10.50.00 Binnenbrengen door de lucht
6 Bijlage 1. Vereenvoudigde procedure voor het verklaren van een vermis
In veel gevallen kunnen verschillen eenvoudig en snel worden verklaard. Om die reden wordt ten aanzien van vermissen een vereenvoudigde procedure gehanteerd.
De afhandelaar vervult hierin, namens de luchtvaartmaatschappij, een belangrijke rol.
De vereenvoudigde procedure behelst het volgende:
-
Vermissen worden niet direct aan de Douane gemeld.
-
De luchtvaartmaatschappij / afhandelaar stelt van een geconstateerd vermis een zogenaamd vermisdossier samen en bewaart dit in zijn administratie.
-
De vermisdossiers worden doorlopend genummerd.
-
In het vermisdossier worden alle relevante bewijsmiddelen en onderzoeksresultaten opgenomen die het vermis kunnen verklaren.
-
Als naar het oordeel van de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar een vermis is verklaard, hoeft dit niet direct aan de Douane te worden gemeld. De verklaring van het vermis moet blijken uit het vermisdossier en een aanpassing van de gegevens in de administratie.
-
De luchtvaartmaatschappij / afhandelaar overlegt maandelijks (uiterlijk op de 20 e dag van de maand) een lijst (hierna "UTB-lijst" genoemd) met alle in de voorafgaande maand geconstateerde vermissen die niet verklaard kunnen worden. De luchtvaartmaatschappij / afhandelaar heeft dus minimaal 20 dagen en maximaal een maand en 20 dagen de gelegenheid om vermissen te verklaren. De UTB-lijst moet alle noodzakelijke gegevens bevatten om voor de vermiste goederen de verschuldigde rechten te berekenen.
-
Op basis van de heffingsgegevens op de UTB-lijst maakt de Douane een uitnodiging tot betaling op, gericht aan de luchtvaartmaatschappij.
-
De Douane houdt steekproefcontroles op de dossiers van de vermissen die volgens de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar zijn aangetoond.
De Douane controleert steekproefsgewijs of de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar vermissen afdoende heeft verklaard. Het gaat hierbij om de vermisdossiers die niet staan vermeld op de UTB-lijst. In deze controles betrekt de Douane het betreffende vermisdossier en de administratie van de afhandelaar.
Blijkt uit de steekproefcontrole dat het vermis niet afdoende is verklaard? Dan legt de Douane alsnog een uitnodiging tot
betaling op aan de luchtvaartmaatschappij. In dat geval kan tevens de bestuurlijke boete worden gegeven.
(artikelen 9:1, lid 1 en 9:3, lid 1 Algemene douanewet)
Situaties waarin de vereenvoudigde procedure kan worden toegepast
Hieronder staan:
-
voorbeelden van situaties waarin de vereenvoudigde procedure om een vermis te verklaren, kan worden toegepast
-
de gegevens die als bewijsmateriaal kunnen worden geaccepteerd (en in het vermisdossier moeten worden bewaard)
-
welke personen uiteindelijk als schuldenaar voor de douaneschuld worden aangemerkt
Let op:
Deze vereenvoudigde procedure is een praktische uitwerking van de acceptatie door de Douane van bewijsmiddelen in aansluiting
bij de bepalingen omtrent het bewijs bij niet-zuivering van de regeling communautair douanevervoer.
Voorbeeld 1:
Een gedeelte van de zending wordt tekort bevonden. Het tekort wordt ook vermeld op de summiere aangifte bij nazending op een
latere vlucht. Een deel van de zending is dus 2x vermeld op een summiere aangifte voor tijdelijke opslag.
Bewijs:
De afhandelaar doet melding in zijn systeem van het tekort en verwijst hierbij naar de summiere aangifte waarop het te kort
is geconstateerd. Deze gegevens worden bij het verzoek om royering ingediend.
