Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

6.00.00 Douanetarief en financiële maatregelen

5 Algemene indelingsregels gecombineerde nomenclatuur

De nomenclatuur en de toelichtingen erop zijn zeer uitgebreid. Toch is het onmogelijk elk goed te benoemen. Bovendien wordt de nomenclatuur over de hele wereld toegepast, wat door bijvoorbeeld cultuurverschillen specifieke problemen kan veroorzaken. Om nu een uniforme toepassing zo veel mogelijk te garanderen, heeft de WDO daarvoor inleidende bepalingen opgesteld. In de gecombineerde nomenclatuur zijn deze bepalingen opgenomen als Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Deze algemene indelingsregels gelden voor de indeling van goederen in deze nomenclatuur. De letterlijke tekst van de regels luidt als volgt:

"Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen:

  1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.

  2. a. De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanige aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.

    b. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

  3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

    1. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

    2. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald;

    3. in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3a en 3b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

  4. Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.

  5. Voor de hierna genoemde goederen gelden daarenboven de volgende regels:

    1. etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen;

    2. behoudens het bepaalde onder 5a worden gevulde verpakkingsmiddelen 1) ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik.

    1) De GN kent hierop de volgende voetnoot: "Onder "verpakkingsmiddelen" wordt verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet de in algemene regel 5, onder a, bedoelde bergingsmiddelen verstaan."

  6. Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede mutatis mutandis de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing."

Voorbeelden

Hierna vindt u achtereenvolgens een voorbeeld van een afdeling, een voorbeeld van een hoofdstuk, een voorbeeld van een post en een korte toelichting op de regels.

AFDELING I

Levende dieren en producten van het dierenrijk

Aantekeningen

  1. Voor zover niet anders is bepaald, heeft de vermelding in deze afdeling van dieren van een bepaald geslacht of soort eveneens betrekking op de jonge dieren van dat geslacht of die soort.

  2. Voor zover niet anders is bepaald, wordt in de nomenclatuur onder "gedroogd" eveneens verstaan: gedehydreerd, geëvaporeerd of gelyofiliseerd.

HOOFDSTUK 1

Levende dieren

Aantekening

  1. Dit hoofdstuk omvat alle levende dieren, met uitzondering van:

  2. vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bedoeld bij de posten 03.01, 03.06 en 03.07;

  3. culturen van micro-organismen en andere producten, bedoeld bij post 30.02;

  4. dieren bedoeld bij post 95.08.

POST

01.01 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels:

- paarden

0101 21 00 - fokdieren van zuiver ras (1)

0101 29 - - andere

0101 29 10 - - - slachtpaarden (2)

0101 29 90 - - - andere:

0101 30 00 - ezels

0101 90 00 - andere

Deze voorbeelden horen bij afdeling I, die uit vijf hoofdstukken bestaat. Na de titel wordt aangegeven wat de inhoud is. Bovendien is een tweetal aantekeningen opgenomen. Deze gelden voor de hoofdstukken 1 tot en met 5. De tekst van bijvoorbeeld aantekening 2 gaat zelfs nog veel verder dan die hoofdstukken. De bepaling "in de nomenclatuur" houdt in dat deze aantekening voor alle afdelingen geldt, tenzij dat bijvoorbeeld in een ander hoofdstuk anders is bepaald. Aantekening 1 ziet alleen op afdeling I.

Ook bij hoofdstuk 1 vindt u eerst de inhoud. Dit hoofdstuk heeft een aantekening, waaruit blijkt dat niet alle levende dieren bij dit hoofdstuk worden ingedeeld.

In dit hoofdstuk worden de algemene indelingsregels herhaald en aan de hand van voorbeelden verder uitgelegd.

Naar boven

5.1 Algemene regel 1

Algemene regel 1 luidt:

"De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels."

Deze belangrijke regel vormt de basis voor de indeling van goederen en heeft voorrang boven alle andere algemene regels.

Als u de algemene regel 1 gebruikt bij het voorbeeld aan het begin van dit hoofdstuk, dan ziet u dat voor de indeling bepalend zijn:

  • de tekst van post 01.01 (op viercijferniveau);

  • de aantekeningen 1 en 2 op de afdeling;

  • aantekening 1 op het hoofdstuk.

