Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.00.00 Binnenbrengen via zee

5 Bijzondere wijzen van binnenkomst en binnenkomst van bijzondere schepen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal bijzonderheden en bijzondere situaties die zich kunnen voordoen bij binnenbrengen in de Unie.

Schepen die op grond van 2:3 Algemene douaneregeling in aanmerking komen voor een vrijstelling van het verrichten van formaliteiten genoemd in de artikelen 2:0, 2:1 en 2:2a van de Algemene douaneregeling, hoeven geen ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) te doen en hoeven niet langs aangewezen vaarwaters naar opgenomen douanekantoren te varen. Ze moeten wel een ‘kennisgeving van aankomst’ (Notification of Arrival (NA), artikel 133 DWU) doen. Zie paragraaf ‘4.1 Aanbrengen’ van dit Hanboek Douane onderdeel.
(artikel 133 lid 1 DWU)

Schepen die op grond van artikel 2:3 van de Algemene douaneregeling niet vallen onder de vrijstelling van het verrichten van formaliteiten genoemd in de artikelen 2:0, 2:1 en 2:2a van de Algemene douaneregeling moeten wel een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival)’ (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) doen, moeten ook langs aangewezen vaarwaters naar opgenomen douanekantoren varen en een ‘kennisgeving van aankomst’ (Notification of Arrival (NA), IMO/FAL 1, is Europees, gaat via Shared Trader Interface - STI, artikel 133 DWU) doen.
(artikel 133 lid 1 DWU)

Naar boven

5.1 Strandgoederen en opgeviste/geredde goederen

5.1.1 Aan de kust opgeviste/geredde goederen

De binnenkomst van goederen vanuit zee, anders dan met schepen, de zogenaamde aangespoelde, gestrande goederen, opgeviste of geredde goederen, is een bijzondere wijze van binnenbrengen. De burgemeester is aangewezen als strandvonder en verplicht de formaliteiten bij binnenbrengen te vervullen. Degene die goederen uit zee heeft opgevist of gered (de opvisser) of die aan de kust gestrande goederen heeft geborgen doet dit namens de strandvonder. Komt er een schip binnen die op zee goederen heeft opgevist/gered dan moet bij binnenkomst hiervoor de normale procedure toegepast worden.
(artikelen 2:4 Algemene douaneregeling en 2 Wet op de strandvonderij)

Dit heeft betrekking op goederen die aan de kust, dat wil zeggen, het "vaste zeestrand" (van de Noordzee), en de genoemde wateren, stranden en oevers in artikel 21 Wet op de strandvonderij zijn geborgen. In dit verband vallen onder het begrip "kust" niet alleen de zee en het zeestrand, maar ook de volgende wateren en hun stranden en oevers (dat wil zeggen ook aan of op de buitengronden):

  • de Dollard, de Eems, het Lauwersmeer, de Waddenzee en het IJsselmeer in hun geheel;

  • de Doorgraving, het Scheur, de Westgeul, de Oude en Nieuwe Maas en de Dordtse Kil, het Malle Gat en de Krabbegeul in hun geheel;

  • de overige Zuidhollandse en Zeeuwse stromen, begrensd in het noorden door de noordelijke oevers van het Haringvliet, het Vuile Gat en het Hollands Diep tot de spoorbrug bij Moerdijk en in het oosten door het vasteland van Noord-Brabant van genoemde spoorbrug tot de Nederlands-Belgische grens in de Schelde en door het vasteland van Zeeuws-Vlaanderen.

Onder de hiervoor bedoelde wateren zijn ook begrepen de daaraan gelegen havens, althans voor zover deze daarmee in vrije verbinding staan.
(Artikel 2 Uitvoeringsbesluit wet strandvonderij)

De formaliteiten en verplichtingen met betrekking tot opgeviste, geredde, aangespoelde of gestrande goederen bestaat hierin dat:

  • de strandvonder of iemand anders namens hem een melding (vormvrij) moet doen aan de Douane;

  • bedoelde goederen zonder toestemming van de Douane niet verder landinwaarts mogen worden vervoerd dan tot de eerste plaats waar zij voor het zeewater veilig zijn.

In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer van deze goederen uitgeoefend door een strandvonder. De strandvonder kan zich laten vertegenwoordigen door zijn plaatsvervanger (de loco burgemeester) of door een hulpstrandvonder. De strandvonder oefent een voortdurend toezicht uit op de zeestranden onder zijn ambtsgebied. Hij is het aanspreekpunt ter plaatse voor de Douane en is de spil in het verzamelen en veiligstellen van de goederen.
(artikelen 2 en 3 Wet op de strandvonderij)

Na ontvangst van de kennisgeving legt de Douane de volgende gegevens in een zaakdossier vast:

  • de soort van de goederen;

  • de hoeveelheid van de goederen;

  • de soort(en), merken en nummers van de verpakkingsmiddelen.

De goederen worden na bedoelde kennisgeving, als binnengebrachte goederen in de zin van artikel 134, lid 1 DWU, aangemerkt en moeten vervolgens worden overgebracht naar een aangewezen of goedgekeurde plaats. De plaats van opslag van de goederen is afhankelijk van de aard van de goederen. De strandvonder houdt in een register (dossier) de gegevens hiervan bij. Dit register wordt door de Douane gecontroleerd op juistheid en volledigheid.
(artikelen 135, 137 en 139 DWU)

Vervolgens moeten de goederen binnen 90 dagen onder een douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd.
(artikelen 144, 149 DWU en 1:1 Algemene douanewet en 8 Wet op de strandvonderij)

Aangespoelde walvisachtigen (hierna walvis)
In lijn met de ‘Leidraad stranding levende grote walvisachtigen’ heeft een aangespoelde walvis de douanestatus van een niet-Uniegoed. Deze leidraad is op verzoek van de Tweede Kamer in samenwerking met alle betrokken diensten opgesteld. In de leidraad staat dat walviskadavers en delen van dode walvissen goederen zijn in de zin van de wet op de Strandvonderij. Ze worden beschouwd als binnengebrachte goederen in de zin van het Douanewetboek van de Unie. Deze goederen moeten binnen 90 dagen onder een douaneregeling of wederuitvoer worden geplaatst.

