10.50.00 Binnenbrengen door de lucht
3 Binnenkomst in het douanegebied Unie
Dit hoofdstuk gaat over de formaliteiten die moeten worden vervuld als goederen het douanegebied van de Unie zullen gaan binnenkomen.
Veel formaliteiten moeten al worden verricht voordat de grensoverschrijdende vervoersbeweging plaatsvindt.
(artikel 4 DWU)
3.1 Douanekantoor van binnenkomst
Nadere informatie over het douanekantoor van binnenkomst vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.1 van dit Handboek.
De lijst van Nederlandse douanekantoren van binnenkomst voor door de lucht binnenkomende goederen is opgenomen in bijlage
IV van de Algemene douaneregeling.
(artikel 2:1, lid 2 Algemene douaneregeling)
3.2 De (summiere) aangifte
Nadere informatie over de summiere aangifte vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2 van dit Handboek.
Naar boven3.2.1 De summiere aangifte bij binnenbrengen
Informatie over de summiere aangifte bij binnenbrengen vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.1 van dit Handboek. Staat er "eerste haven van binnenkomst" dan bedoelen we bij luchtvaart "eerste internationale Unieluchthaven van binnenkomst".
Geen summiere aangifte bij binnenbrengen hoeft te worden gedaan voor:
-
het binnenkomend luchtvaartuig zelf en de meegevoerde brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken van het luchtvaartuig;
-
andere goederen, bijvoorbeeld brieven, briefkaarten en drukwerk (ook als deze op elektronische dragers staan);
-
de bagage van reizigers.
(artikel 5, lid 9, 127, lid 2 DWU, 1, lid 5, 104, lid 1, letter c, g, l en lid 2 GVo.DWU, 1, lid 2, punt 1, 3 en 5 UVo.DWU)
De brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken mogen alleen met toestemming van de Douane van boord worden gehaald.
De procedure voor bij binnenkomst aanwezige (resten van de) voorraad (sigaretten, parfum, e.d.) die onderweg niet zijn verkocht, staat in paragraaf 3.5.1.
Naar boven3.2.2 Aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Meer informatie over de aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.2 van dit Handboek.
(artikel 5, lid 15 DWU)
Delen meer partijen de laadruimte van een luchtvaartuig op basis van een overeenkomst (Code Share Arrangements - charter overeenkomst)? Dan moet de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door de luchtvaartmaatschappij het manifest voor het feitelijke vervoer van de goederen heeft afgegeven. Aan de prefix (voorvoegsel) is te zien welke luchtvaartmaatschappij de luchtvrachtbrief heeft afgegeven (074 is bijvoorbeeld KLM, 129 is Martinair, enz.)
Het is in de luchtvaart gebruikelijk dat er allianties zijn van luchtvaartmaatschappijen die elkaars vliegtuigen gebruiken.
De luchtvaartmaatschappij met wiens toestel wordt gevlogen is dan degene die verantwoordelijk is voor het vervoer. De Air
Waybills hebben zijn prefix. Het manifest wordt ook door deze luchtvaartmaatschappij opgemaakt.
(artikel 5, lid 40, letter a, ii en 127, lid 4 DWU)
3.2.3 Inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen
Meer informatie over de inhoud van de summiere aangifte bij binnenbrengen vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.3 van dit Handboek.
In het bericht van aankomst worden:
-
het vluchtnummer van het luchtvaartuig;
-
de datum van de vlucht;
gekoppeld aan alle afzonderlijke summiere aangiften bij binnenbrengen. Dit gebeurd door een code (entry key). Zo leggen wij
een relatie tussen alle (per zending) ingediende summiere aangiften bij binnenbrengen en het binnenkomende luchtvaartuig.
(artikel 133 DWU)
3.2.4 Plaats en tijdstip van indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Meer informatie over de plaats en tijdstip van de summiere aangifte bij binnenbrengen vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.4 van dit Handboek. Het douanekantoor van eerste binnenkomst in de Unie is het kantoor dat bevoegd is voor de eerste internationale luchthaven waar het luchtvaartuig landt. Voor Nederland is het werk verbonden aan de behandeling van summiere aangiften bij binnenbrengen gecentraliseerd bij het Regiokantoor Schiphol Cargo. (artikel 127, lid 3 DWU, 1, lid 15 en 106 GVo.DWU)
Naar boven3.2.5 Risicoanalyse Safety & Security van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Direct na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen moet het douanekantoor van eerste binnenkomst een risicoanalyse S&S verrichten. (artikel 127, lid 5, 128 DWU, 186 UVo.DWU)
De uitkomst van de risicoanalyse kan 3 verschillende niveaus van risico aangeven. Dit zijn:
-
type A, als de goederen een zodanig veiligheidsrisico inhouden dat de binnenkomst in het douanegebied van de Unie een onmiddellijk optreden vereist. Aan de aangever, en aan de vervoerder indien dit een ander is, wordt doorgegeven dat de goederen niet geladen mogen worden;
-
type B, controle bij aankomst op de eerste internationale luchthaven van de EU;
-
type C, controle op de luchthaven van lossing.
De risicoanalyse moet zijn afgerond voor de daadwerkelijke binnenkomst van het luchtvaartuig. De resultaten van de risicoanalyse
S&S geeft u, via CRMS (paragraaf 2.1), door aan alle voorziene opvolgende luchthavens in de EU die vermeld zijn in de summiere
aangifte bij binnenbrengen.
