Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

31.00.00 Terugbetaling

6 Terugbetaling op grond van artikel 239 CDW

In hoofdstuk 2 staan de algemene procedure en de ambtelijke werkzaamheden voor een verzoek om terugbetaling. In dit hoofdstuk staat informatie die specifiek betrekking heeft op verzoeken om terugbetaling die betrekking hebben op artikel 239 CDW.

Naar boven

6.1 Algemeen

Artikel 239 CDW geeft de mogelijkheid een verzoek om terugbetaling toe te wijzen in andere situaties (gevallen) dan artikel 236, 237 of 238 CDW.

Volgens artikel 239 CDW kan tot terugbetaling van rechten bij invoer worden overgegaan in de gevallen welke het gevolg zijn van omstandigheden die van de kant van belanghebbende geen frauduleuze handeling noch klaarblijkelijke nalatigheid inhouden. Artikel 239 CDW is nader toegelicht en aangevuld in de artikelen 899 tot en met 909 TVo.
CDW.

Het betreft in het algemeen situaties die zijn veroorzaakt door omstandigheden waar de aangever niets aan kon doen en waarin het onredelijk zou zijn de betaalde belasting niet terug te geven of niet kwijt te schelden.

Wie er in deze gevallen beslist, hangt af van de situatie (zie tabel 15).

Situatie

Beslissingsbevoegdheid

Toelichting

Geval staat omschreven in de artikelen
900,
901,
903 of 904 TVo.
CDW.

De inspecteur beslist.

Zie paragraaf 6.1.1

Overige gevallen

De inspecteur óf de Europese Commissie beslist.

Zie paragraaf 6.1.2

Artikel 239 CDW is niet van toepassing op nationale heffingen bij invoer. Dit betekent dat zo'n verzoek niet moet worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Het is echter wel zo dat als besloten wordt terugbetaling te verlenen voor rechten bij invoer doorgaans ook de nationale heffingen worden teruggeven. Zie ook hoofdstuk 7.

Motivering

Het verzoek om terugbetaling gebaseerd op artikel 239 CDW moet zodanig gemotiveerd zijn dat daaruit blijkt dat:

  1. het geen situatie betreft zoals omschreven in artikel 236, 237 of 238 CDW;

  2. wanneer het gaat om in één van de in artikel 900, 901, 903 of 904 TVo. CDW genoemde situaties, welke wordt bedoeld;

  3. het niet gaat om één van de onder 2 genoemde situaties maar om een situatie die moet worden voorgelegd aan de Commissie;

  4. het gaat om een bijzondere situatie waarbij de bijzondere omstandigheden nauwkeurig omschreven zijn en waarbij aangegeven is waarom het een bijzondere situatie is.

Een verzoek om terugbetaling kan nooit subsidiair gebaseerd zijn op artikel 239 omdat artikel 239 CDW juist de andere situaties uitsluit.

Manipulatie, frauduleuze handeling of klaarblijkelijke nalatigheid

In het verzoek moet worden uiteengezet dat de situatie niet het gevolg is van manipulatie, frauduleuze handelingen of klaarblijkelijke nalatigheid van de belanghebbende. Met andere woorden: de belanghebbende moet aangeven dat de situatie het gevolg is van omstandigheden die zich voordeden buiten zijn wil om en die hij ook niet had kunnen voorkomen.
(artikel 239 CDW en artikel 899 TVo.
CDW).

Naar boven

6.1.1 Gevallen waarin de inspecteur beslist

Hoofdregel is dat de inspecteur beslist of terugbetaling van rechten bij invoer wordt verleend. Dit is slechts anders als de inspecteur het verzoek om terugbetaling moet verwijzen naar de Commissie (zie hiervoor 6.1.2).

Voorbeelden van gevallen waarin de inspecteur beslist staan o.a. opgenomen in de artikelen 900, 901, 903 en 904 TVo. CDW.

In de artikelen 900, 901 en 903 TVo. CDW staan een aantal specifieke gevallen vermeld, waarin de inspecteur tot terugbetaling kan overgaan. Als de inspecteur vaststelt dat één van de omstandigheden zich voordoet én deze niet het gevolg is van frauduleuze handelingen of klaarblijkelijke nalatigheid van de belanghebbende, moet de inspecteur tot terugbetaling overgaan (uiteraard als het verzoek overigens voldoet aan de formele eisen). Zie artikel 899, lid 1 TVo. CDW.

In artikel 904 TVo. CDW staan een aantal gevallen opgenomen waarin de inspecteur niet tot terugbetaling overgaat (ook al wordt voldaan aan de formele eisen). In die gevallen moet de inspecteur het verzoek afwijzen.

  • Als een verzoek om terugbetaling betrekking heeft op andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 900, 901, 903 en 904, beslist de inspecteur zelf of terugbetaling wordt verleend, tenzij het verzoek moet worden verwezen naar de Commissie (zie hiervoor 6.1.2).

Hieronder worden de gevallen waarin de inspecteur beslist nader besproken.

Terugbetaling op grond van artikel 900 TVo. CDW

In artikel 900, lid 1, letter a tot en met o TVo. CDW staan vijftien gevallen beschreven waarin de inspecteur tot terugbetaling moet overgaan (mits aan de overige voorwaarden is voldaan).

In de gevallen bedoeld onder c en f tot en met n, van artikel 900, lid 1 TVo. CDW is de terugbetaling afhankelijk gesteld van de wederuitvoer onder douanetoezicht van deze goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap.
(artikel 900, lid 2 TVo.
CDW).

Daarnaast mag belanghebbende de goederen vóór de wederuitvoer noch hebben gebruikt noch hebben verkocht (artikel 900, lid 4 TVo. CDW).

