisel, toiletartikelen en dergelijke ongeacht of zij nieuw of gebruikt zijn, mits de hoeveelheid als normaal is aan te merken, hoeven niet op het ’overzicht over de bezittingen van de bemanning’ te worden aangegeven. Dit geldt ook voor tabakswaren die zijn voorzien van geldige Nederlandse accijnszegels. Reden: Deze tabakswaren vallen niet onder het begrip belastbare goederen.

Wordt tijdens een controle aan boord vastgesteld dat de bij binnenkomst op het ’verklaring over de bezittingen van de bemanning’ vermelde goederen niet meer aan boord zijn, dan is er behoudens het toegestane verbruik aan boord van de persoonlijke bezittingen van de bemanningsleden (verbruik in alle redelijkheid, naar juiste proporties) mogelijk sprake van onttrekking aan het douanetoezicht. Daarbij de opmerking dat bij het van boord nemen voor bemanningsleden de maximale vrijstelling geldt voor de goederen die zijn opgenomen in artikel 21b, lid 4, letters a, b en c wet OB 1968 en in het Handboek Douane, onderdeel 24.00.00 Douanevrijstellingen, ‘bijlage 2 Reizigersbagage. Beperking waarde en hoeveelheden’. Persoonlijke bezittingen van de bemanningsleden worden vrijgegeven op grond van artikel 41 van de Verordening 1186/2009 en artikel 21b, lid 4 Wet OB 1968.

Bemanningsleden die afmonsteren, moeten dat kunnen aantonen aan de hand van hun monsterrol of andere (scheeps-)bescheiden.
Als diens persoonlijke goederen zijn vermeld op het ’overzicht over de bezittingen van de bemanning" handelt u als volgt:

  • Stel van de goederen die hij mee van boord neemt, aantekening op het ’overzicht over de bezittingen van de bemanning’.

    ;
  • Plaats bij de naam van het bemanningslid en bij de aantekening een duidelijk opvallend kruis (bij voorkeur in rood).

Zie paragraaf ‘5.9 voor afmonsterende bemanningsleden van Nederlandse vissersschepen’ en paragraaf ‘5.3 voor afmonsterend personeel van Nederlandse Marine schepen’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Daarnaast mogen bemanningsleden scheepsvoorraden belastingvrij aan boord betrekken. Deze goederen komen niet voor vrijstelling in aanmerking en worden d.m.v. het vrijgaveverzoek voor in het vrije verkeer brengen (invoer) aangegeven. Hoewel deze goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, mogen deze alleen aan boord worden ge- of verbruikt en niet mee van boord worden genomen.
(artikel 7:16, lid 2 en lid 3 Algemene douaneregeling).

De scheepsvoorraden liggen aan boord o.g.v. artikel 7:16 Algemene douaneregeling onder vrijstelling van invoerrechten. Als een schip een week binnengaats ligt, kan een verzoek voor een extra vrijgave worden gedaan, zie onderdeel 24.00.00, hoofdstuk 39, paragraaf ‘39.5 Maximum provisie schepen in internationaal verkeer’ van dit handboek Douane. Bijvoorbeeld: De 200 stuks sigaretten per bemanningslid, komen dan uit de scheepsvoorraad waarvoor o.g.v. art. 7:16 Algemene douaneregeling vrijstelling van rechten bij in het vrije verkeer brengen (invoer) geldt. De vrijgave is het brengen in het vrije verkeer met vrijstelling van rechten bij invoer.

Reizigers (niet zijnde bemanningsleden - artikel 1, punt 40 GVo.DWU) die aan boord van een schip blijven waarmee zij zijn binnengekomen en waarmee zij ook weer naar zee zullen vertrekken, hoeven bij binnenkomst geen aangifte te doen van de goederen die zij bij zich hebben en ook houden.

