Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

12.10.00 Monsterneming en monsteronderzoek

8 Monsterneming van oliehoudende zaden

8.1 Algemeen

De aanbeveling NEN-EN-ISO 542 - 1995 van mei 1995 legt de algemene voorwaarden vast voor het nemen van monsters van oliehoudende zaden die zijn gekocht als grondstoffen voor de industrie, om de eigenschappen daarvan te kunnen beoordelen. De aanbeveling beschrijft ook de methodes voor het bemonsteren van die partijen oliehoudende zaden en geeft aan welke gereedschappen daarbij moeten worden gebruikt en daarvoor het meest geschikt zijn.

Let op!

Monsters overeenkomstig de aanbeveling NEN-EN-ISO 542 - 1995 mogen alleen worden genomen door deskundigen die de lidstaten daarvoor hebben aangewezen.

Voor partijen en monsters worden de volgende termen gebruikt:

Tabel 12: Termen en definities

Term

Definitie

Eindmonster

Een klein monster, representatief voor de kwaliteit van de partij, verkregen uit het verzamelmonster en bestemd voor analyse of ander onderzoek

Levering

Een hoeveelheid zaad die in een keer wordt verzonden op grond van een bepaald contract

Ondermonster

Een kleine hoeveelheid zaad die op een plaats uit een partij is genomen (Een bepaald aantal ondermonsters moet op verschillende plaatsen uit een partij worden genomen zodat, wanneer zij zijn gemengd, het mengsel representatief is voor de partij)

Partij

Een bepaalde hoeveelheid van een levering waaraan de kwaliteit van die levering kan worden beoordeeld

Verzamelmonster

Een hoeveelheid zaad, verkregen door ondermonsters te mengen

Naar boven

8.1.1 Begrenzing partijgrootte

De meeste oliehoudende zaden worden geleverd na vervoer over zee of over rivieren. In beide gevallen vindt de monsterneming plaats tijdens het lossen. Elke partij moet 100 ton 1), 500 ton, 1.000 ton of een gedeelte daarvan bedragen.

1) 1 ton = 1.000 kg.

Als de goederen van een schip worden overgeladen in vrachtwagens of wagons, kunnen de monsters voor het overladen worden genomen. Iedere partij moet 100 ton, 500 ton, 1.000 ton of een gedeelte daarvan bedragen. Als de monsterneming plaatsvindt in geladen wagons, moet elke partij een bepaald aantal wagons omvatten, met een totaalgewicht van 100 ton, 500 ton, 1.000 ton of een gedeelte daarvan.

Als zaden rechtstreeks vanuit een schip worden overgeladen in silo's of entrepots, moeten de monsters worden genomen op de wijze die hiervoor is aangegeven (zie paragraaf 8.1.2, 8.2.1 en 8.2.2). Als voor zo'n monsterneming geen maatregelen zijn genomen, kunnen monsters worden genomen op de wijze die daarvoor is aangegeven, voor of tijdens het overbrengen naar de silo of het entrepot (zie paragraaf 8.1.2, 8.2.1 en 8.2.2). Elke partij moet 100 ton, 500 ton, 1.000 ton of een gedeelte daarvan bedragen.

Naar boven

8.1.2 Grootte van monsters

Afhankelijk van het soort zaad moeten de monsters een bepaalde grootte hebben. Over het algemeen voldoen de monstergroottes die in de tabel hieronder staan gegeven. In bepaalde gevallen kunnen grotere of kleinere monsters worden gevraagd, afhankelijk van de uit te voeren analyse. Ook de grootte van de te bemonsteren partij is beperkt (zie paragraaf 8.1.1).

Tabel 13: Overzicht partij- en monstergrootte

Soort zaad

Grootte partij

Grootte ondermonster

Grootte verzamel-monster 1)

Grootte eind-monster

Grote zaden (bijvoorbeeld kopra)

Hoogstens 500 ton

1 kg

tot 200 kg

6 kg

Kool- en raapzaad en middelgrote zaden (bijvoorbeeld gepelde grondnoten)

Hoogstens 500 ton

500 gram

tot 100 kg

5 kg

Zonnebloemzaad

Hoogstens 1.000 ton

500 gram

tot 100 kg

5 kg

Kleine zaden (bijvoorbeeld papaverzaad)

Hoogstens 100 ton

100 gram

tot 20 kg

2 kg

1) Ongeacht de grootte van het verzamelmonster, moet dit monster representatief zijn voor de partij.

