Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.01.00 Drugsprecursoren

6 Verordening 111/2005: toezicht handel drugsprecursoren tussen Unie en derde landen

6.1 Breed toepassingsgebied

Verordening 111/2005 stelt voorschriften vast voor het toezicht op de handel in geregistreerde stoffen tussen de Unie en derde landen. Deze verordening gaat uit van ruime definities voor:

Dit heeft als doel om toezicht te kunnen houden op de handel in geregistreerde stoffen met derde landen:

  • bij elke binnenkomst van geregistreerde stoffen in de Unie

  • bij elk vertrek van geregistreerde stoffen uit de Unie

  • in elk stadium van de handel en de goederenbeweging in de Unie, op elk moment en bij alle betrokkenen

    .

Verordening 111/2005 is inhoudelijk afgestemd op Verordening 273/2004, die het toezicht regelt op de handel tussen de lidstaten van de Unie. De verordeningen bevatten een aantal maatregelen van toezicht dat vrijwel gelijk is. Daardoor vindt het toezicht op de handel in geregistreerde stoffen in de Unie en tussen de Unie en derde landen op dezelfde manier plaats.

De marktdeelnemer is verantwoordelijk voor het naleven van de voorschriften voor het toezicht in Verordening 111/2005.

Naar boven

6.1.1 Wat is invoer volgens de drugsprecursorenverordening?

Invoer is elke binnenkomst in het douanegebied van de Unie van geregistreerde stoffen die de status hebben van niet-Uniegoederen (artikel 2, letter c Verordening 111/2005).

Het begrip ‘invoer’ omvat daarom meer dan alleen de douaneregeling in het vrije verkeer brengen. Het begrip ‘invoer’ omvat:

  • binnenbrengen

  • tijdelijke opslag

  • plaatsing in een vrije zone

  • plaatsing onder een bijzondere regeling

  • in het vrije verkeer brengen

Naar boven

6.1.2 Wat is uitvoer volgens de drugsprecursorenverordening?

Uitvoer is elk vertrek van geregistreerde stoffen uit het douanegebied van de EU
(artikel 2, letter d Verordening 111/2005).

Uitvoer is volgens de drugprecursorenverordening niet alleen de uitvoer van Uniegoederen, maar ook de wederuitvoer van niet-Uniegoederen. Dat kan bijvoorbeeld rechtstreekse wederuitvoer zijn als niet-Uniegoederen bij binnenkomst al de douaneregeling wederuitvoer krijgen. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om wederuitvoer van niet-Uniegoederen, die bij binnenkomst in de Unie eerst zijn geplaatst onder een bijzondere regeling.

Naar boven

6.1.3 Wie is marktdeelnemer?

De marktdeelnemer is elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen of hiermee verband houdende intermediaire activiteiten. Hieronder vallen ook personen die als zelfstandige douaneaangiften doen voor bedrijven, hetzij als hoofdactiviteit hetzij als nevenactiviteit in verband met een andere activiteit.

Marktdeelnemers zijn bijvoorbeeld:

  • de aangever

  • de opslaghouder

  • de importeur

  • de exporteur

  • de transporteur

De verplichtingen gelden voor iedere marktdeelnemer

De marktdeelnemer moet zich houden aan de verplichtingen voor de in- en uitvoer van geregistreerde stoffen en het verrichten van intermediaire activiteiten. De verplichtingen uit Verordening 111/2005 gelden voor iedere marktdeelnemer.

Naar boven

6.1.4 Wat zijn intermediaire activiteiten?

Intermediaire activiteiten zijn activiteiten die tussenpersonen uitvoeren bij de aankoop, verkoop of levering van geregistreerde stoffen. Het zijn alle activiteiten die een natuurlijke- of rechtspersoon verricht in verband met het regelen van de aan- of verkoop of levering van geregistreerde stoffen.

Doel van die activiteiten is het sluiten van een overeenkomst tussen twee partijen zonder zelf eigenaar te zijn van deze stoffen of controle te hebben over het uitvoeren van een dergelijke transactie. Dit geldt ook voor activiteiten met dit doel waarbij de natuurlijke- of rechtspersoon optreedt namens ten minste één van deze partijen.

Toezicht op intermediaire activiteiten

Team POSS houdt toezicht op de intermediaire activiteiten.