De voorwaarde van wederuitvoer geldt niet als:

  • de goederen in opdracht van de overheid worden vernietigd, óf

  • de goederen kosteloos worden geleverd aan liefdadigheidsinstellingen die hun activiteit binnen de Gemeenschap uitoefenen
    (artikel 900, lid 2 TVo. CDW).

Op verzoek kan de inspecteur toestaan dat de wederuitvoer van de goederen wordt vervangen door:

  1. de vernietiging van de goederen;

  2. de plaatsing van de goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer of onder de regeling douane-entrepot, opslag in een vrije zone of een vrij entrepot.

Om één van deze douanebestemmingen te verkrijgen, worden de goederen als niet-communautaire gederen beschouwd.

Bij plaatsing onder de regeling douane-entrepots of bij opslag in een vrije zone of een vrij entrepot moet de douane maatregelen nemen zodat de goederen als niet-communautaire goederen kunnen worden herkend.
(artikel 900, lid 2 TVo.
CDW).

In tabel 16 worden de afzonderlijke letters van lid 1 van het artikel besproken.

Letter

Onderwerp

Toelichting

a

De niet-communautaire goederen zijn gestolen.

Er kan geen terugbetaling worden verleend alleen omdat de goederen gestolen zijn. Dit kan alleen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De gestolen goederen worden binnen korte tijd teruggevonden.

  • De teruggevonden goederen worden, in de staat waarin zij zich voor de diefstal bevonden, opnieuw in hun oorspronkelijke douane-situatie gebracht.

b

De niet-communautaire goederen zijn bij vergissing onttrokken aan de douaneregeling waaronder zij waren geplaatst

Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer de goederen per vergissing bij een entrepot zijn uitgeslagen zonder dat daarvan aangifte is gedaan. Wel moeten de goederen meteen weer in het entrepot worden geplaatst bij ontdekking van de vergissing in de staat waarin zij zich bevonden op het ogenblik waarop zij uit het entrepot zijn uitgeslagen.

c

De goederen kunnen niet worden gelost wegens het niet functioneren van het openings-systeem van het vervoermiddel.

Een verzoek om terugbetaling kan worden toegewezen wanneer de goederen al eerder in het vrije verkeer zijn gebracht door de aangifte ten invoer en bij lossing van de goederen blijkt dat het openingssysteem van het vervoermiddel niet werkt. De goederen moeten dan onmiddelijk worden wederuitgevoerd.

d

De teruggezonden goederen worden definitief behouden door de in een derde land gevestigde leverancier

Terugbetaling kan worden verleend in de volgende situatie:

  • De goederen zijn afkomstig van een in een derde land gevestigde leverancier.

  • De goederen zijn in het vrije verkeer gebracht.

  • De goederen worden onder de regeling passieve veredeling voor herstel van de reeds voor de vrijgave bestaande gebreken of voor het in overeenstemming met het contract brengen teruggestuurd naar de leverancier.

  • De leverancier besluit de goederen definitief te behouden omdat hij het probleem niet of niet onder economische aanvaardbare voorwaarden kan oplossen.

e

De goederen zijn met volledige vrijstelling in het vrije verkeer gebracht en zonder douanecontrole wederuitgevoerd.

Als goederen met volledige vrijstelling in het vrije verkeer zijn gebracht, kan later blijken dat geen recht op vrijstelling bestond. Dan zal tot boeking achteraf worden overgegaan.

Als echter blijkt dat de goederen wederuitgevoerd zijn uit het douanegebied van de Gemeenschap zonder douanecontrole, dan kan toch tot terugbetaling worden overgegaan.

Voorwaarde daarvoor is dat is vastgesteld dat aan de materiële voorwaarden voor terugbetaling van het Wetboek zou zijn voldaan op het tijdstip van wederuitvoer indien het bedrag aan rechten bij invoer bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen was geïnd.

f

Er geldt een rechterlijk verbod op het in de handel brengen van goederen.

Terugbetaling kan worden verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Een belanghebbende heeft op regelmatige wijze goederen onder een douaneregeling geplaatst die een betalingsverplichting inhoudt.

  • Een rechterlijke instantie vaardigt een verbod uit op het in de handel brengen van die goederen.

  • De goederen worden wederuitgevoerd of onder douanetoezicht vernietigd.

  • De goederen zijn niet werkelijk in de Gemeenschap gebruikt.

De bedoelde rechterlijke instantie hoeft niet noodzakelijkerwijs een Nederlandse te zijn. Een dergelijke situatie heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan nadat een Amerikaanse rechter besloot dat een bepaalde firma goederen uit de markt moest halen wegens inbreuk op het patentrecht van een ander firma.

g

De goederen zijn niet aan de geadresseerde geleverd om een oorzaak buiten de wil van de aangever die bevoegd is dit ambtshalve te doen

Als een aangever ambtshalve goederen onder een douaneregeling heeft geplaatst die een betalingsverplichting inhoudt, en deze goederen niet aan de geadresseerde konden worden geleverd om een oorzaak buiten zijn wil om, moet terugbetaling worden verleend (in Nederland uitsluitend TNTPost BV), goederen buiten haar wil niet kan afleveren bij geadresseerde, dan kan terugbetaling worden verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De goederen zijn niet uit handen van TNT geweest.

  • De goederen worden weer teruggezonden aan de afzender.

  • Het verzoek is binnen twaalf maanden op de voorgeschreven wijze gedaan.

