12.00.00 Plaatsing van goederen onder een douaneregeling
7 Identificatie
Dit hoofdstuk behandelt de identificatie.
Naar boven7.1 Algemeen
Identificatiemaatregelen hebben als doel onttrekking of verwisseling van goederen tegen te gaan. Daarnaast vereenvoudigen zij het douanetoezicht op goederen. Door bijvoorbeeld het aanbrengen van een verzegeling kan op eenvoudige wijze de identiteit van goederen worden gewaarborgd.
Naar boven7.1.1 Soorten identificatiemaatregelen
Voorbeelden van identificatiemaatregelen zijn:
-
verzegeling van laadruimten van vervoermiddelen
-
verzegeling van bergingsmiddelen of verpakkingsmiddelen
-
vermelding bijzondere merktekens of fabricagenummers
-
aanbrengen van zegels, stempels of andere kentekens op goederen
-
monsters nemen
-
tekeningen of technische beschrijvingen bijvoegen
(artikel 192 DWU;
artikel 299 UVo DWU)
Hoe deze identificatiemaatregelen concreet worden toegepast, vindt u in de volgende onderdelen van dit Handboek, zoals onderdeel 14.20.00 (Communautair/gemeenschappelijk douanevervoer), onderdeel 16.00.00 (Actieve veredeling), onderdeel 19.00.00 (Passieve veredeling).
Naar boven7.2 Procedures, ambtelijke werkzaamheden
Hier vindt u zeer summier de ambtelijke werkzaamheden bij identificatie. Gedetailleerde informatie over goedkeuringseisen voor vrachtwagens, containers vindt u in onderdeel 14.50.00 (Douanevervoer-TIR) van dit Handboek. De concrete toepassing van identificatiemaatregelen vindt u in de desbetreffende douaneregelingen (zie ook paragraaf 7.1.1).
Naar boven7.2.1 Totstandbrenging identificatiemaatregel
De Douane brengt meestal de identificatiemaatregelen tot stand artikel 192 DWU). Dit betekent dat zij zelf de maatregel moeten treffen. Ze laten dit dan ook niet over aan een chauffeur of medewerker van een bedrijf. Artikel 192 DWU biedt echter wel de ruimte om marktdeelnemers die daarvoor een vergunning hebben identificatiemaatregelen toe te laten passen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de regeling toegelaten afzender in het douanevervoer.
Naar boven7.2.2 Verwijdering identificatiemaatregel
Hoofdregel is dat identificatiemaatregelen, die op goederen of vervoermiddelen zijn aangebracht, alleen mogen worden verwijderd
door de Douane. U kunt dit dus niet door een medewerker van het bedrijf laten doen. Alleen op deze wijze kunt u vaststellen
of er goederen zijn verwisseld of onttrokken. Het is wel zo dat in artikel 192 DWU is toegestaan dat identificatiemaatregelen
worden verwijderd door een marktdeelnemer die daarvoor een vergunning heeft. De regeling toegelaten geadresseerde in het douanevervoer
bijvoorbeeld maakt dit mogelijk.
(artikel 192 DWU))
7.3 Uitzonderingen
Op de hoofdregel dat slechts de Douane identificatiemaatregelen kan aanbrengen of verwijderen bestaan uitzonderingen.
Naar boven7.3.1 Toegelaten Afzender; Toegelaten Geadresseerde; Gebruik verzegeling van een bijzonder model
Een toegelaten afzender mag zelf verzegelingen aanbrengen. U vindt hier meer over in onderdeel 14.45.00 van dit Handboek.
Ook de Toegelaten Geadresseerde mag met toestemming van de Douane zelf verzegelingen verbreken. U vindt hier meer over in onderdeel 14.45.00 van dit Handboek.
De Douane kan toestemming verlenen aan iemand anders om een identificatiemaatregel aan te brengen. Men mag de verzegelingen van een bijzonder model aanbrengen als identificatiemaatregel in het kader van de douaneregeling communautair of gemeenschappelijk douanevervoer. U vindt hier meer over in onderdeel 14.43.00 van dit Handboek.
7.3.2 Onvoorziene omstandigheden of overmacht
Iemand anders dan de Douane mag de identificatiemaatregel afnemen in geval van onvoorziene omstandigheden of overmacht. Het
verwijderen moet dan wel absoluut noodzakelijk zijn voor het behoud van de goederen of het vervoermiddel.
(artikel 192, lid 2, DWU)