Reizigers die van boord gaan mogen pas goederen van boord meenemen, nadat zij die belasting hebben voldaan of daarvoor aangifte tot wederuitvoer hebben gedaan. Zie tekst onder ‘Groene en rode kanaal’ verderop in deze paragraaf.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het noodzakelijk is om reizigers die van boord gaan zekerheid te laten stellen voor (hoogbelaste) goederen (bijvoorbeeld accijnsgoederen waarbij frauduleuze handel zeer snel zeer grote winsten kunnen opleveren), die door de Unie moeten worden vervoerd met als doel om ze weder uit te voeren. Hiervan is in de volgende gevallen sprake:

  • Toezicht op de wederuitvoer van goederen wordt noodzakelijk geacht of is uitdrukkelijk voorgeschreven.

  • Een aangifte voor douanevervoer is gedaan om de goederen door de Unie te vervoeren.

Als een reiziger voor goederen geen aangifte doet, wordt ervan uitgegaan dat hij geen andere goederen binnenbrengt dan die waarvoor hij vrijstelling geniet. Iedere reiziger moet kenbaar maken of hij goederen heeft aan te geven.

Groene en rode kanaal
Met het gebruik van het groene kanaal geeft de reiziger te kennen dat hij niet meer goederen bij zich heeft dan de in artikel 141, lid 1 letter a GVo.DWU bedoelde goederen. Dit zijn goederen die onder de vrijstelling vallen, waarvoor geen invoerrechten of andere invoerbelastingen (zoals btw) verschuldigd zijn. Met door het groene kanaal lopen doet de reiziger een aangifte in het vrije verkeer brengen (invoer) en/of voor andere persoonlijke goederen een aangifte tijdelijke invoer. Door met de bagage door dit groene aangiftekanaal te lopen worden de goederen aangebracht, aangegeven en wordt door deze handeling ook de vrijgave van de goederen verleend.

Bij het ten onrechte gebruiken van het groene kanaal, er zijn meer goederen dan waarvoor een vrijstelling geldt, worden de verplichtingen betreffende het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie niet nagekomen. Gesteld kan worden dat er dan geen aangifte is gedaan. Zie daarvoor de artikelen 141 GVo.DWU en 219 UVo.DWU. Op grond van artikel 79, lid 1 aanhef en letter a eerste zinsdeel DWU ontstaat er daardoor een douaneschuld. Doordat er sprake is van een voornemen (reiziger kiest groene kanaal), er sprake is van een begin van een uitvoeringshandeling (reiziger wil doorlopen) en omdat de reiziger niet uit zichzelf stopt (wordt door de Douane gestopt), maakt de reiziger zich schuldig aan een poging tot overtreding.

Het aangeven van andere goederen is op deze wijze niet mogelijk. Als er andere goederen worden bevonden, dan zijn deze goederen niet aangebracht bij de Douane.

Naar boven

3.7 Wijzigingen in de (summiere) aangifte

In deze paragraaf gaan we in op wijzigingen die in een summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) en een aangifte tot tijdelijke opslag aangebracht kunnen worden. Er zijn verschillende wijzigingen mogelijk.

Wijzigingen, annuleringen en bijvoegingen
Wijzigingen kunnen verschillen in meer of minder zijn. Daarnaast kan een wijziging betrekking hebben op andere gegevens in de (summiere) aangifte zoals bijvoorbeeld goederenomschrijving, importeur, enz.

Annulering (royering) geldt voor goederen die opgenomen zijn in de (summiere) aangifte, maar niet (worden) zijn aangebracht.

Een bijvoeging (suppletie) betreft goederen die op een B/L staan maar die niet in de (summiere) aangifte zijn opgenomen, maar wel (worden) zijn aangebracht.

Let op!

Verschillen in meer (meerbevindingen) en goederen die later worden bijgevoegd, kunnen pas onder een nieuwe douaneregeling worden geplaatst nadat zij alsnog zijn opgenomen in de (summiere) aangifte (zijn verwerkt in BUP Binnenbrengen).

Naar boven

3.7.1 Wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen

De aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) kan de Douane elektronisch verzoeken (door versturen van een wijzigingsbericht in BUP Binnenbrengen) zijn aangifte te mogen wijzigen. Wijziging is niet meer mogelijk als de Douane:

  • de aangever in kennis heeft gesteld van een onderzoek of;

  • geconstateerd heeft dat de betrokken gegevens onjuist zijn

    .
    Ook als de goederen al zijn aangebracht bij de Douane is een wijziging niet meer mogelijk. Een summiere aangifte bij binnenbrengen mag worden gewijzigd zo lang de goederen nog niet zijn aangebracht.
    (artikel 129, lid 1 DWU en 188 UVo.DWU)

Een wijziging van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft tot gevolg dat de Douane op de gewijzigde elementen opnieuw een op veiligheidsrisico’s gerichte risicoanalyse uit moet voeren.