(artikel
128 DWU)
3.2.6 Verzoek om uitwijking
Wijkt een luchtvaartuig uit naar een andere dan de voorziene eerste internationale Unieluchthaven van binnenkomst? En ligt die luchthaven in een andere lidstaat? En is die luchthaven niet gemeld als een opvolgende luchthaven? Dan geeft de exploitant van het luchtvaartuig (of zijn vertegenwoordiger) hiervan kennis aan de Douane van de luchthaven waar het luchtvaartuig in eerste instantie naar toe zou gaan. De Douane van deze internationale Unieluchthaven stuurt de resultaten van de risicoanalyse veiligheid door aan de nieuwe eerste internationale luchthaven van binnenkomst. In bijlage B GVo.DWU is een gegevensset opgenomen voor het bericht "verzoek om uitwijking".
(artikel 189, lid 1 UVo.DWU)
In het bericht "verzoek om uitwijking" worden:
-
het vluchtnummer van het luchtvaartuig;
-
de datum 1) van de vlucht (entry key);
gekoppeld aan alle afzonderlijke summiere aangiften bij binnenbrengen met de bijbehorende Master Referentie Nummer (MRN).
(artikel 1, lid 22 GVo.DWU)
1) Bij binnenkomen door de lucht is het vluchtnummer alleen niet voldoende, ditzelfde nummer wordt vaker afgegeven. Vandaar de toevoeging van de datum van de vlucht.
Zo leggen wij een relatie tussen alle ingediende summiere aangiften bij binnenbrengen en het binnenkomende luchtvaartuig.
(artikel 127, lid 6 DWU)
Voorbeeld:
Een luchtvaartuig moet wegens weersomstandigheden uitwijken van Schiphol naar Brussel. Brussel wordt het feitelijke douanekantoor
van eerste binnenkomst. De summiere aangifte bij binnenbrengen zal echter (al vooraf) zijn ingediend op Schiphol.
(artikel 1, lid 15 GVo.DWU)
Wordt Brussel niet in de summiere aangifte van binnenbrengen genoemd als opvolgende Unieluchthaven van lossing? Dan moet de aangever van de summiere aangifte van binnenbrengen een zogenaamd bericht "verzoek om uitwijking" indienen bij de Douane op Schiphol. De Douane op Schiphol stelt dan de Douane van Brussel in kennis van de uitwijking en de resultaten van de verrichte veiligheidsrisicoanalyse.
Is Brussel wel in de op Schiphol ingediende summiere aangifte van binnenbrengen als opvolgende Unieluchthaven van lossing genoemd? Dan hoeft de indiener van de summiere aangifte van binnenbrengen geen bericht "verzoek om uitwijking" in te dienen bij de Douane op Schiphol. Dat is zo omdat de Douane van Schiphol de resultaten van de verrichte veiligheidsrisicoanalyse dan al heeft doorgegeven aan de Douane van Brussel (als opvolgende luchthaven). In Bijlage B GVo.DWU is een gegevensset opgenomen voor het bericht "verzoek om uitwijking".
Naar boven3.2.7 Kennisgeving van aankomst.
Meer informatie over de kennisgeving van aankomst vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.7 van dit Handboek. Staat daar "haven van eerste binnenkomst" dan wordt nu bedoeld "internationale luchthaven van eerste binnenkomst" in de Unie.
Naar boven3.2.8 De aangifte tot tijdelijke opslag
Meer informatie over de aangifte tot tijdelijke opslag vindt u in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.8 van dit Handboek. Staat daar "haven van eerste binnenkomst" dan wordt nu bedoeld "internationale luchthaven van eerste binnenkomst" in de Unie, staat er "zee" dan wordt nu bedoeld "lucht".
Een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO) kan bijvoorbeeld ook het platform zijn of een zogenoemde 1e linieloods.
(artikel 144 en 148 DWU)
Worden goederen na overlading met een ander luchtvaartuig dan waarmee ze zijn binnengekomen verder vervoerd in de Unie? Dan
moet voor de overgeladen goederen de regeling Uniedouanevervoer worden gebruikt.
(artikel 226, lid 3, letter a, 227, lid 2, letter a DWU, 1, lid 2, punt 6, 295 UVo.DWU)
3.2.9 Zekerheid
Voor opslag in een RTO moet zekerheid worden gesteld. Voor meer informatie over zekerheid zie onderdeel 27.00.00 van dit Handboek.
(artikel 148, lid 2, letter c DWU)
3.2.10 Aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag
Wie de aangifte moet indienen staat in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.10 van dit Handboek.
Naar boven3.2.11 Vorm en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag
Op welke manier de aangifte tot tijdelijke opslag kan worden gedaan en aan welke eisen de inhoud van die aangifte moet voldoen staat in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.2.11 van dit Handboek.
Naar boven3.2.12 Plaats en tijdstip van indienen van de aangifte tot tijdelijke opslag
De aangifte tot tijdelijke opslag moet worden ingediend bij het douanekantoor waar de goederen zullen worden gelost. Uiterlijk
op het moment van aanbrengen van de goederen moet de aangifte tot tijdelijke opslag worden ingediend.
(artikel
145, lid 1 en 3 DWU)
De aangifte tot tijdelijke opslag wordt geacht te zijn ingediend op de datum van aanbrenging van de goederen. Dat betekent
dat uiterlijk 90 dagen na landing van het luchtvaartuig de goederen onder een douaneregeling moeten worden geplaatst of moeten
zijn wederuitgevoerd.
(artikel
144, 149 DWU)
Om het logistieke proces zo min mogelijk te hinderen adviseren wij om de aangifte tot tijdelijke opslag 4 uur voor de aankomst van het vervoermiddel in te dienen op de luchthaven van lossing. Is de vliegtijd korter dan 4 uur? Dan adviseren wij die aangifte te doen: uiterlijk op het moment van vertrek uit de voorafgaande luchthaven.