De rest van de teksten geldt als aanwijzing.

De tekst van de post op viercijferniveau is doorslaggevend. Een aantekening op een bepaalde afdeling geldt vaak voor meerdere afdelingen van de nomenclatuur. Soms gelden aantekeningen op een hoofdstuk of een afdeling zelfs voor de hele nomenclatuur. In het voorbeeld staat in aantekening 2 op afdeling I een definitie voor de term "gedroogd" die voor de hele nomenclatuur van toepassing is. Een ander voorbeeld kunt u vinden bij hoofdstuk 5. In aantekening drie op dit hoofdstuk staat een vergelijkbare definitie voor ivoor.

Het tekstdeel "voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen" houdt in dat de toepassing van de overige indelingsregels nooit in strijd mag zijn met indelingsregel 1. Zo gaat bijvoorbeeld indelingsregel 2b ook over mengsels van verschillende stoffen.

De tekst van algemene regel 1 sluit echter de toepassing van algemene regel 2b uit in de volgende situaties:

  • een bepaald mengsel wordt genoemd of bedoeld in de tekst van een post of een aantekening;

  • een bepaald mengsel wordt van een post uitgezonderd door de tekst van die post of van een aantekening.

In beide gevallen wordt de toepassing van algemene regel 2b geblokkeerd.

Voorbeeld

15.03 Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid.

Hieruit blijkt dat u bijvoorbeeld een mengsel van 10% varkensstearine en 90% oleomargarine niet hier mag indelen. Regel 1 blokkeert hier de toepassing van regel 2b (deze regel geeft aan dat mengsels moeten worden ingedeeld met toepassing van indelingsregel 3b), omdat die "strijdig is met de bewoording van de post". Die tekst geeft immers aan dat de producten onder deze post geen mengsels mogen zijn ("niet vermengd").

Voorbeeld

Bij hoofdstuk 30 staat de volgende aantekening:

"4. Onder post 30.06, met uitsluiting van enige andere post in de nomenclatuur, worden alleen de volgende producten ingedeeld:

  1. a. steriel catgut, dergelijk steriel hechtdraad en -garen (steriele garens die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde daaronder begrepen) en steriele kleefstoffen, voor het dichten van wonden in de chirurgie;

  2. b. steriele laminaria;

  3. c. steriele bloedstelpende artikelen, die door het lichaam worden geabsorbeerd, voor de chirurgie en voor de tandheelkunde; steriele barrièremiddelen tegen het verkleven, voor de chirurgie of voor de tandheelkunde, ook indien zij door het lichaam kunnen worden geabsorbeerd;

  4. d. röntgencontrastmiddelen, alsmede reageermiddelen voor het stellen van een diagnose, bestemd om aan de patiënt zelf te worden toegediend en bestaande uit een onvermengd product in afgemeten hoeveelheid dan wel uit een mengsel van twee of meer producten;

  5. e. reagentia voor het bepalen van bloedgroepen of van bloedfactoren;

  6. f. tandcement en andere producten voor tandvulling; beendercement;

  7. g. tassen, dozen, trommels en dergelijke, gevuld met artikelen voor eerste hulp bij ongelukken;

  8. h. chemische anticonceptionele preparaten van hormonen, van andere producten bedoeld bij post 2937 of van spermiciden;

  9. ij. bereidingen in de vorm van gel die worden toegepast bij de mens- of diergeneeskunde op bepaalde delen van het lichaam als glijmiddel bij chirurgische handelingen of medisch onderzoek of als koppelmiddel tussen het lichaam en de medische instrumenten;

  10. k. farmaceutische afvallen, dit zijn farmaceutische producten die ongeschikt zijn voor hun oorspronkelijk gebruiksdoel ten gevolge van, bijvoorbeeld, het verstrijken van de houdbaarheidsdatum;

  11. l. hulpmiddelen die herkenbaar zijn voor gebruik in de stomazorg, te weten in vorm gesneden opvangzakken voor colostoma, ileostoma en urostoma, alsmede klevende huidbeschermers of huidplakken daarvoor.

Bij deze aantekening geeft de term "alleen" aan dat u geen ander product onder post 30.06 mag indelen dan de producten die in de aantekening staan. Dit heet een limitatieve (beperkende) opsomming. Deze aantekening - de toepassing van indelingsregel 1 - blokkeert de toepassing van andere regels.

