Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

2 Loon, pensioen, uitkeringen en afkoopsommen

2.1 Verschillende soorten inkomsten die u moet aangeven

Er zijn verschillende soorten inkomsten die u moet aangeven in uw aangifte inkomstenbelasting, zoals loon, uitkeringen, pensioen en partneralimentatie. Deze inkomsten tellen mee bij de berekening van uw belasting in box 1: werk en woning. Daarnaast wordt dit inkomen gebruikt voor het berekenen van uw drempel voor bepaalde aftrekposten en de hoogte van uw heffingskortingen.

Het kan gaan om de volgende inkomsten:

  • inkomsten uit loondienst

    . Hieronder vallen uw loon en bijvoorbeeld een ziektewetuitkering of een stagevergoeding.

  • pensioen, (periodieke) uitkeringen of afkoopsommen daarvan

  • Hieronder valt bijvoorbeeld WW, bijstand of een pensioen, maar ook alimentatie of andere periodieke uitkeringen. Het kan ook gaan om een lijfrente-uitkering of een afkoopsom daarvan

  • overige inkomsten, zoals een uitkering of afkoopsom van een kapitaalverzekering die al bestond voor 2000 (geen kapitaalverzekering eigen woning)

Woont u in Nederland, maar werkt u buiten Nederland? Of krijgt u een pensioen of een uitkering uit een ander land dan Nederland? Dan moet u deze inkomsten toch in Nederland aangeven. Ook als u al belasting betaalt buiten Nederland. U krijgt dan meestal aftrek om dubbele belasting te voorkomen, zodat u niet dubbel belasting betaalt over deze inkomsten. Kijk voor meer informatie hierover in het hoofdstuk ‘Te verrekenen belasting'.

In dit hoofdstuk leest u welke inkomsten u precies moet aangeven, waarmee u rekening moet houden en welke inkomsten u niet hoeft aan te geven.

U woont buiten Nederland

Als u buiten Nederland woont, betaalt u in Nederland alleen belasting over uw inkomsten uit Nederland. Uw niet-Nederlandse inkomsten zijn voor de aangifte alleen van belang om uw wereldinkomen te berekenen, bijvoorbeeld om te bepalen of u kwalificerend buitenlands belastingplichtig bent. Als u premieplichtig bent, worden de niet-Nederlandse inkomsten ook gebruikt voor het berekenen van uw premie-inkomen.

Naar boven

2.2 Inkomsten uit loondienst

Onder inkomsten uit loondienst vallen uw loon en bijvoorbeeld een ziektewetuitkering of een stagevergoeding. Hierover houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie loonheffing in. Het gaat ook om sommige inkomsten waarop geen loonheffing is ingehouden, zoals fooien.

Als u in loondienst werkt, mag u misschien uw reiskosten aftrekken. Zie hoofdstuk 'Reisaftrek openbaar vervoer’.

Let op!

Werkt u niet in loondienst, bijvoorbeeld als freelancer, gastouder, artiest of beroepssporter? En wordt op deze inkomsten geen loonheffing ingehouden? Dan moet u deze inkomsten aangeven als inkomsten uit overig werk of als winst uit onderneming. Als u premieplichtig bent, worden de niet-Nederlandse inkomsten ook gebruikt voor het berekenen van uw premie-inkomen.

Naar boven

2.2.1 Wat valt onder inkomsten uit loondienst?

Onder inkomsten uit loondienst vallen de volgende inkomsten:

  • loon

  • ziektewetuitkeringen die u de 1e 2 jaar van uw ziekte krijgt, dus geen WIA- of WAO-uitkeringen

  • uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg, bijvoorbeeld zwangerschaps-, bevallings- en calamiteitenverlof, uitkeringen op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking en uw eventuele aanvullingen hierop

  • stagevergoedingen

  • loon dat wordt doorbetaald door het UWV, bijvoorbeeld omdat uw werkgever failliet is gegaan

  • fooien waarop uw werkgever geen loonheffing hoeft in te houden

  • buitenlands loon

  • uw eigen deel van (de inkomsten uit) een onverdeelde boedel

Let op!

Fooien moet u soms ook aangeven. Zie 'Inkomsten uit loondienst waarop geen loonheffing is ingehouden'. De volgende inkomsten zijn geen inkomsten uit loondienst:

Jaaropgaaf

Werkt u in loondienst of hebt u een ziektewetuitkering? Dan krijgt u van uw werkgever of uitkeringsinstantie een jaaropgaaf. Hierop staan de bedragen die u moet invullen in uw aangifte.

Het gaat dan om:

  • uw loon of ziektewetuitkering

  • de ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen (loonheffing)

  • de arbeidskorting

Naar boven

2.2.2 Gebruikelijk loon bij aanmerkelijk belang

Werkt u in een vennootschap waarin u een aanmerkelijk belang hebt? Of stelt u vermogen beschikbaar aan een vennootschap waarin u, uw fiscale partner of 1 van uw ouders aanmerkelijkbelanghouder én werknemer is? Dan geldt voor u de zogenoemde gebruikelijkloonregeling. U moet dan het gebruikelijk loon aangeven als inkomsten uit loondienst. Daarmee bedoelen wij het loon dat normaal is voor het niveau en de duur van uw arbeid.

Uw gebruikelijk loon is het hoogste van de volgende bedragen:

  • het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking

  • het loon van de meestverdienende werknemer van de vennootschap waarin u een aanmerkelijk belang hebt

  • het loon van de meestverdienende werknemer van een verbonden vennootschap

  • 56.000

Uw gebruikelijk loon is lager in de volgende situaties:

  • U kunt aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 56.000. U stelt dan het loon gelijk met het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.

