15.00.00 Algemene bepalingen bijzondere regelingen
6 Overige algemene bepalingen bijzondere regelingen
6.1 Plaatsing onder de regeling
Voor de goederen die bestemd zijn om onder een bijzondere regeling te worden geplaatst, moet een douaneaangifte tot plaatsing
onder de desbetreffende regeling worden gedaan.
(artikel 158, lid 1 DWU)
De plaatsing van goederen onder een bijzondere regeling kan worden gedaan door een douaneaangifte tot plaatsing in de standaard procedure of in de vorm van inschrijving in de administratie van de aangever. Voor een douaneaangifte tot plaatsing in de vorm van inschrijving in de administratie van de aangever moet een afzonderlijke vergunning zijn verleend. Zie voor informatie over de vergunning inschrijving in de administratie van de aangever onderdeel 12.50.00 van dit Handboek.
In een aantal specifieke gevallen mag een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer mondeling worden
gedaan of door een andere handeling.
(artikel 136 GVo.DWU en artikel 139 GVo.DWU)
Aangezien de aanvaarding van een douaneaangifte tot plaatsing onder een bijzondere regeling bijzondere verplichtingen (zoals
zuivering van de regeling binnen de aanzuiveringstermijn) met zich meebrengt moet die aangifte door de vergunninghouder zelf
worden ingediend. De douaneaangifte tot plaatsing kan ook door zijn directe vertegenwoordiger worden ingediend. Indirecte
vertegenwoordiging is niet mogelijk.
(artikel 170, lid 1 DWU)
De persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan, wordt de houder van
de regeling genoemd.
(artikel 5, punt 35 letter a DWU)
Zie voor informatie over vertegenwoordiging bij de Douane onderdeel 2.00.00 van dit Handboek.
Zie voor informatie over plaatsing van goederen onder een douaneregeling onderdeel 12.00.00 van dit Handboek.
Naar boven6.2 Zuivering van de regeling
Zuivering van een bijzondere regeling houdt in dat de onder de regeling geplaatste goederen (of de veredelingsproducten in het geval van actieve veredeling en passieve veredeling):
-
onder een volgende douaneregeling worden geplaatst;
-
het douanegebied van de Unie verlaten;
-
vernietigd zijn zonder afvalresten; of
-
aan de staat worden afgestaan. Het afstaan aan de staat kent in Nederland geen toepassing.
(artikel 215, lid 1 DWU)
In het geval van de regeling bijzondere bestemming wordt de regeling gezuiverd (het douanetoezicht eindigt) op het tijdstip
dat de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming hebben gekregen.
(artikel 254, lid 4 letter a DWU)
Een bijzondere regeling moet binnen een bepaalde termijn worden gezuiverd. Dit is de zogenaamde aanzuiveringstermijn.
(artikel 215, lid 4 DWU en artikel 1, punt 23 GVo.DWU)
First in first out
Zuivering van een bijzondere regeling vindt in principe plaats op basis van “first in-first out” (het FIFO–systeem).
Het FIFO-systeem wordt alleen gebruikt als de goederen:
-
onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld;
-
dezelfde handelskwaliteit;
-
dezelfde technische kenmerken; en
-
hetzelfde land van oorsprong of herkomst hebben.
Wordt de bijzondere regeling gezuiverd door de goederen te plaatsen onder een volgende douaneregeling, dan wordt deze plaatsing beschouwd als de zuivering voor de goederen die met de oudste douaneaangifte onder de bijzondere regeling zijn geplaatst.
Voor de regeling bijzondere bestemming geldt dat wanneer de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming hebben gekregen, dit wordt beschouwd als de zuivering voor de goederen die met de oudste douaneaangifte onder de regeling zijn geplaatst.
(artikel 264, lid 1 UVo. DWU)
Wordt de bijzondere regeling gezuiverd door de goederen buiten het douanegebied te brengen of door vernietiging zonder afvalresten, dan wordt het buiten het douanegebied brengen of de vernietiging zonder afvalresten beschouwd als de zuivering voor de goederen die met de oudste douaneaangifte onder de regeling zijn geplaatst.
(artikel 264, lid 2 UVo. DWU)
De toepassing van het FIFO-systeem mag niet leiden tot een ongerechtvaardigd voordeel op het gebied van de invoerrechten.
