Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen

12 Douaneschuld bij onttrekking aan douanetoezicht

Bij het ontstaan van een douaneschuld wegens onttrekking van goederen aan het douanetoezicht (artikel 203, lid 3 CDW) wordt binnen dit handboekonderdeel met name gedacht aan tijdelijk opgeslagen goederen die zijn verdwenen (minderbevinding als gevolg van bij voorbeeld diefstal). In die situatie is het zgn Unamar-arrest van het Hof van Justitie, d.d. 15-09-2005, zaak C-140/04, van belang. In deze zaak heeft het Hof geoordeeld dat bij tijdelijke opslag de schuldenaar van het verschuldigde douanerecht en de accijns degene is die de goederen, na de lossing ervan, onder zich heeft om ze te verplaatsten of op te slaan. Zijn de goederen in een RTO opgeslagen dan betreft dit de beheerder van de RTO.

In begrippen die in de Rotterdamse haven bekender zijn: tot het moment van lossen van binnengebrachte goederen is de cargadoor verantwoordelijk, vanaf het moment van lossen de stuwadoor.

Aangezien in de luchtvaartwereld de summiere aangifte voor tijdelijke opslag veelal door of namens de luchtvaartmaatschappij wordt ingediend, is tot het moment van lossen de luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk, vervolgens de persoon die de goederen lost en overbrengt naar de opslaglocatie, en tot slot de beheerder van de RTO. Afhankelijk van de situatie kan dit één- of meerdere personen betreffen.

Let op!

Van het onttrekken van goederen aan het douanetoezicht is ook sprake indien bij controle van een schip blijkt dat scheepsvoorraad (IMO FAL 3) is verdwenen. Houder van de goederen in tijdelijke opslag in deze situatie is de kapitein van het schip, en daarmee tevens de schuldenaar voor de ontstane douaneschuld.

Voor meer informatie over het ontstaan van een douaneschuld bij onttrekking van goederen aan het douanezicht en al hetgeen daarmee samenhangt wordt verwezen naar onderdeel 28.00.00 van dit Handboek.