Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.50.00 Minerale olien - Algemeen

6 Accijnstarieven minerale oliën

In artikel 27, lid 1, van de WA is voor de in artikel 26 van de WA genoemde minerale oliën een accijnstarief vastgesteld.

Naar boven

6.1 Begripsbepalingen

In artikel 1a, eerste lid, letter x en p van de WA worden de begrippen ‘weg’ en 'motorrijtuig' gedefinieerd. Met betrekking tot de begrippen 'weg’ en 'motorrijtuig' komen deze definities overeen met die van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Naar boven

6.2 Minerale oliën waarvoor een tarief is vastgesteld

Zie voor actuele en historische tarieven www.douane.nl.

Artikel 27 van de WA vermeldt het tarief van de accijns voor minerale oliën. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • lichte olie

  • halfzware olie en gasolie

  • zware stookolie

  • vloeibaar gemaakt petroleumgas

  • methaan

Naast de accijns zijn sommige minerale oliën nog onderworpen aan de zogenoemde voorraadheffing.

De voorraadheffing wordt in onderdeel 10.50.20 — Wet voorraadvorming aardolieproducten van dit handboek behandeld.

Voor de berekening van de accijns op minerale oliën - met uitzondering van zware stookolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas - wordt uitgegaan van een producttemperatuur van 15°C op grond van artikel 27, lid 2 van de WA. Artikel 14 van de URA en de daarbij behorende tabel in bijlage MO.2 geven aan hoe om te rekenen naar een hoeveelheid bij een temperatuur van 15°C.

Naar boven

6.2.1 Tarief voor lichte olie

Artikel 27, lid 1, letter a, van de WA bevat het tarief van de accijns voor lichte olie. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in gelode en ongelode lichte olie.

Het loodgehalte van lichte olie wordt bepaald op grond van artikel 26, lid 8, van de WA in samenhang met artikel 12 van de URA en de daarbij behorende bijlage MO.1.

Naar boven

6.2.2 Tarief voor halfzware olie en gasolie

In artikel 27, lid 1, letter b, van de WA is het tarief van de accijns voor halfzware olie en gasolie opgenomen.

Naar boven

6.2.3 Tarief voor halfzware olie en gasolie, laagbelast

Dit aparte lagere tarief is vervallen per 1 januari 2013. Dit tarief voor halfzware olie en gasolie, zoals was opgenomen in het ‘oude’ artikel 27, lid 3, van de WA, was bedoeld voor situaties waarin de halfzware olie en gasolie gebruikt werd voor andere doeleinden dan als brandstof voor de aandrijving van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen en van pleziervaartuigen.

Voorwaarde voor gebruik was dat de gasolie of halfzware olie moest zijn voorzien van herkenningsmiddelen.

NB. Over het afschaffen van dit tarief per 1 januari 2013 zijn nieuwsbrieven verschenen op www.douane.nl.

Naar boven

6.2.4 Tarief voor zware stookolie

In artikel 27, lid 1, letter c, van de WA is het tarief van de accijns voor zware stookolie opgenomen. Dit tarief is uitgedrukt in een bedrag per 1.000 kg.

Naar boven

6.2.5 Tarief voor vloeibaar gemaakt petroleumgas (LPG)

In artikel 27, lid 1, letter d, van de WA is het tarief van de accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas opgenomen, uitgedrukt in een bedrag per 1.000 kg.

