Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.50.00 Minerale olien - Algemeen

3 Producten aangewezen als minerale oliën (WA, artikel 25, lid 1)

3.1 Algemeen

Onder minerale oliën worden verstaan op grond van artikel 25, lid 1, letter a tot en met j, van de WA de producten van de GN-codes:

  1. 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming

  2. 2706 tot en met 2710

  3. 2711, met uitzondering van aardgas

  4. 2712 tot en met 2715

  5. 2901 en 2902

  6. 2905 11 00, die niet langs synthetische weg zijn verkregen en zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming

  7. 3403

  8. 3811

  9. 3817

‘3824 99 86, 3824 99 92 – met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten –, 3824 99 93, 3824 99 96 – met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten –, 3826 00 10 en 3826 00 90’ indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Deze opsomming komt grotendeels overeen met de omschrijving van energieproducten in artikel 2, lid 1, van de Energiebelastingrichtlijn.

Let op!

Artikel 1a, lid 2, van de WA bepaalt dat de in lid 1, letter m, genoemde datum bij ministeriële regeling kan worden gewijzigd. Ga dus altijd na welke GN-code van toepassing is. (per 15 september 2018 zijn dit de GN-codes van 1 januari 2018)

GN-code en gebruik van de producten

In artikel 25, lid 1, van de WA worden producten genoemd die naar hun aard of door hun bestemming (motorbrandstof of brandstof voor verwarming) als minerale oliën worden aangemerkt. Minerale oliën bestaan vrijwel uitsluitend uit koolwaterstoffen.

De producten genoemd in artikel 25, lid 1 van de WA onder

  1. a. (plantaardige en dierlijke oliën en vetten)

  2. f. (methanol)

  3. j. (biodiesel)

zijn echter geen koolwaterstoffen. De WA merkt deze producten toch aan als minerale oliën, als ze (bestemd zijn om te) worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming (biobrandstoffen)

Zowel de chemische samenstelling van het product als de bestemming is hierbij dus van belang. Dit kan verwarrend zijn: de bestemming, die de goederen uiteindelijk zullen krijgen, staat namelijk niet altijd vast. Sommige van deze producten kunnen immers op tweeërlei wijze in de consumptieve sfeer terechtkomen. Zo kan zonnebloemolie gebruikt worden als motorbrandstof maar ook voor menselijke consumptie. In verband hiermede zijn deze biobrandstoffen en het gebruik daarvan in paragraaf 3.2 hierna nader beschreven.

Naar boven

3.2 Gebruik van de biobrandstoffen

De in artikel 25, lid 1, letter a, f en j, van de WA genoemde producten worden ook wel biobrandstoffen genoemd: vloeibare of gasvormige brandstoffen, gewonnen uit plantaardig of dierlijk materiaal (zogenoemde biomassa). Overigens worden lang niet alle biobrandstoffen via artikel 25, lid 1, van de WA aangemerkt als minerale oliën. Deze producten worden alleen als minerale oliën aangemerkt als ze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Deze producten zijn bestemd als brandstof als ze worden verkocht als brandstof. Dit kan blijken uit facturen, contracten en dergelijke. Om deze producten in de accijnsheffing te betrekken moet degene die aan deze producten de bestemming brandstof geeft, in het bezit zijn van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats. Zodra deze producten zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt zijn de controlebepalingen hierop van toepassing.

Naar boven

3.2.1 Biobrandstoffen bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof

Producten GN-code 1507 tot en met 1518

De in artikel 25, lid 1, van de WA genoemde biobrandstoffen worden als minerale oliën aangemerkt indien ze zijn bestemd als motorbrandstof. Zeker voor de producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518 - in de praktijk vaak aangeduid als PPO (puur plantaardige oliën, zelfs al gaat het soms om dierlijke producten!) - zal dit doorgaans moeten blijken uit stukken als contracten en facturen. Deze producten kunnen worden gebruikt in de voedings- of veevoederindustrie, maar ook als motorbrandstof. Dit laatste is overigens meestal niet zonder meer mogelijk. Vaak zal een motor eerst moeten worden aangepast voordat producten van deze GN-codes als brandstof kunnen worden gebruikt. Denk bij een motor overigens niet alleen aan een motor in een voertuig, maar bijvoorbeeld ook aan een generator. Producten van de GN-code 1507 tot en met 1518 moeten vaak eerst bewerkt worden om gebruikt te kunnen worden als motorbrandstof of als brandstof voor verwarmingsdoeleinden. In dat geval worden zij nog niet aangemerkt als minerale oliën. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gebruikt frituurvet, puur plantaardige olie, dierlijke vetten enz. die gebruikt worden als grondstof in een biodieselfabriek.