De Douane stelt de persoon die wijzigingen van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, onmiddellijk in kennis van de registratie van de wijzigingen. Als de wijzigingen worden ingediend door een andere persoon dan degene die de goederen bij de Douane aanbrengt (aanbrenger) stelt de Douane ook de aanbrenger van de goederen in kennis, mits hij de Douane hierom heeft verzocht en hij op het douanesysteem is aangesloten.
(artikel 129, lid 1 DWU en 188 UVo.DWU)

Als er een Temporary Storage Declaration Reuse (TSR) is die verwijst naar de summiere aangifte bij binnenbrengen dan wijzigt de ATO automatisch mee. Dus als bijvoorbeeld in de gewijzigde summiere aangifte bij binnenbrengen een house B/L gegeven verwijderd is, dan zal deze ook uit de afgeleide TSR verwijderd worden. Andersom, als in de gewijzigde summiere aangifte bij binnenbrengen een house B/L gegeven is toegevoegd, dan zal deze ook in de afgeleide TSR worden toegevoegd.

Let op!

Een TSR-update vervangt in zijn geheel de voorgaande TSR.

Als de goederen al zijn aangebracht, dan bestaat er geen mogelijkheid meer om de summiere aangifte bij binnenbrengen te wijzigen en kan dus de afgeleide TSR niet gewijzigd worden. Een onjuiste TSR moet worden afgekeurd, omdat niet voldaan wordt aan artikel 145 lid 1 DWU ("Bij de douane aangebrachte niet-Uniegoederen worden gedekt door een aangifte tot tijdelijke opslag die alle gegevens bevat die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor tijdelijke opslag"). De TSR kan wel gewijzigd worden (ook na het aanbrengen) als het gaat om de aanvullende informatie per house B/L gegeven. Wat gewijzigd kan worden is bijvoorbeeld additional reference (aanvullende referentie). Deze wijzigingen hebben geen effect op de zuiveringsverplichting van de TSR.

Als er een Temporary Storage Declaration (TSD) is die verwijst naar een nog niet gewijzigde summiere aangifte bij binnenbrengen die later toch is gewijzigd, voldoet de TSD niet meer. De TSD zal worden afgewezen omdat niet voldaan wordt aan artikel 145 lid 1 DWU ("Bij de douane aangebrachte niet-Uniegoederen worden gedekt door een aangifte tot tijdelijke opslag die alle gegevens bevat die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor tijdelijke opslag").

Voor “overlanded” containers (zijn niet opgenomen in de summiere aangifte bij binnenbrengen) met goederen moet alsnog eerst een summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend. Deze moet dan worden opgevolgd door een aangifte tot tijdelijke opslag (TSD of TSR). De volgorde is belangrijk omdat een aangifte tot tijdelijke opslag zonder de referentie van een summiere aangifte bij binnenbrengen niet wordt geaccepteerd. Indien deze containers met goederen voor een douanecontrole geselecteerd zijn, krijgen beide partijen (aangevers van summiere aangifte bij binnenbrengen en aangifte tot tijdelijke opslag) een controle notificatie (indiener van de aangifte tot tijdelijke opslag via het Inspectie portaal).

Naar boven

3.7.2 Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldigmaking

Algemeen
Wijzigingen:
Wijzigingen kunnen verschillen in meer of minder geloste goederen of containers zijn. Een wijziging kan betrekking hebben op gegevens in de aangifte tot tijdelijke opslag zoals bijvoorbeeld de naam van de importeur. Een wijziging kan ook een bijvoeging zijn. Van een bijvoeging is sprake als voor goederen die op een B/L staan geen aangifte tot tijdelijke is ingediend, maar toch gelost zijn.