In de praktijk wordt vloeibaar gemaakt petroleumgas veelal verhandeld in liters in plaats van in kilogrammen. Voor autogas, dat bestaat uit een mengsel van propaan en butaan, is goedgekeurd dat voor het omrekenen van het aantal liters naar het aantal kilogrammen voor de berekening van de accijns wordt uitgegaan van een soortelijke massa van 0,54 (zie Beleidsregels accijnswetgeving). Dit betekent dat 1 liter vloeibaar gemaakt petroleumgas een gewicht heeft van 0,54 kg. Deze goedkeuring is alleen van toepassing indien vloeibaar gemaakt petroleumgas bestaat uit een mengsel van propaan en butaan en degene die de accijns verschuldigd is de exacte samenstelling en soortelijke massa niet kent of kan kennen. Een geringe hoeveelheid butaan bij propaan of andersom wordt niet aangemerkt als een mengsel. Daarom is hierop de goedkeuring niet van toepassing. Deze gassen worden verhandeld met de benaming butaan of propaan.

De omrekenfactor van 0,54 is gebaseerd op de volgende berekening. De mengverhouding bij LPG (autogas) is gewoonlijk: 60% propaan en 40% butaan. Propaan heeft een soortelijke massa van 0,51 en butaan van 0,59. (1 liter propaan x 60% x 0,51 is 30,6 gram; 1 liter butaan x 40% X 0,59 is 23,6 gram. Gezamenlijk gewicht is afgerond 0,54 gram).

Indien accijns over propaan of butaan moet worden berekend (voor heffing dan wel teruggaaf) en er moet worden omgerekend van liters naar kilo's dan moet worden uitgegaan van de feitelijke soortelijke massa. Deze zal slechts marginaal kunnen afwijken van de hiervoor vermelde soortelijke massa van propaan en butaan.

Naar boven

6.2.6 Tarief voor vloeibaar gemaakt of gecomprimeerd aardgas

In toenemende mate worden vloeibaar gemaakt aardgas (LNG, nu tarief vloeibaar gemaakte petroleumgas) en gecomprimeerd aardgas (CNG, nu tarief methaan) gebruikt als motorbrandstof. De tarieven zijn ingevolge artikel 28, lid 3 en 4 van de WA de tarieven van de gelijkwaardige brandstoffen omdat voor deze producten géén tarief in artikel 27 van de WA is vermeld. Voor CNG is in artikel 59, lid 1, letter b, van de WBM een tarief opgenomen voor de energiebelasting.

Naar boven

6.2.7 Tarief voor methaan

Volgens artikel 27, lid 1, letter e, van de WA is het tarief voor methaan nihil. Daarom wordt op methaan geen accijns geheven.

Let op!

Dit geldt alleen voor het gasvormige methaan. Als het vloeibaar gemaakt methaan (GN-code 2711 19 00) betreft, dan wordt dit ingevolge artikel 26, lid 6, van de WA aangemerkt als vloeibaar gemaakt petroleumgas met het daarbij behorende tarief.

Naar boven

6.2.8 Minerale oliën waarvoor geen tarief is vastgesteld

Het kan voorkomen dat minerale oliën, waarvoor op grond van artikel 27 van de WA geen tarief is vastgesteld, worden aangewend als motorbrandstof, als brandstof voor verwarmingsdoeleinden of als additief in motorbrandstoffen.

Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen minerale oliën die zijn genoemd in artikel 25, lid 1, en minerale oliën die zijn genoemd in artikel 25, lid 2, van de WA.

Naar boven
6.2.8.1 Producten genoemd in artikel 25, lid 1, WA

De minerale oliën die in artikel 25, lid 1, van de WA zijn genoemd - maar niet zijn genoemd in artikel 27 van de WA - worden toch belast met accijns als zij zijn bestemd om te worden gebruikt, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarmingsdoeleinden. In deze gevallen is het accijnstarief van de gelijkwaardige (motor)brandstof van toepassing, zoals opgenomen in artikel 27 van de WA.

Dit is bepaald in artikel 28, lid 1, van de WA en voorkomt dat producten zoals bijvoorbeeld tolueen en xyleen als zodanig worden gebruikt als (motor)brandstof zonder dat er accijns verschuldigd is.