Deze voorgeschreven wijze is de volgende:

  1. Het betrokken inklaringskantoor levert binnen een termijn van twaalf maanden na de dag van aanvaarding van de aangifte:
    • een opgaaf (staat 2432) van het bedrag dat voor terugbetaling in aanmerking komt bij de ontvanger waaronder het inklaringskantoor valt;

    • formulieren P3536 (of gewaarmerkt afschriften daarvan) die op de weder uitgevoerde pakketten betrekking hebben (gevoegd bij de opgaaf).

  2. De ontvanger controleert de opgaaf met de bijlagen en voorziet de opgaaf bij akkoordbevinding van een verklaring hierover en geeft deze terug aan het inklaringskantoor.

h

De goederen zijn per vergissing van de afzender geleverd aan de geadresseerde.

Als goederen ten gevolge van een vergissing van de afzender aan een geadresseerde worden geleverd, kan terugbetaling worden verleend.

i

De geadresseerde heeft een fout gemaakt in zijn bestelling.

Terugbetaling wordt verleend wanneer de goederen ongeschikt zijn gebleken voor het door de geadresseerde beoogde gebruik wegens een onmiskenbare materiële fout in zijn bestelling.

j

De goederen zijn niet in overeenstemming met de geldende voorschriften betreffende het gebruik of het in de handel brengen van deze goederen

Terugbetaling wordt verleend als de goederen op het tijdstip van vrijgave voor een douaneregeling die een betalingsverplichting inhoudt aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Ze zijn niet in overeenstemming met de geldende voorschriften over het gebruik of het in de handel brengen van deze goederen.

  • Zij kunnen vanwege de hierboven genoemde reden niet voor het doel dat de geadresseerde beoogt worden gebruikt.

Hierbij kan worden gedacht aan voorschriften met betrekking tot gezondheidseisen, milieu-eisen en veiligheidseisen.

k

Er is sprake van maatregelen van algemene strekking.

Terugbetaling wordt verleend wanneer goederen niet of slechts beperkt gebruikt kunnen worden voor het beoogde doel van de geadresseerde door maatregelen van algemene strekking. Deze maatregelen moeten zijn genomen:

  • na de datum waarop de betrokken goederen zijn vrijgegeven voor een douaneregeling die een betalingsverplichting inhoudt, en

  • door een autoriteit of instantie die ter zake beslissingsbevoegdheid had.

Een terugbetaling zoals hier bedoeld kan uitsluitend worden verleend als de vrijgave van de goederen douanetechnisch terecht heeft plaatsgevonden Dit houdt bijvoorbeeld in dat dit nooit kan worden toegepast in gevallen waarin achteraf wordt vastgesteld dat ongeldige certificaten zijn overgelegd, terwijl het ontbreken van geldige certificaten een invoerverbod geldt.

Een situatie als bedoeld in genoemd artikel kan zich bijvoorbeeld voordoen bij de invoer van een auto waarvan achteraf wordt vastgesteld dat die op basis van bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet mag worden gebruikt. In deze situatie wordt slechts rekening gehouden met maatregelen die bij de invoer niet al waren getroffen en ook redelijkerwijs niet konden worden voorzien. Als zodanige maatregel kan ook worden aangeduid: uitspraak van de bevoegde rechter.

l

De vrijstelling is niet toegestaan buiten schuld van de belang-hebbende.

Terugbetaling wordt verleend wanneer een betrokkene heeft gevraagd om de (gehele of gedeeltelijke) vrijstelling van rechten bij invoer, die de douaneautoriteiten niet kunnen toestaan - om redenen welke de betrokkene niet kunnen worden aangerekend - en deze autoriteiten derhalve overgaan tot de boeking van de opeisbaar geworden rechten bij invoer.

Dit artikel heeft niet betrekking op de situatie waarin een aanvraag voor een tariefcontingent is gedaan en het contingent (gedeeltelijk) niet toe wordt gekend. Dan kan nooit terugbetaling worden verleend.

m

De goederen zijn aangekomen na bindende leveringsdata.

Terugbetaling kan wordent verleend wanneer de goederen bij de geadresseerde zijn aangekomen na de bindende leveringsdata die zijn vastgesteld in het contract op grond waarvan deze goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst die een betalingsverplichting inhoudt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan levering van modieuze kerstversieringen die op 3 januari worden geleverd.

n

Onverkochte goederen worden kosteloos geleverd aan een liefdadigheids-instelling.

Terugbetaling wordt verleend wanneer goederen die niet binnen het douanegebied van de Gemeenschap konden worden verkocht, kosteloos worden geleverd aan liefdadigheidsinstellingen die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

  • Ze oefenen hun activiteit in derde landen uit, voor zover zij over een vertegenwoordiger in de Gemeenschap beschikken. De goederen moeten worden wederuitgevoerd.

  • Ze oefenen hun activiteit binnen het douanegebied van de Gemeenschap uit, voor zover zij vrijstelling genieten bij de invoer voor het vrije verkeer van soortelijke goederen uit derde landen.

o

Documenten worden achteraf overgelegd.

Terugbetaling wordt verleend als de douaneschuld op een andere wijze is ontstaan dan op basis van artikel 201 CDW en aan de volgende voorwaarde voldoet: De belanghebbende kan één van de volgende bescheiden overleggen waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen als zij voor het vrije verkeer waren aangegeven voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking hadden kunnen komen, mits aan de andere voorwaarden van artikel 890 TVo. CDW is voldaan:

  • een certificaat van oorsprong;

  • een certificaat inzake goederenverkeer;

  • een document inzake intern communautair douanevervoer;

  • enig ander passend document.

