30.06.00 Strategische goederen
5 Producten voor tweeërlei gebruik (dual-use)
Dit hoofdstuk behandelt de wetgeving die van toepassing is op de uitvoer, doorvoer en de overbrenging binnen de Unie van en ook de tussenhandeldiensten en technische bijstand met betrekking tot producten voor tweeërlei gebruik (dual-use).
Op producten voor tweeërlei gebruik is de Verordening van toepassing en de nationale wetgeving in het Bsg en de Usg met de bepalingen ter uitvoering van de Verordening.
Naar boven5.1 Tussenhandeldiensten en technische bijstand
Tussenhandeldiensten
Tussenhandeldiensten bestaan uit het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de koop, verkoop of levering van producten voor tweeërlei gebruik. Dat geldt voor diensten m.b.t. producten ongeacht of die zich in de Unie of buiten de Unie bevinden.
Tevens valt onder de definitie van tussenhandeldiensten het verkopen of aankopen van producten voor tweeërlei gebruik in derde landen met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land.
Voor tussenhandeldiensten (Verordening, artikel 6) in producten voor tweeërlei gebruik is (indien medegedeeld door de autoriteiten) een vergunning vereist voor producten die zijn opgenomen in bijlage I van de Verordening, als ze geheel of gedeeltelijk bestemd (kunnen) zijn voor bijvoorbeeld (Verordening, artikel 4 lid 1):
-
projecten van chemische, biologische of nucleaire massavernietigingswapens of
-
raketten die deze wapens naar hun doel kunnen voeren.
Als een tussenhandelaar weet dat het deze producten betreft, moet hij dit meedelen aan de bevoegde autoriteit.
De Verordening geeft in artikel 2, punt 7 en 8 een definitie van de begrippen tussenhandeldiensten en tussenhandelaar.
De Wet strategische diensten verbiedt het handelen in strijd met deze bepalingen uit de Verordening en wijst de bevoegde autoriteit aan. Team POSS is belast met het toezicht en de controle op de tussenhandeldiensten.
Technische bijstand
Technische bijstand wordt in artikel 2 punt 9 omschreven als: elke technische ondersteuning in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, onder meer langs elektronische weg alsmede via telefoon of andere mondelinge vormen van bijstand.
De verlener van de technische bijstand wordt omschreven in art 2 punt 10 van de Verordening.
Voor het verlenen van technische bijstand is een vergunning vereist (zie Verordening, artikel 8) met betrekking tot in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik, indien de verlener van technische bijstand door de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van het feit dat de betrokken producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
Als een verlener van technische bijstand weet dat het deze producten en doeleinden betreft, moet hij dit meedelen aan de bevoegde autoriteit.
Vergunning tussenhandeldiensten en technische bijstand
Vergunningen voor de verlening van tussenhandeldiensten en technische bijstand worden afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de tussenhandelaar of de verlener van technische bijstand ingezetene of gevestigd is. Wanneer de tussenhandelaar of de verlener van technische bijstand niet ingezeten of gevestigd is op het douanegebied van de Unie, worden vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten en technische bijstand afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van waar de tussenhandeldiensten of de technische bijstand zullen worden verleend. (Verordening, artikel 13 lid 1).
Vergunningen voor het verlenen van tussenhandeldiensten worden afgegeven voor een bepaalde hoeveelheid specifieke producten en vermelden duidelijk de plaats van de producten in het derde land van herkomst, de eindgebruiker en de precieze plaats waar die zich bevindt.
Vergunningen voor technische bijstand vermelden duidelijk de eindgebruiker en de precieze plaats waar die zich bevindt. (Verordening, artikel 13 lid 2).
De Wet strategische diensten verbiedt het handelen in strijd met deze bepalingen uit de Verordening en wijst de bevoegde autoriteit aan. Team POSS is belast met het toezicht en de controle op de tussenhandeldiensten en technische bijstand.
Binnen de Douane vervullen alleen de CDIU en team POSS taken op het gebied van tussenhandeldiensten en technische bijstand.
5.2 Wat zijn producten voor tweeërlei gebruik
De Verordening geeft de definitie voor producten voor tweeërlei gebruik. Voor producten voor tweeërlei gebruik die zijn aangewezen in bijlage I van de Verordening is bij de uitvoer een vergunning vereist (Verordening, artikel 3).