Is de aangifte tot tijdelijke opslag binnen de termijn in de vorige alinea bij het douanekantoor van eerste binnenkomst ingediend? Dan verlenen wij automatisch toestemming tot lossing. Is de aangifte tot tijdelijke opslag buiten de termijn in de vorige alinea ingediend? Dan geven wij geen toestemming tot lossing totdat onze risicoanalyse en -selectie gereed is.
In Nederland zijn alle werkzaamheden verbonden aan de behandeling van aangiften tot tijdelijke opslag van door de lucht binnengekomen goederen gecentraliseerd bij het Regiokantoor Schiphol Cargo.
Na het indienen van de aangifte tot tijdelijke opslag in DMF krijgt de aangever elektronisch een acceptatiebericht met daarin
het MRN. Dit nummer verwijst naar de aangiftegegevens. Doet iemand anders dan de aanbrenger de aangifte tot tijdelijke opslag?
Dan ontvangt behalve de aangever ook de aanbrenger het nummer, omdat de Douane deze aanbrenger informeert dat een ander de
verplichting is nagekomen. Dat doen we omdat de aanbrenger verplicht is om de aangifte tot tijdelijke opslag te doen. Voor
meer informatie over aanbrengen zie hoofdstuk 4.
(artikel
145 lid 3 DWU)
De aangifte tot tijdelijke opslag kan worden ingediend samen met het bericht van aankomst, of kan dit bevatten.
(artikel
145, lid 8, letter a DWU)
3.3 Ontheffing van formaliteiten bij binnenkomst
In deze paragraaf wordt een aantal situaties beschreven waarin (een aantal) formaliteiten bij binnenkomst niet hoeven te worden gedaan.
Naar boven3.3.1 Rechtstreeks vervoer via het luchtruim van een derde land
Vindt rechtstreeks (dus zonder tussenlanding) en geregeld vervoer plaats door de lucht waarbij tijdelijk de Unie wordt verlaten? En wordt bij de Douane bij aankomst het bewijs geleverd dat de goederen de Uniestatus hebben (zie paragrafen 2.3 en 2.5)? Dan hoeven geen formaliteiten bij binnenkomst te worden vervuld.
In dit geval betekent dat, dat geen summiere aangifte bij binnenbrengen hoeft te worden ingediend. De goederen hoeven niet te worden aangebracht en er hoeft geen aangifte tot tijdelijke opslag te worden gedaan. U geeft toestemming tot wegvoering.
Voor luchtvaartuigen die rechtstreeks vervoeren via het luchtruim van een derde land hoeven geen aanbrengformaliteiten voor
de goederen verricht te worden. Alle goederen aan boord van deze luchtvaartuigen hebben de Uniestatus. Voor niet-Uniegoederen
is bij vertrek een aangifte voor douanevervoer geldig gemaakt. Is er belastingvrije proviand aan boord? Dan moet een opgave
van de voorraden gedaan worden.
(artikel 136, 139, lid 1, 145, lid 9, 153, lid 2 DWU, 153 t/m 155 DWU en 1, lid 2, punt 6 UVo.DWU)
Heeft een luchtvaartmaatschappij een Vergunning gebruik elektronisch vervoersdocument, dan moet bij aankomst de vereenvoudigde regeling douanevervoer door de lucht beëindigd worden. Voor de elektronische vereenvoudigde procedure voor het vervoer van goederen door de lucht kan dit door een aangifte tot tijdelijke opslag elektronisch in te dienen in DMF. Daarnaast moeten ook de formaliteiten van het (voor)bericht van aankomst en de opgave van de voorraden op de normale wijze worden vervuld.
Naar boven3.3.2 Rechtstreeks vervoer door het territoriale luchtruim van de lidstaten zonder een luchthaven in die lidstaten als bestemming te hebben
Goederen aan boord van een luchtvaartuig dat het territoriale luchtruim van de lidstaten doorkruist zonder een luchthaven
in een lidstaat als bestemming te hebben, zijn vrijgesteld van alle formaliteiten bij binnenkomst.
(artikel 127, lid 2, letter a en 135, lid 6 DWU)
3.3.3 Toeval of overmacht
Kunnen binnenkomende goederen niet naar de beoogde internationale Unieluchthaven worden overgebracht (bijvoorbeeld door slecht
weer of technisch mankement)? Dan moet belanghebbende de Douane hierover zo spoedig mogelijk inlichten met opgave van de plaats
waar de goederen zullen worden heengebracht. De Douane stelt dan maatregelen vast om het douanetoezicht op de goederen mogelijk
te maken en de naleving van de formaliteiten bij binnenkomst op de andere plaats te garanderen.
(artikel 137 DWU)
Landt een luchtvaartuig in de Unie, terwijl dat niet is gepland (bijvoorbeeld door pech of slecht weer)? Dan moet de gezagvoerder de Douane van het douanekantoor van eerste binnenkomst (de luchthaven waar hij binnenkomt) zo spoedig mogelijk van zijn komst in kennis stellen en aangeven waar de goederen zullen worden aangebracht.
Voor een luchtvaartuig (inclusief delen daarvan en goederen die in het luchtvaartuig zijn geladen) dat noodgedwongen - bijvoorbeeld als gevolg van een noodlanding - ergens anders dan op een internationale Unieluchthaven is geland, gelden de volgende regels:
-
het luchtvaartuig mag niet van de plaats van de landing worden verwijderd zonder toestemming van de Douane, tenzij de omstandigheden dat vereisen (bijvoorbeeld bij brand- of ontploffingsgevaar);
-
het luchtvaartuig moet zo spoedig mogelijk onder douanetoezicht worden gesteld waarbij moet worden nagegaan wat de reden is voor het landen buiten een internationale luchthaven;
-
het luchtvaartuig moet met alle maatregelen worden omgeven die nodig zijn om niet alleen het luchtvaartuig zelf, maar ook de daarin geladen goederen zo snel mogelijk onder douanetoezicht te brengen.