Hierbij wordt wel opgemerkt dat, indien producten als tolueen of xyleen worden toegevoegd aan bijvoorbeeld benzine, eerst moet worden beoordeeld onder welke GN-code het aldus ontstane mengsel valt. Dit mengsel zou een lichte olie kunnen zijn van een in artikel 26 van de WA genoemde GN-code. Hierdoor is rechtstreeks een tarief van toepassing op grond van artikel 27 van de WA. Het mengsel zou echter ook onder een niet in artikel 26 van de WA genoemde GN-code kunnen vallen. In dat geval moet het ontstane product op grond van artikel 28, lid 1, van de WA worden belast naar het tarief van het gelijkwaardige product. In dit voorbeeld zou dit ook het tarief van lichte olie kunnen zijn.

Het bovenstaande geldt ook als bijvoorbeeld biobrandstoffen, genoemd in artikel 25, lid 1, van de WA worden gebruikt als motorbrandstof. In deze gevallen is op grond van artikel 28, lid 1, van de WA het accijnstarief van de gelijkwaardige motorbrandstof van toepassing, zoals opgenomen in artikel 27 van de WA. Om te bepalen wat de gelijkwaardige brandstof is voor plantaardige olie/dierlijk vet wordt uitgegaan van het criterium of de plantaardige olie/het dierlijk vet vloeibaar of vast is bij 10 graden Celsius:

  • Als het vloeibaar is bij 10 graden Celsius, dan is de gelijkwaardige brandstof gasolie.

  • Als het vast is bij 10 graden Celsius, dan is het zware stookolie.

Voorbeeld

Als zonnebloemolie die vloeibaar is bij 10 graden Celsius, genoemd in artikel 25, lid 1, van de WA wordt gebruikt als motorbrandstof voor het aandrijven van een dieselmotor, moet op grond van artikel 28, lid 1, van de WA accijns geheven worden naar het tarief van de gelijkwaardige brandstof, in dit geval dus gasolie. In dit geval is dan ook het tarief van artikel 27, lid 1, letter b, van de WA van toepassing.

Voor accijnzen op additieven die worden toegevoegd aan motorbrandstof zie het onderdeel 6.2.8. additieven en dopes’.

Naar boven
6.2.8.2 Producten genoemd in artikel 25, lid 2, WA

Als een product niet wordt genoemd in artikel 25, lid 1, van de WA moet eerst worden gekeken naar de bestemming die het product krijgt. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen producten die worden gebruikt als motorbrandstof en producten die worden gebruikt als brandstof voor verwarmingsdoeleinden.

Voorbeeld

Als het mogelijk zou zijn een dieselmotor geheel op water te laten voortbewegen, dan moet het gebruikte water als motorbrandstof aangemerkt worden. Heffing van de accijns moet plaatsvinden naar het tarief van gasolie.

Samenvattend kan worden gesteld dat alle producten die worden gebruikt als motorbrandstof worden belast met accijns. Het toe te passen tarief hangt af van wat de gelijkwaardige motorbrandstof is. Minerale oliën die kunnen worden gelijkgesteld met meer dan één soort minerale olie worden voor de toepassing van het tarief gelijkgesteld met de soort minerale olie die van de desbetreffende soorten het eerst is vermeld in artikel 26, lid 1, WA. Dit ingevolge artikel 28, lid 5 van de WA.

Voorbeeld

Een afvalproduct afkomstig uit de chemische industrie wordt ingedeeld onder GN-code 3825. Deze post wordt niet genoemd in artikel 25, lid 1, van de WA. Dit product bestaat onder andere uit 20% koolwaterstoffen. Het product wordt ingezet als brandstof voor verwarmingsdoeleinden. Nu het product niet (vrijwel) volledig uit koolwaterstoffen bestaat, is niet voldaan aan het vereiste in artikel 25, lid 2, letter b, van de WA. Omdat het product dus niet als minerale olie wordt aangemerkt is ook artikel 28, lid 4, van de WA niet van toepassing.