Naar boven

6.2 Wat regelt Verordening 111/2005?

Verordening 111/2005 regelt onder andere de:

  • documentatieplicht voor alle geregistreerde stoffen (artikel 3)

  • etiketteringsplicht voor alle geregistreerde stoffen (artikel 5)

  • activiteitenvergunning categorie I-stoffen (artikel 6)

  • registratieplicht categorie II- en III-stoffen (artikel 7)

  • aantoonplicht legale doeleinden (artikel 8)

  • meldplicht verdachte transacties (artikel 9)

  • voorafgaande kennisgeving uitvoer (artikel 11)

  • uitvoervergunning (artikel 12)

  • invoervergunning categorie I-stoffen (artikel 20)

Naar boven

6.3 Documentatieplicht voor categorie I-, II- en III-stoffen

De marktdeelnemer die betrokken is bij de invoer of de uitvoer van geregistreerde stoffen, moet dat vastleggen met douane- en handelsbescheiden. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • summiere aangiften

  • douaneaangiften

  • facturen

  • vrachtbrieven

  • vervoersdocumenten

  • andere verzendingsdocumenten

Vrijstelling documentatieplicht

De volgende marktdeelnemers kunnen worden vrijgesteld van de documentatieplicht.

  • apotheken

  • verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik

  • de Douane

  • de politie

  • officiële laboratoria van bevoegde instanties

  • de strijdkrachten

De vrijstelling geldt uitsluitend voor het gebruik van geregistreerde stoffen binnen officiële taken van de instantie (artikel 4 Gedelegeerde verordening). De officiële taak van bijvoorbeeld een apotheker bestaat uit het vervaardigen en verstrekken van geneesmiddelen. Een apotheker die zelf geregistreerde stoffen invoert of handelt in die stoffen is niet bezig met zijn officiële taak. In die situaties geldt de uitzondering niet en moet de apotheker wel voldoen aan de documentatieplicht.

Toezicht op documentatieplicht

Team POSS houdt toezicht op de documentatieplicht. De Douane heeft hierin een taak bij:

Op welke informatie ziet documentatieplicht?

De documenten moeten de volgende informatie bevatten:

  • de officiële naam van de geregistreerde stof met de vermelding ‘DRUG PRECURSORS’.

  • Voor mengsels of natuurproducten:

    • de naam van het mengsel of het natuurproduct;

    • de officiële naam van elke geregistreerde stof die voorkomt in het mengsel of het natuurproduct met de vermelding ‘DRUG PRECURSORS’;

  • de hoeveelheid en het gewicht van de geregistreerde stof.

  • Als het mengsels of natuurproducten zijn:

    • de hoeveelheid, het gewicht; en, voor zover beschikbaar,

    • het percentage van elke geregistreerde stof die in het mengsel voorkomt;

  • naam en adres van de exporteur, de importeur en de uiteindelijke ontvanger en -voor zover van toepassing- ook van de intermediair.

De marktdeelnemers bewaren de documenten drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de transactie heeft plaatsgevonden. De documentatie moet zodanig zijn opgezet -elektronisch of op papier- dat die op verzoek snel beschikbaar is voor inspectie door de bevoegde instanties.

Naar boven

6.4 Etiketteringsplicht voor categorie I-, II- en III-stoffen

De marktdeelnemers moeten een etiket aanbrengen op iedere verpakking die geregistreerde stoffen bevat van categorie I, II en III. Op het etiket moet de naam van de stoffen in één van de talen van de Unie staan. Naast de verplichte etiketten mogen de marktdeelnemers ook hun gewone etiketten aanbrengen.

Bij mengsels of natuurproducten moet op iedere verpakking een etiket komen met:

  • de naam van het mengsel of het natuurproduct

    ;
  • de officiële naam van elke geregistreerde stof die voorkomt in het mengsel of het natuurproduct

    .

De Douane heeft hier een taak bij de verificatie van de aangifte en een eventuele fysieke controle. Ook in het kader van een ambulante douanecontrole controleert de Douane op de etiketteringsplicht.

