10.03.00 Opiumwet
3 Bevoegdheidsbepalingen
Als douaneambtenaar heeft u de volgende bevoegdheden:
Naar boven3.1 Controlebevoegdheden
De bepalingen van de Algemene douanewet (Adw) zijn van toepassing op het toezicht en de controle van de Douane op goederen
en het goederenverkeer. De Adw betreft niet alleen de heffing van rechten bij invoer, maar óók het toezicht en de controle
bij VGEM-taken. Het gaat hierbij om verboden of beperkingen die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, economie en milieu.
De Adw heeft niet alleen betrekking op verboden en beperkingen die van toepassing zijn op goederen die zich onder douanetoezicht bevinden, maar ook op goederen die zich nog niet, niet of niet meer onder douanetoezicht bevinden (Adw, artikel 1:1, lid 5). U bent op grond van de Adw dus altijd bevoegd goederen te controleren.
Het zwaartepunt van de taak van de Douane ligt echter op goederen die de buitengrens van de Unie overschrijden. De wijze waarop
de Douane invulling geeft aan deze taak en de bijbehorende bevoegdheid is vastgelegd in een convenant en bijlagen en de VGEM-voorschriften. U gebruikt uw bevoegdheden uitsluitend wanneer de Douane een taak heeft.
De Adw geeft één set controlebevoegdheden die u altijd gebruikt, ongeacht de VGEM-controletaak die u uitvoert. U kunt geen andere bevoegdheden gebruiken dan de bevoegdheden die in de Adw zijn toegekend. De VGEM-wetgeving moet dan wel onder onderdeel A of B van de bijlage van de Adw vallen.
Handhaving verboden of beperkingen Opiumwet
De Douane heeft een taak bij de handhaving van verboden en beperkingen die van toepassing zijn of zouden zijn op goederen
bij het binnenbrengen in of het verlaten van de Unie of bij het kiezen van een douaneregeling. Deze verboden of beperkingen
zijn ingesteld bij of krachtens een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlagen A en B van de Adw.
(Adw, artikel 1:1, lid 5).
In deze bijlagen is de wetgeving opgenomen waarin verboden of beperkingen zijn gesteld:
-
Onderdeel A van de bijlage van de Adw inzake de verordeningen van de Unie is niet uitputtend omdat een dergelijke lijst zeer uitgebreid is en steeds wijzigt. In bijlage A zijn daarom alleen de artikelen van het EG-Verdrag opgenomen die de basis vormen voor verboden en beperkingen in nationale wetgeving of wetgeving van de Unie.
-
Onderdeel B van de bijlage van de Adw noemt de Opiumwet. U mag dus de bevoegdheden uit de Adw gebruiken voor het toezicht hierop.
Controlebevoegdheden
De Douane oefent haar controlebevoegdheden alleen uit, als dat met de betreffende ministeries is vastgelegd in een convenant en bijlagen en beperkt zich tot de afgesproken taak.
Het betreft onder meer controlebevoegdheden op het gebied van:
-
het nemen van monsters en gedeeltelijk onderzoek (Adw, artikel 1:24)
-
het betreden, controleren en doorzoeken van gebouwen en terreinen (Adw, artikelen 1:23 en 1:26)
-
het vorderen dat een vervoermiddel vaart mindert, bijdraait, landt, stilhoudt enzovoorts (Adw, artikel 1:27)
-
de lijfsvisitatie (Adw, artikel 1:28)
-
het gebruik van geweld (Adw, artikel 1:30)
Meer informatie over het gebruik van uw controlebevoegdheden vindt u in het Handboek Douane, onderdeel 5.00.00.
Inzet speurhonden als controlemiddel
Om de illegale in-, uit- en doorvoer van opiumwetmiddelen te bestrijden, kan de Douane speurhondengeleiders met een speurhond
inzetten. Deze honden zijn speciaal getraind om onder andere marihuana, cocaïne, heroïne en amfetamine op te sporen. De speurhonden
zijn inzetbaar op alle plaatsen waar de Douane taken heeft bij de in- en uitvoer van goederen of bij binnenkomend en uitgaand
reizigersverkeer. Het gaat hierbij om taken die voortvloeien uit de wettelijke bepalingen.
De speurhond is een controlemiddel. Dit is bevestigd door de Hoge Raad in een arrest (HR 06/11/2001, NJ 2002/189) waarbij de Douane goederen in een entrepot met een speurhond controleerde. Op grond van de controlebevoegdheden uit de Algemene douanewet en de Opiumwet is het toegestaan met een speurhond te controleren.