Naar boven

5.1.2 Niet aan de kust opgeviste/geredde goederen

Om vaargeulen en ankerplaatsen bevaarbaar te houden moeten uit veiligheidsoverwegingen verloren goederen zoals ankers, e.d. regelmatig worden verwijderd.

Komt een vaartuig met deze goederen van buiten de territoriale wateren, dan betekent dit dat er een:
- summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU);
- ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival, zie ook paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel);
- ‘scheepsvoorradenaangifte’ (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling);
- ‘overzicht over de bezittingen van de bemanning’ (Crew’s Effects Declaration, IMO/FAL 4, ook wel de Personal Effects List (PEL) genoemd), zie artikel 2:2a lid 2 Algemene douaneregeling);
- aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) moeten worden ingediend.

Komt een vaartuig met deze goederen van binnen de territoriale wateren, dan worden de goederen door nationale wetgeving aangemerkt als goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen. Deze bepaling is van kracht omdat het feitelijke binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie bij zeevervoer, doorgaans plaatsvindt buiten de directe waarneming van de Douane.

De nationale bepaling dat deze goederen worden aangemerkt als goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht betekent in feite een omkering van de bewijslast, die door de aard van de situatie alleszins gerechtvaardigd is. Hoofdregel is dat bij het aantreffen van een vaartuig vol goederen binnen het douanegebied van de Unie alle goederen de douanestatus van uniegoederen hebben tenzij de Douane het tegendeel aantoont. Deze hoofdregel geldt niet voor goederen die zijn binnengekomen in het douanegebied van de Unie. Deze goederen worden aangemerkt als niet-Uniegoederen. Dit zal echter door de Douane moeten worden aangetoond. Dit "gat" wordt vervolgens gedicht door de omkering van de bewijslast.
(artikel 2:2 Algemene douanewet)

Kan de gezagvoerder of zijn vertegenwoordiger na binnenkomst aantonen dat het vaartuig en de opgeviste/geredde goederen niet het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen (ze zijn opgevist/gered binnen territoriale wateren), dan hoeven formaliteiten m.b.t. het binnenbrengen niet te worden vervuld. Omdat het geen binnenbrengen is, betekent dit:
-Geen summiere aangifte bij binnenbrengen (Entry Summary Declaration - ENS, artikel 5, punt 9 DWU));
-Geen ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival);
-Geen ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA);
-Geen ATO (aangifte tot tijdelijke opslag).
Stel: Het vaartuig heeft ook een voorraad scheepsvoorraden aan boord:
-Geen ‘scheepsvoorradenaangifte’ (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling). Let op: Denk aan accijnsbelang.

Voor opgeviste/geredde goederen van binnen de territoriale wateren geldt het vermoeden van de douanestatus van Uniegoederen, tenzij wordt vastgesteld dat zij geen Uniegoederen zijn. (artikel 153, lid 1 DWU)

Bij wrakkensloop, zowel bedrijfsmatig als door particulieren, gelden dezelfde formaliteiten als hiervoor beschreven. De inspecteur van het douaneregiokantoor kan binnen de formele kaders maatwerkafspraken maken.

Voorbeeld van een maatwerkafspraak: Er zijn op zee van wrakken goederen verwijderd. Op moment van binnenkomst is niet exact bekend wat de soort en hoeveelheid van de opgeviste goederen is. Er moet een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) en een ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) worden gedaan aan de Douane. De summiere aangifte bij binnenbrengen en de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) kunnen op een later te bepalen moment worden ingediend bij de Douane (Bup Binnenbrengen). Deze moeten wel zijn ingediend voordat de goederen onder een opvolgende douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd.

Naar boven

5.2 Doorvaarders

Onder een binnenkomende doorvaarder wordt verstaan:
a. een uit zee binnenkomend schip (veelal een coaster) met niet-Uniegoederen bestemd voor een haven in het achterland (bijv. Nijmegen of haven in Duitsland);
b. een uit zee binnengekomen schip met niet-Uniegoederen dat in de haven van eerste binnenkomst (artikel 1, punt 15 GVo.DWU en Bijlage III van de Algemene douaneregeling) alle formaliteiten bij binnenbrengen heeft vervuld en daar een gedeelte van de niet-Uniegoederen heeft gelost en met de resterende niet-Uniegoederen doorvaart naar een haven in het achterland.
Nadere opmerking: Schepen die in de haven van eerste binnenkomst lossen (ook gedeeltelijk) of op andere wijze gemeenschap hebben met de wal, zijn in principe geen doorvaarders tenzij (een deel van) de lading wordt gelost of moet worden gelost voor een controle in het kader van safety & security (S&S).

Veterinaire en fytosanitaire producten zijn uitgesloten.
De doorvaardersprocedure kan niet worden gebruikt voor veterinaire en fytosanitaire producten. Europese gezondheidswetgeving stelt verplicht dat deze producten in de haven van eerste binnenkomst ter keuring wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteiten. Een binnenkomende doorvaarder die veterinaire en/of fytosanitaire producten vervoert, moet deze producten in de haven van eerste binnenkomst bij de Douane aanbrengen, lossen en ter keuring aanbieden bij een Grenscontrolepost (GCP). De keuring van deze producten kan niet worden verlegd naar de haven in het achterland.

Let op!

Voor fytosanitaire goederen kan door de bevoegde autoriteiten worden toegestaan dat voor het uitvoeren van de O- en M-controles (overeenstemmings- en materiele controle) de goederen mogen worden overgebracht naar een door hen aangewezen ‘controlepunt’ in het achterland.

