27.00.00 Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld
3 Vergunning doorlopende zekerheid en ontheffing en verlaging van het stellen van zekerheid
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vergunning doorlopende zekerheid en zijn daarnaast de ontheffing van het stellen van zekerheid en de mogelijkheden tot verlaging van het stellen van zekerheid kort beschreven.
Vergunning doorlopende zekerheid
De douane kan een vergunning verlenen voor het stellen van een doorlopende zekerheid ter dekking van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor twee of meer transacties, aangiften of douaneregelingen (artikel 89, lid 5 DWU).
Met deze vergunning wordt het referentiebedrag bepaald en zekerheid gesteld voor douaneschulden die zijn ontstaan en douaneschulden die kunnen ontstaan bij het gebruik van de diverse douaneregelingen en tijdelijke opslag. Het referentiebedrag omvat naast het bedrag aan in- en uitvoerrechten ook de andere belastingen bij invoer als accijnzen, omzetbelasting, verbruiksbelastingen en kolenbelasting.
Voorzover de vergunning ook van toepassing is op het in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling (maandkrediet) kan de vergunning ook gebruikt worden voor de aangiften ten invoer in het vrije verkeer die worden gedaan op naam en voor rekening van een ander (directe vertegenwoordiging) voor zover men zelf de verplichting tot betaling van de verschuldigde rechten tot het moment van einde verificatie voor zijn rekening neemt. Neemt de vertegenwoordigde partij deze rechten voor zijn rekening, dan zal hij zelf over een vergunning doorlopende zekerheid moeten beschikken.
De hoogte van de zekerheidstelling wordt vastgesteld aan de hand van het referentiebedrag. Dit bedrag bestaat uit maximaal twee delen:
-
een bedrag voor bestaande schulden. De hoogte van dit deel van het referentiebedrag wordt vastgesteld op het bedrag van de verschuldigde rechten.
-
een bedrag voor schulden die mogelijk kunnen ontstaan. Dit deel wordt vastgesteld op basis van het hoogst verschuldigde bedrag in de periode tussen plaatsing goederen onder de douaneregeling of tijdelijke opslag en het moment waarop de regeling wordt aangezuiverd of het toezicht op de bijzondere bestemming of de tijdelijke opslag wordt beëindigd.
Het referentiebedrag wordt vastgesteld op basis van de gegevens voor goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst of in tijdelijke opslag zijn gedurende de afgelopen 12 maanden (met een verwachting voor de volgende periode). Uitgegaan wordt van de specifieke cijfers. Als dit niet per aangifte mogelijk is dan wordt uitgegaan van een bedrag van € 10.000 per aangifte.
Het referentiebedrag wordt door de klant zelf bewaakt en veranderingen worden doorgegeven aan de douane. Eventuele opeisbare bedrage dienen niet hoger te zijn dan het referentiebedrag. Als het referentiebedrag onvoldoende is, dan dient dit te worden doorgegeven aan de inspecteur, met een verzoek om de zekerheid aan te passen.
N.B. Voor de berekening van de referentiebedragen per douaneregeling wordt verwezen naar de hoofdstukken 5 t/m 10 van dit onderdeel van het Handboek.
Uitgangspunt bij het stellen van zekerheid is dat deze 100% bedraagt van het referentiebedrag tenzij er sprake is van ontheffing of verlaging zoals onderstaand opgenomen.
Wanneer het feitelijk te stellen bedrag aan zekerheid is bepaald stuurt Belastingdienst/Douane/Groningen een bericht aan de belanghebbende over de wijze waarop de zekerheid daadwerkelijk kan worden gesteld (bijvoorbeeld door een akte van borgtocht)
Naar boven3.2 Ontheffing en verlaging van zekerheid
In de EU bestaan de volgende vormen van ontheffing en mogelijkheden tot verlaging voor het stellen van zekerheid:
-
ontheffing zekerheid voor de wijze van vervoer, overeenkomstig artikel 89, lid 8 DWU (paragraaf 3.2.1);
-
ontheffing zekerheid voor overheidsinstanties, overeenkomstig artikel 89, lid 7 DWU (paragraaf 3.2.2);
-
ontheffing zekerheid voor internationale organisaties, overeenkomstig artikel artikel 89, lid 7 DWU (paragraaf 3.2.3);
-
ontheffing zekerheid voor carnet TIR, carnet ATA, het formulier 302 en een CPD-carnet (paragraaf 3.2.4);
-
ontheffing zekerheid voor bedragen onder de statistische drempel in waarde voor aangiften, overeenkomstig artikel 89, lid 9 DWU (paragraaf 3.2.5);
-
Indien een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor mogelijke douaneschulden en andere heffingen, kan een marktdeelnemer worden toegestaan een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen dan wel kan hij van zekerheidstelling worden ontheven, mits hij aan de in artikel 39 onder b en c DWU genoemde criteria voldoet (artikel 95, lid 2 DWU) (paragraaf 3.2.6).