Denk hierbij aan:
-
de verplichting de goederen na lossing over te brengen naar een bepaalde plaats, bijvoorbeeld het dichtstbijzijnde douanekantoor;
-
een maatregel om de formaliteiten bij binnenkomst zoveel als mogelijk alsnog te verrichten;
-
het feit dat ook in dit geval op het weer uitgaan van het luchtvaartuig douanetoezicht moet worden uitgeoefend.
3.4 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen
Voor alle luchtvaartuigen moet bij het douanekantoor een elektronische kennisgeving van de verwachte aankomsttijd (Estimated Time of Arrival (ETA)) worden gedaan (uiterlijk 2 uur voor aankomst). Dit geldt ook voor lege vervoermiddelen en vervoermiddelen met alleen passagiers aan boord. In DMF wordt dit aangegeven door de letter "V" (van verwacht) te vermelden. Als er sprake is van een dubbele vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel wordt voor de toe te passen systematiek verwezen naar paragraaf 3.2.
Bij passagierstoestellen haalt de Douane deze informatie uit de systemen van de luchthaven. Als op deze wijze de informatie
verkregen wordt hoeft geen kennis te worden gegeven van de verwachte aankomsttijd.
(artikel 2:0 Algemene douaneregeling)
Op het moment dat het luchtvaartuig daadwerkelijk is gearriveerd moet de aangever dit via DMF (paragraaf 3.2) kenbaar maken.
Hij doet dit door de vooraanmelding vervoermiddel aan te vullen met de werkelijke aankomsttijd (Actual Time of Arrival (ATA)).
Automatisch verandert de letter "V" in de letter "M" (van melding). Dit is het moment van aanbrengen van de goederen. Verdere
informatie over aanbrengen is te vinden in hoofdstuk 4 van dit onderdeel.
(artikel 133, lid 1 DWU en artikel 2:2 Algemene douaneregeling)
Het tijdstip en de datum van het landen zijn van groot belang voor de toepassing van de berekening van de rechten bij invoer als de goederen vervolgens in het vrije verkeer gebracht worden. Zo kunnen bijvoorbeeld rechten op landbouwgoederen dagelijks wijzigen. Het is in deze gevallen belangrijk dat het juiste tijdstip en datum van landen wordt vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de geldigheid van invoercertificaten en het al dan niet aanspraak kunnen maken op tariefcontingenten.
De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer.
Naar boven3.5 Provisie, brandstoffen, smeermiddelen en andere benodigdheden voor luchtvaartuigen
In deze paragraaf wordt na een algemeen deel een aantal situaties beschreven over het tijdelijk van boord halen van goederen en reparatie van vliegtuigen..
Naar boven3.5.1 Algemeen
Naast lading kunnen binnenkomende luchtvaartuigen de volgende goederen aan boord hebben:
-
provisie, zoals maaltijden, dranken en medicijnen voor verbruik aan boord;
-
brandstof voor de voortstuwing, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken;
-
andere benodigdheden voor luchtvaartuigen, zoals goederen die behoren tot de inventaris van een luchtvaartuig zoals onderdelen en toebehoren, stuwmateriaal, navigatie-apparatuur, enzovoorts;
-
andere goederen dan hiervoor bedoeld die aan boord belastingvrij aan reizigers worden verkocht.
Het Verdrag van Chicago schrijft voor dat de verdragsluitende staten uitvoerbare maatregelen moeten treffen om het verkeer
met luchtvaartuigen tussen de grondgebieden van de verdragsluitende staten te vergemakkelijken, te bespoedigen en onnodige
vertragingen voor luchtvaartuigen, bemanningen, passagiers en lading te voorkomen, in het bijzonder met betrekking tot de
toepassing van wetten inzake de immigratie, quarantaine, Douane en inklaring.
(artikel 22 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944)
Op basis van deze bepalingen hoeft voor provisie, zoals maaltijden, dranken en medicijnen voor verbruik aan boord uit het oogpunt van een soepele douanebehandeling (niet gebaseerd op het DWU) geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan. Er wordt dan ook geen opgave proviand door de luchtvaartmaatschappij ingediend.
Er is op het moment dat de resterende goederen van boord worden gehaald nog niet bekend welke hoeveelheden goederen tijdens de reis zijn verkocht of verbruikt. De behandelend cateraar (leveraar van de goederen) stelt dit vast volgens de hierna volgende procedure. Met de luchtvaartmaatschappijen is afgesproken dat de bemanning voor elke landing de ruimten (barboxen en trolleys) waarin de goederen zich bevinden, afsluit middels het aanbrengen van verzegelingen. Hiermee wordt voorkomen dat bemanningsleden, reizigers en/of derden belastingvrije goederen aan het douanetoezicht onttrekken. De Douane moet direct na de landing en ook tijdens het verblijf op de luchthaven controleren of bedoelde verzegelingen zijn aangebracht.
Alle restanten (proviand en boordverkoop) worden door de cateraar van boord gehaald. Er blijft niets aan boord. Deze restanten blijven onder douanetoezicht en zijn vrijgesteld van douanerechten, inspectiekosten of soortgelijke nationale of plaatselijke rechten en kosten. Bij de opslaglocatie van de cateraar wordt geteld en worden de trolleys weer aangevuld tot (seizoens- en bestemmingsafhankelijke) standaardhoeveelheden. Niet genuttigde maaltijden en dergelijke waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden moeten op grond van wetgeving op het gebied van voedselveiligheid en volksgezondheid worden vernietigd. Zie ook onderdeel 10.60.00, paragraaf 4.5.1.4
De goederen verlaten in geen geval de opslaglocatie van de cateraar. De aangevulde trolleys gaan weer aan boord van een luchtvaartuig.