Formaliteiten en verplichtingen
Voor binnenkomende doorvaarders gelden de volgende formaliteiten en verplichtingen:

  • Voor de gehele lading moet een summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) worden gedaan, tenzij daarvoor ontheffing geldt;

  • Er moet een‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) worden gedaan;

  • Een binnenkomende doorvaarder moet langs de aangewezen vaarwaters naar een haven van binnenkomst varen;

  • Schip en lading zijn onder douanetoezicht en kunnen aan douanecontroles worden onderworpen;

  • Bij aankomst in de haven van eerste binnenkomst moet de gehele lading worden aangebracht en is deze in tijdelijke opslag. Dit geldt ook voor lading die niet bestemd is voor de haven in het achterland (bijvoorbeeld goederen die bestemd zijn voor een haven in een derde land). Er moet een ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) worden gedaan;

  • De binnenkomende doorvaarder hoeft niet af te meren in de haven van eerste binnenkomst tenzij (een deel van) de lading wordt gelost of moet worden gelost voor een controle in het kader van safety & security (S&S). Bij een douanecontrole moeten de geselecteerde goederen op eerste vraag aan de Douane beschikbaar worden gesteld en moet de binnenkomende doorvaarder, als dat voor deze controle noodzakelijk is, afmeren en de betreffende goederen lossen;

  • Voor de gehele lading moet een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) worden gedaan;

  • De tijdelijke opslag mag plaatsvinden aan boord van de binnenkomende doorvaarder;

  • De tijdelijke opslag wordt beëindigd door de gehele lading onder de regeling externUniedouanevervoer (artikel 226 DWU) te plaatsen. Deze verplichting geldt ook voor goederen die niet bestemd zijn voor de haven in het achterland (bijvoorbeeld goederen die bestemd zijn voor een haven in een derde land);

  • De binnenkomende doorvaarder mag de haven van eerste binnenkomst niet eerder verlaten dan nadat de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) volledig is aangezuiverd;

  • Het vervoer van de binnengekomen goederen van de haven van eerste binnenkomst naar de haven in het achterland vindt plaats onder de regeling extern Uniedouanevervoer;

  • In de haven in het achterland wordt het douanevervoer beëindigd, zijn alle goederen in tijdelijke opslag (aangifte tot tijdelijke opslag) en kunnen zij vanuit de tijdelijke opslag onder een douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd.

Let op!

De verplichting om af te meren en te lossen geldt altijd als het veterinaire of fytosanitaire producten betreft die ter keuring moeten worden aangeboden bij een Grenscontrolepost (GCP) of bij een door de bevoegde autoriteiten aangewezen ‘controlepunt’ in het achterland.

De ‘kennisgeving van aankomst’ (artikel 133 DWU - Notification of Arrival - NA) moet alleen gedaan worden als het douanekantoor van eerste binnenkomst (artikel 1, punt 15 GVo.DWU) in Nederland ligt. Als de haven van lossing in Nederland ligt moet bij dit douanekantoor ook een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) en een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan worden.
(artikelen 2:0 en 2:5 Algemene douaneregeling.

Scheepsvoorraden en dergelijke goederen worden bij de Douane aangeven met de ‘scheepsvoorradenaangifte’ (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling). Voor meer informatie over deze aangifte zie Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.4 Scheepsvoorraden, scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Het komt voor dat deze schepen na binnenkomst scheepsvoorraden innemen voordat ze hun reis vervolgen. Voor deze goederen evenals voor de aan boord aanwezige surplus scheepsvoorraden wordt een aangifte voor douanevervoer opgemaakt. In deze aangifte moet als voorafgaande regeling het CRN (het call reference number – bezoeknummer) worden vermeld. De scheepsvoorraden aangifte is hierdoor gezuiverd. Deze aangifte moet worden beëindigd op het laatste kantoor, het kantoor van bestemming/uitgang.

Als een doorvarend schip komend uit een 3de land of lidstaat in de Nederlandse haven arriveert, moet dat kenbaar gemaakt worden in BUP Binnenbrengen (reden: nationale bepaling van artikel 2:2 Algemene douanewet dat goederen aangevoerd uit zee worden geacht het douanegebied van de Unie te zijn binnengekomen). Hoe dat wordt gedaan staat in paragraaf '3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen' van dit Handboek Douane onderdeel. Als een schip met de hele lading daarna zal doorvaren naar een plaats in een andere lidstaat of langs binnenwateren naar een douanekantoor aan de zeezijde, moet voor dit verdere vervoer (binnenwaarts vervoer) voor de niet-Uniegoederen een aangifte voor douanevervoer worden opgemaakt. Een nieuwe aangifte voor douanevervoer hoeft niet te worden afgegeven als in het buitenland al een aangifte voor douanevervoer is afgegeven. Uniegoederen worden als een ICT zending verder vervoerd.

Als het schip (na te zijn doorgevaren door de haven van eerste binnenkomst) geladen of gelost heeft in een opvolgende haven en daarna de Unie gaat verlaten via de haven waar het eerder is binnengekomen, wordt het schip uitgeklaard onder het CRN nummer (call reference number, bezoeknummer) van binnenkomst. De aangifte voor douanevervoer wordt bij het uitgaan aangeboden aan de Douane. De aangifte voor douanevervoer wordt dan voor uitgaan afgetekend.

Als het schip (na te zijn doorgevaren door de haven van eerste binnenkomst) geladen of gelost heeft in een opvolgende haven en daarna de Unie gaat verlaten via een andere haven dan waar het eerder is binnengekomen, moet het schip in die andere haven worden aangegeven als binnenkomend schip. In de uitgaande haven krijgt het dan een ander CRN. Het schip wordt uitgeklaard onder dit nieuwe CRN nummer. De aangifte voor douanevervoer wordt bij het uitgaan aangeboden aan de Douane. De aangifte voor douanevervoer wordt dan voor uitgaan afgetekend. Door deze reis wordt het schip niet uitgeklaard met het (oude) CRN dat is afgegeven bij binnenkomst. Een voorbeeld: Een uit zee in de Rotterdamse haven binnengekomen schip (veelal een coaster) met niet-Uniegoederen vaart binnendoor naar een haven in Duitsland. Vervolgens komt het schip na Duitsland te hebben aangedaan terug in Nederland en wil via Hansweert (gelegen aan de Westerschelde) de Unie verlaten. Het schip krijgt (als zogenaamd binnenkomend schip) NLHAN als bezoeknummer (CRN) (zie hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddel’ van dit Handboek Douane onderdeel) waarmee het wordt ingeklaard en krijgt het een ‘Notification of actual departure’ (ATD) van het havenbedrijf als de Unie wordt verlaten.

Naar boven

5.3 Oorlogsschepen

Met uitzondering van een aantal specifieke gevallen hoeven voor een oorlogsschip dat thuishoort in Nederland bij binnenkomst, geen formaliteiten te worden vervuld. Desondanks wordt er in Nederland bij elke binnenkomst per e-mail (Defensie heeft geen aansluiting op Single Window) een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) en een ‘scheepsvoorradenaangifte’ (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival, artikel 2:2a lid 1 Algemene douaneregeling) ingediend.

