Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.41.00 Vereenvoudigingsmaatregelen; Doorlopende zekerheid

2 De aanvraag van de vergunning doorlopende zekerheid.

De procedure zoals beschreven in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek (algemene voorwaarden) is van toepassing. In dit onderdeel gaan we in op de specifieke eisen voor deze vereenvoudiging.

Zoals al aangegeven bestaan er twee soorten vergunningen doorlopende zekerheid namelijk:

  • vergunning doorlopende zekerheid voor goederen met verhoogd frauderisico;

  • vergunning doorlopende zekerheid/ontheffing zekerheid voor goederen zonder verhoogd frauderisico.

Het verschil tussen beide vergunningen wordt bepaald door de term frauderisico.

In bijlage 44quater van TVo. CDW is een overzicht opgenomen welke goederen onder het begrip frauderisico vallen.

Voor beide vergunningen is het aanvraagformulier te downloaden op www.douane.nl.

Naar boven

2.1 Beoordelen van vergunningaanvraag.

Door degene die bevoegd is tot het afgeven van de vergunning wordt de aanvraag beoordeeld. Het beoordelen van de aanvraag dient te geschieden aan de hand van de vastgestelde vragenlijst en de daarbij behorende toelichting. De vragenlijst en toelichting zijn opgenomen in bijlage 1 van dit onderdeel.

Naar boven

2.2 Zekerheid, vermindering en ontheffing niet-frauderisico goederen

Indien wordt vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de algemene eisen, zoals bedoeld in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek, zal de afgifte van een vergunning doorlopende zekerheid voor niet-frauderisico goederen met ontheffing van zekerheidsstelling kunnen worden toegestaan artikel 380 TVo. CDW.

Wil de aanvrager voor vermindering van het bedrag aan zekerheid in aanmerking komen, dan moet hij voldoen aan de criteria die zijn gesteld in artikel 380, lid 2, TVo. CDW.
Deze criteria zijn ook opgenomen in de vragenlijst en de toelichting van bijlage 1 van dit onderdeel.

Ook is het mogelijk om in bepaalde gevallen ontheffing van de zekerheidstelling te verlenen artikel 380, lid 3, TVo. CDW. Zie ook de eerder aangehaalde bijlage 3 van dit onderdeel

De criteria zoals genoemd in artikel 380, leden 2 en 3, TVo. CDW zijn nader uitgewerkt in bijlage 46ter TVo. CDW en uit praktische overweging ook integraal opgenomen in de toelichting van de vragenlijst (bijlage 1 van dit onderdeel). In de bijlagen 1b en 1c is een overzicht van de criteria opgenomen met de aanduidingen van de eisen die gelden voor de verschillende vormen van zekerheid en matiging.

Naar boven

2.3 Zekerheid en vermindering frauderisico goederen

Indien wordt vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de algemene eisen, zoals bedoeld in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek, en op grond van artikel 381 TVo. CDW kan aantonen dat hij:

  • financieel gezond is;

  • voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling douanevervoer;

  • een hoog niveau van samenwerking met de douane heeft bereikt, of

  • controle heeft over het vervoer,

zal de vergunning doorlopende zekerheid voor frauderisico goederen met een vermindering van 50% of 30% van het referentiebedrag aan zekerheid kunnen worden toegestaan.

Wil de aanvrager voor matiging van het bedrag aan zekerheid in aanmerking komen, dan moet hij voldoen aan de criteria die zijn gesteld in artikel 381, lid 2, TVo. CDW.

Deze criteria zijn ook opgenomen in de vragenlijst en de toelichting van bijlage 1 van dit onderdeel.

De genoemde criteria zoals genoemd in artikel 381 TVo. CDW zijn nader uitgewerkt in bijlage 46ter TVo. CDW en uit praktische overweging ook integraal opgenomen in de toelichting van de vragenlijst (bijlage 1 van dit onderdeel).

Ontheffing van zekerheidsstelling geldt niet voor het externe communautair douanevervoer van frauderisico goederen.
(artikel 94, lid 4 CDW )

LET OP
De mogelijkheid om een tijdelijk verbod van het gebruik van de doorlopende zekerheid in te stellen blijft aanwezig (artikel 94, leden 6 en 7, CDW en artikel 381, lid 4, TVo. CDW). Indien de commissie hiertoe besluit dan zal dit via de gebruikelijke wijze kenbaar worden gemaakt.
Van deze mogelijk wordt op dit moment geen gebruik gemaakt.

Naar boven

2.4 De afgifte van de vergunning

Nadat beoordeeld is of de aanvrager voldoet aan de gestelde eisen voor de vergunning, het referentiebedrag is vastgesteld en eventueel de hoogte van de vermindering of de ontheffing is bepaald, kan de vergunning worden afgegeven. In de vergunning moet onder andere worden opgenomen:

  • het referentiebedrag;

  • welke vermindering van toepassing is;

  • of er sprake is van ontheffing

  • dat het kantoor van zekerheidstelling de borg heeft aanvaard voordat van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.

Het model van beide vergunningen is opgenomen in het modellenboek en gemakshalve als bijlage 2 en 3 bij dit onderdeel.

Een gedateerd en ondertekend origineel van de vergunning wordt aan de houder toegezonden. Op verzoek kan per lokatie een kopie worden verstrekt.

Degene die de vergunning afgeeft draagt er tevens zorg voor dat een kopie van de vergunning wordt opgenomen in het klantdossier van deze klant en maakt een Klant Informatie Systeem-mutatieformulier op en zendt dit aan de medewerker die belast is met het actueel houden van het Klant Informatie Systeem.

De overige bepalingen voor het afgeven van de vergunning zoals omschreven in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek, zijn van overeenkomstige toepassing.

Omdat het zekerheidskantoor de nodige handelingen met betrekking tot de zekerheidstelling moet verrichten, is het nodig dat zij een kopie van de vergunning krijgen. Afhankelijk van de lokale situatie kan het zekerheidskantoor ook om andere formulieren vragen zoals mutatieformulier Klant Informatie Systeem, kopie vragenlijst (bijlage 1 van onderdeel 14.40.00 en bijlage 2 van onderdeel 27.00.00 van dit Handboek.

Naar boven