Terugbetaling op grond van artikel 901 TVo. CDW

In artikel 901 TVo.
CDW worden drie situaties beschreven waarin eveneens tot terugbetaling moet worden overgegaan. Het zijn situaties waarin niet wordt voldaan aan alle voorwaarden van de artikelen 237, 238 en 239 CDW. De drie situaties zijn de volgende:

  1. Artikel 237 CDW
    De goederen waren bij vergissing aangegeven voor een douaneregeling die een betalingsverplichting inhoudt (in het vrije verkeer brengen) en wederuitgevoerd zonder dat zij vooraf werden aangegeven voor de douaneregeling waaronder zij hadden moeten worden geplaatst.

  2. Artikel 238 CDW
    De goederen werden geweigerd door de importeur en zijn vernietigd of wederuitgevoerd zonder douanetoezicht.

  3. Artikel 900, leden 2 en 4 TVo. CDW
    De goederen die in de situaties verkeerden als bedoeld in artikel 900, lid 1, onder c en f tot en met n, zijn zonder douanetoezicht wederuitgevoerd of vernietigd.

Algemene voorwaarde in deze drie situaties is dat behalve aan de overige, in het artikel zelf genoemde voorwaarden, ook aan de volgende voorwaarden voldaan is.

  1. De belanghebbende moet alle bewijsstukken aan u overleggen waarmee u kunt vaststellen dat de goederen waarvoor terugbetaling wordt gevraagd aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

    • Ze zijn wel degelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap wederuitgevoerd.

    • Ze zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn dat officieel vast te stellen.

  2. De belanghebbende voert een van de volgende handelingen uit:

    • Hij geeft u het document terug waarmee het communautaire karakter van de betrokken goederen kan worden aangetoond en onder dekking waarvan deze goederen eventueel het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

    • Hij legt u de bewijsstukken over die u noodzakelijk acht om vast te stellen dat het betrokken document later niet meer bij een invoer van goederen in de Gemeenschap kan worden gebruikt.

De hiervoor genoemde bewijsstukken die de belanghebbende voor de wederuitvoer moet overleggen, moeten bestaan uit:

  1. de aangifte ten uitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap (het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie), en

  2. een verklaring van het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten.

Als een dergelijke verklaring niet kan worden overgelegd, kan het bewijs van uitgang van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap worden geleverd door middel van:

  • een verklaring van het douanekantoor dat de aankomst van de goederen in het derde land van bestemming heeft vastgesteld;

  • de douane-aangifte van de goederen in het derde land van bestemming (het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie).

Daarbij moeten de volgende administratieve documenten en handelsbescheiden worden gevoegd waarmee u kunt nagaan of de goederen die uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd dezelfde zijn als die welke voor een douaneregeling die een betalingsverplichting inhoudt werden aangegeven, namelijk:

  • de aangifte voor genoemde regeling (het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie);

  • (voor zover u dit noodzakelijk acht) handelsbescheiden en administratieve bescheiden (zoals facturen, gedetailleerde lijsten, vervoersdocumenten, gezondheidscertificaten) met een nauwkeurige beschrijving van de goederen (handelsbenaming, hoeveelheden, merktekens en ander opschriften waarvan ze kunnen zij voorzien) die waren gevoegd bij:

    1. de aangifte voor de genoemde regeling;

    2. de aangifte ten uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap;

    3. in voorkomend geval de douaneaangifte van de goederen in het derde land van bestemming.

De hiervoor genoemde bewijsstukken die de belanghebbende voor vernietiging moet overleggen, moeten bestaan uit:

  • een proces-verbaal of de verklaring van vernietiging (of een als eensluidend gewaarmerkte kopie daarvan) afgegeven door de overheidsinstanties onder toezicht waarvan deze vernietiging heeft plaatsgevonden;

  • een certificaat opgesteld door de persoon die bevoegd is de vernietiging vast te stellen, vergezeld van de gegevens waaruit deze bevoegdheid blijkt.

Deze bescheiden moeten een voldoende nauwkeurige omschrijving van de vernietigde goederen bevatten (handelsbenamingen, hoeveelheden, merktekens en andere opschriften waarvan ze kunnen zijn voorzien) zodat u zich ervan kunt vergewissen dat de vernietigde goederen dezelfde zijn als die welke voor de regeling waren aangegeven.

Wanneer u op basis van de overgelegde bescheiden zich nog niet kunt uitspreken over het geval of wanneer bepaalde bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd, vraagt u de belanghebbende om deze aan te vullen met of te vervangen door andere documenten die u noodzakelijk acht.

Terugbetaling op grond van artikel 903 TVo. CDW

Terugbetaling bij terugkerende goederen wordt verleend wanneer goederen waarover bij uitvoer uit de Gemeenschap rechten bij uitvoer zijn geheven weer in het vrije verkeer van de Gemeenschap worden gebracht.

Voorwaarde hiervoor is dat de goederen zich in één van de situaties bevinden die in artikel 844 TVo.
CDW worden genoemd.

Hiervoor moet de belanghebbende bij het douanekantoor waar de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven aantonen dat de goederen:

  1. in het land van bestemming niet tot verbruik kunnen worden ingevoerd om redenen die verband houden met voorschriften die in dat land gelden;

  2. door de geadresseerde worden teruggezonden omdat zij gebreken vertonen of niet beantwoorden aan de bepalingen van het contract;

  3. in het douanegebied van de Gemeenschap worden wederingevoerd omdat zij door omstandigheden buiten de wil van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt.

Met de onder c bedoelde situatie wordt gedoeld op goederen waarover rechten bij uitvoer zijn geheven en waarvoor een van de volgende zaken geldt:

  1. Ze keren terug naar het douanegebied van de Gemeenschap als gevolg van vóór de aflevering aan de geadresseerde opgelopen schade, hetzij aan de goederen zelf, hetzij aan het vervoermiddel waarin of waarop zij zijn geladen.