Verplicht gebruik officiële naam

Veel geregistreerde stoffen zijn in de handel en wetenschap ook bekend onder (diverse) andere namen dan de benaming zoals die staat in de bijlagen van de verordeningen. De verordeningen bevatten voorschriften over de benodigde douane- en handelsdocumenten en de etiketten die op verpakkingen moeten worden aangebracht. In de situaties waarin die voorschriften van toepassing zijn, moet altijd de officiële naam van de geregistreerde stof op de documenten en etiketten staan. De officiële naam is de naam die wordt gebruikt in de bijlage van Verordening 111/2005 in één van de talen van de Unie.

Benaming in andere talen van de Unie

In de praktijk worden in het algemeen de Engelstalige benamingen gebruikt; u kunt deze vinden in de Engelstalige versie van Verordening 111/2005. U kunt deze informatie in de Engelse taal en alle andere talen ook vinden op eur-lex.europa.eu via het intranet.

Naar boven

6.5 Activiteitenvergunning categorie I-stoffen

De marktdeelnemers die zich bezighouden met invoer van, uitvoer van of intermediaire activiteiten in categorie I-stoffen moeten in het bezit zijn van een vergunning. Dit is de zogenoemde ‘activiteitenvergunning’.

Vrijstellingen activiteitenvergunning categorie I-stof

Douaneagenten en transporteurs die uitsluitend in die functie werkzaamheden verrichten, hebben geen activiteitenvergunning nodig. Zij vallen wel onder het begrip marktdeelnemer. Ook voor apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de Douane, de Politie, officiële laboratoria van bevoegde instanties en de strijdkrachten geldt een vrijstelling. Zolang zij hun officiële taken uitvoeren, hebben zij geen activiteitenvergunning nodig.

Toezicht op activiteitenvergunning

Team POSS controleert of marktdeelnemers voor categorie I-stoffen een activiteitenvergunning hebben en of zij zich aan de verplichtingen houden. De CDIU controleert of de marktdeelnemer een activiteitenvergunning heeft bij de aanvraag van een invoer- of uitvoervergunning.

Douane geen taak voor activiteitenvergunning

De Douane heeft geen taak om de (activiteiten)vergunning te controleren. Voor de uitvoer en invoer van categorie I-stoffen moet de marktdeelnemer bij de aangifte een uitvoervergunning of invoervergunning overleggen. Deze vergunningen worden door de Douane gecontroleerd.

Naar boven

6.6 Registratieplicht marktdeelnemers categorie II- en III-stoffen

Marktdeelnemers hebben geen activiteitenvergunning nodig voor:

In deze gevallen geldt een registratieplicht. Deze marktdeelnemers moeten de bedrijfsruimten waar zij hun activiteiten uitvoeren, laten registreren. In Nederland gebeurt dat bij de CDIU. De CDIU geeft vervolgens een registratieverklaring af.

Categorie III-stoffen: alleen bij uitvoer registratieplicht

Voor categorie III-stoffen geldt de registratieplicht alleen voor marktdeelnemers die zich bezighouden met de uitvoer. Bij de invoer van categorie III-stoffen is de registratie niet verplicht en is ook geen invoervergunning vereist.

Vrijstelling registratieplicht categorie II- en III-stoffen

Op de registratieplicht is een uitzondering gemaakt voor dezelfde marktdeelnemers als bij de activiteitenvergunningplicht (artikel 6 Gedelegeerde verordening 2015/1011). Douaneagenten en transporteurs die uitsluitend in die hoedanigheid optreden, zijn vrijgesteld van de registratieplicht (artikel 7 Verordening 111/2005). Zij vallen wel onder het begrip marktdeelnemer.

Vrijstelling registratieplicht uitvoer kleine hoeveelheden categorie III-stoffen

Als de marktdeelnemer kleine hoeveelheden van categorie III-stoffen uitvoert, kan hij worden vrijgesteld van de registratieplicht. De vrijstelling geldt als hij in het voorafgaande kalenderjaar in totaal niet meer heeft uitgevoerd dan de hoeveelheden uit de tabel in Bijlage 1 van de Gedelegeerde verordening 2015/1011. Deze vrijstelling geldt ook bij de uitvoer van mengsels die categorie III-stoffen bevatten (artikel 6 Gedelegeerde verordening 2015/1011). Het gaat dan om de hoeveelheid categorie III-stof die in het mengsel aanwezig is. Als de marktdeelnemer in de loop van het kalenderjaar de grenzen voor vrijstelling zal overschrijden, moet hij zich onmiddellijk laten registreren bij de CDIU.