  • U kunt aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het loon van de meest verdienende werknemer van de bv waarin u een aanmerkelijk belang hebt of van een verbonden vennootschap. U stelt dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking op het een minimum van € 56.000.

Kunt u aantonen dat het gebruikelijk loon € 5.000 of lager is? Dan geeft u het lagere loon aan dat u voor uw werk kreeg. De grens van € 5.000 geldt voor het totaal van uw werkzaamheden voor alle vennootschappen of coöperaties waarin u een aanmerkelijk belang had. De grens geldt dus niet per onderneming.

Wat is een verbonden vennootschap?

Een verbonden vennootschap is een vennootschap:

  • die voor ten minste 33,33% belang heeft in de vennootschap waarin u zelf een aanmerkelijk belang hebt

  • waarin de vennootschap waarin u zelf een aanmerkelijk belang hebt voor ten minste 33,33% belang heeft

  • waarin een andere vennootschap voor ten minste 33,33% een belang heeft, terwijl die andere vennootschap ook voor 33,33% belang heeft in de vennootschap waarin u zelf een aanmerkelijk belang hebt

Naar boven

2.2.3 Inkomsten uit loondienst waarop geen loonheffing is ingehouden

Bij uw inkomsten horen ook sommige inkomsten waarop geen loonheffing wordt ingehouden. U moet deze inkomsten aangeven bij uw inkomsten uit loondienst als uw werkgever hier bij uw jaaropgaaf geen rekening mee heeft gehouden. Het gaat om:

  • fooien die u krijgt

  • voordelen die u van anderen dan uw werkgever krijgt

Naar boven

2.2.4 Vrijgestelde inkomsten van een internationale volkenrechtelijke organisatie

Hebt u inkomsten als (oud-)werknemer bij een internationale volkenrechtelijke organisatie? Dan zijn uw inkomsten misschien vrijgesteld van belasting in Nederland.

De inkomsten zijn vrijgesteld als u werkt bij bijvoorbeeld:

  • de Europese Unie

  • de Verenigde Naties

  • de NAVO

  • het Internationaal Gerechtshof

  • het Europees Octrooibureau

  • de ESA/ESTEC

  • Justitie op Curaçao als Nederlands ambtenaar

De vrijgestelde inkomsten tellen niet mee bij het berekenen van uw inkomstenbelasting. Wel tellen ze mee bij het bepalen van bijvoorbeeld de drempel voor bepaalde aftrekposten, de hoogte van uw heffingskortingen en andere inkomensafhankelijke regelingen zoals zorgtoeslag.

Pensioen dat u ontvangt van de Europese Unie is vrijgesteld van belasting in Nederland. Pensioenen van andere internationale volkenrechtelijke organisaties zijn wel belast.

Let op!

Bent u als VN-militair uitgezonden en maakt u deel uit van een stabilisatiemacht onder leiding van de NAVO? Dan is uw inkomen wel belast. Uw onkostenvergoeding van de VN is mogelijk niet belast. Meer informatie hierover kunt u krijgen bij uw werkgever.

Naar boven

2.3 Pensioen, (periodieke) uitkeringen en afkoopsommen daarvan

Krijgt u een uitkering, zoals pensioen, AOW of WW? Dan hebt u inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Hierover houdt uw werkgever of uitkeringsinstantie loonheffing in.

U moet ook periodieke uitkeringen aangeven waarover nog geen loonheffing is ingehouden, bijvoorbeeld partneralimentatie. Het gaat ook om afkoopsommen van deze periodieke uitkeringen. Kosten die u maakte om deze uitkeringen te krijgen of te houden, mag u aftrekken.

Ontvangt u lijfrente-uitkeringen van een verzekeraar, bank of beheerder van een beleggingsinstelling? Of een afkoopsom daarvan? Dan moet u deze inkomsten ook aangeven. Op deze uitkeringen wordt in de meeste gevallen loonheffing ingehouden. Welk bedrag van de lijfrente-uitkering of afkoopsom u moet aangeven, hangt af van uw situatie. Hierover leest u meer bij 'Lijfrente-uitkeringen en afkoopsommen daarvan'.

Naar boven

2.3.1 Pensioen, uitkeringen en afkoopsommen daarvan

U moet de volgende uitkeringen en afkoopsommen in uw aangifte invullen:

  • pensioen en wachtgeld

  • een ontslaguitkering

  • VUT-, AOW-, Anw-, WW-, WAO-, WIA- (WGA- of IVA-uitkering), Waz-, IOAW-, en IOAZ-uitkeringen

  • uitkeringen Participatiewet

  • uitkeringen Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

  • andere uitkeringen door arbeidsongeschiktheid en uitkeringen uit verplichte beroepspensioenregelingen

  • invaliditeitspensioen

  • alimentatie voor uzelf die u via de Sociale Dienst hebt gekregen

  • premies voor werkaanvaarding

  • lijfrente-uitkeringen

  • de afkoopsom van een lijfrente

  • de afkoopsom van een pensioen

  • de afkoopsom van een stamrecht

  • periodieke uitkeringen (en afkoopsommen daarvan) uit een verzekering die u zelf hebt afgesloten voor invaliditeit, ziekte of een ongeval

  • zwangerschapsuitkering zelfstandigen

  • pensioen of uitkeringen buiten Nederland
  • uw deel van (de inkomsten uit) een onverdeelde boedel
Naar boven

2.3.2 Periodieke uitkeringen waarop geen loonheffing is ingehouden

Over partneralimentatie en sommige andere periodieke uitkeringen wordt geen loonheffing ingehouden. Over deze uitkeringen en afkoopsommen daarvan moet u nog belasting betalen. Kosten die u maakt om deze uitkeringen te krijgen of te behouden, mag u aftrekken.