  2. Ze zijn aanvankelijk uitgevoerd om in het kader van een jaarbeurs of soortgelijke manifestatie te worden verbruikt of verkocht maar zijn daar niet verbruikt of verkocht.

  3. Ze konden niet aan de geadresseerde worden afgeleverd vanwege het feit dat deze fysiek of juridisch niet in staat was de overeenkomst na te komen die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag.

  4. Ze konden als gevolg van natuurlijke, politieke of sociale gebeurtenissen niet aan de geadresseerde worden afgeleverd of bij de geadresseerde aankomen na het verstrijken van de bindende leveringstermijnen vastgesteld in de overeenkomst die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag.

  5. Ze vallen onder de marktordening voor groenten en fruit die als geconsigneerde goederen zijn uitgevoerd en niet op de markt van het derde land van bestemming zijn verkocht.

Terugbetaling wordt ook verleend als de terugkerende goederen slechts een gedeelte vormen van de goederen die tevoren uit het douanegebied van de Gemeenschap werden uitgevoerd (artikel
903, lid 3 TVo. CDW)

Géén terugbetaling op grond van artikel 904 TVo. CDW

In artikel 904 TVo. CDW staan drie gevallen beschreven waarin de inspecteur beslist dat niet tot terugbetaling mag overgaan.

Het verzoek om terugbetaling is uitsluitend gegrond op:

  1. de wederuitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap van goederen, die eerder onder een douaneregeling waren geplaatst die een betalingsverplichting inhoudt, om andere redenen dan die bedoeld in de artikelen 237, 238 van het CDW of in de artikelen 900 of 901 TVo. CDW, met name omdat zij niet zijn verkocht;

  2. de vernietiging van de goederen, die werden aangegeven voor een douaneregeling die een betalingsverplichting inhoudt, na vrijgave door de douane, om welke reden dan ook, behalve in de gevallen waarin de communautaire wetgeving uitdrukkelijk voorziet;

  3. de overlegging, zelfs te goeder trouw, ter verkrijging van een preferentiële tariefbehandeling voor de goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven, van documenten waarvan naderhand wordt vastgesteld dat zij vals, vervalst of ongeldig waren voor het verkrijgen van de preferentiële tariefbehandeling. U moet hierbij denken aan valse en ongeldige certificaten van oorsprong en dergelijke.

Naar boven

6.1.2 Gevallen waarin de inspecteur óf de Europese Commissie beslist

Een inspecteur beslist niet zelf op een verzoek om terugbetaling als het verzoek naar de Europese Commissie moet worden verwezen.
(artikel 899, lid 2 TVo.
CDW)

Verwijzing moet plaatsvinden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden (artikel 905 TVo.
CDW):

  1. Het verzoek is gebaseerd op artikel 239 CDW.

  2. Het verzoek heeft geen betrekking op één van de gevallen bedoeld in de artikelen 236, 237 en 238 CDW.

  3. Het verzoek heeft geen betrekking op één van de omstandigheden zoals genoemd in de artikelen 900, 901, 903 of 904 TVo. CDW.

  4. Het verzoek gaat vergezeld van bewijsstukken waarmee het bestaan kan worden aangetoond van een bijzondere situatie en

    • de bijzondere situatie is het gevolg van een verzuim van de Commissie, of

    • de omstandigheden in het betrokken geval houden verband met de resultaten van een communautair onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 515/97, of

    • het bedrag waarvoor de belanghebbende ingevolge dezelfde bijzondere omstandigheden aansprakelijk is is hoger dan of gelijk aan 500.000 Euro.

  5. Er is geen sprake van frauduleuze handeling of klaarblijkelijke nalatigheid van de zijde van belanghebbende.

  6. Het verzoek voldoet overigens aan alle formele eisen.

Indien aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, moet het verzoek in beginsel worden voorgelegd aan de Europese Commissie via Belastingdienst/Douane Nijmegen, Landelijk Team Oorsprongszaken, ter attentie van de coördinator Rem/Rec. U doet dit door te handelen als omschreven in paragraaf 6.2.2. Zie echter ook paragraaf 6.2.1.

Deze verwijzing vindt echter niet plaats indien:

  • de Europese Commissie overeenkomstig de procedure van de artikelen 906 tot en met 909 TVo. CDW reeds een beschikking heeft genomen in een zaak waarin zich feitelijk en juridisch vergelijkbare omstandigheden hebben voorgedaan, óf

  • reeds een zaak die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is bij de Commissie is ingeleid.

Naar boven

6.1.3 Termijn indiening verzoek

Een verzoek om terugbetaling gebaseerd op artikel 239 CDW moet worden ingediend binnen twaalf maanden na de mededeling van het verschuldigde bedrag aan de belanghebbende.

U kunt evenwel in naar behoren aangetoonde uitzonderingsgevallen toestaan dat deze termijn wordt overschreden.
(artikel 239, lid 2, CDW)

Naar boven

6.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

  1. Controleer of het verzoek voldoet aan de formele eisen (zie paragraaf 2.2.3).

  2. Beoordeel of u zelf over de terugbetaling mag beslissen (zie paragraaf 6.1.1 en 6.1.2). Er zijn twee mogelijkheden:
    1. U mag zelf over de terugbetaling beslissen. In paragraaf 6.2.1 staat wat u dan moet doen.

    2. U mag niet zelf over de terugbetaling beslissen maar moet het voorleggen aan de Europese Commissie. In paragraaf 6.2.2 staat wat u dan moet doen.

