Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

60.30.00 Verbods- en strafbepalingen

3 Frauduleus vervaardigen of voorhanden hebben van accijnsgoederen

3.1 Wettelijk kader: WA

De artikelen 5 en 90 - 96 van de WA bevatten verbodsbepalingen. Die moeten voorkomen dat accijnsgoederen frauduleus worden vervaardigd of frauduleus voorhanden zijn. Bovendien beogen die bepalingen dat geen accijnsgoederen in de handel komen waarvan de accijnsheffing niet of niet volledig is gewaarborgd. Overtreding van een van de hiervoor genoemde verbodsbepalingen is strafbaar (WA, artikel 97 - 102). Voor verbods- en strafbepalingen met betrekking tot tabak zie Handboek onderdeel 10.60.00, Tabak, ruwe en (gedeeltelijk) bereide tabak.

Naar boven

3.2 Vervaardigen buiten een AGP

Artikel 97 van de WA bevat een strafbepaling met betrekking tot het in de WA, artikel 5, opgenomen verbod om:

  • accijnsgoederen buiten een AGP die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, te vervaardigen

  • accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de WA in de heffing zijn betrokken

Overtreding van het verbod wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaar of een geldboete van de vierde categorie of, als dat bedrag hoger is, ten hoogste éénmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns (WA, artikel 97).

Er moet wel sprake zijn van opzet. De Belastingdienst moet aantonen dat artikel 5 van de WA opzettelijk wordt overtreden. Als opzet niet wordt aangetoond, dan is er weliswaar sprake van het overtreden van een verbod, maar niet van een strafbaar feit. Is er geen sprake van opzet, dan gelden de bepalingen uit paragraaf 3.4 van dit onderdeel.

Bij het vervaardigen van accijnsgoederen buiten een AGP is niet in alle gevallen sprake van het overtreden van het verbod in artikel 5 van de WA. Lid 2 van artikel 5 bevat een uitzondering op dat verbod: als de vervaardiging plaatsvindt onder de voorwaarden van de douanewetgeving. Denk hierbij aan de vervaardiging van alcohol uit maïs die - in het kader van actieve veredeling (schorsingssysteem) - is ingevoerd in de EU. Na de veredeling zullen de veredelingsproducten (in dit geval de alcohol) de EU weer verlaten. Controle hierop vindt volledig plaats vanuit de douanewetgeving en niet vanuit de accijnswetgeving.

Naar boven

3.3 Ontheffing vervaardigen buiten een AGP

Artikel 5, lid 3 van de WA beschrijft situaties waarin ontheffing wordt verleend op het verbod om accijnsgoederen buiten een AGP te vervaardigen. Deze ontheffing is wel aan bepaalde voorwaarden gebonden, opgenomen in artikel 7 van het UBA. Deze ontheffing geldt in het algemeen. Een vergunning of toestemming is dan ook niet vereist.

Als men accijnsgoederen buiten een AGP vervaardigt, moet worden beoordeeld of het een situatie betreft waarvoor op grond van artikel 5, lid 3 van de WA ontheffing wordt verleend en of daarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor die ontheffing. Is ontheffing mogelijk en wordt ook voldaan aan de betreffende voorwaarden, dan is er geen sprake van het overtreden van de verboden van artikel 5, lid 1 van de WA.

Het gaat hier om de volgende ontheffingssituaties:

  • Vervaardiging van een accijnsgoed uit andere accijnsgoederen waarbij het accijnsbedrag van het vervaardigde accijnsgoed (het eindproduct) niet hoger is dan het accijnsbedrag van de accijnsgoederen (de grondstoffen) waaruit het eindproduct is vervaardigd.

    Uit de administratie van degene die vervaardigt, moet het accijnsbelang van de grondstoffen blijken en ook dat de accijns is betaald. Door deze uitzondering wordt voorkomen dat eenvoudige handelingen binnen een AGP moeten plaatsvinden. Omdat de accijns al is betaald loopt de Belastingdienst voor dit gedeelte geen risico.

    Er moet op worden gelet dat het accijnsbelang van het eindproduct niet hoger is dan het accijnsbedrag dat betaald is over de gebruikte grondstof. Het mengen van twee soorten wijn met hetzelfde accijnstarief zal geen problemen opleveren, maar het mengen van wijn met alcohol, zodat een overig alcoholhoudend product ontstaat, valt niet onder de ontheffing omdat het eindproduct een overig alcoholhoudend product is waardoor het accijnsbelang van het eindproduct hoger is dan de betaalde accijns over de grondstoffen.

  • Accijnsgoederen worden ook gebruikt voor doeleinden waarbij geen accijns hoeft te worden betaald omdat vrijstelling wordt verleend. Denk hierbij aan de productie van azijn waarbij wijn wordt gebruikt. De producent van de azijn moet wel een vrijstellingsvergunning hebben, op grond van artikel 65 van de WA.

    Deze vrijstellingsvergunning wordt verleend als de productie van het "vrijstellingsgoed" goed is te controleren; dat is ook de bedoeling bij een AGP-vergunning. Daarom is in artikel 5, lid 3, letter b van de WA ontheffing verleend van het verbod dat vervaardiging in een AGP moet plaatsvinden, maar wel met de voorwaarde dat de producent, een vergunning heeft op grond van artikel 65 van de WA.