Naar boven

5.2 Algemene regel 2a

Algemene regel 2a luidt:

"De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat."

Algemene regel 2a is in feite een uitbreiding van algemene regel 1. Het eerste deel van deze regel breidt de inhoud van de posten uit met producten die nog niet compleet of afgewerkt zijn, maar die wel de essentiële kenmerken hebben van het eindproduct. Of dat het geval is, is soms heel moeilijk te bepalen. Van geval tot geval moet u bekijken of aan dit criterium wordt voldaan. Zo is het bijvoorbeeld verdedigbaar te beweren dat een fietsframe met wielen de essentiële kenmerken van een fiets heeft ondanks het ontbreken van een zadel, stuur, banden en bagagedrager.

Het tweede deel van deze regel gaat over twee verschillende situaties:

  • Er wordt een compleet/afgewerkt goed gedemonteerd of niet-gemonteerd aangeboden.

  • Er wordt een goed aangeboden dat compleet of afgewerkt is volgens deel 1 van regel 2a: het vertoont de essentiële kenmerken.

Deel 1 en deel 2 van deze regel moet u gecombineerd toepassen. U moet dus vaststellen of aanwezige delen van een goed kunnen worden aangemerkt als een compleet product als zij worden gemonteerd. Er kunnen meer delen aanwezig zijn dan voor het samenstellen van een compleet product nodig zijn. U moet dan deze meerdere delen naar eigen aard en samenstelling indelen.

Om regel 2a te kunnen toepassen, is de complexiteit van het monteren niet belangrijk. Het kan in technische zin misschien wel complex zijn om een complete auto uit delen in elkaar te zetten (te monteren), maar voor de toepassing van de nomenclatuur is bij de invoer van de delen toch sprake van een auto en niet van delen. Dit is belangrijk omdat de nomenclatuur naast posten voor auto’s ook posten kent voor delen van auto’s. Verder vallen onder het begrip "monteren" ook werkzaamheden als lassen en klinken en ook het aaneennaaien van stukken textiel.

Let op!

Als delen voor de montage na de invoer nog een nadere bewerking moeten ondergaan, bijvoorbeeld gaten boren of slijpen, is voor de toepassing van de nomenclatuur geen sprake meer van monteren als hiervoor bedoeld. Deze delen moeten worden ingedeeld naar aard en samenstelling.

Naar boven

5.3 Algemene regel 2b

Algemene regel 2b luidt:

"Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen".

Een "mengsel" of "samenstelling" is een innige samenvoeging van tenminste twee stoffen die in het mengsel hun eigen identiteit behouden. De samenvoeging moet ertoe leiden dat die stoffen technisch gezien moeilijk en economisch gezien feitelijk niet verantwoord te scheiden zijn.

De toepassing van regel 2b is beperkt tot die posten waarin een stof of iets dat uit een bepaalde stof is vervaardigd, met name wordt genoemd. Een samengesteld werk is bijvoorbeeld een koffiekan van kunststof met daaraan een handvat van metaal. Post 39.24 luidt: "Tafelgerei, keukengerei, andere huishoudelijke en hygiënische en toiletartikelen, van kunststof". Door de toepassing van deze regel (samengesteld werk) wordt de draagwijdte van de posten verruimd. Onder de term "kunststof" valt in dit voorbeeld ook de koffiekan met een deel van metaal.

Let op!

U mag deze regel niet toepassen als u het product kunt indelen volgens algemene regel 1. Die moet u toepassen als in de tekst van een post een mengsel wordt genoemd of juist wordt uitgezonderd. Bij post 08.13 bijvoorbeeld moeten worden ingedeeld: "mengsels van noten of gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk" (toepassing van indelingsregel 1). Het woord "of" staat in de nomenclatuur voor "en/of". Het gaat hier dus niet alleen over mengsels van verschillende noten of vruchten, maar ook over mengsels van verschillende noten en vruchten.

Vaak staan in posten mengsels van stoffen zonder dat uit de tekst blijkt dat het mengsels zijn. Een voorbeeld daarvan is post 21.06: "producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders begrepen". Dit zijn bijna allemaal mengsels. De toelichting van deze post spreekt van "preparaten" en "bereidingen". In post 21.04 wordt bijvoorbeeld "bereide soep" genoemd. Dit is altijd een mengsel van bijvoorbeeld groente en vermicelli. Dit soort mengsels wordt met toepassing van algemene regel 1 ingedeeld. De post omvat immers alleen mengsels.