Naar boven

6.2.1 Gevallen waarin de inspecteur zelf kan beslissen

Als blijkt dat u zelf mag beslissen op het verzoek om terugbetaling dat is gebaseerd op artikel 239 CDW (zie paragraaf 4.1.1), gaat u als volgt te werk:

  1. Neem een beslissing:
    1. U wijst het verzoek toe als het voldoet aan de voorwaarden van artikel
      900,
      901 of
      903 TVo. CDW.
    2. U wijst het verzoek af als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 904 TVo. CDW.

    3. Indien het verzoek om terugbetaling een ander geval betreft dan omschreven in de artikelen
      900 tot en met 904 TVo. CDW, kunt u zelf, al naar gelang van het geval, het verzoek toe- of afwijzen.Dit is slechts anders als het verzoek naar de Europese Commissie moet worden verwezen (zie paragraaf 6.1.2).

Als u voornemens bent om het verzoek om terugbetaling toe te wijzen, laat u uw voorgenomen beslissing vóóraf toetsen door de Rem/Rec-inspecteur van uw douaneregio. Na toetsing geeft de RemRec-inspecteur u een bindend advies. U volgt het bindende advies van de Rem/Rec-inspecteur op. Wanneer u vervolgens het verzoek om terugbetaling toewijst, dient u dit geval te registreren (zie artikel 904bis TVo.
CDW). In geval van afwijzing van het verzoek van terugbetaling, bestaat er geen registratieplicht.

Naar boven

6.2.2 Behandeling verzoeken die moeten worden verwezen naar de Europese Commissie

Het kan voorkomen dat u niet zelf op een verzoek om terugbetaling mag beslissen (paragraaf 6.1.2), maar het moet verwijzen naar de Europese Commissie.

Als u een verzoek moet verwijzen naar Europese Commissie (paragraaf 6.2), gaat u als volgt te werk:

  1. U laat uw voorgenomen beslissing om het verzoek te verwijzen naar de Europese Commissie toetsen door de Rem/Rec-inspecteur van uw douaneregio. Na toetsing geeft de RemRec-inspecteur u een bindend advies. U volgt het bindende advies van de Rem/Rec-inspecteur op.

  2. Nadat de Rem/Rec-inspecteur u positief heeft geadviseerd over verwijzing naar de Europese Commissie schrijft u een concept-werkdocument. Het concept-werkdocument dient alle voor het onderzoek van het voorgelegde geval noodzakelijke elementen te bevatten. Dit houdt in dat u in het concept-werkdocument de relevante feiten opneemt en aangeeft op grond van welke argumenten tot een bijzondere situatie kan worden geconcludeerd. Daarnaast geeft u aan waarom er naar uw mening noch sprake is van frauduleuze handelingen noch van klaarblijkelijke nalatigheid van de belanghebbende. U geeft een gedetailleerde evaluatie van het gedrag van de belanghebbende en met name van diens beroepservaring en goede trouw en de zorgvuldigheid waarvan hij blijk heeft gegeven.

  3. Voeg bij het verzoek alle relevante stukken.

  4. Stuur het verzoek met alle bijlagen en het concept werkdocument aan Belastingdienst/Douane Nijmegen, team Oorsprongszaken, ter attentie van de Rem/Rec-coördinator, onder verwijzing naar deze paragraaf.

    Daarna is de procedure als volgt:

    • Belastingdienst/Douane Nijmegen beoordeelt of het verzoek met concept werkdocument volledig is. Zo niet dan zal Belastingdienst/Douane Nijmegen u om nadere bescheiden en/of informatie vragen. Vervolgens beoordeelt Belastingdienst/Douane Nijmegen of de zaak naar de Europese Commissie dient te worden verwezen.

    • Belastingdienst/Douane Nijmegen informeert u of de zaak naar de Europese Commissie wordt verwezen en geeft zonodig aan op welke wijze het concept werkdocument moet worden aangepast Belastingdienst/Douane Nijmegen stuurt het concept werkdocument voorzien van alle bescheiden terug naar u.

  5. Nadat Belastingdienst/Douane Nijmegen u heeft medegedeeld dat de zaak naar de Europese Commissie moet worden verwezen, stelt u het definitieve werkdocument op met behulp van de van Belastingdienst/Douane Nijmegen ontvangen aanwijzingen.

  6. U hoort belanghebbende en maakt van het horen een verslag op. U stelt het definitieve werkdocument en de daarbij te verzenden bijlagen ter inzage aan de belanghebbende.

  7. U stuurt het werkdocument voorzien van alle bijlagen en een door de belanghebbende ondertekende verklaring waarin deze bevestigt dat hij kennis heeft genomen van het dossier en daaraan niets wenst toe te voegen of waarin hij alle aanvullende elementen vermeldt die zijn inziens in het dossier dienen te worden opgenomen, naar Belastingdienst/Douane Nijmegen. Dit werkdocument dient geen vertrouwelijke passages te bevatten.


    Vanaf het moment van ontvangst heeft de Europese Commissie negen maanden de tijd om op het verzoek te beslissen tenzij de Europese Commissie genoodzaakt is om aanvullende informatie te verzoeken. In dat geval wordt de termijn van negen maanden verlengd met de tijd die is verstreken tussen de datum van verzending van het verzoek om aanvullende informatie door de Europese Commissie en de datum van ontvangst van deze informatie. Belanghebbende wordt van deze verlenging in kennis gesteld. Indien de Europese Commissie zelf onderzoek verricht om zich over de zaak te kunnen uitspreken, wordt de termijn van negen maanden verlengd met de tijd die nodig is voor dit onderzoek. Zowel u als belanghebbende wordt in kennis gesteld van de datum waarop het onderzoek wordt geopend en van de datum waarop dit wordt beëindigd.