(artikel 264, lid 4 UVo.DWU)
Zuivering op basis van de daadwerkelijk gebruikte goederen
In afwijking van de hoofdregel dat zuivering van een bijzondere regeling plaatsvindt op grond van het FIFO-systeem, kan op verzoek van de vergunninghouder een bijzondere regeling ook worden gezuiverd op grond van de daadwerkelijk gebruikte goederen. In dat geval moet de vergunninghouder specifiek aangeven voor welke onder de regeling geplaatste goederen de regeling is gezuiverd.
(artikel 264, lid 3 UVo.DWU)
Naar boven6.3 Overdracht van rechten en plichten
De rechten en plichten van de houder van de regeling betreffende goederen die onder een bijzondere regeling zijn geplaatst,
kunnen worden overgedragen aan een andere persoon die voldoet aan de voorwaarden van de betrokken regeling. De Douane beslist
of een overdracht van rechten en plichten kan plaatsvinden en stelt de voorwaarden vast waaronder de overdracht is toegestaan.
(artikel 218 DWU en artikel 266 UVo.DWU)
Zie voor informatie over overdracht van rechten en plichten bij de regeling bijzondere bestemming hoofdstuk 9 van onderdeel 17.00.00 van dit Handboek.
Overdracht van rechten en plichten bij de regeling actieve veredeling IM/EX is niet uitgewerkt in dit Handboek, omdat die overdracht in de praktijk niet voorkomt. Het is alleen mogelijk om rechten en plichten over te dragen als de overdrager een vergunning actieve veredeling heeft voor alle voorgenomen werkzaamheden (inclusief de werkzaamheden die bij de overnemer plaatsvinden). Een vergunning actieve veredeling wordt slechts verleend aan de persoon die de goederen veredelt of laat veredelen. De vergunninghouder die de goederen laat veredelen, moet de regie voeren over de veredeling. Als de vergunninghouder geen regie voert over de veredelingshandelingen die bij de overnemer plaatsvinden, dan kunnen die werkzaamheden niet in zijn vergunning actieve veredeling worden opgenomen en kunnen de rechten en plichten met betrekking tot die werkzaamheden dus ook niet worden overgedragen. Als de vergunninghouder wel de regie voert over de veredelingshandelingen die bij een andere persoon plaatsvinden, dan zal in de praktijk geen sprake zijn van overdracht van rechten en plichten, maar van het uitbesteden van werkzaamheden. De vergunninghouder blijft in dit geval zelf volledig verantwoordelijk voor de veredeling. Zie voor informatie over laten veredelen bij actieve veredeling hoofdstuk 3 van onderdeel 16.00.00 van dit Handboek.
Overdracht van rechten en plichten bij de regeling actieve veredeling EX/IM (voorafgaande uitvoer veredelingsproducten) komt wel voor. Zie voor informatie over overdracht van rechten en plichten bij actieve veredeling EX/IM hoofdstuk 6 van onderdeel 16.00.00 van dit Handboek.
Bij de regeling passieve veredeling is niet voorgeschreven dat de vergunning slechts kan worden verleend aan de persoon die de goederen veredelt of laat veredelen. De vergunninghouder hoeft dus niet de regie te voeren over de veredeling. De rechten en plichten van de houder van de regeling kunnen worden overgedragen aan een andere persoon. Zie voor informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.
Naar boven6.4 Het verkeer van goederen (overbrenging)
Worden goederen vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie? Dan gebeurt dit in het algemeen onder de regeling douanevervoer.
Goederen die onder de regeling douane-entrepot, actieve veredeling, bijzondere bestemming, tijdelijke invoer en passieve veredeling
zijn geplaatst, kunnen echter tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder douaneformaliteiten.
Deze vereenvoudiging staat bekend als het verkeer van goederen (overbrenging). Het is een alternatief voor de regeling douanevervoer.
De vergunninghouder hoeft in zijn vergunning geen toestemming te hebben om hiervan gebruik te mogen maken.
(artikel 219 DWU en artikel 179 GVo.DWU)
De vergunninghouder moet in zijn administratie wel altijd de plaats van de goederen en informatie over iedere overbrenging
vermelden. In het kader van het douanetoezicht moet namelijk duidelijk zijn waar de onder de regeling geplaatste goederen
zich bevinden. In het geval van de regeling tijdelijke invoer moet slechts een administratie worden bijgehouden als de Douane
dat vereist.
(artikel 178, lid 1 letter e en lid 4 GVo.DWU en artikel 267, lid 4 UVo.DWU)
De overbrenging vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de houder van de regeling. De houder van de regeling blijft verantwoordelijk tot het tijdstip waarop de regeling wordt gezuiverd.