De hoeveelheden waarvoor een marktdeelnemer vrijstelling kan krijgen, vindt u in Bijlage 1 van de Gedelegeerde verordening 2015/1011. De transacties mogen over een periode van één kalenderjaar niet groter zijn dan daar is vermeld.

Toezicht op registratieplicht

Team POSS controleert of de marktdeelnemers zich hebben laten registreren. Gaat het om de aanvraag van een uitvoervergunning voor categorie II-of III-stoffen, dan controleert de CDIU bij het behandelen van de aanvraag of een marktdeelnemer is geregistreerd.

Naar boven

6.7 Aantoonplicht legale doeleinden in bepaalde situaties

Bij het binnenbrengen van geregistreerde stoffen in de Unie moet de marktdeelnemer in een aantal situaties op verzoek van de Douane, kunnen aantonen dat de stoffen legale doeleinden hebben. De Douane kan de aantoonplicht opleggen voor geregistreerde stoffen:

  • bij binnenbrengen

  • bij lossing en overlading

  • die tijdelijk zijn opgeslagen

  • die bestemd zijn voor opslag in een vrije zone

  • die bestemd zijn voor opslag

  • die geplaatst zijn onder de regeling extern Uniedouanevervoer

Alleen aantoonplicht bij aanleiding

De Douane vraagt alleen om het aantonen van de legale doeleinden als daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld als er sprake is van (een vermoeden van) onregelmatigheden of in het geval van geplande controles.

Drie manieren aantonen legale doeleinden

De legale doeleinden (artikel 8 Gedelegeerde verordening 2015/1011) worden aangetoond door het overleggen van een:

  • invoervergunning voor categorie I-stoffen of

  • afnemersverklaring voor categorie I- en II-stoffen of

  • schriftelijke verklaring voor alle categorieën stoffen

Schriftelijke verklaring legale doeleinden

Met de schriftelijke verklaring (bijlage II Gedelegeerde verordening 2015/1011) geeft de marktdeelnemer aan dat de geregistreerde stoffen het land van uitvoer op een juiste wijze hebben verlaten. Op deze verklaring verstrekt de marktdeelnemer daarnaast informatie over onder meer:

  • de marktdeelnemer

  • de exporteur

  • de importeur

  • de namen van de geregistreerde stoffen

Naar boven

6.8 Meldplicht verdachte transacties

De marktdeelnemers stellen de bevoegde instanties meteen in kennis van elk voorval dat kan wijzen op mogelijk misbruik van geregistreerde stoffen die zijn bestemd voor invoer en uitvoer. Deze verplichting geldt voor alle categorieën geregistreerde stoffen. In Nederland meldt de marktdeelnemer een verdacht voorval bij de FIOD. Voor dit doel is op internet een modelformulier te vinden.

Naar boven

6.9 Voorafgaande kennisgeving uitvoer

Voorafgaand aan de uitvoer van geregistreerde stoffen zenden de bevoegde instanties in de Unie een ‘voorafgaande kennisgeving van uitvoer’ aan de bevoegde instanties in het land van bestemming. De bevoegde instantie in Nederland is de CDIU.

Altijd voorafgaande kennisgeving uitvoer categorie I- en IV-stoffen

Voor categorie I-, en IV-stoffen zenden de autoriteiten de kennisgeving voor iedere uitvoer ongeacht het land van bestemming.

Voorafgaande kennisgeving uitvoer categorie II- en III-stoffen

Voor categorie II- en III-stoffen zenden de autoriteiten de kennisgeving voorafgaand aan de uitvoer alleen naar de landen van bestemming die zijn aangewezen in Gedelegeerde verordening 2015/1011. Deze landen zijn opgenomen in een lijst die op de EU-website van de Commissie wordt gepubliceerd.

  • Het eerste deel van de lijst ziet op de landen die een verplichte kennisgeving van uitvoer voor categorie II-stoffen eisen.

  • Het tweede deel van de lijst ziet op de landen die een verplichte kennisgeving van uitvoer voor categorie III-stoffen eisen

    .