Hieronder volgt een overzicht van de toepassingen van regel 2.

  • Gebruik regel 2 alleen als indeling niet mogelijk is via algemene regel 1.

  • Gebruik regel 2 voor mengsels van stoffen of samenstellingen van goederen die uit verschillende materialen (bijvoorbeeld kunststof en metaal) zijn samengesteld.

  • Het karakter van de goederen mag niet veranderen door toepassing van regel 2.

  • Deel de mengsels uit regel 2 in volgens algemene regel 3.

Naar boven

5.4 Algemene regel 3a

Algemene regel 3a luidt:

"De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een volledigere of nauwkeurige omschrijving geeft."

Regel 3a gaat over goederen die vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten volgens algemene regel 2b of "om enige andere reden" (zie algemene regel 3). Dit laatste is het geval als een product voldoet aan de omschrijving van twee posten. Een elektrisch scheerapparaat bijvoorbeeld (dat ook onder de omschrijving "handgereedschap" valt) voldoet aan twee omschrijvingen:

  • post 8467: handgereedschap dat pneumatisch, hydraulisch of door een ingebouwde elektrische of niet-elektrische motor wordt aangedreven;

  • post 8510: scheerapparaten, tondeuses en epileerapparaten, met ingebouwde elektromotor.

Met algemene regel 1 kunt u dus niet tot een indeling komen, maar wel met toepassing van het eerste deel van regel 3a, omdat de tweede omschrijving meer specifiek is dan de eerste.

In het tweede deel van 3a gaat het over goederen die uit verschillende stoffen of bestanddelen zijn samengesteld. In dat geval zijn de omschrijvingen even specifiek. U moet dan indelen volgens de regels 3b of 3c.

Met "stellen of assortimenten" worden verschillende goederen bedoeld die bij elkaar zijn geplaatst om in een bepaalde behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit mogelijk te maken. Apart zouden die goederen kunnen worden ingedeeld onder hun eigen goederencodes. Dat zij op het ogenblik van de inklaring in dezelfde verpakking (verkoop in het klein) zijn opgenomen, vormt enkel een aanwijzing waaruit een dergelijke behoefte of activiteit kan worden afgeleid.

Om bepaalde goederen als bij elkaar horend en derhalve als een "stel of assortiment" in de zin van algemene regel 3 b) te kunnen aanmerken, is het niet noodzakelijk dat deze goederen, op het ogenblik dat zij bij de douane worden aangeboden, in een en dezelfde verpakking zijn opgenomen.

Het feit dat goederen bij de douane worden aangeboden in afzonderlijke verpakkingen en pas na hun inklaring samen worden verpakt, staat niet in de weg dat die goederen worden aangemerkt als "goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein" in de zin van algemene regel 3 b), indien op het moment van de inklaring uit andere objectieve factoren duidelijk blijkt dat deze goederen bij elkaar horen en bestemd zijn om als één geheel in de kleinhandel te worden verkocht.

Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat de goederen samen zijn ingevoerd, vervoerd, gefactureerd en behandeld, dat zij aan dezelfde persoon zijn geadresseerd, of dat zij in samenhangende aantallen zijn ingevoerd (HvJ, zaak C-499/14 van 10 maart 2016, Zicplay Transmar; video- en audiosystemen en luidsprekers).

Voorbeeld

Een warenhuis biedt een kindertekenset aan. Deze is verpakt op kleurig karton, omgeven door krimpfolie en bevat de volgende zaken:

  • een schetsblok (GN-code 4820 1090);

  • een potlood (GN-code 9609 1010);

  • zes kleurviltstiften (GN-code 9608 2000).

Een tekenset kan worden aangemerkt als in zijn geheel bestemd voor een bepaalde activiteit (tekenen). U bepaalt onder welke post u het geheel indeelt. Alleen als verschillende artikelen op viercijferniveau onder dezelfde post vallen, mag u deze artikelen gezamenlijk in aanmerking nemen voor het bepalen van de post. Bij het vaststellen van de nadere onderverdeling van de post beoordeelt u ze weer apart.