Actieve veredeling
Goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, kunnen worden overgebracht van het douanekantoor van plaatsing naar de plaats waar de goederen worden bewerkt of verwerkt (zie voorbeeld 1).
De goederen kunnen na de verwerking worden overgebracht naar het kantoor van uitgang. De overbrenging naar het douanekantoor van uitgang met het oog op de zuivering van de regeling actieve veredeling door de goederen buiten het douanegebied van de Unie te brengen vindt plaats onder dekking van de aangifte tot wederuitvoer. De goederen blijven onder de regeling actieve veredeling totdat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten (zie voorbeeld 2).
De goederen kunnen ook worden overgebracht van de plaats waar de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen worden verwerkt naar een andere vergunninghouder actieve veredeling waar de goederen verder worden verwerkt.
De overbrenging is zelfs mogelijk van de plaats waar de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen worden verwerkt naar een douane-entrepot waar de veredelingsproducten vervolgens worden opgeslagen (zie voorbeeld 3 en voorbeeld 4).
Tijdelijke invoer
Goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, kunnen worden overgebracht van het douanekantoor van plaatsing naar de plaats waar de goederen worden gebruikt.
De goederen kunnen daarna ook worden overgebracht naar andere locaties waar de goederen worden gebruikt.
Bijzondere bestemming
Goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, kunnen worden overgebracht van het douanekantoor van
plaatsing naar de plaats waar de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming krijgen.
(artikel 179, lid 1 GVo.DWU)
Zie voor informatie over overbrenging van goederen bij uitbesteding van werkzaamheden of overbrenging van goederen bij overdracht van rechten en plichten aan een andere persoon hoofdstuk 10 van onderdeel 17.00.00 van dit Handboek.
Passieve veredeling
Goederen die onder de regeling passieve veredeling zijn geplaatst, kunnen worden overgebracht van het douanekantoor van plaatsing naar het douanekantoor van uitgang. De overbrenging vindt plaats onder dekking van de douaneaangifte tot plaatsing.
Douane-entrepot
Goederen die onder de regeling douane-entrepot zijn geplaatst, kunnen worden overgebracht:
-
tussen verschillende opslagruimten die zijn aangewezen in dezelfde vergunning (zie voorbeeld 7);
-
van het douanekantoor van plaatsing naar de opslagruimte (zie voorbeeld 8 en voorbeeld 9); of
-
van de opslagruimte naar het douanekantoor van uitgang (zie voorbeeld 11) of ieder ander douanekantoor vermeld in een vergunning voor een bijzondere regeling (zie voorbeeld 10).
Een overbrenging onder de regeling douane-entrepot moet binnen 30 dagen na uitslag uit het douane-entrepot zijn beëindigd.
Op verzoek van de vergunninghouder kan de Douane de termijn van 30 dagen verlengen.
(artikel 179, lid 3 GVo.DWU)
Als de overbrenging niet binnen 30 dagen eindigt, ontstaat er een douaneschuld door niet-naleving van een verplichting van
de regeling douane-entrepot.
(artikel 79, lid 1 letter a DWU)
6.5 Equivalente goederen
Equivalente goederen zijn goederen die in plaats van de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen worden opgeslagen, gebruikt of verwerkt.
Equivalente goederen kunnen, afhankelijk van de bijzondere regeling waarbij ze worden opgeslagen, gebruikt of verwerkt Uniegoederen zijn (douane-entrepot, tijdelijke invoer, bijzondere bestemming en actieve veredeling) of niet-Uniegoederen zijn (passieve veredeling).
Deze equivalente goederen moeten (tenzij anders is bepaald):
-
onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld;
-
dezelfde handelskwaliteit; en
-
dezelfde technische kenmerken hebben als de goederen die zij vervangen.
Het gebruik van equivalente goederen moet specifiek zijn vergund.
(artikel 223 DWU en artikel 169 GVo.DWU)
Zie voor informatie over equivalente goederen bij de volgende regelingen:
-
douane-entrepot: hoofdstuk 7 van onderdeel 15.50.00 van dit Handboek;
-
actieve veredeling: hoofdstuk 6 van onderdeel 16.00.00 van dit Handboek;
-
bijzondere bestemming: hoofdstuk 4 van onderdeel 17.00.00 van dit Handboek;
-
tijdelijke invoer: hoofdstuk 4 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek;
-
passieve veredeling: hoofdstuk 6 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.