Naar boven3.2 Opsporingsbevoegdheden
Voor de Douane zijn de opsporingsbevoegdheden geregeld in het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar Belastingdienst/Douane 2022 (verder BOA-besluit). Op grond van artikel 2 BOA-besluit bent u als douaneambtenaar aangewezen voor de opsporing van alle strafbare feiten.
In het Handboek Douane, onderdeel 36.00.00 staan richtlijnen voor het inzetten van de bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering. De Opiumwet is opgenomen in de
lijst van opgedragen opsporingstaken in het Handboek Douane, onderdeel 36.00.00, deel 1. In dit kader mag u dus uw opsporingsbevoegdheden gebruiken.
Daarnaast bent u als Douaneambtenaar op grond van artikel 8k Opiumwet verantwoordelijk voor het opsporen van strafbare feiten
uit de Opiumwet.
Deze bevoegdheid is beleidsmatig ingeperkt. Dat betekent dat u alleen van de opsporingsbevoegdheden gebruik mag maken als opsporingstaken aan de Douane zijn opgedragen. U kunt van deze bevoegdheid alleen gebruikmaken in samenhang met uw normale douanewerkzaamheden. U heeft dus géén opsporingstaak bij goederen die zich in het vrije verkeer bevinden.
Opsporingsbevoegdheden uit de Opiumwet
De meeste opsporingsbevoegdheden van de Douane zijn gebaseerd op het Wetboek van Strafvordering ( WvSv). In de Opiumwet staat een aantal aanvullende bevoegdheden, omdat die ontbreken in het WvSv.
Opsporingsambtenaren hebben -voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is- op basis van artikel 9 van de Opiumwet de volgende bevoegdheden:
-
Toegang tot de vervoermiddelen, met inbegrip van woongedeelten, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen als bedoeld in Lijst I of II.
-
Toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van deze wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.
-
De bevoegdheid een persoon, verdacht van een bij de Opiumwet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, aan de kleding te onderzoeken.
-
De bevoegdheid te allen tijde tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.
Opsporing geen zelfstandige taak Douane
De Douane heeft een beperkte taak bij de opsporing van overtredingen van de Opiumwet. De Douane heeft géén zelfstandige taak in het opsporen en afhandelen van overtredingen van de Opiumwet.
De Douane meldt de geconstateerde onregelmatigheden - afhankelijk van het soort bevinding - in principe aan de IGJ of FIOD. De IGJ of FIOD beslist of een opsporingsonderzoek noodzakelijk is en geeft aan hoe een onregelmatigheid wordt afgehandeld.
Bijzondere handhavingsafspraken
Voor de afhandeling van overtredingen van de Opiumwet bestaan binnen enkele douaneregio’s speciale samenwerkingsverbanden tussen de Douane, het Openbaar Ministerie (OM) en/of andere opsporingsdiensten, zoals de Hit and run container (Harc)-teams. Voor deze samenwerkingsverbanden zijn lokaal bijzondere handhavingsafspraken gemaakt. Ook voor andere douane-regio’s geldt dat er afspraken zijn gemaakt met het (lokale) OM over de handelswijze bij constateringen van overtredingen van de Opiumwet.
Naar boven3.3 Redelijk vermoeden strafbaar feit en controlebevoegdheden
Zodra goederen op één of andere manier voor een douaneregeling worden aangegeven, zijn zij ingevolge artikel 188 DWU aan controle onderworpen. De Douane kan dan controleren of de aangifte overeenkomt met de aangebrachte goederen en of de aangifte op de juiste manier is gedaan. Ook houdt de Douane op grond van de Opiumwet toezicht op de naleving van de bepalingen uit de Opiumwet.
Als bij de controlewerkzaamheden op grond van de douanewetgeving of de Opiumwet een overtreding (strafbaar feit) geconstateerd wordt uit de douanewetgeving en/of de Opiumwet, kan de Douane vanuit de controlebevoegdheid ‘doorschakelen’ naar de opsporingsbevoegdheid. Dit is jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 26 april 1988, BNB 1989/229 en HR 13 mei 1997, NJ 1998/481).
Een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, staat het uitoefenen van (de in de Algemene douanewet en de Opiumwet geregelde) controlebevoegdheden niet in de weg. Wel moeten tegenover de verdachte de aan hem toekomende waarborgen in acht worden genomen (zie verder Handboek Douane, onderdeel 5.00.00, paragraaf 1.27.2).