Let op!

Als wapens en munitie als vracht wordt vervoerd wordt hiervan opgave gedaan op de scheepsvoorradenaangifte.

Centrale spil in het proces binnenbrengen is het marinebureau (Ondersteuning Eenheden Korte STeigers, hierna OEKST) gevestigd te Den Helder dat centraal voor heel Nederland de formaliteiten bij binnenkomst afhandelt voor de Nederlandse Marine. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens. De Douane informeert bureau OEKST over nog openstaande bezoeknummers (CRN, call reference number).

Het opgeven van goederen van bemanningsleden ter verkrijging van vrijstelling wordt voor alle bemanningsleden gezamenlijk door de commandant gedaan met het model "Verzamelopgave persoonlijke goederen". Dit formulier verwijst naar de ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) en moet alleen worden ingevuld als de bemanning goederen heeft die de vrijstellingsgrens te boven gaan, en wordt als bijlage bij de scheepsvoorradenaangifte aan de Douane gezonden.

De commandant rekent de verschuldigde belasting in één bedrag af. Hierbij geldt dan het volgende:

  1. Beoordeel of belasting is verschuldigd voor de op formulier "Verzamelopgave persoonlijke goederen" vermelde goederen.

  2. Vul alleen op het douane-exemplaar de voor de Douane bestemde kolommen in en zet uw paraaf en een afdruk van het dienststempel op beide exemplaren.

  3. Vul op de verzamelopgave het totaal in van de door elk bemanningslid verschuldigde belasting

  4. Vul als laatste post van de verzamelopgave de verschuldigde belasting in.

  5. Schrijf voor het totaal verschuldigde bedrag één kwitantie DO 410 (Uitnodiging tot betaling/naheffingsaanslag, zie Handboek Douane onderdeel 6.20.00) uit waarop u vermeldt: "Afrekening in één bedrag door commandant".

  6. Verwijs op beide exemplaren van de verzamelopgave naar de dagtekening en het nummer van de afgegeven kwitantie.

  7. Geef het tweede exemplaar van de verzamelopgave aan de commandant terug.

  8. Bewaar het eerste exemplaar bij het doorschrift van de kwitantie DO 410 die is bestemd voor de afdracht van het door u geïnde geld.

Goederen die zijn vermeld in de scheepsvoorradenaangifte kunnen, onder door de inspecteur, in wiens ambtsgebied de overbrenging zal plaatsvinden te stellen voorwaarden, worden overgebracht naar een ander marineschip. Lossen en laden van bedoelde goederen mag slechts plaatsvinden nadat daarvoor toestemming van de Douane is verkregen.

De Koninklijke Marine is vrijgesteld van de retributie voor het Verkeersbegeleidingstarief. Door de marine moet echter wel een opgaaf worden gedaan in het Verkeersbegeleidingstarief. Het betreft in dit geval een nihil-opgaaf. Nadere informatie over het VBS is te vinden in hoofdstuk 6 van dit Handboek Douane onderdeel.

Naar boven

5.4 Buitenlandse oorlogsschepen en hieraan gelijk gestelde schepen

Voor een oorlogsschip dat thuishoort in een lidstaat en voor een oorlogsschip dat thuishoort in een land die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag hoeft bij binnenkomst geen summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) te worden gedaan.
(artikel 104, lid 1, letter h en i GVo.DWU )

Oorlogsschepen die niet thuishoren in Nederland en hieraan gelijkgestelde schepen in dienst van een vreemde mogendheid genieten absolute immuniteit. Absolute immuniteit houdt in dat betreden van het schip door de Douane of enige andere overheidsinstantie, zonder toestemming van de commandant van het schip, niet is geoorloofd. De absolute immuniteit is verankerd in het volkenrecht (Verdrag van Brussel uit 1926, in 1936 bekrachtigd, Stb nr. 94). Van de absolute immuniteit kan enkel worden afgeweken als landen dit onderling in verdragen zijn overeengekomen.

Voorwaarde voor het verlenen van absolute immuniteit is dat deze schepen zich niet met commerciële activiteiten bezighouden. Commerciële activiteiten verricht in dienst van een overheid vallen niet onder de absolute immuniteit.

Wanneer twijfel bestaat over het niet-commerciële karakter van een oorlogsschip en de indruk bestaat dat sprake is van een (bewapend) koopvaardijschip, moet altijd navraag worden gedaan over de status van het schip bij het Marine Kustwachtcentrum (stafofficier van Dienst) of bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, afdeling Transport. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens. Een bewapend vrachtschip dat als oorlogsschip moet worden aangemerkt, mag namelijk niet zomaar de Nederlandse territoriale wateren binnenvaren of een Nederlandse haven aandoen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken moet hiervoor toestemming hebben verleend.

Let op!

Een bewapend koopvaardijschip is niet zonder meer niet aan te merken als een oorlogsschip.

Met buitenlandse oorlogsschepen worden bijvoorbeeld gelijkgesteld: staatsjachten, bewakingsschepen, hospitaalschepen en hulpschepen.

Wanneer de commandant van het schip instemt met controles aan boord en het nakomen van formaliteiten is de Douane gemachtigd zijn taak uit te oefenen. Daarnaast kan de Douane verzoeken om formaliteiten bij binnenbrengen te vervullen. De Douane kan dit echter niet eisen of vorderen.

Zonder instemming van de commandant kan de Douane uitsluitend afloopcontroles van de bemanning van het schip uitvoeren. Onder afloopcontrole wordt verstaan: het controleren van ontschepende bemanningsleden op de vaste wal. Personen met diplomatieke immuniteit kunnen niet aan een afloopcontrole worden onderworpen. Voor diplomatieke immuniteit dient de persoon in kwestie over een diplomatiek paspoort te beschikken.

In diverse ministeriële regelingen is de Douane aangewezen als bevoegde autoriteit voor controle op voertuigen van buitenlandse strijdkrachten die in Nederland zijn gevestigd. Deze bevoegdheid is tot stand gekomen in overleg met de bevoegde buitenlandse autoriteiten. Zie bijvoorbeeld paragraaf 15 Regeling Amerikaanse strijdkrachten in Nederland en artikel 3 Regeling Afcent.