Voorbeeld

Een schip met 3.000 ton zonnebloemzaad moet worden bemonsterd in gedeelten van hoogstens 1.000 ton. U moet dus uit ten minste drie delen van de zending monsters halen.

Naar boven

8.1.3 Bemonsteringstoestellen

In deze paragraaf vindt u afbeeldingen van de volgende bemonsteringstoestellen:

een conisch bemonsteringstoestel:

 

een bemonsteringstoestel met spleten:

 

Naar boven

8.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

In deze paragraaf wordt besproken hoe u monsters moet nemen.

Naar boven

8.2.1 Ondermonsters nemen

De monsters die u neemt, moeten representatief zijn voor de partijen waaruit u ze neemt. Daarom moet u uit een partij meerdere ondermonsters nemen. Deze ondermonsters moet u daarna zorgvuldig vermengen tot een verzamelmonster. Uit dit verzamelmonster kunnen de eindmonsters voor het laboratorium worden samengesteld door het opeenvolgend te verkleinen (zie paragraaf 8.2.2).

Bij het nemen van monsters moet u altijd op het volgende letten:

  • U moet erop toezien dat al het door u te gebruiken gereedschap schoon en droog is en geen abnormale geur heeft.

  • U moet de monsters zodanig nemen, dat monsters oliehoudende zaden, het bemonsteringsgereedschap en de verpakkingen van de monsters beschermd zijn tegen elke toevallige beschadiging, bijvoorbeeld door regen of stof.

  • U moet, voordat u de gereedschappen waarmee u monsters hebt genomen, leegmaakt, eventuele stoffen die eraan kleven verwijderen.

Ondermonsters neemt u uit gestorte partijen of uit opgezakte partijen. U gebruikt hiervoor de volgende gereedschappen:

Tabel 14: Overzicht gereedschappen

Soort partij

Gereedschap

Opgezakte partij

  • speciale langwerpige stekers voor zakken;

  • cilindrische stekers;

  • conische stekers;

  • handscheppen.

Gestorte partij

  • grote schoppen;

  • scheppen;

  • cilindrische stekers;

  • conische stekers;

  • mechanische bemonsteringstoestellen;

  • andere apparaten voor het herhaald nemen van kleine monsters tijdens het storten van oliehoudende zaden.

Opgezakte partijen

Als u ondermonsters moet nemen uit opgezakte partijen, gaat u als volgt te werk:

  • Neem ondermonsters uit 2% van de zakken waaruit de partij die de levering vormt, bestaat. Gebruik daarvoor, als de zakken open zijn, een handschep of een cilindrische of conische steker. Zijn de zakken gesloten, gebruik dan de speciale langwerpige steker voor zakken.

Gestorte partijen

Bij de monsterneming van gestorte partijen, hangt de wijze van monsteringneming af van de situatie. U vindt de verschillende werkwijzen in de volgende tabel.

Tabel 15: Monsterneming gestorte partijen

Situatie

Wijze van monsterneming

U neemt monsters terwijl het product in beweging is.

Neem door de gehele doorsnede van de stroom ondermonsters, met tussenpozen die door de uitstromingssnelheid worden bepaald.

U neemt monsters terwijl de gestorte zaden in ruimen van schepen worden gelost.

Neem op zoveel mogelijk plaatsen ondermonsters, met tussenpozen die afhankelijk zijn van de snelheid waarmee wordt gelost.

U neemt monsters in geladen wagons.

Neem de ondermonsters op drie niveaus met een cilindrische of conische steker, naar gelang de zaadsoort, en wel op de volgende plaatsen:

       

: · :

Wagens tot 15 ton:

op ten minste 5 plaatsen (in het midden en op ongeveer 50 cm van de wanden).

: ·

: · :

Wagons van 15 tot 30 ton:

op ten minste 8 plaatsen.