Procedure bij voorafgaande kennisgeving uitvoer

De bevoegde instantie in het land van bestemming moet binnen 15 werkdagen reageren op de voorafgaande kennisgeving van uitvoer. In deze periode kunnen zij de bevoegde instantie in de Unie laten weten of de geregistreerde stoffen mogelijk bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen. Als de bevoegde instantie in het land van bestemming niet binnen 15 dagen reageert, kan de bevoegde instantie van de lidstaat van uitvoer een uitvoervergunning afgeven. De bevoegde instantie in Nederland is de CDIU.

Geen toezicht door Douane op voorafgaande kennisgeving

De Douane controleert niet of de voorafgaande kennisgeving van uitvoer heeft plaatsgevonden. De Douane controleert namelijk bij de uitvoer op de verplichte uitvoervergunning.

Naar boven

6.10 Uitvoervergunning categorie I-, II-, III- en IV-stoffen

Voor de uitvoer van geregistreerde stoffen is -met uitzondering van eventuele vrijstellingen- een uitvoervergunning vereist (artikel 12, lid 1 Verordening 111/2005). Voor de toepassing van Verordening 111/2005 is ‘uitvoer’ een ruim begrip.

Naar boven

6.10.1 Wanneer is uitvoervergunning verplicht?

Een uitvoervergunning is vereist voor de uitvoer van geregistreerde stoffen:

  1. waarvoor een douaneaangifte verplicht is

  2. die het douanegebied verlaten na een verblijf van tien dagen of langer in een vrije zone

    (kent in Nederland geen toepassing)

Voor de uitvoer van geregistreerde stoffen met EU-status is een uitvoervergunning dus verplicht bij:

  • een aangifte voor plaatsing onder de douaneregeling uitvoer

  • een aangifte voor plaatsing onder de bijzondere regeling passieve veredeling

Voor de wederuitvoer van geregistreerde stoffen met de niet-EU-status is een uitvoervergunning verplicht bij:

  • een aangifte tot wederuitvoer van geregistreerde stoffen meer dan tien dagen na plaatsing onder de bijzondere regeling:

    • douane-entrepot

    • actieve veredeling

    • tijdelijke invoer

  • Dit zijn de regelingen waarvoor bij wederuitvoer een aangifte tot wederuitvoer moet worden gedaan

    .
  • de wederuitvoer van geregistreerde stoffen meer dan tien dagen later dan nadat ze waren geplaatst onder de regeling extern Uniedouanevervoer met als bestemming een derde land

    .
  • een aangifte tot wederuitvoer van geregistreerde stoffen meer dan tien dagen later dan nadat ze waren geplaatst in een vrije zone

    (kent in Nederland geen toepassing).
Naar boven

6.10.2 Vrijstellingen uitvoervergunning

In diverse situaties die onder het begrip uitvoer vallen, zijn vrijstellingen voor de uitvoervergunning:

  1. wederuitvoer categorie I-, II-, III- en IV-stoffen.

  2. uitvoer categorie III- stoffen naar bepaalde landen van bestemming.

  3. wederuitvoer na tijdelijk opslag.

Let op!

Geen vrijstelling reizigersbagage en post-, pakket-, en koerierszendingen

Er is voor geregistreerde stoffen geen vrijstelling van de vergunningplicht bij uitvoer in reizigersbagage en post-, pakket-, en koerierszendingen. In deze gevallen is schriftelijke aangifte verplicht (artikel 143 en 144 GVo. DWU).

Vrijstelling wederuitvoer wetgeving categorie I-, II- III- en IV-stoffen

Er is geen uitvoervergunning verplicht voor wederuitvoer van alle categorieën geregistreerde stoffen met de niet-EU-status wanneer die:

  • het douanegebied van de Unie verlaten binnen tien dagen, nadat zij zijn opgeslagen in een vrije zone.

  • worden wederuitgevoerd binnen tien dagen nadat zij onder een bijzondere regeling

(artikel 12 Verordening 111/2005)

De Douane controleert de opslagduur van de geregistreerde stoffen en beoordeelt of de marktdeelnemer vrijstelling heeft voor de uitvoervergunning. In het proces klantmanagement worden afspraken met vergunninghouders gemaakt om de termijn van tien dagen te kunnen bewaken.

De marktdeelnemer kan geregistreerde stoffen met de niet-EU-status bij binnenkomst in het douanegebied van de Unie de regeling wederuitvoer geven. Hij kan die stoffen met gebruik van de regeling extern Uniedouanevervoer overbrengen naar de plaats waar ze het douanegebied van de Unie verlaten. Voordat ze de Unie verlaten, moet hij kennis geven van de wederuitvoer. Het douanekantoor waar de marktdeelnemer de kennisgeving moet doen, bewaakt de termijn van tien dagen.