Voor goederen, die gelost of geladen worden gelden de normale aangifteprocedures. Lossen en laden mag niet zonder toestemming van de Douane.

Voor informatie over het aan boord nemen van proviand van een buitenlands oorlogsschip dat bij binnenkomst geen formaliteiten heeft hoeven te vervullen wordt verwezen naar paragraaf ‘3.5.4 Afwijkende bepalingen voor werkschepen’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Centrale spil in het proces binnenbrengen is de Administratieve Unit Militairen (AUM), gevestigd te Heerlen (douanekantoor Eindhoven) dat centraal voor heel Nederland de formaliteiten bij binnenkomst afhandelt voor de buitenlandse oorlogsschepen.

Naar boven

5.5 Pleziervaartuigen

Onder het begrip pleziervaartuig wordt onder meer verstaan een jacht dat bestemd is voor reizen waarvan het traject naar believen door de gebruikers zelf kan worden vastgesteld (particulier gebruik). Maar het gebruik van een jacht is bepalend. Jachten waarmee toeristische zeereizen worden georganiseerd uit zakelijke overwegingen (zakelijk gebruik) vallen niet onder het begrip pleziervaartuig. De Douane beoordeelt of er sprake is van een pleziervaartuig of van een jacht met zakelijk gebruik.

Voor een jacht dat onder het begrip pleziervaartuig valt en niet in de Unie thuishoort hoeft geen ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) te worden ingediend.
Een jacht is een vervoermiddel als bedoeld in artikel 212 GVo.DWU. Uit de artikelen 139 lid 1 en 141 lid 1 onder d, iv GVo.DWU volgt dat een jacht door de overschrijding van de grens van het douanegebied van de Unie (territoriale wateren) wordt geacht te zijn aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer. Uit artikel 218 onder a en d UVo.DWU volgt dat het jacht dan ook wordt geacht overeenkomstig artikel 135 DWU langs de voorgeschreven route naar het aangewezen douanekantoor te zijn gebracht, daar overeenkomstig artikel 139 DWU te zijn aangebracht en overeenkomstig artikel 194 DWU voor de regeling tijdelijke invoer te zijn vrijgegeven. Vanaf het moment dat het jacht de territoriale wateren binnen vaart, gelden daarvoor de voorwaarden en bepalingen van de regeling tijdelijke invoer.

Artikel 2:0 Algemene douaneregeling bevat een algemene verplichting voor binnenkomende schepen die nog moeten worden aangebracht om het douanekantoor in kennis te stellen van de verwachte aankomsttijd in de haven. Omdat een jacht dat niet in de Unie thuishoort en dat onder de regeling tijdelijke invoer wordt geplaatst door enig andere handeling al bij wetsfictie is aangebracht (218 onder a UVo.DWU), is de verplichting uit artikel 2:0 Algemene douaneregeling niet meer van toepassing. Het is dus niet meer nodig om in deze gevallen om via het Single Window voor maritiem en lucht (SW) een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) ‘NOA-bericht’ (Notification of Arrival - NA, vooraanmelding, ETA - Estimated Time of Arrival, IMO/FAL 1) in te dienen.

De douaneformaliteiten staan los van verplichtingen die voortvloeien uit andere wetgeving zoals de vreemdelingenwetgeving (KMar) en de maritieme wetgeving (havenautoriteiten). Het is dus mogelijk dat op basis van die andere wetgeving wél een ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ moet worden gedaan via het SW.

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling stelt verplicht dat binnenkomende schepen en de daarmee vervoerde goederen langs in bijlage II opgenomen vaarwaters moeten worden overgebracht naar een haven ressorterende onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor en daar moeten worden aangebracht. Pleziervaartuigen die niet in de Unie thuishoren worden geacht aan deze verplichting te hebben voldaan (artikel 218, onder a UVo.DWU). Dit geldt echter niet automatisch voor goederen die zich aan boord van een jacht bevinden. Voor de goederen aan boord van een jacht zal beoordeeld moeten worden aan welke formaliteiten moet worden voldaan om deze goederen het douanegebied van de Unie binnen te brengen en om deze onder een douaneregeling te plaatsen.

Persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter Persoonlijke bezittingen van een reiziger (opvarende - artikel 1 punt 40 GVo.DWU) als bedoeld in artikel 136 lid 1 letter b GVo.DWU en goederen zonder handelskarakter in de bagage van een reiziger als bedoeld in artikel 138 onder a GVo.DWU worden, op grond van de artikelen 139 lid 1 en 141 lid 1 onder b GVo.DWU, door “het passeren van een douanekantoor waar geen dubbel controlekanaal aanwezig is” geacht te zijn aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer of voor in het vrije verkeer brengen (invoer). In artikel 218 onder a en d UVo.DWU is bepaald dat de goederen door deze handeling ook worden geacht overeenkomstig artikel 135 DWU langs de voorgeschreven route naar het aangewezen douanekantoor te zijn gebracht, daar overeenkomstig artikel 139 DWU te zijn aangebracht en overeenkomstig artikel 194 DWU te zijn vrijgegeven voor de regeling tijdelijke invoer of voor in het vrije verkeer brengen (invoer).

Een jacht dat niet in de Unie thuishoort en dat alleen persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) aan boord heeft, hoeft geen ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit handboek Douane onderdeel) in te dienen via SW, wordt bij wetsfictie geacht via een voorgeschreven route naar een aangewezen douanekantoor te zijn gevaren en daar te zijn aangebracht. Het jacht moet vanwege de aangifte voor tijdelijke invoer en/of het in het vrije verkeer brengen voor de persoonlijke bezittingen en de goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) wél een douanekantoor passeren. In de praktijk is hier altijd sprake van want blijkens de kantorenlijst is voor elke plaats in Nederland een bevoegd douanekantoor aangewezen. Binnenbrengenbrengt dus automatisch mee dat er een douanekantoor wordt gepasseerd en dat de aangiftehandeling voor de persoonlijke bezittingen en de goederen zonder handelskarakter is verricht.

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling verplicht om de persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) langs in bijlage II opgenomen vaarwaters over te brengen naar een onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor ressorterende haven en ze daar aan te brengen. Op grond van artikel 218 onder a UVo.DWU worden deze verplichtingen bij wetsfictie geacht te zijn nagekomen.