Voorbeeld

In het volgende voorbeeld is er geen sprake van "een bepaalde activiteit mogelijk maken".

Een warenhuis biedt een strandset aan, verpakt in een doorzichtige zak van kunststof. De set bestaat uit:

  • een badtas van kunststof (GN-code 4202 9219);

  • een badhanddoek (GN-code 6302 6000);

  • een frisbee (GN-code 9506 9990).

Deze artikelen worden weliswaar op het strand gebruikt, maar voor volstrekt verschillende activiteiten. Dit houdt in dat u de drie producten moet indelen naar eigen aard en samenstelling. Dit wordt ook wel "splitsen" genoemd.

Naar boven

5.5 Algemene regel 3b

Algemene regel 3b luidt:

"Mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald."

De kern van deze regel is de zinsnede "hun wezenlijke karakter ontlenen". Dit karakter is ten eerste afhankelijk van een van de volgende elementen:

  1. a.

    de stof waaruit het mengsel vervaardigd is;

  2. b.

    de artikelen waaruit het "stel" is samengesteld.

Verder zijn ook de volgende elementen van belang:

  • de waarde;

  • de omvang;

  • de hoeveelheid;

  • het gewicht;

  • het belang van de samenstellende stoffen of artikelen in het gebruik.

Een mogelijkheid om het wezenlijke karakter te bepalen is te kijken naar het belang van een stof of artikel ten opzichte van het geheel.

Voorbeeld

Een voorbeeld van de toepassing van 3b is de tekenset uit de vorige paragraaf. Deze was als volgt samengesteld:

  • schetsblok (post 48.20);

  • potlood (post 96.09);

  • zes kleurviltstiften (post 96.08).

Dit alles verpakt in karton met krimpfolie eromheen.

Van de acht artikelen in de tekenset zijn de zes stiften - ook naar de waarde - duidelijk het belangrijkste element in het geheel en bepalen het wezenlijk karakter van de tekenset. U past nu regel 3b toe en deelt de hele set in onder post 96.08 (viltstiften).

Voorbeeld

Een voorbeeld van de toepassing van algemene regel 3b bij een "samengesteld werk", dat wil zeggen artikelen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, staat hieronder.

Inlegkruisjes bestaande uit een onderlaag van polyethyleen (kunststof), een bovenlaag van een grofmazig weefsel van katoen en een tussenlaag die bestaat uit textielvezels met een lengte van ongeveer 6 mm (67%van het gewicht) en uit papierstof (33% van het gewicht). De tussenlaag, die is samengesteld uit textielvezels en papierstof, moet voor de toepassing van de nomenclatuur worden aangemerkt als gebonden textielvlies.

Voor artikelen van polyethyleen, voor artikelen van weefsels van katoen en voor artikelen van gebonden textielvlies zijn posten opgenomen in de gecombineerde nomenclatuur. Van dit uit verschillende stoffen samengestelde artikel bepaalt de tussenlaag (het vochtabsorberende deel) het wezenlijke karakter (dit verwijst naar het belang van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik). Het gehele product wordt daarom ingedeeld met toepassing van algemene regel 3b, naar de samenstelling van de tussenlaag, als een artikel van gebonden textielvlies.

De tussenlaag, een vel gebonden textielvlies, hoeft nog geen artikel te zijn in de zin van de nomenclatuur. Naast een post voor gebonden textielvlies "aan het stuk" kent de nomenclatuur ook een post voor "artikelen" van textielvlies. Door de aard en opmaak van het product waarin het is opgenomen, vormt het textielvlies in dit voorbeeld met de andere stoffen wel een inlegkruisje, en dus een artikel. Het hele product wordt dan ook als zodanig ingedeeld.

U zult merken dat het bepalen van het wezenlijke karakter niet altijd eenvoudig is. Als het niet mogelijk is dat wezenlijk karakter te bepalen, dan moet u de volgende regel, 3c, toepassen.

Naar boven

5.6 Algemene regel 3c

Algemene regel 3c luidt:

"In de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3a en 3b niet mogelijk is, wordt van de verschillende posten die in aanmerking komen, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst".