Vrijstelling categorie III-stoffen naar bepaalde landen van bestemming

Er is een vrijstelling van de vergunningplicht bij uitvoer voor categorie III-stoffen wanneer voor de uitvoer naar dat bestemmingsland geen voorafgaande kennisgeving van uitvoer verplicht is. Dat zijn de landen die niet voorkomen in Bijlage onderdeel II. Alleen als een land van bestemming in deze bijlage wel wordt genoemd, is een voorafgaande kennisgeving en uitvoervergunning voor categorie III-stoffen dus verplicht.

Vrijstelling wederuitvoer na tijdelijk opslag

Geregistreerde stoffen met de niet-EU-status die over zee of door de lucht het douanegebied van de Unie binnenkomen, worden bij binnenkomst aangemerkt als goederen in tijdelijke opslag. Dat blijft zo tot het tijdstip waarop ze een douaneregeling krijgen. Alleen voor te lossen goederen moet de marktdeelnemer een summiere aangifte doen. Ze kunnen na lossing worden opgeslagen in een ruimte voor tijdelijke opslag op de plaats van binnenkomst.

Bij wederuitvoer van geregistreerde stoffen in tijdelijke opslag is een douaneaangifte niet nodig. Een kennisgeving van de voorgenomen wederuitvoer is dan voldoende (artikel 263, lid 3 DWU). Dat is mogelijk als geregistreerde stoffen met de niet-EU-status op de plaats van binnenkomst worden geladen in een ander schip of een ander vliegtuig waarmee ze het douanegebied van de Unie verlaten. Dat kan direct na de lossing bij binnenkomst maar ook na opslag in de ruimte voor tijdelijke opslag.

De summiere aangifte en de kennisgeving vallen niet onder de douaneaangifte. Voor de wederuitvoer van geregistreerde stoffen is een uitvoervergunning dan ook niet vereist (artikel 12, lid 1, eerste alinea Verordening 111/2005).

De Douane kan wel toezicht houden op deze wederuitvoer. Bij binnenkomst in het douanegebied voor tijdelijke opslag moet de marktdeelnemer de legale doeleinden kunnen aantonen bij de Douane. De Douane zal hierom vragen als daar aanleiding toe is.

Naar boven

6.10.3 Afgifte, overleggen, model, geldigheidsduur en vertaling

Afgifte uitvoervergunning

De bevoegde instantie van de lidstaat waar de exporteur gevestigd is, geeft de uitvoervergunning af. In Nederland is dat de CDIU. De lijst met de bevoegde instanties van de andere lidstaten is opgenomen als bijlage. De uitvoervergunning is geldig in alle lidstaten van de Unie.

Model uitvoervergunning

In Bijlage III van Uitvoeringsverordening 2015/1013 vindt u het model voor de uitvoervergunning. De lay-out mag niet worden gewijzigd. De uitvoervergunning bestaat uit vier exemplaren:

  • Exemplaar 1 wordt bewaard door de instantie die de vergunning afgeeft.

  • Exemplaren 2 en 3 worden bij de geregistreerde stoffen gevoegd. De marktdeelnemer legt deze exemplaren over op het douanekantoor waar hij de aangifte tot uitvoer of de aangifte of kennisgeving tot wederuitvoer doet en op het douanekantoor van uitgang.

    • De Douane op het kantoor van uitgang zendt exemplaar 2 terug naar de instantie die de vergunning heeft afgegeven.

    • Exemplaar 3 blijft bij de geregistreerde stoffen tot aan het land van invoer. Exemplaar 3 is bedoeld voor de bevoegde instanties van het land van invoer.

  • Exemplaar 4 wordt bewaard door de exporteur.

Verplicht overleggen uitvoervergunning

Als de aangever aangifte doet voor de uitvoer van de geregistreerde stoffen moet hij ook de uitvoervergunning overleggen (artikel 14 Verordening 111/2005). De uitvoervergunning is een verplicht bescheid. Als bij wederuitvoer van geregistreerde stoffen met de niet-EU-status geen douaneaangifte nodig is, maar een kennisgeving van de wederuitvoer voldoende is, moet de aangever de uitvoervergunning op het douanekantoor van uitgang overleggen.