Hoe is bijlage I opgebouwd
Bijlage I is onderverdeeld in categorie 0 t/m 9. De categorieën zijn weer verder onderverdeeld in vijf secties (onderdelen):
-
systemen, apparatuur en onderdelen (sectie A)
-
test-, inspectie- en productieapparatuur (sectie B)
-
materialen (sectie C)
-
programmatuur (sectie D)
-
technologie (sectie E)
De secties zijn weer verder onderverdeeld met combinaties van cijfers en letters. Zie bijvoorbeeld onder categorie 1, sectie E, de onderverdelingen 1E001, 1E002 a of 1E002 c 1 a 2.
Noten
De lijst met producten voor tweeërlei gebruik heeft een aantal 'noten':
-
de algemene noten voor alle categorieën
-
de nucleaire technologienoot voor categorie 0, sectie E
-
de algemene technologienoot voor categorie 1 t/m 9, sectie E
-
de algemene programmatuurnoot voor categorie 0 t/m 9, sectie D
-
de technische (sub)noten bij een categorie voor de indeling van producten onder die categorie of een onderdeel van die categorie
Definities gebruikte termen
In de categorieën staan termen tussen dubbele aanhalingstekens. De betekenis van die termen is opgenomen in het overzicht met de definities in de lijst.
Naar boven5.3 Wat is uitvoer en doorvoer bij producten voor tweeërlei gebruik
Uitvoer
Onder uitvoer verstaat de Verordening (artikel 2, punt 2):
-
een uitvoerregeling in de zin van het DWU, artikel 269; dat is plaatsing onder de douaneregeling uitvoer
-
wederuitvoer in de zin van het DWU, artikel 270, er is ook sprake van wederuitvoer wanneer tijdens een doorvoer door het douanegebied van de Unie overeenkomstig punt 11) van dit artikel een summiere aangifte bij uitgaan moet worden ingediend omdat de eindbestemming van de producten is gewijzigd;
-
een regeling passieve veredeling in de zin van artikel 259 van het douanewetboek van de Unie;
-
de overdracht van programmatuur of technologie door middel van elektronische media, met inbegrip van fax, telefoon, e-mail of enig ander elektronisch middel, naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie; dit omvat het in elektronische vorm beschikbaar stellen van deze programmatuur en technologie aan natuurlijke personen of rechtspersonen of aan partnerschappen buiten het douanegebied van de Unie; dit omvat ook de mondelinge overdracht van technologie wanneer de technologie wordt beschreven via een medium voor spraakoverdracht.
Doorvoer
Onder doorvoer verstaat de Verordening (artikel 2, punt 11): vervoer van niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht en door dat gebied worden vervoerd met een bestemming buiten de Unie.
Situaties die hieronder vallen betreffen niet-Unie dual-use producten die:
-
onder een regeling extern douanevervoer worden geplaatst (artikel 226 DWU) en die slechts over het douanegebied van de Unie worden doorgevoerd;
-
in ruimte tijdelijke opslag (RTO) worden opgeslagen en rechtstreeks uit het RTO worden weder uitgevoerd buiten de Unie;
-
in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht met hetzelfde vaartuig of luchtvaartuig dat de producten zonder lossing uit dat gebied zal voeren.
Let op!
Wanneer bij de doorvoer van niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik in een summiere aangifte bij uitgaan de bestemming wordt gewijzigd wordt dit op basis van deze verordening (artikel 2, lid 2 sub b) gezien als wederuitvoer. Daarmee worden deze niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik op dat moment vergunningplichtig en moet er een vergunning worden overlegd.
Naar boven5.4 Wanneer vergunningplicht of verbod
In de volgende gevallen geldt een vergunningplicht of verbod:
- catch-allbeschikking producten voor tweeërlei gebruik niet genoemd in bijlage I
-
tussenhandeldiensten betreffende de in bijlage 1 opgenomen producten voor tweeërlei gebruik
-
verlenen van technische bijstand met betrekking tot de in bijlage I opgenomen producten voor tweeërlei gebruik, indien de verlener van technische bijstand door de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van het feit dat de betrokken producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor een van de in artikel 4, lid 1, genoemde doeleinden.
-
bij redenen van openbare veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik niet genoemd in bijlage I (Verordening, artikel 9) Indien door autoriteiten medegedeeld.
