Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

27.00.00 Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

10 Aanvullende zekerheid

10.1 Wettelijke bepalingen

Indien de douane de aangifte niet heeft geverifieerd, leidt de vrijgave van de goederen tot boeking van de op grond van de vermeldingen van de aangifte vastgestelde rechten bij invoer. Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de door hen ingestelde controles kunnen leiden tot de vaststelling van een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit de vermeldingen in de aangifte, eisen deze autoriteiten dat voldoende zekerheid wordt gesteld om het verschil te dekken tussen het laatstgenoemde bedrag en het bedrag dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn.
(artikel 191 DWU en artikel 244 UVo.DWU)

Naar boven

10.2 Aanvullende zekerheid voor AGS -invoer en de maandaangifte

Zowel bij normale aangifte in het vrije verkeer brengen (AGS-invoer) als de aangifte in het vrije verkeer met gebruikmaking van de procedure voor inschrijving in de administratie (maandaangifte) komt het regelmatig voor dat de verificatie moet worden aangehouden. In veel gevallen moet er dan zekerheid worden gesteld. We noemen dit een aanvullende zekerheid.

Naar boven

10.2.1 Situaties waarbij er een aanvullende zekerheid moet worden gesteld

In de volgende situaties is er bijvoorbeeld sprake van het stellen van een aanvullende zekerheid:

  • Er wordt een vereenvoudigde aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor waarde en/of gewicht. Deze situatie zal zich alleen voordoen als het zo goed als zeker is dat een hogere douaneschuld zal ontstaan. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen de douaneschuld volgens de onvolledige aangifte en de hogere douaneschuld.

  • Er wordt een vereenvoudigde aangifte voor het vrije verkeer gedaan waarbij een oorsprongsbewijs ontbreekt waarmee een verlaagd tarief (het zogenaamde preferentieel tarief) kan worden toegepast. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt een aangifte voor het vrije verkeer gedaan en u besluit het oorsprongsbewijs waarmee een verlaagd tarief (het zogenaamde preferentiële tarief) kan worden toegepast voor nacontrole in te zenden naar het Landelijk Oorsprong Team (LOT) van de Belastingdienst/Douane Nijmegen. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan waarbij aanspraak wordt gemaakt op een preferentieel tarief onder overlegging van een oorsprongsbewijs en er geldt een verplichting tot het stellen van zekerheid omdat de juistheid van het certificaat in twijfel wordt getrokken. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan en er wordt een ambtshalve monsteronderzoek ingesteld waarbij het zo goed als zeker is dat dit zal leiden tot een hogere verschuldigdheid van de douanerechten. Er moet zekerheid worden gesteld voor het verschil tussen het tarief volgens de aangifte voor het vrije verkeer en het mogelijk hogere verschuldigde tarief.

  • Er wordt aangifte voor het vrije verkeer gedaan en er geldt een voorlopig antidumpingrecht en/of een voorlopig compenserend recht. Er moet zekerheid gesteld worden voor het volledige bedrag aan voorlopig antidumpingrecht en/of compenserend recht.

(artikelen 191 DWU en 244 UVo.DWU)

Naar boven

10.2.2 De doorlopende aanvullende zekerheid

Als er een aanvullende zekerheid moet worden gesteld moet dat in beginsel dus voor elke aangifte afzonderlijk. Dit noemen we de eenmalige aanvullende zekerheid.
Deze werkwijze betekent een zodanige lastenverzwaring voor de aangevers en de douane, dat gezocht is naar een praktische oplossing die voor beide partijen werkbaar en verantwoord is.

Op schriftelijk verzoek van de aangever kan voor de hiervoor genoemde situaties een doorlopende aanvullende zekerheid worden gesteld.

Let op!

Wijs de aangever erop dat ondanks het feit dat er een aanvullende doorlopende zekerheid wordt gesteld er zich situaties kunnen voordoen waarbij zelfs de doorlopende aanvullende zekerheid onvoldoende is. Er zal dan alsnog opnieuw een aanvullende zekerheid moeten worden gesteld.

Om de hoogte van deze doorlopende aanvullende zekerheid vast te stellen moet als volgt worden gehandeld.
Ga na wat het referentiebedrag is voor invoer en/of de periodieke aangifte. Vermenigvuldig het bedrag dat aan zekerheid is gesteld met 10%. De uitkomst van de berekening is het bedrag dat als doorlopende aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Als de aangever dit wenst mag een hoger bedrag aan doorlopende aanvullende zekerheid worden gesteld.
Voorbeeld: De aangever heeft voor invoer een referentiebedrag € 150.000. 10% van € 150.000 is € 15.000. Dit is het bedrag dat aan doorlopende aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Na het stellen van de zekerheid wordt het referentiebedrag met dit bedrag opgehoogd.