Dit is een tamelijk eenvoudige regel. Als het niet lukt om het wezenlijke karakter te bepalen als bedoeld bij algemene regel 3b, neemt u van de posten waaruit u kunt kiezen de post met het hoogste nummer. Bij de tekenset zou dat post 96.09 (potlood) zijn, maar omdat u regel 3c alleen maar kunt toepassen als de regels 1, 3a of 3b niet werken, en u bij de tekenset regel 3b kunt gebruiken, komt u hierbij niet aan regel 3c toe.

Het betreft hier een voorbeeld waarbij een keuze gemaakt moet worden tussen de posten 8471 en 8526.

Ingedeeld moet worden een combinatie van een GPS-ontvanger (plaatsbepalingssysteem) en een PDA (Personal Digital Assistant) met besturingssysteem in één behuizing.

Naast de hierboven vermelde functies is het apparaat nog voorzien van de volgende functies die ondergeschikt zijn aan de hierboven vermelde:

  • een LCD-kleuren-aanraakscherm met een diagonaal van 8,9 cm (3,5 inch)

  • een 32 MB flashgeheugen

  • een mogelijkheid tot het opnemen van spraak

  • een MP3-afspeelfunctie met ingebouwde luidspreker.

Het apparaat bestaat uit twee componenten: een automatische gegevensverwerkende machine van post 8471 en een GPS-ontvanger van post 8526. Beiden worden ingedeeld onder afdeling XVI. Ingedeeld moet worden met toepassing van Aantekening 3 op deze afdeling. Op basis hiervan moet worden vastgesteld welk deel het wezenlijke karkater van het geheel bepaalt, de gegevensverwerking of de GPS-ontvangst. In dit geval is niet vast te stellen welk deel of functie bepalend is. Van de twee posten die in aanmerking komen, wordt dan de laatste genomen.

Naar boven

5.7 Algemene regel 4

Algemene regel 4 luidt:

"Goederen die niet kunnen worden ingedeeld overeenkomstig vorenstaande regels, worden ingedeeld onder de post die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen".

Deze regel hoeft u zelden toe te passen. Het is een soort vangnet voor die goederen die u met de eerste drie regels niet kunt indelen. De "overeenkomst tussen goederen" kunt u baseren op verschillende factoren, zoals de benaming, de aard en het gebruik van een goed. Hieronder vindt u een voorbeeld uit de praktijk, waarbij regel 4 is toegepast.

Voorbeeld

Het gaat in dit voorbeeld om een product voor het maken van lampenkappen. Dit product wordt vervaardigd door bladeren van de abaca (een boomsoort, ook bekend als manillahennep) op een onderlaag van abacavezels aan te brengen met een bindmiddel. Zo ontstaat een vlak product (op rollen van 20 meter). Deze techniek wordt ook gebruikt om textielvlies te maken. Dit textielvlies heeft als basis textielvezels. Abacabladeren zijn in de zin van de nomenclatuur geen textielvezels.

Abacabladeren deelt u normaal in onder post 06.04 (loof, bladeren voor bloemstukken of voor versiering). Door de aard van het product is geen sprake meer van bladeren voor bloemstukken. Er is ook nog een restpost voor plantaardige producten, post 14.04 ("plantaardige producten, elders genoemd noch elders begrepen"). Ook die post is niet geschikt, omdat er door de bewerkingen geen sprake meer is van een plantaardig product als daar wordt bedoeld. Het product vertoont de meeste overeenkomst met textielvlies, dus moet u het volgens regel 4 indelen in post 56.03 (gebonden textielvlies).

Naar boven

5.8 Algemene regel 5a

Algemene regel 5a luidt:

"Etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen".

Regel 5 is de regel voor de indeling van bergings- en verpakkingsmiddelen en bevat een aantal voorwaarden. Het bergings- en verpakkingsmiddel moet aan al die voorwaarden voldoen om te kunnen worden ingedeeld volgens deze regel. Het gaat dan om de volgende voorwaarden:

  • Het middel moet speciaal gevormd of ingericht zijn.

  • Het middel moet geschikt zijn voor herhaald gebruik.

  • Het middel moet worden aangeboden met het artikel.

  • Het middel moet worden verkocht samen met het artikel.

  • Het wezenlijke karakter moet bepaald worden door de inhoud en niet door het middel.

Hierna wordt nader nagegaan op deze voorwaarden.