Overige goederen Voor andere goederen dan persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de persoonlijke bagage van opvarenden gelden de normale formaliteiten bij binnenbrengen.

Let op!

Voor goederen bedoeld in de artikelen 136 lid 1 letters a t/m d, h en i en 138 lid 1 onder a GVo.DWU zijn wel bepaalde vereenvoudigingen mogelijk.

Deze goederen kunnen niet door een in artikel 141 GVo.DWU genoemde handeling worden aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer of in het vrije verkeer brengen (invoer) en voor deze goederen geldt niet de bepaling in artikel 218 UVo.DWU. Voor deze goederen gelden de normale formaliteiten bij binnenbrengen. Dat houdt onder meer in dat zij langs de voorgeschreven route moeten worden binnengebracht (artikel 135 DWU en artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling) en moeten worden overgebracht naar een aangewezen douanekantoor waar zij, als zij niet aan boord van het niet in de Unie thuishorende jacht blijven, moeten worden aangebracht en in tijdelijke opslag zijn (zie de artikelen 139, 144 en 145 DWU).

Een niet in de Unie thuishorend jacht waarop de hier bedoelde goederen aan boord zijn, hoeft geen ‘vooraanmelding van aankomst vervoermiddel’ (artikel 2:0 Algemene douaneregeling - Notice of pre arrival (NOA) en - Estimated Time of Arrival (ETA) - wordt opgevolgd door ATA - Actual Time of Arrival) in te dienen via SW maar moet, vanwege de voor de deze goederen te vervullen douaneformaliteiten, wél langs de voorgeschreven route naar een aangewezen douanekantoor varen. De goederen moeten daar worden aangebracht, tenzij deze aan boord blijven (artikel 139 lid 2 DWU).

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling verplicht om de hier genoemde goederen langs in bijlage II opgenomen vaarwaters over te brengen naar een onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor ressorterende haven en ze daar aan te brengen.

Voor de bepalingen met betrekking tot de aan boord aanwezige reizigersbagage wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van onderdeel 24.00.00 van dit Handboek Douane.

Voor terugkerende jachten die thuishoren in de Unie is de regeling Terugkerende goederen van toepassing. Zie hiervoor hoofdstuk 5 van onderdeel 25.00.00 van dit Handboek Douane.

Naar boven

5.6 Sleepboten

Sleepboten moeten gezien hun functie onmiddellijk de Nederlandse territoriale wateren kunnen binnenvaren zonder oponthoud.

Met uitzondering van een aantal specifieke gevallen hoeven voor een sleepboot die thuishoort in de Unie bij binnenkomst, geen formaliteiten bij binnenbrengen te worden vervuld. Voor nadere uitleg van “thuishoren in de Unie’ zie hoofdstuk 4, paragraaf ‘4.1 Aanbrengen’ van dit Handboek Douane onderdeel.
(artikel 2:3 Algemene douaneregeling)

Als een schip of een booreiland door een sleepboot wordt binnengebracht en niet op eigen kracht vaart, moet dit schip of booreiland als lading van de sleepboot (het actieve vervoermiddel) worden aangegeven. Zie ook hoofdstuk 4, paragraaf ‘4.4.1. Lege gesleepte schepen en schepen zonder lading’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Voor de vrijgave bij binnenkomst van scheepsvoorraden en persoonlijke goederen wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.4 Scheepsvoorraden en smeermiddelen’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Naar boven

5.7 Offshore installaties

Offshore installaties
Dit zijn installaties voor de winning van energie (gas, olie, wind en zon) zoals olie- en gas(productie)platforms, zonnepanelen en windmolenparken.

Equipments
Dit is noodzakelijk hulpmateriaal voor het onderhoud (en eventuele herstelling) van de offshore installatie. Voorbeelden zijn gereedschappen, toolbags, veiligheidsuitrustingen, laptops, grijpvoorraden (klein materiaal voor algemeen gebruik zoals bouten, moeren, pakkingen en O-ringen), meetinstrumenten en consumables (verbruiksartikelen zoals olie, vet en filters).

Equipments die voor dit doel worden gebruikt, worden door de Nederlandse Douane aangemerkt als reizigersbagage.

Deze equipments worden daarnaast aangemerkt als goederen zonder handelskarakter. Hierdoor is een eenvoudigere aangifteprocedure mogelijk.

Voor de equipments geldt administratieve verantwoording. Deze is als volgt:
- Voer een administratie aan de hand waarvan de Douane de transacties en het gebruik van de equipments kan controleren.
- Richt uw administratie zo in dat u alle transacties en het gebruik van de equipments juist, tijdig en volledig kunt verantwoorden. Hierbij moet de Douane makkelijk het verband kunnen leggen tussen handelingen die wordt geacht een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen te vormen en de gegevens met betrekking tot de equipments in de administratie.
- Bewaar de administratie, de gegevens en de bescheiden voor een periode van 7 jaar. Deze termijn begint op de datum waarop handelingen die wordt geacht een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen te vormen hebben plaatsgevonden.
Algemene regels over de administratieve verplichtingen zijn te vinden in het Handboek Douane dat is gepubliceerd op www.douane.nl.

Spareparts
Dit zijn voor de werking van de offshore installatie noodzakelijke onderdelen.

Voor spareparts is na binnenbrengen geen vereenvoudigde aangifteprocedure voor de nadere douaneregeling mogelijk. Voor spareparts geldt dat na binnenbrengen een aangifte in DMS moet worden gedaan. De spareparts komen van buiten de Unie en zijn niet-Uniegoederen (art 119, lid 1 letter b GVo.DWU). Spareparts die eerder als Uniegoederen zijn uitgevoerd en waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, kunnen als terugkerende goederen met vrijstelling van invoerrechten in het vrije verkeer worden gebracht (artikelen 203 en 158 e.v. DWU). Het is mogelijk om voor de douaneaangifte artikel 177 DWU (verzamelaangifte) toe te passen. De gebruikte, ongebruikte en defecte spareparts in de zending mogen in één aangifte(artikel) worden aangegeven met de goederencode van het sparepart dat aan het hoogste tarief is onderworpen. De totale waarde mag dan niet meer bedragen dan € 1.000 (zie Handboek Douane, onderdeel 12.50.00, hoofdstuk ‘7 De verzamelaangifte’).