Naar boven3.4 Ambulante controles
Tijdens ambulant toezicht kunt u als douaneambtenaar opiumwetmiddelen aantreffen die zich in het vrije verkeer bevinden. Bij het toezicht op de opiumwetontheffingen voor het verkeer van Uniegoederen binnen de Unie, heeft de Douane slechts bij uitzondering een taak bij een eventuele ambulante douanecontrole.
Bij de handhaving van de Opiumwet controleert de Douane in principe alleen goederen die onder douanetoezicht staan. Deze douanecontroles worden uitgeoefend in het kader van het formaliteitenstelsel van de douane-unie. De Douane houdt geen toezicht op de goederenstromen binnen de Unie.
De Douane is bevoegd om op te treden als onmiddellijk duidelijk is dat de Uniegoederen onder een verbod uit de Opiumwet vallen. Uit de feiten of omstandigheden moet dan ‘een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit’ voortvloeien (artikel 27 WvSv). In dat geval wordt de houder of eigenaar van de Uniegoederen als verdachte aangemerkt.
Constateert u bij een controle onregelmatigheden met betrekking tot de Uniegoederen, dan handelt u -op grond van WvSv, artikel 53, lid 1, in samenhang met lid 4- en neemt u contact op met de BFC. De BFC neemt - eventueel in overleg met de FIOD - de beslissing over een strafrechtelijk optreden door de Douane.
Naar boven3.5 In beslag nemen opiumwetmiddelen verplicht
In het Wetboek van Strafvordering is de verplichting opgenomen om hoogcriminele goederen, zoals drugs, onmiddellijk in beslag te nemen (artikel 126ff WvSv). Voorwerpen waarvan het ‘aanwezig zijn of voorhanden hebben’ verboden is omdat ze schadelijk zijn voor de volksgezondheid of een gevaar voor de veiligheid zijn, moeten onmiddellijk in beslag worden genomen. Het gaat dan niet alleen om drugs, maar bijvoorbeeld ook om vuurwapens. De bedoeling hiervan is te voorkomen dat de bij wet verboden schadelijke of gevaarlijke voorwerpen in de maatschappij aanwezig zijn, terwijl de overheid ervan op de hoogte is en er niet tegen optreedt.
De opsporingsambtenaar die gebruikmaakt van een opsporingsbevoegdheid, is dus verplicht om zijn bevoegdheid tot inbeslagneming toe te passen, als hij de vindplaats weet van voorwerpen waarvan het aanwezig zijn of voorhanden hebben volgens de wet verboden is, omdat die voorwerpen schadelijk zijn voor de volksgezondheid of een gevaar zijn voor de veiligheid. Er moet wel voldoende mate van zekerheid zijn over zowel de vindplaats als de aard van de voorwerpen.
Deze verplichting gaat alleen op voor ‘voorwerpen waarvan het aanwezig zijn of het voorhanden hebben ingevolge de wet verboden is omdat ze schadelijk zijn voor de volksgezondheid’. Tabak is weliswaar schadelijk voor de volksgezondheid, maar het voorhanden hebben van ‘illegale sigaretten’ is niet strafbaar gesteld vanwege die schadelijkheid, maar uit fiscale motieven (accijnswetgeving). Daarom vallen ‘illegale sigaretten’ (en ook ‘illegale drank’) niet onder de werking van artikel 126ff WvSv.
Naar boven3.5.1 Uitzonderingen op verplichting onmiddellijke inbeslagneming
Op de verplichting om de hierboven bedoelde voorwerpen in beslag te nemen, bestaan twee uitzonderingen:
-
In het belang van het onderzoek kan inbeslagneming worden uitgesteld.
-
In het geval van een zwaarwegend opsporingsbelang kan van inbeslagneming worden afgezien.
3.5.2 Uitstel inbeslagneming
Als er voldoende zekerheid is over de vindplaats en de aard van de voorwerpen, kan inbeslagneming worden uitgesteld om tactische, veiligheids- en capaciteitsredenen (artikel 126ff, lid 1 WvSv). Er is sprake van uitstel vanaf het moment dat ook daadwerkelijk tot ingrijpen kan worden overgegaan en inbeslagneming kan plaatsvinden.