De bergingsmiddelen moeten zijn bestemd voor het opbergen of vervoeren van bijvoorbeeld muziekinstrumenten, gereedschappen en fototoestellen. Soms is het bergingsmiddel zo aan het artikel aangepast (bijvoorbeeld een vioolkist), dat u aan de buitenkant kunt zien waarvoor het bestemd is. Meestal is zo'n middel echter vierkant of rechthoekig en is de binnenkant aan het artikel aangepast.

Om het middel geschikt te laten zijn voor herhaald gebruik, moet het zijn gemaakt van duurzaam materiaal, zoals metaal of kunststof.

Het artikel hoeft niet in het bergingsmiddel te zitten op het moment van aangifte. "Aangeboden met" betekent dat de bergingsmiddelen deel uit moeten maken van de zending waarop de aangifte betrekking heeft. Als er in de zending meer bergingsmiddelen zijn dan artikelen, moet u de overtollige bergingsmiddelen indelen naar aard en samenstelling.

Het bergingsmiddel moet worden verkocht samen met het artikel waar het normaal gesproken bij hoort. Een speelgoedviool hoort bijvoorbeeld niet bij een "normale" vioolkist. Informatie over de combinatie van het artikel en het bergingsmiddel vindt u onder andere in de handelsbescheiden bij de aangifte, zoals de aankoopfactuur.

De waarde van het bergingsmiddel ten opzichte van de inhoud speelt vaak een rol bij het vaststellen van het wezenlijke karakter. Deze voorwaarde voorkomt misbruik met bergingsmiddelen die een veel hogere waarde hebben dan de inhoud. Een klassiek voorbeeld hiervan is het theedoosje van zilver dat is gevuld met thee. De waarde van de doos staat hier uiteraard in geen verhouding tot die van de inhoud.

Naar boven

5.9 Algemene regel 5b

Algemene regel 5b luidt:

"Behoudens het bepaalde onder 5a worden gevulde verpakkingsmiddelen 1) ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik."

1) De GN kent hierop de volgende voetnoot:"Onder "verpakkingsmiddelen" wordt verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers -, dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal. Hieronder worden echter niet de in algemene regel 5, onder a, bedoelde bergingsmiddelen verstaan."

Onder verpakkingsmiddelen moet u verstaan oververpakking, zoals dozen, maar ook verpakkingsmiddelen waarin het goed direct verpakt is, zoals een tube tandpasta en opwindmiddelen, zoals klossen en spoelen. Het verschil tussen de bergingsmiddelen van 5a en de verpakkingsmiddelen van 5b is dat de eerste primair bedoeld zijn voor het opbergen van goederen en de laatste voor het vervoeren van goederen. Weckflessen en potten voor groenteconserven zijn verpakkingsmiddelen die normaal worden gebruikt bij het in de handel brengen van de groenteconserven, ondanks het feit dat ze herhaald gebruikt kunnen worden (denk aan statiegeld). De laatste zin van deze regel maakt een uitzondering voor gasflessen, zuurstofflessen en dergelijke. Dit zijn in het algemeen duurzame en, ten opzichte van de prijs van de inhoud, vaak dure verpakkingsmiddelen. Voor deze verpakkingsmiddelen kan bijvoorbeeld voor retouremballage een vrijstelling worden gevraagd. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 20 van onderdeel 18.00.00, Tijdelijke invoer, van dit Handboek.

Het zinsdeel van de aantekening "indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking van die goederen wordt gebruikt" kan enige onduidelijkheid opleveren. Wat is "normaal als verpakking"? Aan de hand van enkele voorbeelden wordt hierover het volgende gesteld. Als het lege verpakkingsmiddel op zichzelf nog een zelfstandige gebruikswaarde heeft, moet in principe aangifte worden gedaan voor zowel het verpakkingsmiddel als de inhoud daarvan (splitsen). Bij de invoer van kauwgomtabletten in een fantasieverpakking, bestaande uit hamertjes, zuigflesjes en dergelijke van kunststof, is bijvoorbeeld geoordeeld dat dit voor dit goed een gebruikelijke verpakking is. Naar aard en uitvoering worden deze artikelen normaal niet als speelgoed gebruikt. Het geheel (verpakking plus inhoud) moet worden ingedeeld als suikerwerk. In het geval van een pop van kunststof met een lengte van 104 mm en met beweegbare ledematen, waarvan het bovenlichaam is gevuld met ongeveer 10 gram kauwgom, is gesteld dat de poppen geen "gebruikelijk verpakkingsmiddel voor de kauwgom" zijn. In dit geval volgen de pop en de inhoud ieder hun eigen indeling in de nomenclatuur.