De geldigheidsduur uitvoervergunning

De uitvoervergunning is zes maanden geldig vanaf de datum van afgifte. De geregistreerde stoffen moeten het douanegebied van de Unie hebben verlaten binnen de geldigheidsperiode van de uitvoervergunning. De geldigheidsduur staat op de vergunning.

Vertaling uitvoervergunning

Wanneer een uitvoervergunning aan de Douane wordt overgelegd die door een bevoegde instantie van een andere lidstaat is afgegeven, stelt de exporteur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel of van alle informatie in de vergunning beschikbaar.

Naar boven

6.10.4 Bijzonderheden reisweg en vervoermiddel

Bij de uitvoer van geregistreerde stoffen moet de marktdeelnemer bijzonderheden over de reisweg en het vervoermiddel opgeven (artikel 14 Verordening 111/2005). Als die informatie niet in de aanvraag voor de uitvoervergunning staat, vermeldt de vergunningverlenende instantie (in Nederland de CDIU) in vak 21 op de uitvoervergunning dat de marktdeelnemer verplicht is deze informatie door te geven aan het douanekantoor van uitgang vóór het fysieke vertrek van de zending.

De Douane van het douanekantoor van uitgang vult de informatie in op de uitvoervergunning en plaatst een stempel op de vergunning in vak 22.

Naar boven

6.10.5 Vereenvoudigde procedure uitvoervergunning categorie III-stoffen

Als een exporteur vaak één specifieke geregistreerde categorie III-stof uitvoert naar dezelfde importeur in hetzelfde derde land van bestemming, kan hij gebruikmaken van een vereenvoudigde procedure. De bevoegde instantie geeft dan op verzoek een uitvoervergunning af voor de totale hoeveelheid die de exporteur wil uitvoeren in een specifieke periode van zes of twaalf maanden (artikel 19 Verordening 111/2005, artikel 12 Gedelegeerde verordening 2015/1011 en artikel 11 Uitvoeringsverordening 2015/1013).

De marktdeelnemer vermeldt het nummer van de vergunning en de tekst ‘vereenvoudigde procedure voor het verlenen van een uitvoervergunning’ op de douaneaangifte. Als het douanekantoor waar hij de douaneaangifte doet, niet het douanekantoor van uitgang is, vermeldt de marktdeelnemer deze informatie op de documenten die bij de zending zijn gevoegd.

De vereenvoudigde uitvoervergunning wordt opgemaakt op drie (1, 2 en 4) exemplaren:

  • Exemplaar 1 wordt bewaard door de afgevende instantie.

  • Exemplaar 2 vergezelt de categorie III-stof. Op de achterzijde van exemplaar 2 vermeldt de exporteur per exporttransactie:

    • de hoeveelheid uit te voeren stof

      ;
    • de hoeveelheid categorie III-stof die nog voor export beschikbaar is

      ;
    • de gegevens van de douaneaangifte De marktdeelnemer overlegt dit exemplaar op het douanekantoor waar hij de aangifte tot uitvoer of de aangifte of kennisgeving tot wederuitvoer doet. Dit kantoor bevestigt de gegevens van de exporttransactie, vult het voor de douane bestemde vak 27 op de achterzijde van exemplaar 2 in en stuurt of geeft het exemplaar terug aan de exporteur.

  • Exemplaar 4 wordt bewaard door de exporteur.

Naar boven

6.11 Invoervergunning categorie I-stoffen

Alleen voor de ‘invoer’ van categorie I-stoffen is -op enkele uitzonderingen na- een invoervergunning vereist (artikel 20 Verordening 111/2005).

In de bijlage bij dit voorschrift vindt u een stroomschema voor het vaststellen van een vergunningplicht bij de invoer van categorie I-stoffen.

Naar boven

6.11.1 Situaties waarbij invoervergunning verplicht is

Bij de invoer van categorie I-stoffen is een invoervergunning verplicht bij binnenkomst in het douanegebied van de Unie in de volgende situaties:

  • plaatsing onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen

  • plaatsing onder de bijzondere regeling:

    • douane-entrepot

    • actieve veredeling

    • tijdelijke invoer

  • plaatsing onder de regeling extern douanevervoer, TIR-overeenkomst, ATA-overeenkomst, Rijnvaartmanifest, Formulier 302 en postzendingen

De aangiften tot plaatsing van een categorie I-stof onder een douaneregeling of bijzondere regeling moet de marktdeelnemer doen bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de categorie I-stoffen zich bevinden.