    Pas als na onderzoek blijkt dat de Europese Commissie niet tijdig een beschikking heeft genomen en dit door Belastingdienst/Douane Nijmegen aan de inspecteur schriftelijk meegedeeld is, kan positief op het verzoek worden beslist.
    (artikelen 905 tot en met 909 TVo. CDW)

    • Belastingdienst/Douane Nijmegen voorziet het werkdocument van een aanbiedingsbrief en stuurt het geheel door naar de Europese Commissie in Brussel.

    • Zodra het verzoek in Brussel wordt ontvangen, stuurt de Europese Commissie een ontvangstbevestiging aan de lidstaat (Belastingdienst/Douane Nijmegen) die het verzoek heeft voorgelegd.

    • Belastingdienst/Douane Nijmegen stelt u in kennis van de ontvangst van de ontvangstbevestiging.

    • De Europese Commissie zendt de lidstaten binnen vijftien dagen na ontvangst een afschrift van het aan de Europese Commissie toegezonden dossier. Het onderzoek van dit dossier wordt zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering van een groep van deskundigen geplaatst bestaande uit vertegenwoordigers van alle lidstaten die in het kader van het comité bijeenkomen teneinde het betrokken geval te onderzoeken.

    • Wanneer de Europese Commissie voornemens is een besluit te nemen ten nadele van degene die om terugbetaling van de rechten heeft verzocht, deelt zij aan deze persoon haar bezwaren schriftelijk mee en doet zij deze persoon alle bescheiden toekomen waarop haar bezwaren rusten. Degene die om de terugbetaling van rechten heeft verzocht, deelt zijn standpunt binnen een maand na de verzending van dit schrijven schriftelijk mee. Indien deze persoon binnen deze termijn zijn standpunt niet heeft medegedeeld, wordt ervan uitgegaan dat hij van de mogelijkheid zijn standpunt uiteen te zetten heeft afgezien.

    • Indien de Europese Commissie haar bezwaren ter kennis heeft gebracht van belanghebbende, wordt de termijn van negen maanden met een maand verlengd.

    • Na raadpleging van de groep van deskundigen, neemt de Europese Commissie een beschikking waarbij zij vaststelt dat de onderzochte bijzondere situatie de terugbetaling al dan niet rechtvaardigt.

    • Wanneer de Europese Commissie een beschikking neemt waarbij zij vaststelt dat de onderzochte bijzondere situatie terugbetaling rechtvaardigt, kan zij de voorwaarden vaststellen waaronder de lidstaten in feitelijk en juridisch vergelijkbare gevallen tot terugbetaling van rechten kunnen overgaan.

    • Deze beschikking wordt de betrokken lidstaat zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht, doch uiterlijk binnen een maand na de datum waarop de beschikking uiterlijk dient te worden genomen.

    • Als de Europese Commissie niet tijdig haar beschikking heeft gegeven, of als zij geen enkel besluit ter kennis heeft gebracht van de betrokken lidstaat, geeft de beschikkende douaneautoriteit een gunstig gevolg aan het verzoek om terugbetaling. Het is echter niet zo dat wanneer u binnen negen maanden na datum van de ontvangstbevestiging niets gehoord heeft, u het verzoek toewijst. U neemt dan contact op met Belastingdienst/Douane Nijmegen om uit te zoeken hoe het met het verzoek staat.

  8. U ontvangt van Belastingdienst/Douane Nijmegen de beschikking die is genomen door de Europese Commissie.

  9. Maak een beschikking waarin u de beschikking van de Europese Commissie citeert. Zend de beschikking ter informatie mee aan de verzoeker.

  10. Vermeld op de door u te nemen beschikking dat belanghebbende tegen uw beschikking in bezwaar kan komen en tegen de beschikking van de Europese Commissie in beroep kan komen bij het Gerecht van eerste aanleg. Zie ook dit Handboek, onderdeel 32.00.00.
  11. Vermeld datum en nummer van de beschikking.

  12. Werk het verzoek om terugbetaling af zoals in paragraaf 2.2.5 staat beschreven.

Naar boven

6.3 Criteria voor het beslissen op een verzoek in de zin van a rtikel 239 CDW

Terugbetaling van rechten is alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden en in specifiek omschreven gevallen. Terugbetaling vormt dus een uitzondering op de normale regeling inzake in- en uitvoer, wat meebrengt dat de bepalingen die in een dergelijke terugbetaling voorzien, strikt moeten worden uitgelegd.

Belanghebbende die het bewijs levert van het bestaan van een bijzondere situatie én van het ontbreken van klaarblijkelijke nalatigheid en frauduleus handelen heeft recht op terugbetaling van rechten.

Om voor terugbetaling in aanmerking te komen moet dus voldaan zijn aan twee cumulatieve voorwaarden:

  • er is sprake van het bestaan van een bijzondere situatie, en

  • er is geen sprake van frauduleus handelen of klaarblijkelijke nalatigheid van de belanghebbende.

Indien aan één van beide voorwaarden niet is voldaan, moet terugbetaling reeds worden geweigerd.

Naar boven

6.3.1 Bijzondere situatie

Het bestaan van een bijzondere situatie is aangetoond wanneer met inachtneming van de billijkheid wordt vastgesteld dat er omstandigheden zijn waardoor de verzoeker in een situatie kan verkeren die uitzonderlijk is, vergeleken met die van de andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit verrichten en hij anders geen nadeel zou hebben ondervonden in verband met de boeking achteraf van de douanerechten.

Om die reden is het niet mogelijk in zijn algemeenheid aan te geven wanneer er recht op een tegemoetkoming bestaat, noch wanneer er geen recht op tegemoetkoming bestaat.