Voorbeeld 2:
Gelijk aan voorbeeld 1, maar het betreft hier een transferzending met eindbestemming Frankfurt. De nazending van het tekort
wordt niet verstuurd naar Schiphol, maar gaat rechtstreeks naar eindbestemming Frankfurt.
Bewijs:
Een Sita-telex (wereldwijde aanbieder van telecommunicatie diensten voor luchtvaartindustrie) waaruit blijkt dat het tekort
is nagezonden op een vlucht die niet via Schiphol zal gaan en/of een print uit het computersysteem van de luchtvaartmaatschappij
waarop de routing is vermeld.
N.B. Als de Sita-telex of de computerprint zijn opgemaakt nadat de tekorten zijn geconstateerd op Schiphol, dan moet als aanvullend
bewijs tevens een kopie van het manifest te worden overgelegd waaruit blijkt dat de tekorten zijn doorgemanifesteerd naar
Frankfurt.
Voorbeeld 3:
Een gedeelte van de zending wordt tekort bevonden, maar desondanks (per ongeluk) toch conform de gegevens op de summiere aangifte
voor tijdelijke opslag in de administratie verantwoord. De aangifte voor de opvolgende regeling wordt gebaseerd op de gegevens
in de voorraadadministratie. Onder de opvolgende regeling komt het verschil opnieuw aan het licht.
Casus:
Het manifest vermeldt 100 stuks. Bij de controle worden 98 stuks bevonden, maar in de voorraadadministratie worden 100 stuks
verantwoord. Op de uitslagbon en de aangifte voor de opvolgende douaneregeling (bijvoorbeeld: douanevervoer, in het vrije
verkeer brengen of een economische douaneregeling) worden 100 stuks vermeld. Bij de beëindiging van het douanevervoer komt
het verschil opnieuw aan het licht.
Bewijs:
Als ook op een door beide partijen (opslaghouder en de aangever van de opvolgende douaneregeling) getekende uitslagbon 100
stuks zijn vermeld, wordt aangenomen dat de oorspronkelijk vermiste 2 colli alsnog gevonden zijn, bij de rest van de partij
zijn gevoegd en als "meerbevinding" zijn geadministreerd. Het dossier voorraadadministratie, het zogenaamde Documentloos GoederenVolgSysteem
(DGVS) is hierdoor van 98 aangevuld naar 100. Het oorspronkelijke vermis is hiermee opgeheven.
Onder de opvolgende douaneregeling treedt een vermis op dat tot een douaneschuld leidt. Schuldenaar voor de douaneschuld is
de aangever van de opvolgende regeling (in het bovenstaande voorbeeld is dat de titularis van de douanevervoersaangifte, van
de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen of de aangifte tot plaatsing onder de economische douaneregeling). Maar
als aannemelijk wordt gemaakt dat de ontbrekende 2 colli er nooit zijn geweest ontstaat er geen douaneschuld. Hierbij mogen
zowel feiten en omstandigheden worden aangevoerd die zich vóór de aangifte hebben voorgedaan, als feiten en omstandigheden
die daarna hebben plaatsgevonden.
(Arrest Hoge Raad van 2 maart 2007, nummer 41.474, inzake vermis van 3 auto’s uit versloten container)
Als wordt aangetoond dat de 2 colli wel zijn aangebracht maar niet in een ruimte voor tijdelijke opslag zijn geplaatst of een toegestane douanebestemming hebben gekregen, dan is de douaneschuld al ontstaan vóór het aangaan van de verplichtingen van de tijdelijke opslag of opvolgende douanebestemming ontstaan. De luchtvaartmaatschappij is schuldenaar voor de douaneschuld.
Voorbeeld 3a:
Een gedeelte van de zending wordt bij de controle tekort bevonden, maar desondanks (per ongeluk) toch conform de gegevens
op de summiere aangifte voor tijdelijke opslag in de administratie verantwoord. De aangifte voor de opvolgende douaneregeling
wordt gebaseerd op de gegevens in de voorraadadministratie. Onder de opvolgende douaneregeling komt het verschil opnieuw aan
het licht.
