Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

14.48.00 Vereenvoudigde procedures douanevervoer over zee

1 Vereenvoudigde procedures voor het douanevervoer over zee

1.1 Inleiding

Dit onderdeel van dit Handboek behandelt de vereenvoudigde procedures voor vervoer over zee. Dit houdt in dat in plaats van het gebruik van een normale aangifte voor Uniedouanevervoer, gebruik kan worden gemaakt van scheepvaartmanifesten als aangifte voor Uniedouanevervoer. Deze vereenvoudigde procedures zijn in het leven geroepen om scheepvaartmaatschappijen te faciliteren en om werkzaamheden zo soepel mogelijk te laten verlopen. De vereenvoudigde procedures voor vervoer over zee zijn te vinden in het Douanewetboek van de Unie (hierna DWU) en de uitvoeringsbepalingen. Bij de vereenvoudigde procedure voor vervoer wordt onderscheid gemaakt tussen de schriftelijke vereenvoudigde procedure (artikel 24 OGVo. DWU) en de elektronische vereenvoudigde procedure (artikel 233, lid 4, letter e DWU).

Naar boven

1.2 Uniedouanevervoer bij vervoer van goederen over zee

Bij het vervoer van niet-uniegoederen over zee is gebruikmaking van de regeling extern Uniedouanevervoer verplicht wanneer goederen per lijndienst worden vervoerd waarvoor overeenkomstig de artikelen 136 en 155, lid 2 DWU en artikelen 1 punt 45, 119, lid 2 en 3 en 120 GVo. DWU vergunning is verleend.

(artikel 295, letter b UVo. DWU).

Dit houdt in dat het vervoer van deze goederen geschiedt onder geleide van een aangifte voor douanevervoer. Voorbeelden zijn een aangifte voor douanevervoer in DVA of een manifest zoals bedoeld in artikel 24, lid 1 OGVo. DWU en 233, lid 4, letter e DWU. Als niet-uniegoederen in het kader van een lijndienst met een vereenvoudigde procedure worden vervoerd is zekerheidstelling voor dit vervoer niet nodig. Als niet-uniegoederen niet in het kader van een lijndienst worden vervoerd en er is een aangifte voor douanevervoer in de normale procedure (in het systeem DVA) aanwezig is zekerheidstelling wel verplicht.
(artikel 89, lid 8, letter d DWU en artikel 24, lid 2 OGVo. DWU)

Wanneer goederen, anders dan met een lijndienst, van een lidstaat over zee naar een andere lidstaat worden vervoerd met een aangifte voor douanevervoer in DVA (een zogenaamd doorgaande aangifte), dan gelden het laatste kantoor van de vertrekkende lidstaat en het eerste kantoor in de lidstaat van binnenkomst als kantoren van doorgang. Voor het tussenliggende traject over zee is de werking van de regeling Uniedouanevervoer geschorst.
(artikel 234, lid 2 DWU).

Uniedouanevervoer over zee is ook niet verplicht wanneer artikel 139, lid 2 DWU wordt toegepast (goederen bestemd voor een andere haven in de Unie zonder dat overlading plaatsvindt). Omdat voor deze goederen geen aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) is gedaan hoeft voor deze goederen ook geen aangifte voor douanevervoer opgemaakt te worden.

Naar boven

1.3 Status van de goederen

Bij gebruikmaking van een vergunning lijndienst kunnen uniegoederen zonder formaliteiten over zee worden vervoerd. Op grond van artikel 153 lid 2 DWU worden immers alle goederen die per lijndienst over zee worden vervoerd als uniegoederen beschouwd, tenzij wordt vastgesteld dat zij de uniestatus niet bezitten. In de praktijk zal de houder van de vergunning voor het gebruik van de regeling Uniedouanevervoer over zee ook in het bezit zijn van een vergunning lijndienst. Meer informatie over de lijndienst is te vinden in hoofdstuk 2 van onderdeel 14.10.00 van dit Handboek.

Naar boven