: ·

: ·

: · :

Wagons van 30 tot 50 ton:

op ten minste 11 plaatsen.

   

Let op!

Uit wagons van een type waarvoor deze methode niet kan worden toegepast, moet u de monsters nemen op het moment dat het product in beweging is (dus tijdens het lossen).

U neemt in de toevoertrechter monsters voor het wegen.

Neem de ondermonsters met een cilindrische steker, een schop of met een mechanisch bemonsteringsapparaat. Houd u daarbij aan de gebruiken van de haven.

U neemt monsters in silo's of entrepots.

Bepaal uw werkwijze aan de hand van de plaatselijke omstandigheden.

Naar boven

8.2.2 Eindmonsters bereiden

Om het aantal monsters te krijgen dat voor het laboratorium is bestemd, moet u het verzamelmonster reduceren door het te mengen en te delen. U kunt hiervoor de volgende gereedschappen gebruiken:

  • scheppen;

  • kruisverdelers (voor het delen in vieren);

  • toestellen voor het leegmaken en verkleinen;

  • andere verdeeltoestellen.

Voor bepaalde goederensoorten (bijvoorbeeld kopra en grondnoten in de dop) kunt u het verzamelmonster het beste eerst zeven voordat u het verkleint. Het fijne zeefsel voegt u dan in de juiste verhouding toe aan de eindmonsters. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de monsters hetzelfde percentage fijne bestanddelen van mindere kwaliteit bevatten.

Het bereiden van de eindmonsters uit een verzamelmonster kan eventueel ook op het laboratorium plaatsvinden. U dient dan het gehele verzamelmonster in te sturen.

Naar boven

8.2.3 Monsters verpakken en merken

Als u monsters moet verpakken, gebruik dan:

  • fijngeweven zakken;

  • stevige papieren of polyethyleen zakken;

  • kartons;

  • metalen dozen;

  • glazen flessen of potten.

Monsters voor het bepalen van het vochtgehalte of voor analyses die kunnen worden beïnvloed door een wijziging van het vochtgehalte, moet u verpakken in vochtdichte verpakkingen voorzien van een hermetische sluiting. U moet de verpakkingen geheel vullen en daarna verzegelen om elke wijziging van het oorspronkelijke vochtgehalte van de monsters te voorkomen.

Als u de monsters oliehoudende zaden labelt, moet u daarop ten minste de volgende gegevens vermelden:

  • het soort vervoermiddel waarmee het product is vervoerd;

  • de plaats van herkomst;

  • de bestemming;

  • de datum van aankomst;

  • de hoeveelheid;

  • de verpakking (stortgoed of in zakken);

  • de aanduiding van het product;

  • het merk of nummer van de partij (met het oog op identificatie);

  • het nummer en de datum van de laadbrief of het contract;

  • de datum van de monsterneming;

  • de plaats en het punt van de monsterneming;

  • de instantie(s) waardoor het product is bemonsterd.

Let op!

De informatie die u op de etiketten aanbrengt, moet onuitwisbaar zijn.

Naar boven

8.2.4 Monsters verzenden

U moet de eindmonsters, behalve in uitzonderingsgevallen, zo spoedig mogelijk opsturen, dat wil zeggen niet meer dan 48 uur na de beëindiging van de monsterneming.

Naar boven

8.2.5 Bemonsteringsrapport opstellen

In het bemonsteringsrapport dat u opstelt, moet u de volgende informatie vermelden:

  • de staat waarin het bemonsterde zaad zich bevindt;

  • de gebruikte monstermethode, als deze verschilt van de methode die de aanbeveling ISO R 542 voorschrijft;

  • de omstandigheden die de monsterneming kunnen hebben beïnvloed.

Naar boven

8.3 Nadere bepalingen

n dit hoofdstuk zijn geen nadere bepalingen opgenomen.

Naar boven

8.4 Uitzonderingen

In dit hoofdstuk zijn geen uitzonderingen opgenomen.

Naar boven

8.5 Strafbepalingen

In dit hoofdstuk zijn geen strafbepalingen opgenomen.

Naar boven