Naar boven

5.10 Algemene regel 6

Algemene regel 6 luidt:

"Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede mutatis mutandis de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.

Deze regel gaat over de onderverdelingen van een post. Het belang van deze regel spitst zich toe op de volgende twee onderwerpen:

  • Vergelijk uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde.

  • Voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken van toepassing.

Deze onderwerpen worden hieronder verder uitgelegd.

Vergelijk uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde

Om het begrip "gelijke rangorde" duidelijk te maken, volgt als voorbeeld post 01.01.

01.01 Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels:
- paarden
0101 21 00 - -fokdieren van zuiver ras (1)
0101 29 - - andere:
0101 29 10 - - - slachtpaarden (2)
0101 29 90 - - - andere
0101 30 00 - ezels
0101 90 00 - andere

De rangorde in deze post is aangegeven met streepjes:

  1. - een streepje voor "paarden";

  2. - - twee streepjes voor "fokdieren van zuiver ras";

  3. - - twee streepjes voor "andere";

  4. - - - drie streepjes voor "slachtpaarden";

  5. - - - drie streepjes voor "andere";

  6. - een streepje voor "ezels ";

  7. - een streepje voor "andere ".

Volgens deze regel mag u alleen onderverdelingen van gelijke rangorde vergelijken. In dit geval betekent dat bijvoorbeeld dat u "paarden" mag vergelijken met "ezels" en “andere”, “fokdieren van zuiver ras" met “andere (dan fokdieren van zuiver ras)” en "slachtpaarden" met "andere (dan slachtpaarden)".

Voor zover niet anders bepaald, zijn de aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken van toepassing

De aantekeningen op afdelingen en hoofdstukken zijn ook van toepassing op de onderverdelingen. Dat is de essentie van deze regel. "Voor zover niet anders bepaald" geeft aan dat het ook anders kan zijn. Aantekening 4b van hoofdstuk 71 is hier een voorbeeld van:

  • "4b. als "platina" worden aangemerkt: platina, iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium."

Dit betekent dat bijvoorbeeld iridium wetenschappelijk gezien weliswaar geen platina is, maar voor de toepassing van de nomenclatuur wel. Hieronder vindt u de tekst van post 71.10.

Voorbeeld

71.10 Platina, onbewerkt, half bewerkt of in poedervorm:
- platina:
7110 11 - - onbewerkt of in poedervorm
7110 19 - - ander:
7110 1910 - - - staven, draad en profielen enz.
7110 1980 - - - ander
- palladium
7110 2100 - - onbewerkt of in poedervorm
7110 2900 - - ander
- rhodium
7110 3100 - - onbewerkt of in poedervorm
7110 3900 - - ander
- iridium, osmium en ruthenium
7110 4100 - - onbewerkt of in poedervorm
7110 4900 - - ander

Voor de indeling op postniveau (vier cijfers) geldt de definitie van aantekening 4b. Daarmee past u in feite regel 1 toe. Iridium is dan door wetsduiding "platina" geworden en u moet het indelen onder post 71.10. Maar als u onverkort aantekening 4b zou toepassen, zou de onderverdeling voor palladium, rhodium, iridium, osmium en ruthenium geen waarde hebben. Daarom bepaalt de aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 71 het volgende:

"Niettegenstaande het bepaalde in aantekening 4, onder b, worden voor de toepassing van de onderverdelingen 7110 11 en 7110 19, niet als "platina" aangemerkt: iridium, osmium, palladium, rhodium en ruthenium."

Deze aanvullende aantekening 2 maakt, voor de toepassing van de onderverdelingen van de post, aantekening 4 weer ongedaan. In tegenstelling tot de post "platina" omvat de nadere onderverdeling voor "platina" geen andere bepalingen. De aanvullende aantekening heeft voorrang. Hier is immers "anders bepaald".

Naar boven