-
indien een andere lidstaat voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik niet genoemd in bijlage I een vergunningsplicht oplegt op basis van een nationale controlelijst van producten die door die lidstaat op grond van artikel 9 is vastgesteld en door de Commissie op grond van artikel 9, lid 4, is gepubliceerd en indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor gebruik waarvoor bezorgdheid bestaat ten aanzien van de openbare veiligheid, met inbegrip van het voorkomen van terreurdaden, of ten aanzien van mensenrechtenoverwegingen. (Verordening, artikel 10)
Bij doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik kan een catch-all beschikking of verbod van toepassing zijn.
Uitvoer zonder vergunning of bij verbod is strafbaar
Het is verboden om producten voor tweeërlei gebruik uit te voeren of door te voeren in strijd met de Verordening (Bsg, artikel 2). Dit is als economisch delict strafbaar gesteld in de Wed.
Het uitvoeren en doorvoeren van producten voor tweeërlei gebruik in strijd met een door de minister voor BH&O via een Catch-all beschikking opgelegd verbod is ook een economisch delict (Bsg, artikel 4 en 4a).
Naar boven5.4.1 Vergunningplicht bij uitvoer
Voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik uit de Verordening, bijlage I is een vergunning vereist (Verordening, artikel 3, lid 1).
Naar boven5.4.2 Vergunningplicht bij intra-Unie overbrenging
Voor de overbrenging van unieproducten voor tweeërlei gebruik genoemd in Verordening, bijlage IV naar een andere lidstaat is een vergunning vereist (Verordening, artikel 11, lid 1 ). Het doen uitgaan van deze producten uit Nederland zonder vergunning is verboden (Bsg, artikel 2).
De lidstaten kunnen een vergunningplicht opleggen voor de overbrenging van andere unieproducten voor tweeërlei gebruik als wordt voldaan aan bepaalde eisen (Verordening, artikel 11, lid 2). In Nederland is de minister van Buza daartoe bevoegd (Bsg, artikel 4a, lid 3).
Team POSS is belast met het toezicht en controle op de overbrenging van vergunningplichtige Unieproducten voor tweeërlei gebruik naar een andere lidstaat.
Naar boven5.4.3 Catch-allbeschikking bij uitvoer
Bij uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet voorkomen in de Verordening, bijlage I kan de lidstaat waar de exporteur is gevestigd, een zogenaamde catch-all-beschikking afgeven.
Een uitvoervergunning is vereist (Verordening artikel 4 lid 1) indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn, als er sprake is van:
-
voor gebruik in verband met de ontwikkeling, de productie, de behandeling, de bediening, het onderhoud, de opslag, de opsporing, de herkenning of de verspreiding van chemische, biologische of nucleaire wapens of andere nucleaire explosiemiddelen, of voor de ontwikkeling, de productie, het onderhoud of de opslag van raketten die dergelijke wapens naar hun doel kunnen voeren;
-
voor militair eindgebruik, indien op het kopende land of het land van bestemming een wapenembargo rust; voor de toepassing van dit punt wordt onder “militair eindgebruik”het volgende verstaan:
-
de verwerking in militaire producten die voorkomen op de militaire lijst van de lidstaten;
-
het gebruik van productie-, test- of onderzoeksapparatuur en onderdelen daarvan, voor de ontwikkeling, de productie of het onderhoud van militaire producten die op de militaire lijst van de lidstaten voorkomen, of
-
het gebruik van onafgewerkte producten in een fabriek voor de fabricage van militaire producten die op de militaire lijst van de lidstaten voorkomen;
-
om te worden gebruikt als onderdelen of componenten van militaire producten die op de nationale militaire lijst voorkomen en die vanaf het grondgebied van een lidstaat zijn uitgevoerd zonder vergunning of met schending van een in de nationale wetgeving van die lidstaat voorgeschreven vergunning.
Eveneens is een uitvoervergunning vereist voor de uitvoer van producten voor cybersurveillance die niet op de lijst in bijlage I voorkomen, indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor gebruik in verband met binnenlandse repressie of het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. (Verordening artikel 5 lid 1)
Een exporteur die weet dat producten niet voorkomen in de Verordening, bijlage I en bestemd zijn voor de hierboven bedoelde doeleinden, moet dit meedelen aan de bevoegde autoriteit. Die beslist dan over een vergunningplicht voor de uitvoer (Verordening, artikel 4, lid 2, artikel 5 lid 2).
Wanneer een lidstaat een catch-allbeschikking afgeeft (in Nederland is de minister voor BH&O bevoegd), is uitvoer alleen nog mogelijk als er een vergunning wordt overgelegd. In de meeste situaties zal geen vergunning worden afgegeven omdat uitvoer voor deze producten/bestemming niet gewenst is. Vaak wordt een catch-all opgelegd om op basis van meer informatie een betere afweging te kunnen maken of export wel of niet gewenst is.