Geen uitzonderingen invoer via reizigersbagage en post-/pakket-/koerierszendingen

Er is voor categorie I-stoffen geen vrijstelling van de vergunningplicht bij invoer in reizigersbagage. Er moet voor de invoer van categorie I-stoffen een schriftelijke aangifte worden gedaan (artikel 142, letter c GVo. DWU). Bij postzendingen is bij de aangifte geen beperkte gegevensset toegestaan (artikel 144 GVo. DWU).

Naar boven

6.11.2 Situaties waarbij invoervergunning niet verplicht is

Bij binnenkomst in het douanegebied van de Unie is een invoervergunning voor de invoer van categorie I-stoffen niet nodig (artikel 20 Verordening 111/2005) bij:

  • lossing of overlading

  • tijdelijke opslag

  • opslag in een vrije zone (zijn er niet in Nederland)

  • plaatsing onder de regeling extern Uniedouanevervoer

In de bijlage bij dit voorschrift vindt u een stroomschema voor het vaststellen van een vergunningplicht bij de invoer van categorie I-stoffen.

Alleen voor extern Uniedouanevervoer vrijstelling

De vrijstelling van de invoervergunningplicht geldt alleen voor extern Uniedouanevervoer. Voor de andere vormen van extern douanevervoer (TIR-overeenkomst, ATA-overeenkomst, Rijnvaartmanifest, Formulier 302 en postzendingen (artikel 226 DWU)), is dus wel een invoervergunning nodig.

Aantonen legale doeleinden

In de situaties waarin een invoervergunning bij de invoer van categorie I-stoffen niet nodig is, moet de marktdeelnemer wel de legale doeleinden van de stoffen kunnen aantonen. De Douane vraagt daar alleen om als daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij onregelmatigheden.

Naar boven

6.11.3 Afgifte, overleggen, model, geldigheidsduur en vertaling

Afgifte invoervergunning

Alleen marktdeelnemers die zijn gevestigd in de Unie kunnen een vergunning krijgen voor de invoer van categorie I-stoffen. De bevoegde instantie van de lidstaat waar de importeur is gevestigd, geeft de vergunning af. Voor Nederland is dat de CDIU. De lijst met de bevoegde instanties van de andere lidstaten vindt u bij dit voorschrift. De vergunning is geldig in alle lidstaten van de Unie.

Model invoervergunning

In Bijlage IV van Uitvoeringsverordening 2015/1013 vindt u het model voor de invoervergunning. De lay-out mag niet worden gewijzigd.

De invoervergunning bestaat uit vier exemplaren:

  • Exemplaar 1 wordt bewaard door de afgevende instantie.

  • Exemplaar 2 wordt door de afgevende instantie naar de bevoegde instantie van het land van uitvoer gestuurd.

  • Exemplaar 3 moet door de marktdeelnemer overgelegd worden bij aangifte voor een douaneprocedure voor de invoer. Het exemplaar blijft bij de geregistreerde stoffen vanaf de plaats van binnenkomst in het douanegebied tot de bedrijfsruimten van de importeur of de uiteindelijke ontvanger. De importeur of de ontvanger stuurt dit exemplaar naar de instantie die de vergunning heeft afgegeven.

  • Exemplaar 4 wordt bewaard door de importeur.

Verplicht overleggen invoervergunning

Als de aangever douaneaangifte doet voor de invoer van de categorie I-stoffen moet hij ook de invoervergunning overleggen (artikel 22 Verordening 111/2005). De invoervergunning is een verplicht bescheid.

Geldigheidsduur invoervergunning

De invoervergunning is zes maanden geldig vanaf de datum van afgifte. De geldigheidsduur staat op de vergunning. De categorie I-stoffen moeten het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen binnen de geldigheidsperiode van de invoervergunning.

Vertaling invoervergunning

Wanneer de invoervergunning in een andere lidstaat is afgegeven, stelt de importeur op verzoek een gewaarmerkte vertaling van een deel of van alle informatie in de vergunning beschikbaar.

Naar boven