Voorbeelden van bijzondere situaties

  • Ernstige tekortkomingen van de bevoegde douaneautoriteiten en de Europese Commissie die stellig hebben bijgedragen tot onregelmatigheden.

  • Een belastingplichtige wordt in het belang van een onderzoek door de douane- of politieautoriteiten niet in kennis gesteld van het verloop daarvan.

  • De omstandigheid dat de overtredingen van de regeling voor communautair douanevervoer zijn terug te voeren op de handelwijze van een undercoveragent van de douane.

In andere gevallen moet de betaling van de wettelijk verschuldigde rechten worden beschouwd als een onderdeel van het normale bedrijfs- en handelsrisico en dus niet als bijzondere situatie worden aangemerkt.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • De overlegging, al dan niet te goeder trouw, van documenten waarvan naderhand wordt vastgesteld dat zij vervalst of onjuist zijn.

  • Objectieve omstandigheden die voor een onbepaald aantal marktdeelnemers gelden zoals de geografische en economische situatie van een eiland.

  • De onmogelijkheid voor een douane-expediteur om schade te verhalen op zijn opdrachtgever(s).

  • De problemen die een aangever heeft met zijn personeel.

Frauduleuze handelingen of klaarblijkelijke nalatigheid

Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van klaarblijkelijke nalatigheid moet met name rekening worden gehouden met de complexiteit van de bepalingen waarvan de niet-uitvoering de douaneschuld heeft doen ontstaan en met de beroepservaring en de zorgvuldigheid van de belanghebbende.

  • Complexiteit van de wetgeving
    De complexiteit van de wetgeving dient in hoofdzaak te worden beoordeeld op basis van de inhoud van de betrokken bepalingen. De periode gedurende welke de bevoegde autoriteiten zich zijn blijven vergissen, is niet het doorslaggevende criterium.

  • Beroepservaring van de belanghebbende
    Wat de beroepservaring van de belanghebbende betreft, moet worden nagegaan of het al dan niet om een belanghebbende gaat waarvan de beroepsactiviteit hoofdzakelijk in- en uitvoer omvat, en of hij in dat soort transacties reeds een zekere ervaring had verworven.

  • Zorgvuldigheid van de belanghebbende
    Wat de zorgvuldigheid van de belanghebbende betreft, zij erop gewezen dat hij, in geval van twijfel over de juiste toepassing van de bepalingen waarvan de niet-uitvoering een douaneschuld kan doen ontstaan, zich dient te informeren en de zaak zo grondig mogelijk dient te onderzoeken, zodat de betrokken bepalingen niet worden overtreden .

De drie bovengenoemde elementen, namelijk de ingewikkeldheid van de bepalingen, de beroepservaring en de zorgvuldigheid van de ondernemer, vormen evenwel slechts beoordelingscriteria, op basis waarvan in concreto moet worden nagegaan of er al dan niet sprake is geweest van klaarblijkelijke nalatigheid. U moet immers in uw onderzoek, met name op basis van de genoemde criteria, nagaan welke concrete handelingen of welk concreet verzuim van de aanvrager van de terugbetaling, afzonderlijk of in hun geheel bekeken, klaarblijkelijke nalatigheid opleveren.

Onvoorzichtigheid van de directe vertegenwoordiger in de zin van artikel 5, lid 2, CDW moet voor de toepassing van artikel 239 CDW worden aangemerkt als onvoorzichtigheid van de belanghebbende.

Causaal verband

Er moet een verband bestaan tussen de aan de ondernemer verweten nalatigheid en de vastgestelde bijzondere situatie. Zonder dit verband zou het onbillijk zijn om het verzoek om kwijtschelding of terugbetaling af te wijzen. Het is evenwel niet noodzakelijk dat de bijzondere situatie het rechtstreekse en onmiddellijke gevolg is van de nalatigheid van de belanghebbende. De nalatigheid moet hebben bijgedragen aan de bijzondere situatie.

Naar boven

6.4 Nadere bepalingen

Terugbetaling op grond van artikel 882 TVo. CDW

Voor terugkerende goederen waarvoor rechten bij uitvoer zijn geheven, kan bij wederinvoer terugbetaling worden gevraagd van de rechten die werden geheven bij uitvoer. De communautaire bepalingen bevatten hiervoor een vereenvoudigde regeling.
(artikel 882 TVo. CDW)
In tabel 17 kunt u lezen welke bescheiden dan moeten worden overlegd:

Bescheiden

Bijzonderheden

Bewijs van betaling

Dit moet worden overgelegd als de uitvoerrechten al werden geïnd.

Aangifte voor het vrije verkeer van de terugkerende goederen

Het kan hierbij gaan om het origineel of een afschrift dat door het kantoor van wederinvoer voor eensluidend is gewaarmerkt.

Op dit document moet het douanekantoor van wederinvoer vermelden:

Goederen die met toepassing van artikel 185, lid 2, onder b, van het Wetboek kunnen worden toegelaten als terugkerende goederen (of de overeenkomstige vermelding in een andere taal van de EU).

Aangifte ten uitvoer

Het kan hierbij gaan om het origineel of een afschrift dat door het kantoor van uitvoer voor eensluidend is gewaarmerkt.

Als de gegevens van de in deze tabel opgenomen bescheiden al in het bezit zijn van degene die op het verzoek om terugbetaling beslist, dan hoeven de bescheiden niet apart te worden overgelegd.
Het verzoek om terugbetaling moet worden gedaan binnen twaalf maanden na datum van de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer.

Naar boven

6.5 Uitzonderingen

In dit hoofdstuk zijn geen uitzonderingen opgenomen.

Naar boven

6.6 Strafbepalingen

In dit hoofdstuk zijn geen strafbepalingen opgenomen.

Naar boven