Bij periodieke uitkeringen gaat het om:

  • partneralimentatie

  • periodieke overheidsbijdragen voor uw eigen woning (uitzondering hierop zijn de uitkeringen volgens de Wet bevordering eigenwoningbezit)

  • periodieke studietoelagen

    . Hiermee bedoelen we niet de studiefinanciering die u van de DUO krijgt.

  • lijfrente-uitkeringen waarop geen loonheffing is ingehouden en afkoopsommen daarvan

  • vergoedingen voor bedrijfsbeëindiging die u krijgt van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw

  • periodieke uitkeringen door het staken van uw onderneming

  • periodieke uitkeringen in plaats van (arbeids)inkomsten die u misloopt

  • periodieke uitkeringen door het staken of nalaten van werkzaamheden of diensten

  • periodieke uitkeringen uit een lijfrente die u krijgt omdat uw oudedagsreserve afneemt

  • periodieke uitkeringen die u onverplicht krijgt van een rechtspersoon (bijvoorbeeld een periodieke studietoelage van een familiestichting)

  • periodieke uitkeringen als schadeloosstelling voor het mislopen van inkomsten of als bijdrage in kosten van levensonderhoud

  • afkoopsommen van de genoemde periodieke uitkeringen

  • uw eigen deel van (de inkomsten uit) een onverdeelde boedel

Partneralimentatie

Onder partneralimentatie valt:

  • partneralimentatie ontvangen van uw ex-partner

  • ouderdomspensioen doorbetaald door uw ex-partner

  • afkoopsommen van partneralimentatie ontvangen van uw ex-partner

  • huur die uw ex-partner doorbetaalt voor de huurwoning

  • rente die uw ex-partner betaalt over uw deel van de eigenwoningschuld

  • bedragen voor verrekening van pensioenrechten of lijfrenten waarvoor premies zijn afgetrokken

  • het eigenwoningforfait van de woning waarvan uw ex-partner gedeeltelijk eigenaar is als u in de woning blijft wonen en uw ex-partner niet

Periodieke overheidsbijdragen voor uw eigen woning

Het gaat om de volgende overheidsbijdragen:

  • jaarlijkse bijdragen voor premiekoopwoningen

  • woninggebonden subsidies van de gemeente

Was er nog een andere eigenaar van de woning op de datum van 1e bewoning? Dan geldt het volgende:

  • Als u nog met de mede-eigenaar in de woning woont, geeft u een evenredig deel van de overheidsbijdrage aan. Bent u bijvoorbeeld voor de helft eigenaar? Dan geeft u de helft van de overheidsbijdrage aan. Dit geldt ook als de bijdrage alleen op uw naam wordt uitbetaald.

  • Als de mede-eigenaar niet (meer) in de woning woont, geeft u de volledige bijdrage aan.

Naar boven

2.3.3 Kosten om een uitkering te krijgen of te houden

Hebt u kosten gemaakt om een uitkering te krijgen of te houden? Bijvoorbeeld advocaatkosten, telefoonkosten, portokosten, reiskosten of incassokosten? Dan mag u voor de volgende uitkeringen deze kosten aftrekken:

  • bijstandsuitkeringen en vergelijkbare uitkeringen

  • uitkeringen aan verzets- en oorlogsslachtoffers

  • periodieke uitkeringen van een door u zelf gesloten verzekering bij invaliditeit, ziekte of een ongeval

  • uitkeringen uit een pensioenverzekering die u als ondernemer hebt afgesloten

  • lijfrentetermijnen en lijfrente-afkoopsommen

Naar boven

2.3.4 Uitkering of afkoopsom van een kapitaalverzekering die al bestond voor 2001

Krijgt u en/of uw fiscale partner een uitkering uit een kapitaalverzekering die op 31 december 2000 al bestond? En is de uitkering hoger dan het totaal van de betaalde premies? Dan is het verschil - het rentebestanddeel in de uitkering – belast als inkomen, tenzij u recht hebt op een vrijstelling.

Let op!

Een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning valt hier niet onder. Het belastbare deel van die uitkering geeft u aan als inkomen uit de eigen woning. Zie het hoofdstuk 'Eigen woning en restschuld vroegere eigen woning'.

Vrijstelling

U hebt recht op een eenmalige vrijstelling als u voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • U betaalt jaarlijks premies voor de kapitaalverzekering.

  • De hoogste premie op jaarbasis is niet meer dan 10 keer de laagste premie op jaarbasis.

Met 'jaar' bedoelen we een periode van 12 maanden, die begint te lopen vanaf het moment dat de uitkering is afgesloten.

De vrijstelling is nooit hoger dan € 123.428.

Hebt u in het verleden al een deel van deze vrijstelling gebruikt? Dan moet u de bovenstaande bedragen verminderen met het bedrag aan vrijstelling dat u al gebruikt hebt.

Let op!