Het verbruik wordt vastgesteld aan de hand van administratieve vastleggingen door de cateraars. Zij moeten hiervoor een aangifte
(weder)uitvoer doen en kunnen hiervoor gebruikmaken van de vergunning inschrijving in de administratie van de aangever met
elektronisch aanvullende aangifte voor benodigdheden voor luchtvaartuigen en zeeschepen. Zie voor de voorwaarden voor de afgifte
en het model van de vergunning onderdeel
12.50.00 van dit Handboek.
Houders van de vergunningmoeten periodiek achteraf een aanvullende aangifte indienen. Alle gegevens zijn bij de cateraar voorhanden
en de Douane kan deze (achteraf) beoordelen.
(artikel 24 van het Verdrag van Chicago)
Brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken die zich bij aankomst aan boord van een luchtvaartuig
bevinden en niet worden gelost, zijn vrijgesteld van douanerechten, inspectiekosten of soortgelijke nationale of plaatselijke
rechten en kosten.
Deze vrijstelling is eveneens van toepassing op hoeveelheden of goederen die gelost worden, mits zij onder douanetoezicht
blijven.
(artikel 24 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944)
Voor goederen die aan boord belastingvrij aan reizigers zijn verkocht, gelden dezelfde bepalingen als voor reizigersbagage. Voor verdere informatie over reizigersbagage zie hoofdstuk 9 van onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.
De genoemde goederen mogen alleen met toestemming van de Douane van boord worden gehaald.
Naar boven3.5.2 Tijdelijk van boord halen van goederen in verband met reparaties en dergelijke
Het komt voor dat goederen, zoals filmtoestellen, bandrecorders, en dergelijke goederen die tot de losse of vaste inventaris van een luchtvaartuig behoren van boord moeten worden gehaald om te worden gerepareerd.
Er wordt aangifte gedaan voor het plaatsen onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer. Daarnaast wordt de aangifte voor het zuiveren van de bijzondere regeling gedaan. Nadere informatie over de aangifte voor tijdelijke invoer vindt u in onderdeel 18.00.00 van dit Handboek.
Naar boven3.5.3 Aanvullende bepalingen voor luchtvaartuigen die worden gerepareerd
Als een luchtvaartuig (niet als lading) binnenkomt op een Nederlandse luchthaven, wordt het luchtvaartuig geplaatst onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling.
(artikel 250 DWU, Titel VII, hoofdstuk 4 GVo.DWU)
Er kunnen zich 2 situatie voordoen. Deze 2 situaties zijn nader beschreven in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.5.8. van dit Handboek.
Naar boven3.6 Reizigersbagage
Deze paragraaf gaat over goederen (reizigersbagage) die reizigers en bemanningsleden per luchtvaartuig Nederland binnenbrengen.
Voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan.
Reizigers en bemanningsleden zijn verplicht om zelf hun bagage aan te brengen bij de Douane in de luchthaven waar zij aankomen.
(artikel artikel 5, lid 33, 49, 139 DWU, 1, lid 5, 8 en lid 40 GVo.DWU, 1, lid 2, punt 1 en 2 en artikel 46 en 47 UVo.DWU)
Er zijn 2 categorieën reizigers:
-
reizigers die zogenoemde derde-landengoederen bij zich hebben;
-
andere reizigers dan die bedoeld onder letter a.
Hierbij is het ook van belang waar de reiziger zijn normale verblijfplaats heeft in de zin van Verordening 1186/2009.
Tot de bagage behoort ook eventuele vooruit- of nagezonden bagage, mits aan de Douane voldoende wordt aangetoond dat de betreffende
bagage al bij vertrek als begeleide bagage was ingeschreven bij de maatschappij die het vervoer ervan heeft verzorgd.
Goederen die aan boord belastingvrij aan reizigers zijn verkocht, zijn ook handbagage.
Voor verdere informatie over reizigersbagage zie hoofdstuk 9 van onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.
Stappen reizigers niet uit of over? Dan hoeven zij bij binnenkomst geen aangifte te doen van de goederen die zij bij zich hebben en houden.
Verlaten reizigers het luchtvaartuig waarmee zij binnenkomen? En verlaten zij de luchthaven op een andere wijze dan door de lucht? Dan moeten zij zekerheid stellen voor (hoogbelaste) goederen, die zij door de Unie vervoeren met als doel de goederen weder uit te voeren, waarvoor:
-
toezicht op de wederuitvoer van goederen noodzakelijk is of uitdrukkelijk voorgeschreven is, en
-
een aangifte voor douanevervoer is gedaan om de goederen door de Unie te vervoeren.
Doet een reiziger voor goederen geen aangifte? Dan wordt ervan uitgegaan dat hij geen andere goederen binnenbrengt dan die waarvoor hij vrijstelling geniet. Iedere reiziger moet kenbaar maken of hij goederen heeft aan te geven.
Een reiziger brengt de bagage aan door deze aan te bieden bij de Douane van de luchthaven waar het douanetoezicht op de bagage
wordt beëindigd. Het moment van aanbrengen valt in de regel samen met het moment waarop de reiziger het groene of rode kanaal
passeert. Op dat moment doet de reiziger de aangifte voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen of voor de bijzondere
regeling tijdelijke invoer (door het plegen van een handeling die geacht wordt een douaneaangifte te zijn). Op dat moment
worden de goederen geacht bij de Douane te zijn aangebracht.
