10.30.00 Tussenproducten
3 Tussenproducten
Tussenproducten kunnen worden onderscheiden in niet-mousserende en mousserende.
Naar boven3.1 Niet-mousserende tussenproducten
Artikel 11b van de WA bepaalt wat onder niet-mousserende tussenproducten moet worden verstaan:
-
alle niet als bier of wijn aan te merken producten van GN-codes 2204, 2205 en 2206
-
met een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol, maar niet meer dat 22% vol
-
die op grond van artikel 11c van de WA niet worden aangemerkt als mousserend tussenproduct
3.2 Mousserende tussenproducten
Artikel 11c van de WA bepaalt wat onder mousserende tussenproducten moeten worden verstaan:
-
alle niet als bier of wijn aan te merken producten van GN-codes 2204, 2205 en 2206
-
met een alcoholgehalte van meer dan 1,2% vol, maar niet meer dan 22% vol
-
die zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel in flessen met een overdruk van 3 bar of meer die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing
.
Een tussenproduct is dus mousserend als:
-
de fles is afgedicht met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd
of
-
de overdruk teweeggebracht door koolzuurgas meer dan 3 bar bedraagt
en
-
het alcoholgehalte meer dan 1,2% vol, maar niet meer dan 22% vol bedraagt
Het moet gaan om een champignonvormige stop. Het materiaal waaruit de stop is vervaardigd is niet relevant - het kan kurk zijn maar ook kunststof. De tekst van de wet – draden, banden of anderszins – biedt ruimte voor diverse methoden van borging. Ook andere methoden van borging dan de klassieke capsule met ijzerdraad zijn dus mogelijk.
Naar boven