Bestond de kapitaalverzekering al op 31 december 1991? En zijn het verzekerd kapitaal en de premies na die datum niet verhoogd? Dan is de volledige uitkering vrijgesteld als u ten minste 12 verzekeringsjaren achter elkaar premies hebt betaald. Een verhoging op grond van een clausule die op 31 december 1991 al op de polis stond, telt niet als 'verhoging'.

Onterecht te veel of te weinig premie betaald

Hebt u door een fout te veel of te weinig premies betaald? En is de hoogste premie op jaarbasis daardoor meer dan 10 keer de laagste premie op jaarbasis? Dan hebt u toch recht op de vrijstelling als de hoogste premie op jaarbasis niet meer is dan 11 keer de laagste premie op jaarbasis. Neem in dit geval contact op met uw verzekeraar.

De vrijstelling van uw fiscale partner gebruiken

Hebt u een fiscale partner in het jaar van uitkering? En staat de kapitaalverzekering alleen op uw naam? Dan kunt u samen met uw partner verzoeken om ook de vrijstelling van uw fiscale partner te gebruiken. Wij rekenen de uitkering dan voor de helft aan ieder van u toe, zodat u beiden voor dat deel uw eigen vrijstelling kunt gebruiken.

Voorbeeld

U hebt een kapitaalverzekering die is afgesloten op of na 1 januari 1992. U krijgt hieruit een uitkering van € 200.000. U hebt nog recht op uw volledige vrijstelling van € 123.428. Dit zou betekenen dat het rentebestanddeel van een deel van de uitkering belast is. U en uw fiscale partner kiezen er daarom voor om ook zijn vrijstelling te gebruiken. Wij behandelen de uitkering dan alsof ieder van u de helft heeft gekregen, dus € 100.000. Als uw fiscale partner nog een vrijstelling over heeft van minimaal € 100.000 is de volledige uitkering onbelast.

Naar boven

2.3.5 Hoe berekent u het belaste rentebestanddeel?

Hebt u geen recht op de vrijstelling? Dan is het rentebestanddeel het bedrag van de uitkering verminderd met het totaal van de betaalde premies.

Hebt u wel recht op een vrijstelling, maar is het bedrag van de uitkering hoger dan de vrijstelling? Dan berekent u het rentebestanddeel als volgt:

((uitkering - vrijstelling) / uitkering) x (uitkering - betaalde premies) = rentebestanddeel

Voorbeeld zonder fiscale partner

U krijgt een uitkering van € 200.000 uit een kapitaalverzekering waarvoor jaarlijks premies hebt betaald. U hebt voor deze verzekering € 80.000 aan premies betaald. U hebt nog nooit eerder de vrijstelling gebruikt, dus u hebt recht op een vrijstelling van € 123.428.

Het belaste rentebestanddeel is dan: ((€ 200.000 - € 123.428) / € 200.000 x (€ 200.000 - € 80.000) = € 45.943.

Voorbeeld met fiscale partner

U hebt een kapitaalverzekering die is afgesloten op 31 januari 2000, waarvoor u jaarlijks premies hebt betaald. U krijgt hieruit een uitkering van € 180.000. De verzekering staat alleen op uw naam. U hebt voor deze verzekering € 60.000 aan premies betaald. U hebt al eens eerder € 150.000 van uw vrijstelling gebruikt, waardoor u nu geen recht meer hebt op een vrijstelling.. Uw fiscale partner heeft zijn vrijstelling nog niet gebruikt en u kiest er samen voor om ook zijn vrijstelling te gebruiken. Hierdoor verdelen wij de uitkering en de betaalde premies over u beiden.

Het belaste rentebestanddeel is dan:

Uw deel: ((€ 90.000 / € 90.000 x (€ 90.000 - € 30.000) = € 60.000.

Omdat het deel van uw partner lager is dan de vrijstelling is er bij hem geen rente belast

Totaal belaste rentebestanddeel: € 60.000.

Vrijstelling voor bepaalde kapitaalverzekeringen

Voor de volgende verzekeringen kunt u recht hebben op een andere vrijstelling:

  • een kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij overlijden

  • een kapitaalverzekering die u voor 15 september 1999 hebt afgesloten

  • een kapitaalverzekering afgesloten vóór 1 januari 1992

Kijk voor meer informatie hierover in het hoofdstuk ‘Vermogen (box 3: sparen en beleggen)’.

Naar boven

2.3.6 Negatieve inkomsten

Als u loon of een uitkering ontvangt, geeft u deze inkomsten aan en betaalt u hierover belasting. Hebt u te veel loon of een te hoge uitkering gekregen? Of kreeg u ten onrechte loon of een uitkering? En moet u dit terugbetalen? Terugbetaling van deze inkomsten noemen wij 'negatief loon'. U kunt in sommige gevallen de belasting terugkrijgen die over de terugbetaalde inkomsten is ingehouden.

Uw werkgever of uitkeringsinstantie kan de terugbetaling op verschillende manieren verrekenen. Vraag bij uw werkgever of uitkeringsinstantie na hoe uw terugbetaling is verrekend.

Als uw werkgever of uitkeringsinstantie de terugbetaalde inkomsten verrekent met uw brutoloon of –uitkering, hoeft u niets te doen. U kunt de gegevens van uw jaaropgaaf gebruiken voor uw aangifte inkomstenbelasting.

Betaalt u (een deel van) de te veel of ten onrechte ontvangen inkomsten zelf terug? Dan kunt u de belasting hierover terugvragen bij uw aangifte door negatieve inkomsten op te geven.