(artikel 158, lid 2 DWU, 138 t/m 141 GVo.DWU, 212 UVo.DWU.)
Voor bagage hoeft geen aangifte tot tijdelijke opslag te worden gedaan omdat de bagage door het passeren van het groene of
rode kanaal, eventueel na betaling van de rechten, direct een douaneregeling krijgt. De Douane aanvaardt die aangifte stilzwijgend
en geeft de bagage vrij voor de gevraagde douaneregeling (vrije verkeer, tijdelijke invoer).
(artikel 145, lid 9, 158, lid 2 DWU, 141, lid 1, letter a GVo.DWU, 212 UVo.DWU)
Tussenstop zonder overlading
Komt een luchtvaartuig van een niet-Unieluchthaven en maakt het een tussenstop op een internationale luchthaven in de Unie,
om daarna door te vliegen naar een andere internationale luchthaven in de Unie (bijvoorbeeld: Washington - Schiphol - Parijs)?
Dan moet de bagage worden aangebracht en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles daarop verricht op de andere Unieluchthaven
(in dit voorbeeld Parijs). Maar heeft die andere Unieluchthaven geen internationaal karakter? Dan moet de bagage worden aangebracht
en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles verricht op de eerste internationale Unieluchthaven (in dit voorbeeld
Schiphol).
Tussenstop met overlading
Wordt bagage overgeladen? Dan geldt de volgende regel. Komt een luchtvaartuig van een niet-Unieluchthaven en de bagage wordt
op een internationale luchthaven in de Unie overgeladen in een luchtvaartuig dat naar een andere internationale luchthaven
in de Unie vliegt (bijvoorbeeld: Washington - Schiphol - Parijs)? Dan moet:
-
de ruimbagage worden aangebracht en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles daarop verricht op de eindbestemming in de Unie (in dit voorbeeld Parijs), mits dit een internationale luchthaven is;
-
de handbagage worden aangebracht en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles daarop verricht op de eerste internationale luchthaven in de Unie (in dit voorbeeld Schiphol).
N.B. 1.
Blijft de reiziger in een afgesloten gedeelte van luchthaven (het zogenaamde transfergebied)? Dan vindt het aanbrengen en
de douanecontrole van de handbagage plaats op de internationale luchthaven van bestemming in de Unie.
N.B. 2.
De handbagage kan eventueel nogmaals worden gecontroleerd op de luchthaven van aankomst van de intra-Unievlucht (in dit voorbeeld
Parijs), maar alleen als de resultaten van de controle van de ruimbagage daar aanleiding voor geven.
N.B. 3.
Lidstaten mogen in nationale wetgeving bepalen dat, als de ruimbagage wordt overgeladen in een luchtvaartuig met bestemming
een internationale luchthaven in diezelfde Lidstaat, de ruimbagage net als de handbagage al wordt gecontroleerd op de internationale
luchthaven waar de ruimbagage wordt overgeladen. In het voorbeeld Washington - Schiphol - Eindhoven wordt de ruimbagage dan,
net als de handbagage, op Schiphol gecontroleerd. In Nederland is hieraan geen uitvoering gegeven.
Sport- en/of zakenvliegtuigen
Bagage die met een sport- of zakenvliegtuig vanaf een niet-Unieluchthaven in de Unie wordt binnengebracht, kan alleen op een
internationale luchthaven in de Unie worden aangebracht. Alle douaneformaliteiten en douanecontroles worden op de eerste luchthaven
in de Unie uitgevoerd, ongeacht de verdere bestemming.
In het voorbeeld Washington - Schiphol - Parijs moet de bagage worden aangebracht en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles daarop verricht op Schiphol. Meer informatie over Sport- en/of zakenvliegtuigen: zie paragraaf 5.2.
Voor bagage die met een sport- of zakenvliegtuig de Unie verlaat, worden de douaneformaliteiten en douanecontroles verricht op de laatste internationale luchthaven in de Unie.
In het voorbeeld Schiphol - Parijs - Timboektoe moet de bagage worden aangebracht en worden de douaneformaliteiten en douanecontroles daarop verricht in Parijs.
Bagage die vanaf een niet-Unieluchthaven is binnengebracht met een lijn- of charterluchtvaartuig op een internationale luchthaven en wordt overgeladen in een sport- of zakenvliegtuig dat een intra-Unievlucht gaat uitvoeren, moet worden aangebracht op de luchthaven van aankomst van het lijn- of chartervluchtvaartuig.
In het voorbeeld Washington - Schiphol - Parijs moet de bagage worden aangebracht op Schiphol en worden aldaar de douaneformaliteiten
en douanecontroles verricht.
(artikel 1, lid 5 GVo.DWU, 1, lid 2, punt 1, 3, 6, 9 Titel I, afdeling 4, onderafdeling 1 en 2 UVo.DWU)
De Douane kan controles verrichten op binnengebrachte bagage. In de onderstaande tabel zijn de diverse momenten waarop de Douane de bagage kan controleren weergegeven.