Ongeldigmaking:
Als goederen die vermeld staan op de aangifte tot tijdelijke opslag niet zijn aangebracht bij de Douane kan een verzoek tot ongeldigmaking (annulering) worden ingediend.

Temporary Storage Declaration (TSD)
Wijzigingen:
Wijzigingen (waaronder bijvoegingen) op een aangifte tot tijdelijke opslag kunnen worden ingezonden vanaf het moment dat de aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend tot uiterlijk het moment dat de tijdelijke opslag eindigt (op basis van artikel 149 DWU is dat 90 dagen) voor de goederen waar de aangifte tot tijdelijke opslag betrekking op heeft.

Een wijziging heeft tot gevolg dat de Douane op de gewijzigde elementen opnieuw een risicoanalyse uit moet voeren.

Wijzigingen zijn niet meer mogelijk als de Douane:
- de aangever in kennis heeft gesteld van een onderzoek of;

- geconstateerd heeft dat de betrokken gegevens onjuist zijn.

(artikel 146 lid 1 DWU)

Ongeldigmaking:
Als goederen die vermeld staan op de aangifte tot tijdelijke opslag niet zijn aangebracht bij de Douane kan een verzoek tot ongeldigmaking (annulering) worden ingediend. Annuleringen kunnen worden ingezonden vanaf het moment dat de aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend tot uiterlijk 30 dagen na de indiening van de ATO.
Zie ook paragraaf ‘3.9 Verschillen’ van dit hoofdstuk
(artikel 146, lid 2 DWU)

De Douane stelt de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag, onmiddellijk elektronisch in kennis van de registratie van de wijziging of ongeldigmaking. Als het verzoek tot wijziging of ongeldigmaking worden ingediend door een andere persoon dan degene die de goederen bij de Douane aanbrengt (aanbrenger) stelt de Douane ook de aanbrenger van de goederen in kennis, als hij de Douane hierom heeft verzocht en hij op het douanesysteem is aangesloten.
(artikel 145, lid 3 DWU)

Temporary Storage Declaration Reuse (TSR)
Als er gebruik gemaakt wordt van een TSR dan wordt de aangifte tot tijdelijke opslag gebaseerd op de meest recent ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen waarnaar verwezen wordt. Als daarna de summiere aangifte bij binnenbrengen nog wijzigt, dan wijzigt de aangifte tot tijdelijke opslag mee totdat de binnengebrachte goederen zijn aangebracht (ATA - Actual Time of Arrival). Na het aanbrengen van de goederen wordt op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag de verplichtingen vastgelegd in de verplichtingenadministratie van de applicatie DNF (Douane Niet Financiële verplichtingen - tot uiterlijk eind 2026)/ BUP Binnenbrengen - vervanger DNF - de verplichting om binnen 90 dagen de goederen in tijdelijke opslag een douaneregeling of wederuitvoer te geven). Als de summiere aangifte bij binnenbrengen wijzigt nadat de verplichting is ontstaan (dus nadat de goederen zijn aangebracht), dan wijzigt de verplichting niet meer.

Is er sprake van “overlanded” containers (zijn niet opgenomen in de summiere aangifte bij binnenbrengen) met goederen, zie paragraaf ‘3.7.1 Wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit hoofdstuk.

Naar boven

3.8 Vervallen van de summiere aangifte bij binnenbrengen

Als de Douane van het douanekantoor van binnenkomst 200 dagen na de indiening van de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) geen melding van aankomst van het binnenkomende schip heeft ontvangen of de goederen niet bij de Douane zijn aangebracht, wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen door de Douane ongeldig gemaakt. De aangever kan ook op een eerder moment verzoeken om de summiere aangifte bij binnenbrengen ongeldig te maken.
(artikel 129, lid 2 DWU)

Er is geen sanctie op het niet binnenbrengen van goederen waarvoor een summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend. Het niet binnenbrengen, leidt ook niet tot het ontstaan van een douaneschuld.