Producten GN-code 3824 99 86, 3824 99 92, 3824 99 93, 3824 99 96, 3826 00 10 en 3826 00 90

‘3824 99 86, 3824 99 92 – met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten –, 3824 99 93, 3824 99 96 – met uitzondering van roestwerende preparaten die aminen als werkzame bestanddelen bevatten en anorganische preparaten voor het oplossen of voor het verdunnen van vernissen of van dergelijke producten –,

GN-code 3824 9099 was op 1 januari 2002 van toepassing en in zowel de Energiebelastingrichtlijn als in de WA werd naar deze GN-code verwezen. In Vo. 2658/87/EEG was deze GN-code op 1 januari 2008 reeds vervangen door GN-code 3824 9098.

GN-code 3824 9098 is sinds 1 januari 2008 - onder meer op advies van een Europese biobrandstoffenwerkgroep - gesplitst in twee nieuwe GN-codes: 3824 9091 en 3824 9097. Vanaf 1 januari 2012 zijn er twee nieuwe GN-codes voor deze producten met biodiesel:

  • GN-code 3826 00 10

  • GN-code 3826 00 90

Onder GN-code 3826 00 10 vallen allerlei producten met een estergehalte van 96,5 volumeprocenten of meer, die in de praktijk biodiesel worden genoemd. Het gaat hierbij om handelsbenamingen als FAME (fatty acid methyl ester), FAMAE (fatty acid mono-alkyl ester) en PME (palmoil methyl ester). Door zogenoemde verestering van PPO - hierbij wordt, onder toevoeging van alcohol, glycerine onttrokken - ontstaat biodiesel. Dit is te gebruiken voor alle doeleinden, waarvoor ook gewone diesel is te gebruiken, dus ook als motorbrandstof. De Europese biobrandstoffenwerkgroep heeft dan ook voorgesteld om in de Energiebelastingrichtlijn te verwijzen naar de nieuwe GN-codes en de zinsnede ‘indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming’ te verwijderen bij de GN-code 3824 9091(huidige GN-code 3826 00 10). Gesteld kan dan ook worden dat producten van de GN-code 3826 00 10 altijd vallen onder de controlebepalingen omdat zij bestemd zijn voor gebruik als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming, bedoeld in artikel 20, lid 1, van de Energiebelastingrichtlijn, grotendeels overgenomen in artikel 5, lid 4, van de WA (zie hoofdstuk 8).

Het verwarrende is echter dat ook de meeste producten van de nieuwe GN-code 3826 00 90 als biodiesel zijn te gebruiken. Omdat deze echter een estergehalte hebben van minder dan 96,5 volumeprocent, worden ze niet rechtstreeks als biodiesel aangemerkt. Hier komt het bestemmingsvereiste om de hoek kijken: net als PPO worden ze pas aangemerkt als minerale oliën indien ze zijn bestemd om te worden gebruikt als (motor)brandstof. Afhankelijk hiervan zijn de controlebepalingen al dan niet van toepassing.

Bio-methanol

Bio-methanol is minerale olie van GN-code 2905 11 00. Volgens artikel 25, lid 1, letter f van de WA moet minerale olie aan twee eisen voldoen: het mag niet synthetisch zijn en het moet bestemd zijn voor gebruik als motorbrandstof of als verwarmingsbrandstof op zichzelf.

Uit de stukken zoals contracten en facturen kan blijken of de bio-methanol:

  • niet synthetisch is

  • wordt verkocht of gebruikt als motorbrandstof of als verwarmingsbrandstof. Denk daarbij naast brandstof voor voertuigen ook aan gebruik in generatoren.

Als bio-methanol wordt aangemerkt als minerale olie, valt het onder de controlebepalingen van artikel 5 lid 3 letter d juncto lid 4, letter g van de WA.

Naast de toepassing als motorbrandstof, kan bio-methanol worden gebruikt voor dezelfde toepassingen als methanol:

  • grondstof voor verf en kunststoffen

  • in brandstofcellen

  • voor de omzetting van plantaardige olie naar biodiesel

  • als brandstofcomponent door bijmenging

  • enzovoorts

Bio-ethanol

Ook een product als bio-ethanol (GN-code 2207 1000) wordt op grond van artikel 25, lid 2, letter a, van de WA aangemerkt als minerale olie als het wordt gebruikt als motorbrandstof. Bio-ethanol wordt niet genoemd in lid 1 van dit artikel en wordt dus niet rechtstreeks als minerale olie aangemerkt. Dit is ook logisch, omdat hierop normaliter het veel hogere accijnstarief van overige alcoholhoudende producten van toepassing is. Pas als het gebruik als motorbrandstof vaststaat, is het accijnstarief van de gelijkwaardige motorbrandstof van toepassing. Let op! Als bio-ethanol gebruikt wordt als brandstof voor verwarming dan is het géén minerale olie. Bio-ethanol wordt niet genoemd in artikel 25, lid 1 en ook op grond van artikel 25, lid 2, letter b van de WA wordt bio-ethanol niet aangemerkt als minerale olie omdat het geen koolwaterstof is.