Uitzonderingen

Misschien hoeft u de te veel of ten onrechte ontvangen inkomsten helemaal niet aan te geven in uw aangifte. Of misschien kunt u de terugbetaling als negatief loon aangeven in het jaar waarin u het loon of de uitkering ontving. Daarvoor moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • U kreeg het loon of de uitkering te goeder trouw.

  • U kunt aantonen dat u de te veel of ten onrechte ontvangen inkomsten helemaal hebt terugbetaald.

  • U trekt de terugbetaling van de ten onrechte ontvangen inkomsten in 2021 niet af van uw loon. Of u doet dat wel en gaat akkoord met het corrigeren van die aftrek.

Wilt u de terugbetaling van het loon of de uitkering verwerken in het jaar waarin u deze inkomsten had? Dan gelden de volgende voorwaarden:

  • U betaalt het loon of de uitkering terug voor 1 april van het jaar nadat u deze inkomsten had. Of u geeft voor deze datum door dat u deze inkomsten later in dat jaar terugbetaalt.

  • U gaat akkoord met het terugnemen van de aftrek als u in een ander jaar de terugbetaalde inkomsten hebt afgetrokken.

Naar boven

2.4 Lijfrente-uitkeringen en afkoopsommen daarvan

Ontvangt u lijfrente-uitkeringen of een afkoopsom van een verzekeraar, bank of beheerder van een beleggingsinstelling? Dan moet u hierover inkomstenbelasting betalen. Welk deel van uw lijfrente-uitkering of afkoopsom u moet aangeven, hangt af van de situatie. In de meeste gevallen houdt de verzekeraar, bank of beheerder van de beleggingsinstelling loonheffing in op uw uitkeringen of de afkoopsom. Deze ingehouden loonheffing geeft u ook aan in uw aangifte inkomstenbelasting.

Welk bedrag van de lijfrente-uitkering of afkoopsom u moet aangeven, hangt af van de situatie.

Let op!

Voldoet uw lijfrenteverzekering, lijfrenterekening, lijfrentebeleggingsrecht of een bepaalde verplichte beroepspensioenregeling niet meer aan de fiscale voorwaarden? Dan moet u ook een bedrag aangeven. Zie 'Uw lijfrente voldoet niet meer aan de voorwaarden'.

Naar boven

2.4.1 Wat is een lijfrente?

Een lijfrente is een verzekering voor extra inkomen die iemand ontvangt gedurende het leven van hemzelf of van een ander. U krijgt dat extra inkomen uitbetaald in termijnen. Bijvoorbeeld per maand, kwartaal of jaar. De meest voorkomende vorm van lijfrente is een aanvulling op een pensioen. Wij noemen dit inkomensvoorzieningen.

U mag in sommige gevallen de premies die u betaalt voor inkomensvoorzieningen aftrekken van uw inkomen. Zie het hoofdstuk ‘Uitgaven voor inkomensvoorzieningen’.

Naar boven

2.4.2 Welk deel van uw lijfrente-uitkering moet u aangeven?

Hebt u alle betaalde premies voor uw lijfrenteverzekering of stortingen op uw lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht volledig afgetrokken? Dan is de uitkering of de afkoopsom die u ontvangt volledig belast.

Hebt u de premies die u hebt betaald of stortingen die u hebt gedaan, niet (helemaal) afgetrokken? Dan wordt hier rekening mee gehouden bij het berekenen van de belasting die u moet betalen. U betaalt pas belasting over de uitkering of de afkoopsom als deze in totaal hoger is dan het bedrag van de premies of stortingen die u niet hebt afgetrokken. Zie 'Hoe wordt rekening gehouden met niet-afgetrokken premies of stortingen?. Er geldt wel een maximumbedrag aan niet-afgetrokken premies en stortingen dat u per jaar mag meetellen.

U kunt uw verzekeraar, bank of beheerder vragen alvast rekening te houden met deze premies of stortingen door middel van een 'Verklaring niet-afgetrokken premies of stortingen'. Dit noemen wij ook wel een saldoverklaring.

Naar boven

2.4.3 Maximumbedrag niet-afgetrokken premies of stortingen

Hebt u in 2010 of later premies of stortingen niet (helemaal) afgetrokken? Dan wordt bij het berekenen van de belasting rekening gehouden met maximaal € 2.269 niet-afgetrokken premies of stortingen per jaar. Dit bedrag geldt voor alle lijfrenteverzekeringen, -spaarrekeningen en -beleggingsrechten samen.

Is uw lijfrenteverzekering afgesloten vóór 14 september 1999? Dan geldt het bedrag van € 2.269 per lijfrenteverzekering. De premie voor die lijfrenteverzekering mag na 13 september 1999 niet zijn verhoogd, tenzij dat is gebeurd op grond van een optieclausule.

Hebt u in 2009 of eerder premies of stortingen niet (helemaal) afgetrokken? Dan mag u het volledige bedrag van de niet-afgetrokken premies en stortingen van die jaren meerekenen.

Voorbeeld 1

U hebt een lijfrenteverzekering die is afgesloten vóór 14 september 1999. Daarnaast hebt u een lijfrenterekening die u hebt geopend in 2009. Voor de lijfrenteverzekering betaalt u jaarlijks € 3.000 aan premie. Op de lijfrenterekening stort u jaarlijks € 4.000. In 2009 en 2010 hebt u de premies en stortingen niet afgetrokken. Bij het berekenen van de belasting over de uitkeringen wordt voor 2009 rekening gehouden met € 7.000, dat zijn alle niet-afgetrokken premies en stortingen in dat jaar. En voor 2010 wordt rekening gehouden met € 4.538, dat zijn de niet-afgetrokken premies en stortingen tot maximaal € 2.269 per contract, in dat jaar. In totaal wordt dus rekening gehouden met een totaal aan niet-afgetrokken premies en stortingen van € 7.000 + € 4.538 = € 11.538.

