14.41.00 Vereenvoudigingsmaatregelen; Doorlopende zekerheid
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Als vereenvoudiging in het douanevervoer is opgenomen het gebruik van de vergunning doorlopende zekerheid. In de vernieuwde wetgeving is per 1 januari 2001 voor goederen met een verhoogd frauderisico en per 1 juli 2001 voor de overige goederen, de dooorlopende zekerheid gebonden aan een vergunning.
Naast de algemene voorwaarden van de artikelen 372 tot en met 378 TVo. CDW (beschreven in onderdeel 14.40.00 van dit Handboek) gelden voor de vergunning doorlopende zekerheid een aantal gemeenschappelijke- en specifieke bepalingen.
Allereerst wordt er een onderscheid gemaakt in de doorlopende zekerheid.
Zo is er een aparte vergunning doorlopende zekerheid voor frauderisico goederen en een voor de overige goederen.
In dit onderdeel zullen beide vergunningen apart beschreven worden met daarbij voor beide vergunningen de specifieke eisen die daar voor gelden.
In de wijzigingen van de Overeenkomst Gemeenschappelijk Dounevervoer zijn eensluidende bepalingen opgenomen. De bepalingen zullen niet beschreven worden, maar zijn van overeenkomstige toepassing.
1.2 De gemeenschappelijke bepalingen
De gemeenschappelijke bepalingen staan verwoord in artikel 379 TVo. CDW, zijnde de bepalingen die gaan over het vaststellen van het referentiebedrag.
Het begrip referentiebedrag is nieuw.
Het referentiebedrag stemt overeen met het hoogste bedrag van de douaneschuld die kan ontstaan ten aanzien van de door de
aangever in een periode van tenminste een week onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen.
Voor de berekening van de hoogte van het referentiebedrag, wordt rekening gehouden met het hoogste bedrag aan rechten en heffingen in de lidstaat van het kantoor van zekerheidstelling dat op de goederen verschuldigd is.
Het referentiebedrag wordt door het kantoor van zekerheidstelling in samenwerking met betrokkene vastgesteld. Dat gebeurt op basis van in het verleden vervoerde goederen en van de raming van de omvang van de te verrichten communautaire douanevervoer. Een en ander dient te blijken uit de administratie van betrokkene.
Het kan zijn dat de berekening van het referentiebedrag wordt beïnvloed door bijvoorbeeld seizoensinvloeden, piekvorming et cetera. Uitgangspunt is dat altijd het hoogste referentiebedrag berekend wordt, waardoor de betrokkene nooit boven het referentiebedrag kan uitkomen tijdens seizoensinvloeden, piekvorming et cetera.
Omdat in samenwerking met betrokkene het referentiebedrag wordt vastgesteld, kan er in genoemde situaties een discussiepunt ontstaan over de hoogte van het door ons vastgestelde referentiebedrag en de wens van betrokkene.
Voorbeeld:
In december heeft bedrijf X een topmaand als het gaat om het vervoer van goederen onder de regeling douanevervoer. Hierbij
wordt driemaal zoveel goederen vervoerd als normaal. Bij de vaststelling van het referentiebedrag wordt dus uitgegaan van
een week in deze piekmaand. Hiermee zal betrokkene het niet zo snel eens zijn omdat dit slechts een beperkte periode is en
hij dus een onevenredig hoog bedrag aan zekerheid moet stellen. Omdat opgenomen is dat in samenwerking met betrokkene de hoogte
van het referentiebedrag dient te worden vastgesteld, zal er een oplossing gezocht moeten worden.
Men kan hierbij denken aan:
-
Het referentiebedrag bepalen op basis van een week van de overige maanden waardoor het referentiebedrag lager uitkomt dan als we dat zouden berekenen op basis van een piekmaand. Als er dan sprake is van een piekperiode dan zou de betrokkene kunnen kiezen uit de volgende mogelijkheden:
-
een tijdelijke verhoging van het referentiebedrag tot het bedrag wat ten hoogste verschuldigd kan worden op basis van een week in de piekmaand, of
-
gebruikmaking van de standaardprocedure voor die transporten wanneer het referentiebedrag wordt overschreden.
-
-
In goed overleg met betrokkene zal men een passende oplossing dienen te vinden.