Teruggaaf duurzaam geproduceerde biobrandstof

Vanaf 1 april 2010 was er een teruggaafmogelijkheid van accijns op duurzaam geproduceerde bio-ethanol in E85 op grond van artikel 71h WA.

Vanaf 1 januari 2012 is deze teruggaafmogelijkheid uitgebreid naar duurzaam geproduceerde biobrandstoffen die gebruikt worden als motorbrandstof voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg. Voorbeelden daarvan zijn bio-ethanol, bio-methanol en biodiesel.

Vanaf 1 januari 2013 is de beperking ‘voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg’ gewijzigd. Voortaan is het voldoende dat deze brandstoffen worden afgeleverd als motorbrandstof voor het aandrijven van motorrijtuigen.

Vanaf 1 januari 2017 is de toepassing uitgebreid met de hernieuwbare brandstoffen. Een voorbeeld hiervan is hernieuwbare methanol.

Alle voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf staan in het onderdeel 50.20.00. Teruggaven, van dit Handboek.

Naar boven

3.2.2 Biobrandstoffen bestemd om te worden gebruikt voor verwarming

Anders dan bij motorbrandstoffen zijn de meeste producten - dus ook biobrandstoffen - te gebruiken als brandstof voor verwarmingsdoeleinden in ruime zin. Denk hierbij dus niet alleen aan kachels en dergelijke maar bijvoorbeeld ook aan het verhitten van een oven bij een afvalverwerkingsbedrijf, niet alleen door 'ondervuring' van de oven maar ook door de brandstof rechtstreeks in de oven te spuiten.

Net zoals bij motorbrandstof zal de bestemming van de biobrandstof, zeker van de PPO, moeten blijken uit stukken als contracten en facturen.

Naar boven

3.3 Afvaloliën

Op zich zouden afvaloliën niet apart hoeven te worden besproken. In principe moet, net zoals voor andere producten, aan de hand van de GN-code en eventueel de bestemming en/of het gebruik worden vastgesteld of er sprake is van minerale oliën en, zo ja, of deze onder de controlebepalingen vallen en of er een accijnstarief voor is vastgesteld of is vast te stellen. Toch worden ze hier vanwege hun bijzondere karakter kort toegelicht.

Naar boven

3.3.1 Producten aangemerkt als afvalolie

Afvaloliën zijn afvalstoffen die hoofdzakelijk bestaan uit aardolie of uit olie uit bitumineuze mineralen, ook als zij zijn vermengd met water. Tot deze afvalstoffen behoren onder meer:

  • afvalstoffen van aardolie of dergelijke olie, die niet langer geschikt zijn voor hun oorspronkelijk gebruik (bijvoorbeeld afgewerkte smeerolie, afgewerkte hydraulische olie en afgewerkte transformatorolie);

  • slib afkomstig uit opslagtanks voor aardolie en aardolieproducten;

  • olie/water/slibmengsels, afkomstig van onder meer zeeschepen;

  • afvalolie in de vorm van emulsies in water of van mengsels met water, zoals die afkomstig van het lekken van olie, van het reinigen van opslagtanks of van het gebruik van boor-, draai- of snijoliën bij machinale bewerkingen.

Deze afvalolie wordt vrijwel uitsluitend aangeboden aan afvalverwerkers. De afvalolie kan, afhankelijk van de mate van vervuiling, worden gereinigd en verder worden ingezet als brandstof of worden toegevoegd aan brandstoffen. De bewerking van deze afvaloliën moet plaatsvinden in een AGP. De samenstelling wordt immers gewijzigd en/of er ontstaat een (ander) accijnsgoed zodat er sprake is van vervaardigen (WA, artikel 1a, lid 1, letter w). Het vervaardigen buiten een AGP is verboden (WA, artikel 5, lid 1, letter a). Het gebruik van deze brandstof voor verwarmingsdoeleinden binnen de AGP is belast met accijns. Het belastbaar feit is in dit geval te vinden in artikel 2, lid 2, van de WA. Gebruik voor de vervaardiging van minerale oliën wordt niet aangemerkt als een belastbaar feit (WA, artikel 2, achtste lid).

Naar boven