Reizigers |
Controlemoment |
Controle-item |
Herkennings-label aan ruimbagage |
Opmerking(en) |
---|---|---|---|---|
a. rechtstreeks komend vanuit een derde land |
bij het verlaten van het gebied van de luchthaven dat onder douanecontrole staat |
alle bagage |
wit label |
-- |
b. komend uit een derde land met een eerdere tussenstop op een internationale luchthaven (bijvoorbeeld Londen) |
bij het verlaten van het gebied van de luchthaven dat onder douanecontrole staat |
alle bagage uit derde landen |
wit label |
als een reiziger beweert tijdens de tussenstop goederen met een Uniestatus te hebben gekocht, moet hij de Unie status desgevraagd aantonen |
in beginsel niet controleren |
de ruimbagage die er in het land van de tussenstop is bijgekomen |
groen label |
wanneer de controle van de ruimbagage daartoe aanleiding geeft kan ook de handbagage worden gecontroleerd |
|
c. komend uit een derde land met een overstap op een intra-Unievlucht (bijvoorbeeld met bestemming Frankfurt) |
bij het verlaten van het gebied van de luchthaven dat onder douanecontrole staat |
handbagage |
wit label groen label als bij de overstap de Douane van een lidstaat is gepasseerd |
bij aankomst de handbagage controleren als de ruimbagage daartoe aanleiding geeft |
d. komend uit een derde land met een overstap op een Unievlucht met een sport- of zakenvliegtuig |
bij aankomst |
alle bagage |
wit label |
-- |
e. rechtstreeks komend van een andere Unieluchthaven met een internationaal karakter zonder dat daarbij een derde land is aangedaan |
in beginsel niet controleren |
1) |
groen label |
- - |
1) Let op: Wel controleren bij vermoeden van bezit van verboden goederen bijvoorbeeld imitatiewapens of op accijnsgoederen die niet voor eigen gebruik bestemd zijn.
In het hierna volgende schema zijn voorbeelden opgenomen van alle hiervoor vermelde situaties.
Vlucht |
Voorbeelden herkenningslabels aan ruimbagage |
---|---|
ad a. Vlucht New York - Amsterdam (eindbestemming) |
De ruimbagage is voorzien van een wit label. De reizigers en hun bagage kunnen bij het passeren van de controlepunten van de Douane bij de uitgangen op een luchthaven worden gecontroleerd. |
ad b. Vlucht New York - Londen - Amsterdam (eindbestemming) |
De ruimbagage voor het traject New York -Amsterdam is voorzien van een wit label. De reizigers die in New York zijn ingestapt en hun bagage kunnen bij het passeren van de controlepunten van de Douane bij de uitgangen op een luchthaven worden gecontroleerd. De ruimbagage die in Londen is ingeladen is voorzien van een groen label. De reizigers die in Londen zijn ingestapt en hun bagage worden in beginsel niet gecontroleerd bij het passeren van de controlepunten van de Douane bij de uitgangen op een luchthaven. Als de reiziger die in Londen is ingestapt uit een 3de land komt is zijn handbagage daar gecontroleerd. Op Schiphol moet zijn ruimbagage (voorzien van een wit label) worden gecontroleerd. |
ad c. Vlucht New York - Amsterdam met overstap op vlucht naar Frankfurt |
De ruimbagage is voorzien van een wit label. De ruimbagage is in New York doorgelabeld voor Frankfurt en wordt in Amsterdam rechtstreeks overgeladen in het luchtvaartuig met bestemming Frankfurt. Deze bagage wordt niet op Amsterdam, maar pas in Frankfurt gecontroleerd. |
ad d. Vlucht New York - Frankfurt met overstap naar Amsterdam |
De ruimbagage is in New York voorzien van een wit label. De handbagage is al in Frankfurt gecontroleerd. De ruimbagage wordt in Frankfurt rechtstreeks overgeladen in het luchtvaartuig met bestemming Amsterdam. In beginsel wordt alleen de bagage die van een wit label is voorzien in Amsterdam gecontroleerd. |
ad e. Vlucht Frankfurt - Amsterdam (eindbestemming) |
De ruimbagage is voorzien van een groen label. De reizigers en hun bagage worden bij het passeren van de controlepunten van de Douane bij de uitgangen op een luchthaven niet gecontroleerd. |
3.7 Wijzigingen in de (summiere) aangifte
Informatie over de wijzigingen in de (summiere) aangifte is opgenomen in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.7 van dit Handboek.
Naar boven3.7.1 Wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen
Informatie over de wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen is opgenomen in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.7.1 van dit Handboek.
Naar boven3.7.2 Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag
Informatie over de wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag is opgenomen in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.7.2 van dit Handboek.
Naar boven3.8 Vervallen van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Informatie over het vervallen van de summiere aangifte bij binnenbrengen is opgenomen in onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.8 van dit Handboek.
Naar boven3.9 Verschillen/onregelmatigheden
Deze paragraaf gaat over verschillen tussen de aangegeven en daadwerkelijk aanwezige goederen, nadat eventuele annuleringen en bijvoegingen in de aangifte tot tijdelijke opslag zijn verwerkt.
Bij de constatering van verschillen moet u de regels over de wettelijk toegestane speling in acht nemen.
(artikel 1:35 Algemene douanewet en artikel 2:15 Algemene douaneregeling)
Als goederen na binnenbrengen worden opgenomen in een ruimte voor tijdelijke opslag of in een douane-entrepot worden verschillen als volgt verwerkt:
Worden meer goederen aangetroffen dan aangegeven op de aangifte tot tijdelijke opslag? Dan moet voor deze goederen een aangifte
worden gedaan. Dat kan door een bijvoeging in de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 90 dagen na aanbrengen).
(artikel 149 DWU)
Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat minder goederen zijn aangetroffen dan aangegeven? Dan kan op zijn verzoek een annulering verwerkt worden op de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 90 dagen na aanbrengen). Als een annulering niet kan worden verwerkt worden de goederen geacht aan het douantoezicht te zijn onttrokken en ontstaat er een douaneschuld.
Constateert de Douane, zonder dat dit is gemeld door of namens de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag, dat minder
goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan zijn er 2 mogelijkheden.