Casus:
Het manifest vermeldt 100 stuks. Bij de controle worden 98 stuks bevonden maar in de voorraadadministratie worden 100 stuks
verantwoord. Op de uitslagbon worden 98 stuks vermeld, maar op de aangifte voor de opvolgende douaneregeling (bijvoorbeeld:
douanevervoer, in het vrije verkeer brengen of economische douaneregeling) worden 100 stuks vermeld. Bij de beëindiging van
het douanevervoer komt het verschil opnieuw aan het licht.
Bewijs:
Door in de voorraadadministratie 100 stuks te verantwoorden, lijkt het oorspronkelijke vermis opgeheven. Maar:
-
als een door beide partijen getekende uitslagbon 98 stuks vermeldt en
-
als aangetoond wordt dat er bij inslag slechts 98 stuks zijn bevonden en
-
als blijkt dat het verschil van 2 colli ook bij beëindiging van het douanevervoer werd geconstateerd.
Dan mag worden aangenomen dat het verschil al vóór de opname in de voorraadadministratie van de ruimte voor tijdelijke opslag of van de toegestane douanebestemming is ontstaan.
De luchtvaartmaatschappij zal moeten aantonen dat de ontbrekende 2 colli zijn gelost en dat een andere persoon dan de luchtvaartmaatschappij
de goederen na de lossing onder zich heeft gehad. Slaagt de luchtvaartmaatschappij daar niet in? Dan is zij schuldenaar voor
de douaneschuld voor de 2 colli, tenzij zij alsnog aannemelijk maakt dat de ontbrekende 2 colli er nooit zijn geweest (niet
in het vliegtuig hebben gezeten). Hierbij mogen zowel feiten en omstandigheden worden aangevoerd die zich vóór en na de aangifte
hebben voorgedaan. Wordt aangetoond dat de goederen nooit in het luchtvaartuig hebben gezeten? Dan kan de luchtvaartmaatschappij
een verzoek om royering indienen.
(Arrest Hoge Raad van 2 maart 2007, nummer 41.474, inzake vermis van 3 auto’s uit versloten container)
Gevolgen voor de opvolgende douaneregeling brengen in het vrije verkeer:
Heeft de aangifte voor in het vrije verkeer brengen nog geen status einde verificatie (E.V.)? Dan kan de aangifte op verzoek
in overeenstemming worden gebracht met de daadwerkelijk aanwezige goederen. Is de verificatie beëindigd en zijn de goederen
vrijgegeven? Dan moet de aangifte worden herzien.
(artikel 65 respectievelijk 78 CDW)
Voorbeeld 3b:
Een gedeelte van de zending wordt bij controle tekort bevonden. De bevonden hoeveelheid wordt in de administratie verantwoord,
maar later blijken de ontbrekende goederen toch aanwezig te zijn. De aangifte voor de opvolgende regeling wordt gebaseerd
op de werkelijk aanwezige hoeveelheid en de aangepaste administratie.
Casus:
De summiere aangifte voor tijdelijke opslag vermeldt 100 stuks. Bij de controle worden 98 stuks bevonden en in de voorraadadministratie
worden 98 stuks verantwoord. Als later blijkt dat de zending conform is, wordt de administratie aangepast naar 100 stuks.
Op de aangifte voor de opvolgende douaneregeling (bijvoorbeeld: douanevervoer, in het vrije verkeer brengen of economische
douaneregeling) worden 100 stuks vermeld.
Bewijs:
Als een door beide partijen (opslaghouder en de aangever van de opvolgende douaneregeling) getekende uitslagbon 100 stuks
vermeldt, wordt aangenomen dat de oorspronkelijk vermiste 2 colli alsnog gevonden zijn, bij de rest van de partij zijn gevoegd
en als "meerbevinding" zijn geadministreerd. Door DGVS aan te vullen van 98 naar 100 is het oorspronkelijke vermis opgeheven.