E.e.a. leidt tot het overzicht van formaliteiten zoals opgenomen in bijlage ‘12 Overzicht formaliteiten en aangiftewijze voor goederen naar en vanaf offshore installaties’ van dit Handboek Douane onderdeel. In dit overzicht is ook opgenomen welke aangiftewijze toegepast kan worden voor de nadere douaneregeling.

Boor- of productieplatform
De douanewetgeving sluit voor de definitie van een schip of zeeschip aan bij de ruime omschrijving in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor valt een boor- of productieplatform ook onder deze definitie. (artikel 2 Burgerlijk Wetboek Boek 8). Voor het boor- of productieplatform moeten de formaliteiten bij binnenkomst worden vervuld.

Windturbines
Een windturbine valt niet onder de definitie van een schip. Windturbines zijn goederen die aan boord van een schip binnengebracht worden. Voor het schip en de windturbine moeten de formaliteiten bij binnenbrengen worden vervuld.

Gesleept of geladen? Dan is het platform of turbine lading
Wordt het boor- of productieplatform door een sleepboot binnengebracht? Dan moeten voor dit boor- of productieplatform als "lading van de sleepboot" formaliteiten bij binnenbrengen worden vervuld. Voor informatie over de sleepboot, zie paragraaf ‘5.6. Sleepboten’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Persoonlijke goederen van de bemanningsleden
Voor formaliteiten voor binnenbrengen van persoonlijke goederen van de bemanningsleden van het boor- of productieplatform, zie paragraaf ‘3.6. Reizigersbagage’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Rechtstreekse levering naar offshore in EEZ of CP
Als niet-Uniegoederen waarvoor uitdrukkelijk maatregelen zijn vastgesteld rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Unie naar een offshore installatie op het Continentaal Plat (CP) of in de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Nederland worden gebracht, moet de ontvanger van de niet-Uniegoederen de betrokken producten aangeven door middel van een ‘aangifte van ontvangst’. Deze moet binnen 30 dagen na de ontvangst van het betrokken product op de offshore installatie worden ingediend.
(artikelen 14bis Vo 2016/1036 en 24bis Vo 2016/1037, artikel 3 Vo 2019/1131)

Het gaat om de volgende niet-Uniegoederen:
1. waarvoor een antidumping- of antisubsidieonderzoek is geopend;
2. waarvoor de invoer aan registratie is onderworpen;
3. waarvoor een voorlopig of definitief antidumping- of compenserend recht is vastgesteld.
(artikel 1 Vo 2019/1131)

Niet-Uniegoederen waarvoor uitdrukkelijk maatregelen zijn vastgesteld betreft stalen windmolenmasten van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Zie hiervoor ‘Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen windmolenmasten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (2020/C 351/08)’ (Publicatieblad van de Europese Unie).

Nadere informatie over deze rechtstreekse levering is te vinden in:
- het Handboek Douane, onderdeel 1.02.00 Antidumpingrechten en compenserende rechten, ‘Bijlage 2: Uitbreiding antidumpingrechten en compenserende rechten tot de Exclusieve Economische Zone en het Continentaal Plat’;
- het Handboek Douane, onderdeel 200.00.00 Mededelingen, ‘Mededeling 9 Uitbreiding antidumpingrechten en compenserende rechten tot de Exclusieve Economische Zone en het Continentaal Plat’.

Naar boven

5.8 Bevoorradingsschepen (suppliers)

In deze paragraaf staan een aantal voorbeelden van afwijkingen van de normale procedure bij binnenkomst die zich kunnen voordoen bij de binnenkomst van bevoorradingsschepen.

Er kunnen zich drie verschillende situaties voordoen:

  • Bevoorradingsschepen blijven binnen de Nederlandse territoriale wateren (territoriale reis).

  • Bevoorradingsschepen gaan buiten de Nederlandse territoriale wateren en komen terug (exterritoriale reis).

  • Bevoorradingsschepen bevoorraden een boor- of productieplatform binnen de Nederlandse territoriale wateren en buiten de Nederlandse territoriale wateren (combinatiereis).

Alleen binnen territoriale wateren
Gaat het om een reis alleen binnen de territoriale wateren? Dan hoeven bij terugkomst in principe geen formaliteiten bij binnenbrengen te worden vervuld. Heeft een bevoorradingsschip goederen meegenomen van een boor- of productieplatform? Dan moeten die worden vermeld op een door de boormeester op te maken manifest. De gezagvoerder of agent moet dit manifest bij binnenkomst - op uw verzoek - overleggen. Meer formaliteiten hoeven niet te worden vervuld, omdat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden.

Buiten territoriale wateren
Gaat het om een exterritoriale reis? Dan moeten bij binnenbrengen op de gebruikelijke manier formaliteiten worden vervuld. Voor de goederen die van een boor- of productieplatform zijn meegenomen, zie paragraaf ‘5.7 Offshore installaties’ van dit hoofdstuk.

Combinatiereis
Bij een combinatiereis is van tevoren bekend dat een bevoorradingsschip een of meer boor- of productieplatform binnen de Nederlandse territoriale wateren en buiten de Nederlandse territoriale wateren aandoet.

Voor vertrek
De gezagvoerder van het bevoorradingsschip moet vóór de aanvang van deze reis de formaliteiten bij uitgang vervullen, zie Handboek Douane onderdeel 23.00.00.

Bij binnenbrengen
Bij binnenbrengen moet het bevoorradingsschip op de gebruikelijke manier formaliteiten bij binnenbrengen vervullen. Daarbij moet duidelijk worden aangetoond welke goederen van welk boor- of productieplatform zijn meegenomen.

Voor regels over de persoonlijke goederen van de bemanningsleden van bevoorradingsschepen, zie paragraaf ‘3.6 Reizigersbagage’ van dit Handboek Douane onderdeel.

Naar boven

5.9 Vissersvaartuigen en vis

In deze paragraaf gebruiken we het douanebegrip ‘(EU-)vissersvaartuig’, zie artikel 1, punt 44 GVo.DWU. Een vissersvaartuig dat niet aan alle aan een EU-vissersvaartuig gestelde criteria voldoet, wordt aangeduid als ‘niet EU-vissersvaartuig’. Voor de douanebepalingen geldt de grens die ligt op 12 zeemijl uit de laagwaterlijn (territoriale wateren). De term ‘internationale wateren’ wordt in deze paragraaf gebruikt om de wateren buiten het douanegebied van de Unie, niet zijnde territoriale wateren van een derde land, aan te duiden.