Mogelijkheid 1: De aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag kan het verschil verklaren: De vermelding van de aanwezige
goederen op de aangifte tot tijdelijke opslag wordt aangezuiverd door de aantekening dat een strafbaar feit is geconstateerd
(onjuiste aangifte) en navolging krijgt. Er ontstaat geen douaneschuld.
Mogelijkheid 2: De aangever van de aangifte totr tijdelijke opslag kan het verschil niet verklaren: De niet-aanwezige goederen
worden geacht aan het douanetoezicht te zijn onttrokken (strafbaar feit). Er ontstaat een douaneschuld. Een annulering kan
niet verwerkt worden.
(artikelen 77 en 79 DWU)
Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan kan
op zijn verzoek de aangifte tot tijdelijke opslag in overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen (binnen 90 dagen
na aanbrengen). (artikel
144 DWU)
Bijlage 1 beschrijft voorbeelden van situaties waarin vermissen kunnen worden verklaard en beschrijft bijbehorende procedures.
Constateert de Douane dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven? Dan moet de aangifte tot tijdelijke opslag in overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen. U zet in DMF een aantekening van de constatering van een strafbaar feit die navolging krijgt. Er ontstaat geen douaneschuld voor de goederen waarvan vast is komen te staan dat zij niet kunnen zijn binnengekomen.
Constateert de Douane dat in de aangifte tot tijdelijke opslag ten onrechte de Uniestatus aan goederen is meegegeven? Dan is er sprake van onttrekking aan het douanetoezicht en ontstaat er voor deze goederen een douaneschuld.
Is het manifest van een luchtvaartmaatschappij met een systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens (EDI) doorgezonden als vereenvoudigde aangifte voor douanevervoer? En is ten onrechte de Uniestatus aan goederen meegegeven? Dan bevinden de goederen zich in een bijzondere situatie. Er is geen sprake van onttrekking als de luchtvaartmaatschappij deze goederen behandelt als niet-Uniegoederen en het gedrag van belanghebbende geen frauduleuze handeling inhoudt.
De gezagvoerder (luchtvaartmaatschappij) is verantwoordelijk voor de naleving van de douaneformaliteiten bij binnenkomst. Zijn verantwoordelijkheid duurt tot het moment waarop de in de aangifte tot tijdelijke opslag vermelde goederen zijn gelost.
Na de lossing uit het luchtvaartuig gaat de verantwoordelijkheid voor de goederen over op de persoon/personen die de goederen
achtereenvolgens onder zich heeft/hebben. Dit kan bijvoorbeeld de afhandelaar zijn.
(artikel
147, lid 3 DWU)
De luchtvaartmaatschappij die voor de minder bevonden goederen in de ruimte voor tijdelijke opslag de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft gedaan, wordt aansprakelijk gesteld voor het vermis en als schuldenaar aangemerkt voor de uit het vermis voortvloeiende douaneschuld. Dit geldt niet als uit feiten en omstandigheden blijkt dat de goederen wel zijn gelost. In dit geval gaat de uitnodiging van betaling naar de afhandelaar.
De Douane stelt de luchtvaartmaatschappij in de gelegenheid om aan te tonen waar de minder bevonden goederen zijn gebleven. Het kan bijvoorbeeld zijn dat deze goederen met een volgende vlucht meekomen of mee zijn gekomen, met een eerdere vlucht zijn meegekomen of via een andere internationale luchthaven zijn binnengekomen of zullen binnenkomen. Kan de luchtvaartmaatschappij geen verklaring voor het vermis geven en evenmin aantonen dat de goederen zijn gelost? Dan wordt aangenomen dat de goederen aan boord van het luchtvaartuig aan het douanetoezicht zijn onttrokken. De luchtvaartmaatschappij krijgt een uitnodiging tot betaling van de schuld van de vermiste goederen.
Kan de luchtvaartmaatschappij het vermis verklaren? Dan staat de Douane toe dat een annulering (royering) kan worden verwerkt
op de aangifte tot tijdelijke opslag en op de summiere aangifte bij binnenbrengen. Er ontstaat geen douaneschuld.
(artikel 79 DWU)
In bijlage 1 zijn voorbeelden gegeven van situaties waarin vermissen kunnen worden verklaard en worden de bijbehorende procedures beschreven.
Constateert de Douane dat ten onrechte de Uniestatus aan goederen is meegegeven? Dan gelden de bepalingen zoals hiervoor beschreven.
Naar boven3.9.1 Royering
Toont een luchtvaartmaatschappij of afhandelaar aan dat bepaalde gemanifesteerde goederen niet op de luchthaven zijn aangekomen? Dan kan de Douane op verzoek toestaan dat deze goederen van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de aangifte tot tijdelijke opslag worden geroyeerd.
Bij het verzoek om royering moet de luchtvaartmaatschappij / afhandelaar het vermisdossier (bijlage 1) voegen. Aan de hand van dit dossier beoordeelt de Douane of royering wordt toegestaan. De luchtvaartmaatschappij of haar vertegenwoordiger / afhandelaar krijgen hiervan schriftelijk bericht van de Douane. De royering wordt zowel door de belanghebbende als de Douane geadministreerd.
Wijst de Douane het verzoek om royering af? Dan wordt aangenomen dat de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken. De luchtvaartmaatschappij ontvangt een uitnodiging tot betaling voor de douaneschuld die voor de vermiste goederen is verschuldigd. Dit geldt niet als uit feiten en omstandigheden blijkt dat de goederen wel zijn gelost. In dit geval gaat de uitnodiging van betaling naar de afhandelaar.
3.10 Strafbepalingen
De strafbepalingen staan in onderdeel 36.00.00 van dit Handboek.
Naar boven