De aangifte voor de opvolgende douaneregeling dient geldt als bewijs dat inderdaad 100 colli een toegestane douanebestemming
hebben gekregen.
Voorbeeld 3c:
Een gedeelte van de zending wordt bij controle tekort bevonden. De bevonden hoeveelheid wordt in de administratie verantwoord,
maar later blijkt een deel van de ontbrekende goederen toch aanwezig te zijn. De aangifte voor de opvolgende regeling wordt
gebaseerd op de werkelijk aanwezige hoeveelheid en de aangepaste administratie.
Casus:
Het manifest vermeldt 100 stuks. Bij de controle worden 98 stuks bevonden en in de voorraadadministratie worden 98 stuks verantwoord.
Later wordt één van de vermiste colli alsnog aangetroffen. Dit hoeft niet direct te worden gemeld bij de Douane. De administratie
wordt aangepast naar 99 stuks. Op de aangifte voor de opvolgende douaneregeling (bijvoorbeeld: douanevervoer, in het vrije
verkeer brengen of economische douaneregeling) worden 99 stuks vermeld.
Bewijs:
Vermeldt een door beide partijen (opslaghouder en de aangever van de opvolgende douaneregeling) getekende uitslagbon 99 stuks?
Dan nemen we aan dat van de oorspronkelijk vermiste 2 colli er alsnog één is gevonden en bij de rest van de partij is gevoegd.
Dit moet ook uit de administratie blijken. De aangifte voor de opvolgende douaneregeling dient als bewijs dat inderdaad 99
colli een toegestane douanebestemming hebben gekregen.
In het vermisdossier wordt vastgelegd op basis van welke informatie en welke bescheiden het vermis gedeeltelijk is verklaard
of opgelost.
Voorbeeld 4:
Bij de controle wordt een tekort geconstateerd waarvan de douanewaarde gering is (bijvoorbeeld bij kranten, bloemen en fruit).
Voor dit soort goederen geeft de summiere aangifte voor tijdelijke opslag vaak niet meer dan een indicatie van de colli. De
tekort bevonden colli worden niet nagestuurd.
Bewijs:
Vaak is het moeilijk om voor het vermis van deze goederen bewijzen te krijgen omdat de summiere aangifte voor tijdelijke opslag
niet meer dan een indicatie van de colli geeft. In deze gevallen geldt de volgende procedure:
Het vermeende tekort moet direct gemeld worden aan de Douane. Voor de vermiste goederen worden geen douanerechten verschuldigd
als de douanerechten voor de ontbrekende goederen minder dan €10 bedragen. Voor het vermis moet wel omzetbelasting worden
betaald.
(artikelen 868 TVo.
CDW, 8:6, lid 1 van de Algemene douaneregeling, en 22, lid 1, van de Wet op de Omzetbelasting 1968)
Voorbeeld 5:
De summiere aangifte voor tijdelijke opslag vermeldt een te summiere goederenomschrijving (zie onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.3 van dit Handboek) op één Unit load Divice (pallet, plaat of container voor luchtvervoer). Bij afbraak en controle van deze
Unit load Divice blijkt het aantal colli niet overeen te stemmen met de gegevens van de onderliggende House Waybills.
Bewijs:
Worden de ontbrekende goederen alsnog binnengebracht met een latere vlucht (en gemanifesteerd)? Dan verantwoordt de belanghebbende
alsnog de nagekomen goederen in zijn administratie onder verwijzing naar het manifest waarop de goederen zijn binnengekomen.
Omdat deze goederen 2 keer zijn gemanifesteerd, kan de belanghebbende aan de Douane verzoeken om de goederen op het oorspronkelijke
manifest te royeren. De gegevens van het manifest waarop het tekort is geconstateerd en waarop de royering moet plaatsvinden,
moeten worden bijgevoegd.
