14.45.00 Vereenvoudiging douanevervoer; Toegelaten afzender en Toegelaten geadresseerde
3 Gebruik van de regeling Toegelaten afzender
3.1 Aanvaarden elektronische vervoersaangifte
De vergunninghouder toegelaten afzender zal de aangifte voor douanevervoer indienen bij het in zijn vergunning aangegeven douanekantoor, het kantoor van vertrek.
(artikel 314 lid 1 UVo.DWU)
De aangifte wordt elektronisch gedaan en ingevuld volgens de voorwaarden voor invulling van de elektronische vervoersaangifte, als opgenomen in de bijlage B bij de UVo.DWU en aanwijzingen voor het gebruik van het aangiftesysteem.
(artikel 6 lid 1 DWU en artikel 273 UVo.DWU)
Hierna is een aantal beschrijvingen vermeld, waarmee rekening moet worden gehouden bij gebruik van het aangiftesysteem DVA.
De goederen zijn aangebracht op een locatie die in de vergunning toegelaten afzender is vermeld, veelal de bedrijfslocatie van de vergunninghouder. Het is ook mogelijk dat in de vergunning van de toegelaten afzender locaties van derden zijn opgenomen. De goederen bevinden zich dan in de bedrijfslocaties van deze derden.
(artikel 5 lid 33 DWU)
De mogelijkheid om de aangifte in te dienen voordat de goederen zijn aangebracht is beschreven in onderdeel 14.20.00, paragraaf 2.3. van dit Handboek.
Na ontvangst van de vervoersaangifte (IE015) controleert het systeem of deze juist en volledig is ingevuld en of de aangever over een vergunning voor het doen van aangiften onder de vereenvoudigde procedure beschikt (vergunning toegelaten afzender). De aangever moet aan dit bericht een uniek nummer LRN (Local Reference Number) toekennen. Als aan alle voorwaarden is voldaan, wordt de aangifte door het systeem aanvaard en van een uniek nummer voorzien, het MRN genoemd.
(artikel 172 lid 1 DWU en artikel 172 lid 2 DWU)
De aangever wordt van de aanvaarding en het aan de zending toegekende nummer(MRN) op de hoogte gesteld via de kennisgeving aanvaarding aangifte (IE028).
Mocht niet aan alle voorwaarden zijn voldaan, dan zal de aangifte onder vermelding van hetgeen is geconstateerd worden geretourneerd door verzending van een kennisgeving niet-aanvaarde aangifte (IE056).
Na aanvaarding staat de aangifte in het systeem in de status “Aanvaard” en is deze door de Douane te raadplegen voor verdere behandeling.
Naar boven3.2 Controle
Nadat de aangifte door het systeem is aanvaard wordt er een automatische risicoselectie uitgevoerd. Indien een aangifte wordt geselecteerd voor controle krijgt de vergunninghouder toegelaten afzender kennisgeving controle (bericht IE060) en geen toestemming tot vertrek (bericht IEO29).
Wordt de aangifte niet "in controle" gesteld, dan zal na een geautomatiseerde controle van het bestaan van een doorlopende zekerheid automatisch toestemming tot vertrek worden verleend. In afwachting van de toestemming tot vertrek zal de aangever de eventueel noodzakelijke verzegeling aan kunnen brengen.
Als een aangifte wel in de status “in controle” is gebracht, moet de Douane na de behandeling / controle de resultaten van de controle in het systeem te registreren, waarna de goederen worden “Vrijgegeven”.
Naar boven3.3 Kennis geven van het voorgenomen vertrek
Een houder van de vergunning toegelaten afzender stelt het kantoor van vertrek op de hoogte van de voorgenomen verzending van de goederen door een bericht via DVA.
Bij het doen van een aangifte voor douanevervoer is er veelal een voorafgaande douaneregeling, bijvoorbeeld douane-entrepot of bevonden de aan te geven goederen zich in tijdelijke opslag. Om een controle op deze vertrekkende vervoersaangifte mogelijk te maken wordt voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij de controlemogelijkheden die deze voorafgaande douaneregeling biedt.
Bij de uitslag uit een entrepot is in de vergunning douane-entrepot bepaald op welke wijze en op welk douanekantoor de entrepothouder de uitslag uit het entrepot moet melden. Wordt een uitslag geselecteerd voor een controle dan kan deze controle ook worden gebruikt voor een controle op de start van het douanevervoer.