Uitstel van inbeslagneming mag alleen als redelijkerwijs te verwachten valt dat de inbeslagneming op een later tijdstip kan en zal worden gerealiseerd. Dat betekent dat de controle op die voorwerpen -met het oog op de voorgenomen inbeslagneming- in voldoende mate moet zijn gewaarborgd. Als dit niet (meer) kan, moeten de voorwerpen in beslag worden genomen. Alles wat redelijkerwijs mogelijk is, moet in acht worden genomen om de beoogde inbeslagneming te realiseren.
Gecontroleerde aflevering
Iedere gecontroleerde aflevering is een vorm van uitstel van inbeslagneming. Niet ieder uitstel van inbeslagneming is echter gecontroleerde aflevering.
Om tactische en strategische redenen kan uitstel van inbeslagneming van verboden schadelijke of gevaarlijke voorwerpen worden aangewend als gecontroleerde aflevering. Er moet dan wel voldoende zekerheid zijn over de aard en de vindplaats van de voorwerpen. De bedoeling is om na de aflevering tot inbeslagneming van de voorwerpen over te gaan met de eventuele aanhouding en identificatie van de verdachten. Een gecontroleerde aflevering mag alleen worden toegepast als er voldoende waarborgen zijn dat de voorwerpen op een later tijdstip daadwerkelijk in beslag kunnen worden genomen.
Gecontroleerde aflevering in het buitenland
Een gecontroleerde aflevering kan ook vanuit Nederland in het buitenland plaatsvinden. Als tijdens de uitvoer in Nederland het zicht op schadelijke of gevaarlijke goederen verloren dreigt te raken, dan moeten deze goederen onmiddellijk in beslag worden genomen.
Naar boven3.5.3 Afzien van inbeslagneming (doorlaten)
Van afzien van inbeslagneming is sprake als in het kader van de opsporing voor schadelijke en gevaarlijke voorwerpen bewust
geen gebruik wordt gemaakt van een bevoegdheid tot inbeslagneming die normaal gesproken wel zou worden toegepast.
(artikel 126ff, lid 2 WvSv).
Van afzien van inbeslagneming is geen sprake als er onvoldoende wetenschap is over de vindplaats en/of de aard van de voorwerpen, of als er redelijkerwijs geen controle kon worden gekregen over de voorwerpen. Met andere woorden: het beslismoment of al dan niet wordt afgezien van inbeslagneming is het moment waarop redelijkerwijs tot een inbeslagneming kan worden overgegaan.
Afzien van inbeslagneming kan alleen aan de orde zijn bij zwaarwegende opsporingsbelangen. Zwaarwegende opsporingsbelangen kunnen zowel gelegen zijn in de zaak zelf als in andere zaken. Hierbij spelen de aard en de hoeveelheid gevaarlijke of schadelijke voorwerpen een rol.
Als het wachten op het resultaat van de procedure ertoe zou leiden dat de schadelijke of gevaarlijke voorwerpen niet meer in beslag kunnen worden genomen, dan moeten de voorwerpen in beslag worden genomen.
3.5.4 Procedure bij uitstel en afzien in beslagneming
In het belang van het onderzoek kan inbeslagneming worden uitgesteld (‘gecontroleerde aflevering’). Hiervoor is een schriftelijk besluit van de Officier van Justitie noodzakelijk. Zowel door de FIOD als de Douane vindt vastlegging plaats.
Uitstel van inbeslagneming
-
Voor elk uitstel is toestemming nodig van de Officier van Justitie.
-
Bij uitstel moeten maatregelen worden genomen om de inbeslagneming later te kunnen effectueren.
-
De beslissing tot uitstel en de daaraan ten grondslag gelegen hebbende overwegingen worden vastgelegd.
In uitzonderlijke gevallen kan de Officier van Justitie een schriftelijk bevel geven, om op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang, af te zien van inbeslagneming. Ook hiervan vindt vastlegging plaats. Afstel kan nooit achteraf worden goedgekeurd.
Afzien van inbeslagneming (doorlaten)
De Officier van Justitie geeft een bevel tot het afzien van inbeslagneming pas nadat:
-
hij de Hoofdofficier van Justitie heeft ingelicht
-
de Hoofdofficier van Justitie de zaak ter goedkeuring aan het College van Procureurs-Generaal heeft voorgelegd
-
het College van Procureurs-Generaal vooraf en schriftelijk met het voorgenomen bevel heeft ingestemd
-
het College van Procureurs-Generaal zijn beslissing aan de minister van Justitie heeft voorgelegd