Voorbeeld 2

U hebt een lijfrenteverzekering die is afgesloten ná 14 september 1999. Daarnaast hebt u een lijfrenterekening die u hebt geopend in 2009. Voor de lijfrenteverzekering betaalt u jaarlijks € 3.000 aan premie. Op de lijfrenterekening stort u jaarlijks € 4.000. In 2009 en 2010 hebt u de premies en stortingen niet afgetrokken. Bij het berekenen van de belasting over de uitkeringen wordt voor 2009 rekening gehouden met € 7.000, dat zijn alle niet-afgetrokken premies en stortingen in dat jaar. En voor 2010 wordt rekening gehouden met € 2.269, dat zijn de niet-afgetrokken premies of stortingen tot maximaal € 2.269 van 1 contract, in dat jaar. In totaal wordt dus rekening gehouden met een totaal aan niet-afgetrokken premies en stortingen van € 7.000 + € 2.269 = € 9.269.

Hoe wordt rekening gehouden met niet-afgetrokken premies of stortingen?

U betaalt pas belasting over de uitkering of afkoopsom als het uitgekeerde bedrag in totaal hoger is dan het bedrag van de niet-afgetrokken premies of stortingen waar u rekening mee mag houden. U kunt uw verzekeraar, bank of beheerder vragen alvast rekening te houden met deze premies of stortingen door middel van een 'Verklaring niet-afgetrokken premies of stortingen'. Dit noemen wij een saldoverklaring.

Voorbeeld

U hebt in de jaren 2006 tot en met 2017 premies betaald waarvan u een deel niet hebt afgetrokken. In totaal wordt rekening gehouden met € 30.000 niet-afgetrokken premies. De uitkeringen gaan in het jaar 2020 in. De uitkering is € 2.450 per jaar. In dit geval worden de uitkeringen belast op het moment dat zij boven het bedrag van € 30.000 uitkomen, dat is in 2030. De uitkeringen worden tot en met 2029 niet belast, er is dan € 29.400 (12 x € 2.450) ontvangen. Van de uitkeringen in 2030 wordt € 600 (€ 30.000 -/- € 29.400) niet belast. Over het restant van € 1.850 (€ 2.450 -/- € 600) moet u wel belasting betalen. De uitkeringen worden vanaf 2031 volledig belast.

Verklaring niet-afgetrokken premies of stortingen aanvragen

Een 'Verklaring niet-afgetrokken premies of stortingen' (ook wel saldoverklaring genoemd) vraagt u aan bij:

Belastingdienst
Afdeling CAP/MIA-IH

Postbus 90121
4800 RA Breda

Bij uw aanvraag moet u de volgende documenten meesturen:

  • een kopie van de lijfrenteverzekering of overeenkomst van de lijfrenterekening of het lijfrentebeleggingsrecht

  • een specificatie van de per jaar betaalde, afgetrokken en niet-afgetrokken premies of stortingen

  • een begeleidend schrijven waarin u verklaart dat u niet alsnog aftrek zult vragen voor de niet-afgetrokken premies waarvoor u de verklaring niet-afgetrokken premies vraagt

U krijgt na ongeveer 8 weken de verklaring thuisgestuurd. Als u deze verklaring aan uw verzekeraar, bank of beheerder van een beleggingsinstelling geeft vóórdat deze tot uitkering overgaat, zal deze rekening houden met uw niet-afgetrokken premies en stortingen. U kunt dan in uw aangifte de gegevens invullen die u van uw verzekeraar, bank of beheerder krijgt.

Bewijs dat u betaalde premies of stortingen niet hebt afgetrokken

Als wij daarom vragen, moet u zelf aannemelijk maken dat u de betaalde premies of stortingen niet (helemaal) hebt afgetrokken. Voor de betaalde premies of stortingen die u hebt gedaan en die u in uw aangiften van 2000 en eerder niet hebt afgetrokken, geldt dat u dit moet kunnen aantonen. Bijvoorbeeld met kopieën van uw aangifte en de aanslag over het betreffende jaar.

Naar boven

2.4.4 Lijfrente-afkoopsommen

Ontvangt u een afkoopsom van uw verzekeraar, bank of beheerder van een beleggingsinstelling? Dan moet u over de afkoopsom ook inkomstenbelasting betalen. Maar eerst zal de verzekeraar, bank of beheerder van een beleggingsinstelling loonheffing inhouden op uw afkoopsom. Deze ingehouden loonheffing verrekent u in uw aangifte inkomstenbelasting.

Hebt u alle betaalde premies voor uw lijfrenteverzekering of stortingen op uw bancaire lijfrente (lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht) volledig afgetrokken? Dan betaalt u inkomstenbelasting over de volledige afkoopsom die u krijgt.

Hebt u de premies die u hebt betaald of stortingen die u hebt gedaan, (gedeeltelijk) niet afgetrokken? Dan houden wij daarmee rekening bij het berekenen van de inkomstenbelasting die u moet betalen. Dat gebeurt op een vergelijkbare manier als bij lijfrente-uitkeringen. Zie 'Welk deel van uw lijfrente moet u aangeven?