Melding gewijzigde bestemming
Bij de toepassing van een catch-all krijgt de exporteur een beschikking dat voor de uitvoer een vergunning is vereist. Als de exporteur identieke producten een andere bestemming wil geven dan in de beschikking is vermeld, moet hij dit melden aan de CDIU (Bsg, artikel 3, lid 2). Een andere bestemming betekent hier dat de melding ook verplicht is bij de overbrenging naar een andere lidstaat (en zelfs binnen Nederland).
Informeren Douane over catch-all-beschikking
Als de minister voor BH&O een catch-allbeschikking oplegt, maakt het ministerie dit bekend aan de CDIU en team POSS. De CDIU licht het DLTC in door een melding te plaatsen in de DOU-IT. Het DLTC verwerkt de oplegging van een catch-allbeschikking in controleopdrachten en profielen.
Naar boven5.4.4 Verbod of vergunningplicht openbare veiligheid of mensenrechten
Om redenen van openbare veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden of uit mensenrechtenoverwegingen kan bij ministeriële regeling een verbod of een vergunningplicht wordt ingesteld voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet voorkomen op de lijst in bijlage I (Verordening, artikel 9 juncto Bsg, artikel 4).
Tevens is voor de uitvoer van deze producten een vergunning vereist, indien een andere lidstaat voor de uitvoer van die producten een vergunningsplicht oplegt op basis van een nationale controlelijst van producten die door die lidstaat op grond van artikel 9 is vastgesteld en door de Commissie op grond van artikel 9, lid 4, is gepubliceerd, en indien de exporteur door de bevoegde autoriteit is meegedeeld dat de producten in kwestie geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor gebruik waarvoor bezorgdheid bestaat ten aanzien van de openbare veiligheid, met inbegrip van het voorkomen van terreurdaden, of ten aanzien van mensenrechtenoverwegingen. (Verordening, artikel 10 lid 1 juncto Bsg, artikel 4).
Naar boven5.4.5 Verbod of vergunningplicht bij doorvoer
De Verordening is ook van toepassing op niet-unie producten voor tweeërlei gebruik die worden doorgevoerd over het grondgebied van de EU. Deze doorvoer valt niet onder de vergunningplicht bij wederuitvoer. Wel kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de doorvoer van niet-Unieproducten voor tweeërlei gebruik die zijn opgenomen in de Verordening, bijlage I plaatsvindt:
-
de doorvoer verbieden als de producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor de in de genoemde doeleinden (Verordening, artikel 7, lid 1 en BSG, artikel 4a)
-
In plaats van een verbod kan de bevoegde autoriteit een vergunningplicht instellen in plaats van een verbod voordat zij een beslissing nemen over een bovengenoemd verbod (Verordening, artikel 7, lid 2).
Ook de doorvoer van niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik die niet zijn opgenomen in de Verordening, bijlage I kan verboden worden als de producten geheel of gedeeltelijk bestemd zijn of kunnen zijn voor de in de genoemde doeleinden (Verordening, artikel 7, lid 3 en BSG, artikel 4a).
Wanneer bij de doorvoer van niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik in een summiere aangifte bij uitgaan de bestemming wordt gewijzigd wordt dit op basis van deze verordening (artikel 2, lid 2 sub b) gezien als wederuitvoer. Daarmee worden deze niet-Unie producten voor tweeërlei gebruik op dat moment vergunningplichtig en moet er een vergunning worden overlegd.
5.5 Opschorten uitvoer in bijzondere situaties
Een lidstaat kan de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik , waarvoor al een vergunning is verleend, tien werkdagen opschorten bij een gegrond vermoeden dat (Verordening, artikel 21, lid 3 en 4):
-
bij het verlenen van de vergunning geen rekening is gehouden met relevante gegevens;
-
de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd sinds de vergunning is verleend;
-
over relevante informatie beschikt met betrekking tot de mogelijke toepassing van maatregelen uit hoofde van artikel 4, lid 1.
Voorbeeld
Nadat de vergunning is afgegeven, is een burgeroorlog ontstaan in het land van bestemming.
