Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen

2 Douanestatus goederen in tijdelijke opslag

Binnenbrengen

Niet-Uniegoederen zijn in tijdelijke opslag vanaf het moment dat zij bij de douane zijn aangebracht (artikel 144 DWU). Deze tijdelijke opslag eindigt op het moment dat de goederen binnen de voorgeschreven termijn van 90 dagen onder een douaneregeling zijn geplaatst of wederuitgevoerd. (artikel 149 DWU).

Beëindiging van de regeling douanevervoer

Niet-Uniegoederen die vervoerd zijn onder een regeling voor douanevervoer zijn in tijdelijke opslag zodra ze in het douanegebied van de Unie op hun bestemming zijn aangekomen en zijn aangebracht bij de Douane (artikel 141 lid 2 DWU).

Dit betekent niet dat zij na het binnenbrengen of na het beëindigen van de regeling douanevervoer daadwerkelijk tijdelijk moeten worden opgeslagen. Na het aanbrengen kunnen de goederen ook direct onder een douaneregeling worden geplaatst.

Douanestatus goederen bij meer bevinding

Wanneer op een tijdelijke opslaglocatie, met name een RTO, méér goederen worden aangetroffen dan volgens de administratie aanwezig zouden moeten zijn geldt het volgende. Indien de beheerder bij gezamenlijke opslag met Uniegoederen niet kan aantonen dat de meer bevonden goederen de douanestatus van Uniegoederen bezitten, worden zij geacht niet-Uniegoederen te zijn en moeten als zodanig in de administratie van de vergunninghouder worden opgenomen.

Bij meerbevinding is sprake zijn van een onevenwichtigheid tussen de administratie en de tijdelijk opgeslagen goederen. In de vergunning is voorgeschreven dat de vergunninghouder een deugdelijke administratie voert. Indien de meerbevinding leidt tot de vaststelling dat niet aan deze voorwaarde wordt voldaan beloopt de vergunninghouder een bestuurlijke boete.
(artikel 9:4 ADW)