Indien een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor bestaande douaneschulden en andere heffingen, kan een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen desgevraagd worden toegestaan een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen Artikel 95, lid 3 DWU (paragraaf 3.2.7). Daarnaast behoeft in Nederland geen zekerheid te worden gesteld voor bedragen minder dan € 5.000 die zijn vastgesteld op grond van de Wet op de accijns en de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken (paragraaf 3.2.8).
Naar boven3.2.1 Ontheffing zekerheid voor de wijze van vervoer
Er wordt geen zekerheid geëist in de volgende gevallen :
-
voor goederen vervoerd over de Rijn, de Rijnvaartwegen, de Donau of de vaarwegen van de Donau;
-
voor goederen vervoerd in een vaste transportinrichting;
-
in specifieke gevallen waarin de goederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;
-
voor onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen waarvoor de in artikel 233, lid 4 onder e DWU bedoelde vereenvoudiging wordt gebruikt en die over zee of door de lucht worden vervoerd tussen havens of luchthavens van de Unie.
(artikel 89, lid 8 DWU)
Zie hoofdstuk 6 van dit onderdeel van het Handboek voor een uitgebreidere beschrijving van deze ontheffingen.
Naar boven3.2.2 Ontheffing zekerheidstelling voor overheidsinstanties
In artikel 89, lid 7 DWU staat dat er geen zekerheidstelling wordt geëist van staten, regionale en plaatselijke overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen in verband met de activiteiten die zij als overheidslichaam uitoefenen.
Hieronder wordt in dit geval onder andere onder verstaan:
-
het Rijk;
-
de provincies;
-
de gemeenten.
Als er sprake is van accijns en verbruiksbelastingen bij invoer, moeten de zekerheidsbepalingen van het DWU en de GVo en UVo DWU worden toegepast.
Naar boven3.2.3 Ontheffing zekerheidstelling voor internationale organisaties, diplomatieke- en consulaire vertegenwoordigingen
Hiervoor kan eveneens verwezen worden naar bovengenoemd artikel 89, lid 7 DWU. De organisatie moet zijn ingesteld tussen de lidstaten, of de regeringen waarvan er minstens één lid is van de EU. In onderdeel 24.10.00 van dit Handboek, staan de douanevrijstellingen diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen en internationale organisaties beschreven.
Naar boven3.2.4 Ontheffing zekerheid voor carnet TIR, carnet ATA, formulier 302 en CPD carnet
Voor de documenten carnet TIR, het carnet ATA, het formulier 302 en een CPD-carnet hoeft geen zekerheid te worden gesteld.
De uitgevende organisaties hebben zich verbonden de eventuele ontstane douaneschuld te betalen tot het overeengekomen maximum
bedrag.
Zie ook onderdeel 14.50.00 van dit Handboek.
3.2.5 Ontheffing zekerheid voor bedragen onder de statistische drempel
De douaneautoriteiten kunnen afzien van de eis tot zekerheidstelling indien het bedrag van de zeker te stellen invoer- of uitvoerrechten niet hoger is dan de in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 9 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen vastgestelde drempel in waarde voor aangiften. Dit betreft € 1000 in waarde.
(artikel 89, lid 9 DWU)
Naar boven3.2.6 Verlaging van de doorlopende zekerheid voor mogelijk te ontstane douaneschulden (50%, 30% of 0%)
Het uitgangspunt is dat de zekerheid gelijk is aan het referentiebedrag.