Aftrekbare kosten

Hebt u kosten gemaakt om een lijfrente-afkoopsom te krijgen? Dan mag u die kosten niet aftrekken.

Afkoopsommen lijfrente en revisierente

Over sommige afkoopsommen moet u revisierente betalen. Het gaat dan meestal om lijfrenten die u na 31 december 1991 hebt afgesloten. Op deze afkoopsom wordt volgens een vast tarief van 52% loonheffing ingehouden.

U vindt het bedrag van de afkoopsom en van de ingehouden loonheffing op de jaaropgaaf van uw verzekeraar of financiële instelling. Soms ziet u daarop ook de inhoudingscode 950 staan.

Zie het hoofdstuk 'Revisierente' voor meer informatie over revisierente en de situaties waarin u geen revisierente hoeft te betalen.

Naar boven

2.4.5 Uw lijfrente voldoet niet meer aan de voorwaarden

Voldoet uw lijfrenteverzekering, lijfrenterekening, lijfrentebeleggingsrecht of een bepaalde verplichte beroepspensioenregeling niet meer aan de fiscale voorwaarden? Dan moet u een bedrag aangeven. Dit geldt bijvoorbeeld bij schenking, verkoop of verpanding van een lijfrenteverzekering. U moet misschien ook een bedrag aangeven als u een lijfrente-uitkering niet tijdig omzet of niet tijdig laat ingaan.

In de volgende situaties voldoet de lijfrente niet meer aan de voorwaarden:

  • U hebt de lijfrente aan iemand geschonken, verkocht, verpand of beleend.

    Dit geldt ook voor de lijfrenterekening of het lijfrentebeleggingsrecht. Beleend wil zeggen dat u een lening opnam met de rekening als onderpand.

  • U hebt de voorwaarden van de lijfrente of beroepspensioenregeling zo laten veranderen dat deze niet meer aan de wettelijke voorwaarden voldeden. Dit geldt ook voor de lijfrenterekening of het lijfrentebeleggingsrecht.

  • U bent niet meer de rekeninghouder van de lijfrenterekening of de eigenaar van het lijfrentebeleggingsrecht.

  • U hebt de lijfrenterekening of het lijfrentebeleggingsrecht gedeblokkeerd.

Lijfrente niet tijdig omgezet of lijfrente-uitkering niet tijdig laten ingaan

Heeft de lijfrente de lijfrente-ingangsdatum bereikt? Dan moet u de lijfrente tijdig omzetten of moesten de lijfrente-uitkeringen tijdig ingaan. Hiervoor geldt een bepaalde termijn. Is de lijfrente niet tijdig omgezet of zijn de lijfrente-uitkeringen niet tijdig ingegaan? Dan moet u de waarde van de lijfrente aangeven.

Lijfrente-uitkeringen niet tijdig laten ingaan na overlijden

Als er na het overlijden een uitkering moet ingaan van een nabestaandenlijfrente, moet u de lijfrente-uitkeringen tijdig laten ingaan. Hiervoor geldt een bepaalde termijn. Laat u de nabestaandenlijfrente niet tijdig ingaan? Dan moet u (een deel van) de waarde van de lijfrente aangeven.

Welke bedrag moet u aangeven?

Welk bedrag u moet aangeven hangt af van de situatie:

  • U hebt een lijfrente of beroepspensioenregeling.

    U vult de waarde in van de lijfrenteverzekering of beroepspensioenregeling op het moment waarop deze niet meer aan de fiscale voorwaarden voldoet. Voor lijfrenteverzekeringen waarvan de uitkeringen nog niet zijn ingegaan, vult u minimaal het totaalbedrag van alle premies in die u voor de lijfrente hebt betaald. Maar dit minimale totaalbedrag geldt niet als u de lijfrente niet tijdig hebt laten ingaan. In dat geval vult u de waarde van de lijfrente in.

  • U hebt een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht.

    U vult het tegoed in van de rekening of de waarde van het recht op het moment waarop deze niet meer aan de fiscale voorwaarden voldoet. Voor een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht waarvan de uitkeringen nog niet zijn ingegaan, vult u minimaal het totaalbedrag van de stortingen in die u eerder hebt gedaan. Maar dit minimale totaalbedrag geldt niet als u de lijfrente niet tijdig hebt laten ingaan. In dat geval vult u de waarde van de lijfrente in.

Welke bedragen mag u in mindering brengen?

Bij afkoopsommen en bij het niet tijdig omzetten of laten ingaan van de lijfrente, mag u bedragen in mindering brengen op het bedrag dat u moet aangeven. Het gaat om bedragen die zijn betaald tot en met 2009 voor de lijfrente of de beroepspensioenregeling en die u niet hebt afgetrokken van uw inkomen in eerdere jaren.

Van bedragen die u hebt betaald met ingang van 2010 mag u maximaal € 2.269 per jaar aan niet-afgetrokken premies in mindering brengen. Hierover leest u meer bij Welk deel van uw lijfrente-uitkering moet u aangeven?

Naar boven

2.5 Inkomsten buiten Nederland

Woont u in Nederland, maar werkt u buiten Nederland? Of krijgt u een pensioen of een uitkering uit een ander land dan Nederland? Dan moet u deze inkomsten toch in Nederland aangeven. Ook als u al belasting betaalde buiten Nederland. U krijgt dan meestal aftrek om dubbele belasting te voorkomen, zodat u niet dubbel belasting betaalt over deze inkomsten. Kijk voor meer informatie hierover in het hoofdstuk 'Te verrekenen belasting'.

