60.30.00 Verbods- en strafbepalingen
8 Strafbepalingen bij vrijstellingen
8.1 Wettelijk kader
De strafbepaling in artikel 98 van de WA heeft betrekking op het gebruik van accijnsgoederen waarvoor vrijstelling van accijns is verleend voor doeleinden waarvoor de vrijstelling niet zou zijn verleend.
Hierbij geldt dat wel sprake moet zijn van opzet, de inspecteur moet deze aantonen.
Naar boven8.2 Misbruik van vrijstelling
Als een accijnsgoed waarvoor vrijstelling van accijns is verleend een bestemming krijgt waarvoor geen vrijstelling van accijns zou worden verleend, wordt gesproken van misbruik van de vrijstelling.
Degene die opzettelijk misbruik maakt van een vrijstelling wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar of een geldboete van de vierde categorie of - als dit hoger is - ten hoogste éénmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns (WA, artikel 98).
8.3 Naheffingsaanslag
Wegens misbruik van de vrijstelling kan bij accijnsgoederen accijns verschuldigd zijn. De accijns wordt nageheven bij degene
die zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van de vrijstelling. Zie ook onderdeel
20.10.00, Belastbare feiten accijns, van dit Handboek.