De betreffende lidstaat moet de schorsing melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de vergunning heeft verleend. Die autoriteit beslist of (Verordening, artikel 21, lid 3 en artikel 13, lid 1):
-
de producten uitgevoerd mogen worden
-
de vergunning wordt ingetrokken, nietig verklaard, geschorst of wezenlijk beperkt.
Op verzoek van de autoriteit die de vergunning heeft verleend, kan de schorsingstermijn tot maximaal 30 werkdagen worden verlengd. In Nederland is de minister voor BH&O bevoegd tot het opschorten van de uitvoer (Verordening, artikelen 13, lid 1 en 21, lid 3 en 4 ,Bsg, artikel 3).
Informeren Douane
Als de minister voor BH&O de uitvoer schorst of een beslissing neemt ten aanzien van producten en de vergunning, maakt het ministerie dit bekend aan de CDIU en team POSS. De CDIU licht de RBO in via een melding in DOU-IT. Dat doet de CDIU ook als de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een beslissing neemt. De RBO verwerkt de schorsingen en beslissingen in controleopdrachten en profielen.
Naar boven5.6 Administratieve verplichtingen exporteurs
Exporteurs moeten gedetailleerde registers of dossiers bijhouden in hun administratie van de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (Verordening, artikel 27 juncto Bsg, artikel 2).
Gegevens op vervoersbescheiden
Op bij de uitvoer gebruikte facturen, manifesten, vrachtbrieven of andere vervoersbescheiden moeten voldoende gegevens voorkomen over:
-
de omschrijving van de producten voor tweeërlei gebruik
-
de hoeveelheid
-
naam en adres van de exporteur en van de ontvanger
-
(indien bekend) het eindgebruik en de eindgebruiker
Bewaarplicht en toonplicht
De exporteurs moeten op basis van de Verordening (art. 27, lid 3) de registers of dossiers en de bescheiden:
-
bewaren tot tenminste 5 jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de producten zijn uitgevoerd
-
op verzoek voorleggen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de exporteur is gevestigd
In Nederland geldt een algemene bewaarplicht voor financiële administraties van 7 jaar.
Verplichting bij intra-unie handel
Bij overbrenging binnen de EU van producten voor tweeërlei gebruik moet op de relevante handelsbescheiden worden vermeld dat de producten bij uitvoer uit het douanegebied aan controle worden onderworpen. (Verordening, artikel 11, lid 9 juncto Bsg, artikel 2).
Naar boven5.7 Invoer lijst 2-stoffen
De (nationale) wetgeving voor strategische goederen heeft met name betrekking op uitvoer of doorvoersituaties. Het begrip invoer (in Nederland) ziet op één situatie en wel voor een bepaalde soort strategische goederen: de zogenaamde lijst 2-stoffen. Dit zijn allemaal producten voor tweeërlei gebruik behalve de stof BZ: 3-chinuclidinylbenzilaat (cas nr. 6581-06-2). Deze stof is geen goed voor tweeërlei gebruik, maar is opgenomen in de lijst van militaire goederen (onder post ML7 onderdeel b, 3a).
Het is in een aantal gevallen verboden om lijst 2-stoffen in te voeren in Nederland. Meer informatie vindt u in hoofdstuk 7.
Naar boven5.8 Uitvoer lijst 1-stoffen: ricine en saxitoxine
De stoffen ricine (cas nr. 9009–86–3) en saxitoxine (cas nr. 35523–89–8) zijn lijst 1-stoffen. Deze stoffen staan ook op de lijst van producten voor tweeërlei gebruik onder bijlage I (post 1C351 d) en bijlage IV van de Verordening. Voor de
uitvoer van ricine en saxitoxine gelden aparte regels.
Meer informatie vindt u in hoofdstuk 7.
5.9 Vergunningverlening producten tweeërlei gebruik
Vier soorten vergunningen
Er zijn vier soorten vergunningen voor producten voor tweeërlei gebruik voor de uitvoer en intra-Unie overbrenging naar andere lidstaten (Verordening, artikel 12):
-
de uniale algemene uitvoervergunning (UAV) (UAV)
5.9.1 Individuele uitvoervergunning
Een individuele vergunning wordt afgegeven voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (Verordening, artikel 2, punt 12):
-
aan één specifieke exporteur
-
voor één of meer producten voor tweeërlei gebruik
-
voor één eindgebruiker of ontvanger in een derde land
-
voor één specifieke transactie
Het is mogelijk om de hoeveelheid waarvoor de vergunning is afgegeven in meerdere zendingen uit te voeren.