Werkt u in België of Duitsland en wilt u weten welk bedrag aan loon u in uw aangifte moet invullen? Gebruik dan de Rekenhulp Belgisch of Duits loon omrekenen naar Nederlands loon.

Let op!

Krijgt u deze inkomsten in een andere valuta dan euro’s? Reken deze dan om naar euro’s. Gebruik hiervoor de wisselkoers van de datum waarop u de inkomsten krijgt. U kunt deze vinden op de website van de Europese Centrale Bank. Krijgt u de inkomsten regelmatig gedurende het jaar, bijvoorbeeld elke maand? Dan mag u uitgaan van de gemiddelde jaarkoers.

Naar boven

2.5.1 Werkkostenregeling

Werkt u buiten Nederland in loondienst? Of werkt u in Nederland voor een werkgever buiten Nederland die in Nederland geen vestiging of vaste vertegenwoordiger heeft? Dan houdt uw werkgever geen loonheffing in op uw loon. In uw aangifte geeft u dan het brutoloon aan inclusief vergoedingen. Van dit brutoloon mag u 3% (tot een brutoloon van € 400.000, daarboven 1,18%) aftrekken. Dit noemen wij de werkkostenregeling.

Let op!

Vergoedingen en verstrekkingen waarvoor een gerichte vrijstelling geldt, tellen niet mee als brutoloon. Bijvoorbeeld een reiskostenvergoeding voor zakelijk gebruik van uw privé-auto.

U moet deze vergoedingen en verstrekkingen eerst van uw brutoloon aftrekken voordat u de aftrek werkkostenregeling berekent. Van uw werkgever kunt u een overzicht krijgen van de ontvangen vergoedingen en verstrekkingen.

Naar boven

2.6 Welke inkomsten hoeft u niet aan te geven?

De volgende inkomsten hoeft u niet aan te geven in uw aangifte inkomstenbelasting:

  • stakingsuitkeringen van vakbonden

  • huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget

  • bijzondere bijstand, tenzij deze inkomensaanvullend is

  • kinderbijslag

  • studiefinanciering op basis van de WSF of de WHW. Let op! Voorzieningen voor aanvullende ondersteuning moet u wel aangeven.

  • eenmalige studie-uitkeringen

  • studieleningen

  • toelagen op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)

  • uitkeringen en verstrekkingen op basis van de Regeling opvang asielzoekers of de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

  • uitkeringen aan Joodse vervolgingsslachtoffers uit het Artikel 2-fonds

  • uitkeringen en verstrekkingen door het UWV die zijn gericht op het verbeteren of behouden van uw positie op de arbeidsmarkt

  • ontvangen bedragen op een voorlopige aanslag

  • getto-uitkeringen of vergelijkbare uitkeringen die door Duitsland worden verstrekt in het kader van de 'Wiedergutmachung'

  • Duitse DRV-uitkeringen voor dwangarbeiders tijdens de Tweede Wereldoorlog, als u erkend bent als 'Verfolgte'

  • afstudeersteun aan studenten die vanwege bijzondere omstandigheden – bijvoorbeeld omdat ze gedurende een bepaalde tijd in een bestuur hebben gezeten van een vereniging die de algemene belangen van studenten behartigt – studievertraging hebben opgelopen. Het betreft hier met name uitkeringen van auditorenfondsen en bestuursbeurzen, die onder meer door de Colleges van Bestuur van universiteiten en hogescholen ter beschikking worden gesteld.

Uitkeringen en verstrekkingen door het UWV

Bij uitkeringen en verstrekkingen door het UWV die u niet hoeft aan te geven gaat het om:

  • voorzieningen om de startpositie op de arbeidsmarkt te verbeteren

  • re-integratie na ziekte of werkloosheid

U kunt hierbij denken aan jobcoaches, arbofaciliteiten, scholing, of aan hulpmiddelen op de werkplek, zoals een brailleleesregel en een doventolk. Ook de vergoeding voor het vervoer naar die werkplek of opleidingslocatie hoeft u niet aan te geven.

Naar boven

2.7 Inkomsten uit een onverdeelde boedel

Krijgt u met een of meer anderen een erfenis? Dan is er tot de verdeling van de erfenis een onverdeelde boedel. Ook als u gaat scheiden of uit elkaar gaat, kan er een onverdeelde boedel zijn.

Een boedel bestaat uit alle bezittingen en schulden én alle rechten en plichten die daarbij horen. Een onverdeelde boedel is een boedel die nog niet gescheiden en verdeeld is. De erfgenamen of rechthebbenden moeten ieder hun eigen deel van (de inkomsten uit) de onverdeelde boedel aangeven in de aangifte inkomstenbelasting.

Er is iemand overleden

Is er iemand overleden en wordt er loon of een uitkering uitbetaald na zijn overlijden? Dan geeft u als erfgenaam uw deel van het loon of van de uitkering aan in uw aangifte inkomstenbelasting. Dat doet iedere erfgenaam in zijn of haar aangifte. Is het loon of de uitkering opgenomen in de jaaropgaaf van de overledene? Dan kunt u ervoor kiezen om deze inkomsten aan te geven in de aangifte van de overledene.

Gaat u scheiden?

Dan is het afhankelijk van uw huwelijkse voorwaarden wat u in uw eigen aangifte moet invullen. Bent u bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen getrouwd, dan geeft u 50% aan van de inkomsten die in de onverdeelde boedel zitten.

Naar boven