Als de goederen na het verloop van de termijn van 200 dagen alsnog worden aangebracht, moet daarvoor onmiddellijk een nieuwe summiere aangifte bij binnenbrengen worden gedaan door de persoon die de goederen heeft binnengebracht of die voor het vervoer van de goederen verantwoordelijk was.
(artikel 139, lid 5 DWU)

Naar boven

3.9 Verschillen

Deze paragraaf gaat over verschillen die worden geconstateerd tussen de op de aangifte tot tijdelijke opslag aangegeven en daadwerkelijk aanwezige goederen in tijdelijke opslag, zie ook Handboek Douane, onderdeel 11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen, hoofdstuk ‘4 aangifte tot tijdelijke opslag (ATO)’.

Bij de constatering van verschillen moeten de bepalingen over de wettelijk toegestane speling in acht worden genomen.
(artikelen 1:35 Algemene douanewet en 2:15 Algemene douaneregeling)

Worden meer goederen aangetroffen dan aangegeven op de aangifte tot tijdelijke opslag dan moeten deze meer bevonden goederen onder toezicht worden gebracht. Dit kan door:

  • bijvoeging in de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 24 uur na ATD - Actual Time of Departure, zie ook Handboek Douane, onderdeel 11.00.00, Hoofdstuk 4 Aangifte voor tijdelijke opslag (ATO), ‘Bijvoeging op de ATO’);

  • wijziging van de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 90 dagen na aanbrengen);

  • indiening van een douaneaangifte voor een douaneregeling of wederuitvoer.

    Zie ook paragraaf ‘3.7.2. Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldig maken’ van dit hoofdstuk.
    (Artikel 149 DWU)

Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat minder goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan kan op zijn verzoek een verzoek tot ongeldig maken (annulering) verwerkt worden op de aangifte tot tijdelijke opslag (tot uiterlijk 90 dagen na indiening van de aangifte tot tijdelijke opslag).
Constateert de Douane dat minder goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan zijn 2 situaties mogelijk. Situatie 1: De aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag kan het verschil verklaren: De vermelding van de aanwezige goederen op de aangifte tot tijdelijke opslag wordt aangezuiverd door de aantekening dat een verzuim is geconstateerd en dienovereenkomstig navolging krijgt. Een annulering kan niet worden verwerkt. Er ontstaat geen douaneschuld. Situatie 2: De aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag kan het verschil niet verklaren: De niet-aanwezige goederen worden geacht aan het douanetoezicht te zijn onttrokken, dan ontstaat er een douaneschuld. Een annulering kan niet verwerkt worden.
(artikelen 77, lid 1 en 79 DWU)

Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan kan de aangifte tot tijdelijke opslag niet in overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen. De aangever kan geen verzoek om wijziging indienen als de aangifte tot tijdelijke opslag betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.
(artikel 146 lid 1 DWU)
Constateert de Douane dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan moet de aangifte tot tijdelijke opslag in overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen. In BUP Binnenbrengen wordt aantekening gesteld van de constatering van een verzuim die dienovereenkomstig navolging krijgt. Er ontstaat geen douaneschuld voor de goederen waarvan vast is komen te staan dat zij niet kunnen zijn binnengekomen.

Over het ontbreken van gegevens en het constateren van onjuiste gegevens in een (summiere) aangifte, is meer informatie terug te vinden in arrest Papismedov (HvJ, C915/03 van maart 2005).

Als de goederen waarvoor een aangifte tot tijdelijke opslag is gedaan niet bij de Douane zijn aangebracht maakt de Douane 30 dagen na indiening van de aangifte tot tijdelijke opslag deze aangifte ongeldig. De aangever kan ook op een eerder moment verzoeken om de aangifte tot tijdelijke opslag ongeldig te maken. Ongeldig maken kan alleen wanneer dit betrekking heeft op de volledige gegevens set van de aangifte tot tijdelijke opslag. Zodra goederen die betrekking hebben op een deel van de complete gegevensset van de aangifte tot tijdelijke opslag niet zijn aangebracht, is sprake van wijzigen (heeft betrekking op gegevens, zie ook paragraaf ‘3.7.2. Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldigmaking’ van dit hoofdstuk).
(artikel 146, lid 2 DWU)

Naar boven

3.10 Strafbepalingen

De strafbepalingen staan in Handboek Douane onderdeel ‘36.00.00 Strafbepalingen’.

Naar boven