Individuele uitvoervergunningen zijn hoogstens twee jaar geldig, tenzij de bevoegde autoriteit anders besluit.
Vergunningen voor grote projecten zijn geldig voor een door de bevoegde autoriteit vast te stellen termijn, maar niet langer dan vier jaar, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden in verband met de duur van het project.
In vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS vermeldt de exporteur dat hij gebruik maakt van een Individuele uitvoervergunning door vermelding van de betreffende bescheidcode X060.
Naar boven5.9.2 Globale uitvoervergunning
Een globale uitvoerergunning wordt afgegeven voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (Verordening, artikel 2, punt 13):
-
aan één specifieke exporteur
-
voor een type of categorie
producten -
voor een of meer met naam genoemde eindgebruikers en/of in een of meer met naam genoemde landen
-
Voor meerdere transacties
Op verzoek van de exporteurs worden globale uitvoervergunningen die kwantitatieve beperkingen inhouden, gesplitst.
Globale uitvoervergunningen zijn hoogstens twee jaar geldig, tenzij de bevoegde autoriteit anders besluit.
Vergunningen voor grote projecten zijn geldig voor een door de bevoegde autoriteit vast te stellen termijn, maar niet langer dan vier jaar, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden in verband met de duur van het project.
In vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS vermeldt de exporteur dat hij gebruik maakt van een Globale uitvoervergunning door vermelding van de betreffende bescheidcode X070.
Naar boven5.9.3 Uniale algemene uitvoervergunning (UAV)
Een uniale algemene uitvoervergunning (UAV) dient voor de uitvoer van bepaalde producten voor tweeërlei gebruik naar bepaalde landen van bestemming door alle exporteurs die zich houden aan de gebruiksvoorwaarden. De uniale algemene vergunning wordt niet aan een individueel bedrijf toegekend maar zijn gepubliceerd in de Verordening (bijlagen II, secties A t/m H). Voor elke uniale algemene vergunning is een afzonderlijke bijlage bij de Verordening van toepassing. Elk bedrijf dat gevestigd is in de EU kan hiervan gebruik maken, mits is voldaan aan de voorwaarden en voorschriften die aan de algemene vergunningen zijn verbonden.
Het is geen verplichting om van de algemene vergunning gebruik te maken. Er kan ook een individuele vergunning worden aangevraagd.
Registratie en melding voor eerste gebruik
Voor het eerste gebruik van een algemene vergunning moet gelijktijdig een verzoek tot registratie en een melding bij de bevoegde autoriteit (in Nederland de CDIU) plaatsvinden. De melding die hier wordt bedoeld betreft een eenmalige melding voorafgaand aan het eerste gebruik van een algemene vergunning. Door de registratie en de meldplicht wordt het mogelijk vooraf de gebruikers van de algemene vergunning in kaart te brengen en toezicht en controle uit te oefenen op het rechtmatig gebruik van algemene vergunningen.
De verordening kent 8 verschillende uniale algemene uitvoervergunningen. Elke vergunning heeft:
-
een eigen nummer en doel
-
vastgestelde bestemmingen
-
gebruikersvoorwaarden en eisen
Nummer en doel
Nummer: |
Bescheidcode |
Doel: |
|
---|---|---|---|
EU 001 |
X061 |
Uitvoer naar Australië, Canada, Ijsland, Japan, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Zwitserland met inbegrip van Liechtenstein, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde |
|
EU 002 |
X062 |
Bepaalde producten naar bepaalde landen |
|
EU 003 |
X063 |
Reparatie/vervanging |
|
EU 004 |
X064 |
Tentoonstelling of beurs |
|
EU 005 |
X065 |
Telecommunicatie |
|
EU 006 |
X066 |
Chemicaliën |
|
EU 007 |
X067 |
Groepsinterne uitvoer van programmatuur en technologie |
|
EU 008 |
X068 |
Versleuteling |
Vastgestelde bestemmingen
In de UAV wordt expliciet aangegeven voor welke bestemmingen (landen) de vergunning gebruikt mag worden.
Gebruikersvoorwaarden en eisen
Per vergunning worden de voorwaarden en eisen vermeld. Er zijn enkele vereisten die in elke uniale uitvoervergunning terugkomen.
-
In vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS vermeld de exporteur de bescheidcode die correspondeert met het type vergunning dat wordt gebruikt en aangeven dat de betrokken producten worden uitgevoerd op grond van uniale algemene uitvoervergunning nr. EU00x.