Voor het bedrag aan mogelijk te ontstane douaneschulden kan een vergunninghouder doorlopende zekerheid onder voorwaarden in aanmerking komen voor een lager bedrag aan daadwerkelijk te stellen zekerheid (50% of 30%) dan wel voor algehele ontheffing van het stellen van zekerheid (0%). Dit is alleen mogelijk bij de volgende regelingen en tijdelijke opslag:
-
Tijdelijke opslag
-
Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer
-
Stelsel van douane-entrepots
-
Tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten
-
Actieve veredeling
-
Bijzondere bestemming met schorsing van rechten
(artikel 95, lid 2 DWU jo artikel 158, lid 1 UVo.DWU)
Om voor een verlaging/ontheffing van de te stellen zekerheid in aanmerking te komen moet de vergunninghouder doorlopende zekerheid voldoen aan een aantal eisen. Deze eisen komen grotendeels overeen met de eisen die worden gesteld in het kader van het verkrijgen van een AEO-certificering. Voor een uitgebreidere toelichting wordt daarom verwezen naar onderdeel 2.50.00, hoofdstuk 3 van dit Handboek.
Verlaging tot 50%
De zekerheid kan worden verlaagd tot 50 % van het referentiebedrag indien de aanvrager van de vergunning doorlopende zekerheid voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
hij voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen die de douane in staat stelt bedrijfscontroles te verrichten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;
-
hij beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voorkomen en opgespoord;
-
hij is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;
-
gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft hij voldaan aan de financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van in- en uitvoerrechten, accijnzen, omzetbelasting, verbruiksbelastingen en kolenbelasting die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;
-
hij toont aan de hand van de administratie en de gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag, aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan de verplichtingen te voldoen en de verbintenissen na te komen met betrekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat de nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt;
-
hij kan aantonen dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om aan zijn/haar verplichtingen te voldoen, voor het deel van het referentiebedrag dat niet door de zekerheid gedekt is.
(artikel 84, lid 1 GVo.DWU)
Verlaging tot 30%
De zekerheid kan worden verlaagd tot 30% van het referentiebedrag indien de aanvrager van de vergunning doorlopende zekerheid voldoetaan volgende voorwaarden:
-
hij voldoet aan de bovenstaande voorwaarden die gelden voor een matiging tot 50%;
-
hij draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast.
(artikel 84, lid 2 GVo.DWU)
Ontheffing (0%)
Men kan in aanmerking komen voor een ontheffing van zekerheidstellen indien de aanvrager van de vergunning doorlopende zekerheid voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
hij voldoet aan de bovenstaande voorwaarden die gelden voor een matiging tot 50% en 30%;
-
hij verleent de douane fysieke toegang tot zijn/haar boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, handels- en vervoersadministratie;
-
hij beschikt over een logistiek systeem dat een onderscheid maakt tussen Unie- en niet-Uniegoederen en, in voorkomend geval, aangeeft waar zij zich bevinden.
-
hij beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met certificaten en vergunningen die hem/haar zijn verleend in overeenstemming met handelspolitieke maatregelen of maatregelen in verband met de handel in landbouwproducten
-
hij beschikt over toereikende procedures om zijn/haar administratie en gegevens te archiveren en te beschermen tegen gegevensverlies.
(artikel 84, lid 3 GVo.DWU)
Naar boven3.2.7 Verlaging van de doorlopende zekerheid voor bestaande douaneschulden (30%)
Voor het bedrag aan bestaande douaneschulden kan een vergunninghouder doorlopende zekerheid in aanmerking komen voor een lager bedrag aan daadwerkelijk te stellen zekerheid (30%), mits hij beschikt over een certificaat/vergunning AEO-douanevereenvoudigingen of certificaat/vergunning AEO- Douanevereenvoudigingen/Veiligheid.
Het gaat dan om de te stellen zekerheid voor de volgende regelingen:
-
In het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling (maandkrediet)
-
In het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte overeenkomstig met inschrijving in de administratie (maandaangifte)
-
In het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte overeenkomstig artikel 182 DWU
-
Tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten
-
Bijzondere bestemming met gedeeltelijke schorsing van rechten
(artikel 95, lid 3 DWU jo artikel 158, lid 2 UVo.DWU)
3.2.8 Ontheffing zekerheid voor bedragen minder dan € 5.000
Als blijkt, dat het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld op grond van de Wet op de accijns en de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken minder bedraagt dan € 5.000, wordt er geen zekerheid gesteld. Het betreft hier het bedrag, dat is vastgesteld naar aanleiding van het berekende accijnsbelang en na toepassing van de criteria voor het vaststellen van de hoogte van de zekerheid.
Deze ondergrens is niet van toepassing bij het vaststellen van de zekerheid voor uitstel van betaling bij de aanvraag van accijnszegels, als bedoeld in artikel 76, lid 2 van de Wet op de Accijns (WA).
Deze ondergrens geldt evenmin als de zekerheid voor accijns wordt berekend voor douaneregelingen.
Naar boven