In de bijlage van de Algemene douanewet is de Visserijwet 1963 opgenomen. In 2009 is de Douane in het ‘Besluit aanwijzing toezichthouders Visserijwet 1963’ als toezichthouder opgenomen.

Met LNV zijn in bijlage 16 van het Convenant Douane - Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de taken van de Douane vastgelegd (zie ook de uitwerking in het Handboek VGEM 20.05.00 Vis).

Douanestatus van vis
Van belang voor de uit te voeren formaliteiten, bij binnenbrengen van vis aan boord van vissersvaartuigen, is de douanestatus van de vis die in de Unie zal worden aangeland. In het overzicht opgenomen in bijlage ‘13 Overzicht douanestatus vis, formaliteiten vis, vissersvaartuigen en scheepsvoorraden’ van dit Handboek Douane onderdeel, is de douanestatus van de aan te landen vis in de Unie, gevangen door een EU-vissersvaartuig of een niet EU-vissersvaartuig, weergegeven.

Formaliteiten bij binnenbrengen van vis, voor vissersvaartuigen en scheepsvoorraden
Op grond van de douanewetgeving moet voor alle goederen en vissersvaartuigen die vanuit zee het douanegebied van de Unie binnenkomen, douaneformaliteiten worden vervuld. In het overzicht opgenomen in bijlage ‘13 Overzicht douanestatus vis, formaliteiten vis, vissersvaartuigen en scheepsvoorraden’ van dit Handboek Douane onderdeel, is weergegeven wat die formaliteiten zijn.

Overlading
De douaneformaliteiten zijn ook van toepassing op overgeladen vis. Overlading van vis tussen EU-vissersvaartuigen is strikt gereguleerd in de diverse visserijverordeningen. Zo is het in de Uniewateren (EEZ - Exclusieve Economische Zone, die tot 200 zeemijl uit de laagwaterlijn kan strekken) verboden op zee over te laden, dit mag alleen in aangewezen havens en plaatsen dicht bij de kust. Daarnaast moeten EU-vissersvaartuigen beschikken over een machtiging en altijd een melding van overlading doen. In Nederland zijn geen plaatsen dicht bij de kust aangewezen voor overlading.

Op grond van Vo. 1005/2008, artikel 4 geldt:

3. Overladingen tussen vissersvaartuigen van derde landen of tussen die vaartuigen en vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, zijn in de communautaire wateren verboden en mogen uitsluitend in een haven plaatsvinden, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

4. Buiten de communautaire wateren is het vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, niet toegestaan om op zee overladingen van vangsten van vissersvaartuigen van derde landen te verrichten, tenzij de vissersvaartuigen onder auspiciën van een regionale visserijorganisatie als transportvaartuig zijn geregistreerd.

De GVo.DWU kent bepalingen met betrekking tot het overladen van producten van de zeevisserij, gevangen door een EU-vissersvaartuig in internationale wateren. Deze hebben zowel betrekking op overlading naar EU-vissersvaartuigen of EU-fabrieksschepen (artikel 130 lid 2 GVo.DWU) als op overlading naar andere ontvangende vaartuigen dan EU-vissersvaartuigen of EU-fabrieksschepen (artikel 131 GVo.DWU).

Te vervullen formaliteiten

• Bij overlading tussen EU-vissersvaartuigen moet aanvullende informatie worden geleverd maar veranderen de formaliteiten niet. Hier gelden gewoon de formaliteiten t.a.v. een EU- vissersvaartuig.

• Bij overlading van een EU-vissersvaartuig naar een niet EU-vissersvaartuig zijn de formaliteiten voor een groot deel gelijk aan de situatie waarbij een niet EU- vissersvaartuig vis binnenbrengt die is gevangen in de internationale wateren. Alleen op het gebied van het aantonen van de douanestatus en het indienen van een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) zijn er verschillen, zo zal moeten worden bewezen dat het gaat om Uniegoederen.

• Bij overlading van een niet EU-vissersvaartuig naar een EU-vissersvaartuig gelden dezelfde formaliteiten die zouden gelden als het niet-Unievissersvaartuig de vis zelf zou hebben aangeland. Er is dan ook sprake van een summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) verplichting omdat niet wordt voldaan aan artikel 104, lid 1 letter n GVo.DWU.

Verboden en beperkingen
Bij het binnenbrengen van vis door EU-vissersvaartuigen zijn geen verboden of beperkingen als bedoeld in artikel 1:1, vijfde lid, van de Algemene douanewet van toepassing. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde in artikel 2:3 onder c Algemene douaneregeling.

Documentcontrole
De Douane voert bij het binnenbrengen van vis door niet EU-vissersvaartuigen documentcontrole uit op de vangstcertificaten en indien van toepassing de statistische documenten en vangstdocumenten. Deze documenten (en daarmee de controles) zijn niet van toepassing bij het binnenbrengen van vis door EU-vissersvaartuigen.

Naar boven

5.10 Terugkerende schepen na toeval of overmacht

Schepen die, spoedig nadat zij zijn uitgeklaard, noodgedwongen weer naar Nederland moeten terugkeren (bijvoorbeeld wegens machineschade of hevige storm) moeten bij binnenkomst opnieuw formaliteiten bij binnenbrengen vervullen.

Als echter wordt aangetoond dat de in deze schepen aanwezige goederen niet vanuit zee binnen kunnen zijn gekomen in de zin van artikel 2:2 Algemene douanewet (er kan worden aangetoond dat de territoriale wateren van het douanegebied van de Unie niet zijn verlaten), hoeven geen formaliteiten bij binnenbrengen te worden vervuld. (artikel 137 DWU)

Als een terugkerend schip wel formaliteiten bij binnenkomst moet vervullen geldt dat:

  • op de summiere aangifte bij binnenbrengen - Entry Summary Declaration (ENS, artikel 5, punt 9 DWU) geen land van herkomst wordt vermeld;

  • de bekende bijzonderheden zoals de oorspronkelijk aangegeven bestemming, de reden van terugkeer van het schip, enzovoorts op de summiere aangifte bij binnenbrengen moeten worden vermeld.

Naar boven