  • Ontheffing kan worden verleend voor de zogenaamde thuisbereiding van wijn en bier. In veel gevallen is de hoeveelheid accijnsgoederen die op die manier wordt vervaardigd beperkt en het daarmee samenhangende fiscale belang gering.

    Voorwaarde is dat het thuis vervaardigde bier of de thuis vervaardigde wijn uitsluitend worden gebruikt door de vervaardiger, zijn huisgenoten of zijn gasten. De ontheffing geldt niet voor het promoten van bijvoorbeeld streekproducten op jaarmarkten en dergelijke door middel van het laten consumeren van thuis vervaardigde bier of wijn. Bezoekers van de jaarmarkt worden niet aangemerkt als de gasten van de vervaardiger. Verkoop aan kennissen, collega's of op enige wijze in de handel brengen is niet toegestaan. De plaats van vervaardiging moet de verblijfplaats van de vervaardiger zijn. Het vervaardigen van bier of wijn op braderieën en jaarmarkten is niet toegestaan. Een braderie of jaarmarkt kan immers niet als thuis worden aangemerkt. Het tonen van de benodigde apparatuur die bij het zelf maken van bier of wijn nodig is, is geen vervaardigingshandeling. Ook het vervaardigen in clubverband of in het kader van werkervaringsprojecten, begeleidingsprojecten en dergelijke is buiten een AGP niet toegestaan.

    De thuisbereiding van tussenproducten, overige alcoholhoudende producten, minerale oliën en tabaksproducten is niet toegestaan. Deze bereidingen moeten in een AGP geschieden.

  • Als minerale oliën worden vervaardigd die niet in artikel 5, lid 4 van de WA zijn opgenomen en die niet worden aangemerkt als een minerale olie waarvoor een tarief is vastgesteld, dan hoeft de vervaardiging niet in een AGP plaats te vinden. Dit zijn minerale oliën waarbij er vrijwel geen risico aanwezig is dat ze zullen worden gebruikt voor doeleinden waarbij wel accijns verschuldigd is of voor de vervaardiging van minerale oliën waarvoor wel een accijnstarief is vastgesteld.

    Het gaat hierbij om minerale oliën zonder risico, dus om andere minerale oliën dan die waarvoor een tarief is vastgesteld of die als risicovol worden aangemerkt. De producent moet een administratie bijhouden waaruit blijkt dat het om minerale oliën gaat die niet zijn genoemd in artikel 5, lid 4 van de WA.

Naar boven

3.4 Voorhanden hebben niet volgens de WA

Degene die accijnsgoederen voorhanden heeft, of heeft gehad, die niet overeenkomstig de accijnswetgeving in de heffing zijn betrokken, kan op drie manieren in aanraking komen met de overheid:

  1. strafrechtelijk, omdat er sprake is van het overtreden van het verbod van artikel 5, lid 1 letter b van de WA, strafbaar gesteld in artikel 97 van de WA. Volgens artikel 97 van de WA moet het in artikel 5 opgenomen verbod opzettelijk zijn overtreden. Als opzet niet wordt aangetoond, dan is er weliswaar sprake van het overtreden van een verbod, maar niet van een strafbaar feit.

  2. fiscaal-technisch, omdat er sprake is van uitslag tot verbruik zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van de WA, met als gevolg dat accijns is verschuldigd volgens het bepaalde in artikel 1, lid 2 van de WA. Onderdeel 20.10.00, Belastbare feiten accijns, van dit Handboek, geeft aan wanneer sprake is van "voorhanden zijn".

  3. boeterechtelijk: er kan een bestuurlijke boete van toepassing zijn

Naar boven

3.5 Aantonen herkomst accijnsgoederen

Als accijnsgoederen zich niet onder een accijnsschorsingsregeling bevinden, dan zal de belanghebbende moeten aantonen dat de accijns is voldaan, of in ieder geval de herkomst van de accijnsgoederen moeten aantonen. Door het nagaan van de herkomst kan worden gecontroleerd of de accijns is voldaan.

De verplichting tot het aantonen van de herkomst vloeit voort uit artikel 80, lid 1 van de WA en artikel 34, lid 1 van het UBA. De belanghebbende hoeft niet per se aan te tonen dat de goederen uit Nederland komen. Ook als hij aantoont dat de goederen bijvoorbeeld uit Duitsland komen, wordt aan de verplichting tot het aantonen van de herkomst voldaan.

In artikel 34, lid 2 van het UBA is de geldigheidsduur aangegeven van het bescheid waarmee de herkomst van accijnsgoederen die worden vervoerd kan worden aangetoond. Deze geldigheidsduur is 6 dagen. Het verbod van artikel 5, lid 1, letter b van de WA geldt niet voor kleine hoeveelheden die voorhanden worden gehouden door particulieren voor eigen gebruik en die vanuit een andere lidstaat van de EU naar Nederland zijn overgebracht (WA, artikel 2d, lid 1).

Ook speelt de samenloopproblematiek soms tussen artikel 95 van de WA en artikel 97 van de WA, bij sigaretten.

Naar boven