Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.50.00 Binnenbrengen door de lucht

4 Aanbrengen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de formaliteiten die moeten worden vervuld wanneer goederen door de lucht het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen.

Naar boven

4.1 Aanbrengen

In beginsel moet elk luchtvaartuig, al dan niet geladen met goederen, vanaf het moment dat het Nederland is binnengekomen - onverwijld naar een internationale Unieluchthaven worden gebracht. Daar moeten het luchtvaartuig en de daarin aanwezige goederen bij de Douane van het douanekantoor dat hoort bij deze luchthaven, worden aangebracht.
(artikel 5, lid 33 en 135 DWU)

Aanbrengen is het doen van een mededeling aan de Douane dat de goederen zijn aangekomen. Dit gebeurt elektronisch, zie paragraaf 3.2.7. De verplichting om aan te brengen rust op de persoon die de goederen heeft binnengebracht of, in voorkomend geval, op de persoon die de aansprakelijkheid aanvaardt van het vervoer van de goederen nadat deze zijn binnengebracht.
(artikel 135, 139 DWU, 2:1 en artikel 2:2, lid 1 Algemene douaneregeling)

Voor goederen die door de lucht het douanegebied van de Unie worden binnengebracht en voor verder vervoer aan boord van hetzelfde luchtvaartuig blijven, wordt het moment van aanbrengen uitgesteld. Uitstel geldt tot het moment dat deze goederen aankomen op de luchthaven in de Unie waar zij zullen worden gelost of overgeladen.

Goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en die worden gelost om tijdens dezelfde reis weer op hetzelfde vervoermiddel te worden geladen om andere goederen te kunnen lossen of laden, worden niet bij de Douane aangebracht.
(artikel 139, lid 2 DWU)

Voor een aantal luchtvaartuigen geldt dat er ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot het vervullen van bepaalde formaliteiten, zie hiervoor hoofdstuk 5.
(artikel 2:3 Algemene douaneregeling)

Naar boven

4.2 Lossen, overladen en wegvoeren van aangebrachte goederen

Goederen aan boord van een binnengekomen luchtvaartuig mogen worden gelost, als daarvoor toestemming van de Douane is verkregen. In het algemeen wordt deze toestemming stilzwijgend verleend zodra de goederen zijn aangebracht. Lossen en overladen mag alleen op door de Douane aangewezen of goedgekeurde plaatsen.
(artikel 140, lid 1, 147, lid 1 DWU, 115 GVo.DWU )

Met het oog op de controle van de goederen of het luchtvaartuig kan de Douane op ieder moment eisen dat de goederen worden gelost en uitgepakt.
(artikel 140, lid 2 DWU)

Transhipmentgoederen
Goederen kunnen worden overgeladen van het ene luchtvaartuig in een ander luchtvaartuig waarmee ze naar hun bestemming worden gevoerd. Deze zogenaamde transhipmentgoederen moeten direct of na tijdelijke opslag weer worden wederuitgevoerd.

Als de goederen binnen 14 dagen met een ander luchtvaartuig uitgaan, hoeft daarvoor geen summiere aangifte bij uitgaan te worden ingediend.
(artikel 5, lid 10, 263, lid 2, letter b DWU en 245, lid 2, letter e, GVo.DWU)

De goederen mogen niet zonder toestemming van de Douane worden weggevoerd. Er geldt een doorlopende stilzwijgende toestemming om de goederen weg te voeren, behoudens in de gevallen waarin de Douane een zending voor controle heeft geselecteerd.
(artikel 139, lid 7 DWU)

Naar boven

4.3 Aanzuiveren van de summiere aangifte voor tijdelijke opslag

Nadere informatie over het aanzuiveren van de aangifte tot tijdelijke opslag vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 4.3 van dit Handboek. Staat er "haven van eerste binnenkomst" dan wordt nu bedoeld "internationale Unieluchthaven van eerste binnenkomst" De laatste alinea van deze paragraaf luidt voor binnenkomen door de lucht als volgt:
De aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag krijgt na 5 en 15 dagen elektronisch een melding welke posten nog openstaan. Na 90 dagen moet, voor de nog openstaande posten, als de goederen nog aanwezig zijn, door de aangever een nadere douaneregeling worden gekozen. Dit kan door bijvoorbeeld een zogenaamde elektronische opslagaangifte IMA, regeling 7100. Ook kunnen de goederen worden wederuitgevoerd.
(artikel 149 en 150 DWU )

Naar boven

4.4 Lege luchtvrachtcontainers en -pallets

Er kan sprake zijn van 2 soorten lege luchtvrachtcontainers en -pallets.

  1. Lege luchtvrachtcontainers en -pallets in eigendom van de vervoerder of een alliantiedeelnemer.
    Dit zijn containers van de vervoerder zelf of een andere alliantiedeelnemer, zonder Air Waybill en zonder nota.
    Deze luchtvrachtcontainers en -pallets zijn opgenomen onder de rubriek "lege equipementen" (equipementnummer - type).
    Deze containers en pallets behoeven niet te worden afgeschreven.

  2. Lege luchtvrachtcontainers en -pallets in eigendom van een ander dan de vervoerder.

Voor het vervoer is een Air Waybill opgemaakt en de vervoerder wordt betaald voor het vervoer.

Deze lege luchtvrachtcontainers en -pallets moeten op de summiere aangifte bij binnenbrengen staan, ook als zij geen lading bevatten. Worden deze containers en pallets gelost? Dan moeten zij ook op de aangifte tot tijdelijke opslag staan.
Deze luchtvrachtcontainers en -pallets zijn opgenomen op de aangifte tot tijdelijke opslag. Om deze luchtvrachtcontainers en -pallets af te schrijven vermeldt de indiener de code "C" in zijn aangifte. Deze "C" zal in de toekomst vervangen worden door de procedurecode "E", "E" staat voor empty.
(artikel 145 DWU ).

Naar boven

4.5 Strafbepalingen

Meer informatie over de strafbepalingen vindt u in onderdeel 36.00.00 van dit Handboek.

Naar boven