Naar boven

10.2.3 Het toetsen van de aangifte

In paragraaf 10.2.1 zijn een aantal situaties genoemd waarin een aanvullende zekerheid moet worden gesteld. Is een van deze situaties van toepassing dan zal beoordeeld moeten worden hoe hoog de aanvullende zekerheid moet worden. Bij de beoordeling moet met de volgende twee mogelijkheden rekening worden gehouden:

  • De aangever heeft een doorlopende aanvullende zekerheid gesteld voor artikel 244 UVo.DWU. Per aangifte zal steeds getoetst moeten worden of de zekerheid voldoende is. Hierna wordt dat met twee voorbeelden uitgelegd.

    • Op de in de aangifte voor het vrije verkeer vermelde goederen rust een voorlopige antidumpingheffing van € 5.000. De aangever heeft een zekerheid gesteld voor artikel 244 UVo.DWU van € 7.500. Er is dan voldoende zekerheid gesteld voor de voorlopige antidumpingheffing. Immers het bedrag aan zekerheid (€ 7.500) is hoger dan de voorlopige antidumpingheffing (€ 5.000). Er hoeft geen rekening te worden gehouden met eerder gedane aangiften voor het vrije verkeer.

    • Op de in de aangifte voor het vrije verkeer vermelde goederen rust een douanerecht van € 9.000 en een preferentieel recht van € 500. Volgens het KIS heeft de aangever een zekerheid gesteld voor artikel 244 UVo.DWU van € 8.000. De zekerheid is niet voldoende. Immers het bedrag aan zekerheid (€ 8.000) is lager dan het verschil tussen het normale tarief en het preferentiële tarief (€ 8.500). Er moet voor het volledige douanerecht zekerheid worden gesteld.

  • De aangever heeft geen doorlopende aanvullende zekerheid voor artikel 244 UVo.DWU gesteld. In alle gevallen zal per aangifte voor het vrije verkeer een aanvullende zekerheid moeten worden gesteld.

Let op!

Het is niet toegestaan om een zending over meerdere aangiften te splitsen met het doel om het stellen van zekerheid te ontlopen.

Naar boven

10.2.4 De éénmalig aanvullende zekerheid

Als de aanvullende zekerheid wordt gesteld met behulp van een akte van borgtocht of contant dan is het niet bezwaarlijk om in overleg met de aangever een hoger bedrag vast te stellen (inspecteur). Op deze wijze kan er voor meerdere aangiften voor het vrije verkeer tegelijk een aanvullende zekerheid worden gesteld. Het voordeel hiervan is dat niet voor elke aangifte voor het vrije verkeer afzonderlijk een aanvullende zekerheid moet worden gesteld.

Zodra het saldo van de gestelde zekerheid niet meer toereikend is wordt de aangever hiervan op de hoogte gebracht. Deze kan dan maatregelen treffen om of het saldo aan te vullen door middel van storting van geld of een nieuwe akte van borgtocht.

Het opboeken van de vrijgekomen bedragen kan niet eerder plaats vinden dan nadat bijvoorbeeld het certificaat van oorsprong wordt overgelegd. Wordt geen certificaat van oorsprong overgelegd dan moet de aangifte voor het vrije verkeer op de gebruikelijke wijze worden afgehandeld. Hierna kan het vrijgekomen bedrag worden opgeboekt.

Bij de voorlopige antidumpingheffing en/of compenserend recht kan het bedrag niet eerder worden opgeboekt dan nadat de definitieve antidumpingheffing en/of het definitieve compenserend recht is betaald. Wel kan direct een opboeking plaats vinden als de definitieve antidumpingheffing en/of het definitieve compenserend recht lager is dan de voorlopige antidumpingheffing en/of het voorlopige compenserend recht.

Het bedrag dat kan worden opgeboekt is het verschil tussen de voorlopige antidumpingheffing en/of het voorlopig compenserend recht en de definitieve antidumpingheffing en/of het definitieve compenserend recht.
Ook het feit dat een voorlopige antidumpingheffing en/of het voorlopige compenserend recht niet wordt omgezet in een definitieve is reden om afgeboekte bedragen weer op te boeken.
De gestelde aanvullende zekerheid mag pas worden vrijgegeven nadat de uitnodiging tot betaling is betaald. Wanneer de aangever niet betaalt, gaat de afdeling Zekerheid (ontvanger) over tot het uitwinnen van de borg.

Naar boven