-
De registratie en meldplicht voor het eerste gebruik bij de bevoegde autoriteit.
-
Beschrijving wanneer de vergunning niet mag worden gebruikt.
Naast deze “standaard”-voorwaarden en eisen zijn er voor iedere vergunning nog specifieke eisen opgenomen.
Vermelding code vergunning op aangifte
De exporteur ontvangt van de CDIU een bevestigingsbrief van de registratie en een registratienummer. In vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS vermeldt de exporteur dat hij gebruik maakt van een UAV door vermelding van:
-
de betreffende bescheidcode,
-
het nummer van de UAV en
-
zijn registratienummer
De voorwaarden om van de uniale algemene uitvoervergunningen gebruik te maken, vindt u in bijlagen II, secties A t/m H van de Verordening.
Geldigheidsduur uniale algemene vergunning
De UAV kent geen vastgestelde geldigheidsduur. Wanneer aan alle voorwaarden van de vergunning wordt voldaan is deze voor onbepaalde tijd geldig.
Naar boven5.9.4 Nationale algemene uitvoervergunning (NAV)
5.9.4.1 Nationale algemene uitvoervergunning NL 002
Nederland heeft een nationale algemene uitvoervergunning NL 002 (NAV) ingesteld voor de uitvoer van bepaalde producten voor tweeërlei gebruik die bestemd zijn voor bepaalde landen (Verordening, artikel 2, punt 16, artikel 12, lid 6, bijlage III sectie C en Staatscourant 2009 nr. 18172).
Nationale algemene uitvoervergunningen kunnen ook van toepassing zijn op de producten en bestemmingen die op de lijst van bijlage II, secties A tot en met H, voorkomen. Dit biedt de mogelijkheid om producten en bestemmingen die ook in de uniale algemene vergunningen zijn opgenomen op te nemen in nationale vergunningen.
De nationale algemene uitvoervergunning NL 002 wordt niet aan een individueel bedrijf toegekend maar is gepubliceerd in de Staatscourant. Elk bedrijf dat gevestigd is in Nederland kan hiervan gebruik maken, mits is voldaan aan de voorwaarden en voorschriften die aan deze nationale algemene uitvoervergunning is verbonden.
Het is geen verplichting om van de algemene vergunning gebruik te maken. Er kan ook een individuele vergunning worden aangevraagd.
Registratie en melding voor eerste gebruik
Voor het eerste gebruik van een algemene vergunning moet er gelijktijdig een verzoek tot registratie en een melding bij de bevoegde autoriteit (in Nederland de CDIU) plaatsvinden. De melding die hier wordt bedoeld betreft een eenmalige melding voorafgaand aan het eerste gebruik van een algemene vergunning. Door de registratie en de meldplicht wordt het mogelijk vooraf de gebruikers van de algemene vergunning in kaart te brengen en toezicht en controle uit te oefenen op het rechtmatig gebruik van die vergunningen.
Vermelding code vergunning op aangifte
De exporteur die zich registreert, ontvangt van de CDIU een bevestigingsbrief van de registratie en een registratienummer. In vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS vermeldt de exporteur dat hij gebruik maakt van de NAV door vermelding van de bescheidcode X071, de NAV NL 002 en zijn registratienummer.
Geldigheidsduur nationale algemene vergunning
De vergunning is voor onbepaalde tijd geldig.
Naar boven5.9.4.2 Nationale algemene Uitvoervergunning NL 010
Per 30 december 2017 is een nieuwe mogelijkheid voor het gebruik van een nieuwe nationale algemene vergunning (dual-use) van kracht geworden. Dit betreft de Nationale Algemene Uitvoervergunning NL 010
Deze Nationale Algemene Uitvoervergunning NL 010 beperkt zich tot een kleine groep dual-use producten (Paragraaf 1).
Het betreft de volgende producten die zijn opgenomen in Bijlage I van Verordening (EG) nr. 2021/821:
1.– Categorie 5A002a
a. Systemen, apparatuur en onderdelen voor cryptografische ‘informatiebeveiliging’;
2.– Categorie 5D002a
a.‘programmatuur’ speciaal ontworpen of aangepast voor de ‘ontwikkeling’, de ‘productie’ of het ‘gebruik’ van apparatuur bedoeld
in 1. hierboven, of ‘programmatuur’ bedoeld in 3. hieronder;
3.– Categorie 5D002c:
a.‘programmatuur’ die de eigenschappen heeft of de functies uitoefent of simuleert van de apparatuur, bedoeld in 1.a. hierboven;
4.– Categorie 5E002:
a.‘technologie’ overeenkomstig de algemene technologienoot voor het ‘gebruik’ van items bedoeld zoals hierboven.