Is de zending waarop het vermis betrekking heeft een transferzending met een andere luchthaven als eindbestemming? En de ontbrekende
goederen zijn rechtstreeks naar die andere luchthaven verzonden? Dan blijft het bevonden vermis zonder gevolgen als een Sita-telex
wordt overgelegd waaruit blijkt dat het tekort is nagezonden op een vlucht die niet via een luchthaven op Nederlands grondgebied
zal gaan en/of een print uit het computersysteem van de luchtvaartmaatschappij waarop de routing is vermeld.
N.B. Is de Sita-telex of de computerprint opgemaakt nadat de tekorten zijn geconstateerd op een luchthaven op Nederlands grondgebied?
Dan dient als aanvullend bewijs tevens een kopie van het manifest te worden overlegd waaruit blijkt dat de tekorten zijn doorgemanifesteerd
naar een andere luchthaven binnen de EU.
Situaties waarin de vereenvoudigde procedure niet kan worden toegepast, normale meldingsprocedure.
Uit de voorgaande voorbeelden volgt dat luchtvaartmaatschappijen / afhandelaars meestal gebruik kunnen maken van de vereenvoudigde
procedure.
De vereenvoudigde procedure is niet mogelijk als de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar niet aan alle aan de vereenvoudigde
procedure gestelde voorwaarden voldoet. De luchtvaartmaatschappij / afhandelaar is dan verplicht om het verschil direct te
melden aan de Douane. Dit kan door middel van een standaard verschillen-meldingsformulier (zie bijlage 2) of op een andere,
in de afspraken bij de vergunning domiciliëringsprocedure plaatsing of ruimte voor tijdelijke opslag vastgelegde manier. De
Douane archiveert de verschillenmeldingen per luchtvaartmaatschappij / afhandelaar en stelt de luchtvaartmaatschappij of de
gemachtigde (afhandelaar) zo spoedig mogelijk in kennis van het vermis.
De luchtvaartmaatschappij /afhandelaar krijgt tot uiterlijk de 20 e dag van de opvolgende maand de gelegenheid om het vermis te verklaren en, onder overlegging van de benodigde bewijzen, een verzoek tot royering in te dienen. Als de luchtvaartmaatschappij /afhandelaar hierin binnen de gestelde termijn niet slaagt, legt de Douane een uitnodiging tot betaling op aan de luchtvaartmaatschappij van de voor de vermiste goederen verschuldigde douanerechten.
Een vermis kan met een combinatie van de volgende bewijzen worden verklaard:
-
het checkmanifest;
-
correspondentie tussen afhandelaar - luchtvaartmaatschappij / of Sita-telex (deze Sita-telex moet zijn verzonden vóór de datum dat het vermis door de douane aan de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar is medegedeeld);
-
claimcorrespondentie;
-
elk ander bescheid dat aan kan tonen dat er geen sprake is van een vermis.
Als een manifest of House waybill wordt overgelegd, wordt dit (steekproefsgewijs) vergeleken met het ingediende (FFM - Forward freight message) manifest om vast te stellen dat het later overgelegde exemplaar niet afwijkt.
Naast deze bewijsmiddelen kan de Douane, afhankelijk van de soort van de goederen en de mate van risico, vragen om aanvullend één of meer van de volgende bescheiden te overleggen:
-
een rapport/verklaring van een derde waaruit blijkt dat de goederen teloor zijn gegaan voordat zij op een luchthaven op Nederlands grondgebied zijn aangekomen
-
een verklaring van de ontbieder dat de goederen zijn aangekomen
-
een uitdraai uit een door de Douane gebruikt en te controleren systeem (DSI of NCTS). Uit de gegevens op de uitdraai en eventueel aanvullende bewijsstukken moet blijken dat het de als vermist opgegeven goederen betreft
Als de Douane de overgelegde bewijsstukken als voldoende aanmerkt en hier mee vast komt te staan dat de goederen er nooit zijn geweest, ontstaat er voor deze goederen geen douaneschuld en wordt toegestaan dat de goederen van de summiere aangifte worden geroyeerd.