Voorbeeld
Een zending goederen ligt opgeslagen in een entrepot. Op basis van de voorwaarden in de entrepotvergunning meldt de entrepothouder bij een aangewezen douanekantoor dat hij de zending om 14.00 uur wil gaan laden en om 15.00 wil vertrekken. De aangifte voor douanevervoer voor deze zending wordt echter al om 13.30 uur bij het in de vergunning toegelaten afzender opgenomen kantoor van vertrek ingediend. Als de aangifte voor douanevervoer niet geselecteerd wordt voor controle zal de aangever via het systeem automatisch om 13.31 uur de toestemming tot vertrek (bericht IE029) krijgen.
Zelfs als de aangever dit bericht al heeft ontvangen, is door bovengenoemde bepaling in de vergunning toegelaten afzender de toestemming tot vertrek voor Transit pas geldig vanaf 15.00 uur, het tijdstip waarop de Douane haar controle op die voorafgaande douaneregeling uiterlijk heeft kunnen uitvoeren.
Naar boven3.4 Controlebevindingen
Als bij een nadere opname of een fysieke controle door de douane geen verschillen zijn vastgesteld, brengt de aangever zelf verzegelingen aan, indien hij beschikt over de vergunning verzegelingen van een bijzonder model.
De bevindingen van de ingestelde controle worden door de Douane geregistreerd in het systeem.
Als bij de nadere opname of fysieke controle van de goederen kleine verschillen zijn geconstateerd, kunnen in overleg met de aangever wijzigingen in de aangifte worden aangebracht. Gaat de aangever echter niet akkoord met aanpassing van de aangifte, dan zal de douanemedewerker bepalen of de bevindingen alsnog als vrijgave verhinderend aangemerkt zullen worden. Heeft de aangever kenbaar gemaakt niet direct te willen reageren op het voorstel van de Douane om de aangifte te corrigeren, dan wordt verdere behandeling van de aangifte opgeschort.
De aangever krijgt dan de mogelijkheid om binnen de daarvoor gestelde termijn door verzending van een verzoek om toestemming tot vertrek te reageren op het voorstel. Blijft de aangever in gebreke dan wordt aangenomen dat hij bezwaar heeft tegen wijziging van de aangifte. De Douane zal dan een besluit over verdere afhandeling van de aangifte nemen. Reageert hij binnen de gestelde termijn, maar het verzoek is ongeldig bevonden of niet correct ingevuld, dan wordt de aangever daarover geïnformeerd.
Gaat de aangever wel akkoord, dan volgt een controle op de te stellen zekerheid.
Zijn bij nadere opname of fysieke controle verschillen geconstateerd die vrijgave verhinderend zijn, dan wordt vervoer niet toegestaan. De aangever wordt daarvan op de hoogte gesteld.
Worden bevindingen gedaan bij een controle verricht op grond van de voorafgaande regeling, terwijl de toestemming tot wegvoering IE029 door Transit technisch al is verleend, dan kunnen die leiden tot buitenwerking stellen van de vervoersaangifte.
Naar boven3.5 Vervoerstermijn
De vergunninghouder moet zelf de vervoerstermijn bepalen die nodig is om de goederen vanaf het kantoor van vertrek naar het
kantoor van bestemming te brengen. De vervoerstermijn mag niet langer zijn dan de tijd die nodig is om de goederen daarheen
te vervoeren. Zie onderdeel 14.20.00, paragraaf 3.3.12. van dit Handboek voor aanwijzingen voor het bepalen van de vervoerstermijn.
(artikel 297, lid 1 en 314, lid 2, letter b UVo. DWU)
3.6 Vrijgave van de goederen
3.6.1 Vrijgave transport
De aangever krijgt bericht van vrijgave van de goederen door het bericht toestemming tot vertrek (bericht IE029). Daarnaast worden ook het voorziene kantoor van bestemming (bericht IE001) en de voorziene kantoren van doorgang (bericht IE050) op de hoogte gesteld van vrijgave van het transport.
3.6.2 Afdrukken begeleidingsdocument
De Toegelaten afzender kan via het systeem op basis van de toestemming tot vertrek (IE029) het begeleidingsdocument afdrukken. Op het douanekantoor van vertrek worden geen bescheiden geprint. Het is niet verplicht (m.u.v. gebruik via de noodprocedure) het begeleidingsdocument uit te printen en met de vervoerder mee te geven. Deze laatste dient wel de beschikking te hebben over het MRN of de barcode van de aangifte.
Naar boven