Motorbrandstoffen

Als producten zijn bestemd als motorbrandstof worden deze producten op grond van artikel 25 lid 2 letter a van de WA aangemerkt als een minerale olie en moet op grond van artikel 28, lid 3, van de WA accijns geheven worden naar het tarief van de gelijkwaardige motorbrandstof.

Brandstof voor verwarmingsdoeleinden

Als producten worden aangewend als verwarmingsbrandstof, moet alleen heffing van de accijns plaatsvinden als dit product vrijwel uitsluitend (meer dan 90%) bestaat uit koolwaterstoffen. Als dit niet het geval is, dan wordt niet voldaan aan de bepaling van artikel 25, lid 2, letter b, van de WA en vindt geen heffing van accijns plaats. Gaat het wel om een koolwaterstof, dan is op grond van artikel 28, lid 4, van de WA het tarief van toepassing van de gelijkwaardige brandstof.

Naar boven
6.2.8.3 Additieven en dopes

Aan de meeste brandstoffen worden producten toegevoegd die zorgen voor een betere en schonere verbranding en/of smering van de motor. De verzamelbenamingen voor deze middelen zijn additieven en dopes.

Bij deze producten gaat het meestal om producten van de GN-code 3811. Deze producten worden op grond van artikel 25, lid 1, letter h, van de WA als minerale oliën aangemerkt. Andere additieven dan van GN-code 3811 komen, voor zover nu bekend, niet voor. Artikel 27 van de WA kent geen tarief voor additieven en dopes. Eventuele heffing van accijns zou dan moeten plaatsvinden op grond van artikel 28, lid 2, van de WA.

In het merendeel van de gevallen worden additieven en dopes in de AGP toegevoegd aan benzine en diesel. Bij de uitslag van deze brandstoffen uit de AGP wordt dan accijns geheven over de brandstof inclusief de daaraan toegevoegde additieven en dopes. Additieven en dopes zijn niet geschikt om zelfstandig als motorbrandstof te dienen en kunnen dan ook niet belast worden naar het tarief van de gelijkwaardige brandstof als bedoeld in artikel 28 lid 1 van de WA.

Voor additieven van GN-codes 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00 geldt vanaf 1 januari 2013 het accijnstarief van de motorbrandstof waaraan het additief wordt toegevoegd.
(artikel 28 lid 2 van de WA)

Daardoor is het nu mogelijk additieven die worden toegevoegd aan motorbrandstof te belasten met accijns.

Als het additief aan meerdere motorbrandstoffen kan worden toegevoegd, is het hoogste tarief van toepassing Dit blijkt uit artikel 28 lid 6 van de WA die lid 5 van dat artikel van overeenkomstige toepassing verklaart.

Deze heffing geldt niet voor additieven van 3811 21 00 en 3811 29 00 die bestemd zijn voor toevoeging aan smeeroliën.

NB. Op www.douane.nl staan nieuwsbrieven over de gewijzigde situatie per 1 januari 2013. Hierin staat hoe om te gaan met de situatie vanaf 2013.

Mengsmering en tweetaktolie

Wat betreft producten die onder benamingen als mengsmering en tweetaktolie worden verkocht als motorbrandstof voor tweetaktmotoren, wordt verwezen naar de Beleidsregels accijnswetgeving.

Naar boven
6.2.8.4 Minerale oliën die kunnen worden gelijkgesteld met meerdere soorten

Op grond van artikel 28, lid 5, van de WA moeten minerale oliën die met meer dan één soort minerale olie kunnen worden gelijkgesteld, worden belast naar het tarief van de soort minerale olie die het eerst in artikel 26, lid 1, van de WA is genoemd. Op grond van artikel 28 lid 6 van de WA geldt deze bepaling ook voor additieven. Aangeraden wordt om bij twijfel over welke vergelijkbare producten van toepassing zijn in ieder geval laboratoriumonderzoek uit te laten voeren.

Naar boven