Deze vergunning mag enkel worden gebruikt voor de in de Nationale Algemene Uitvoervergunning NL 010 genoemde bestemmingen (Paragraaf 2).
Ook worden in de Nationale Algemene Uitvoervergunning NL 010 uitsluitingsgronden genoemd. Indien er sprake is van een van de daar genoemde gronden is het gebruik van deze vergunning niet toegestaan (Paragraaf 3).
Naar boven5.9.5 Algemeen
Verplicht bescheid bij uitvoer
Bij doen van een aangifte voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik moet de exporteur aantonen dat een vergunning is verleend (Verordening, artikel 21).De exporteur moet in vak 12.03 (Bewijsstuk) van de aangifte in DMS de bescheidcode vermelden die correspondeert met het type vergunning dat wordt gebruikt en de identificatiegegevens van de vergunning.
Uit de bescheiden bij de aangifte en de vergunninggegevens op de aangifte moet blijken of wordt voldaan aan de nationale of EU wetgeving en vergunningvoorschriften. In een aantal gevallen bevat de vergunning zelf voorwaarden waaruit blijkt dat de houder van de vergunning deze bij de Douane moet overleggen (digitaal).
Overleggen vergunning via het systeem (DMS)
Bij het doen van een elektronische uitvoeraangifte in DMS controleert het systeem of:
-
er een bescheidcode en vergunninggegevens zijn ingevuld op de aangifte
en -
de gegevens in de aangifte worden afgedekt door de gegevens in het geautomatiseerde vergunningensysteem van de CDIU (duo-communicatie). Alleen voor door de CDIU afgegeven vergunningen.
Na akkoordbevinding door het systeem aanvaardt AGS de aangifte. Hierdoor verschijnt de omschrijving “akkoord derden” in het AGS-systeem. Dit houdt in dat de formaliteiten met betrekking tot het overleggen van de vergunning hiermee zijn vervuld.
Overleggen van de UAV of NAV
Bij de UAV en de NAV kan de exporteur volstaan met de vermelding van de van toepassing zijnde bescheidcode , het nummer van de uniale of nationale algemene vergunning en het registratienummer van de exporteur op de aangifte.
Overleggen vergunning in niet-DMS situaties
De mogelijkheid bestaat (bijv. via vereenvoudigde douaneprocedures) dat de uitvoeraangifte niet via de elektronische wijze (DMS) wordt ingediend. In een dergelijke situatie kan ook een douanecontrole plaatsvinden. Bij deze controle kan de vergunning op de volgende wijze worden gecheckt:
-
door het overleggen van de (papieren) vergunning
-
door het overleggen van een uitdraai van de elektronische vergunning.
Bij onduidelijkheden of vragen kunt u altijd via de vraagbaak, de helpdeskfunctie van de CDIU gebruiken.
Bevoegde autoriteit
De Verordening verplicht lidstaten een bevoegde autoriteit aan te wijzen. De minister van BH&O heeft de CDIU genoemd als bevoegde autoriteit. In de bijlage is een overzicht opgenomen van alle bevoegde autoriteiten in de EU.
Aanvraag vergunning
De aanvraag voor een vergunning producten voor tweeërlei gebruik wordt gedaan bij de CDIU (Usg, artikel 3, lid 2). De bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de exporteur is gevestigd, geeft de vergunning af (Verordening, artikel 12, lid 2). In Nederland gevestigde exporteurs van producten voor tweeërlei gebruik moeten de vergunning ook bij de CDIU aanvragen als de producten zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden (Usg, artikel 3, lid 3).
Vergunning geldig in gehele EU
De vergunningen voor producten voor tweeërlei gebruik kunnen binnen de gehele EU voor uitvoer worden gebruikt.
Vergunning niet overdraagbaar
De vergunningen zijn op naam gesteld en niet overdraagbaar. De uitvoer van in de vergunning vermelde producten moet plaatsvinden door of namens degene die in de vergunning als exporteur is genoemd of een nader in de vergunning genoemde gebruiksgerechtigde.
5.10 Schema vergunningplicht producten voor tweeërlei gebruik
In een bijlage is een schematisch overzicht opgenomen van de vergunningplicht voor strategische goederen.
Naar boven