20.08.00 Niet-dierlijke levensmiddelen
6 Nadere bestemmingen en Klant Management (KM)
6.1 Géén nadere douanebestemming
In bepaalde gevallen worden goederen na het binnenbrengen over zee of door de lucht uit derde landen direct verder vervoerd naar een andere (lucht)haven in de EU of naar een derde land zonder tussentijdse douaneopslag, “transhipment”. Let op! Transhipment is geen nadere douanebestemming. De Douane heeft geen taak bij transhipment.
Naar boven6.2 Douanevervoer
Wanneer de goederen een andere lidstaat als bestemming hebben vallen ze onder de werking van dit voorschrift. Dit houdt in dat belanghebbende een vooraanmelding moet doen en dat de Douane een D-controle uitvoert.
Naar boven6.3 In het vrije verkeer brengen
Bij de behandeling van aangiften voor het in het vrije verkeer brengen kunt u via een profiel gevraagd worden om te controleren op het voorhanden hebben van een conform afgetekend GGB. Voor deze controle maakt u gebruik van het VGC-systeem. U kunt in dit VGC-systeem zien of het GGB is aangeboden en conform is bevonden. Voor het uitvoeren van deze taak in het VGC-systeem moet u voorlichting van de NVWA gevolgd hebben en geautoriseerd zijn. In incidentele gevallen kunnen ook papieren GGB’s overgelegd worden. Deze moeten behandeld zijn door de NVWA.
Als voedsel via een andere lidstaat dan Nederland de EU wordt binnengebracht, vindt de D-controle plaats in die lidstaat. De verplichte vooraanmelding is niet in het (nationale) VGC-systeem ingebracht. Bij de aangifte voor het vrije verkeer moet dan bij het raken van een profiel het originele GGB en/of overige documentatie overgelegd worden. Denk bijvoorbeeld aan een zending uit Turkije die via Bulgarije de EU is binnengekomen. De D-controle is gedaan in Bulgarije. Daar is een vervoersdocument opgemaakt om de goederen te vervoeren naar een ander EU land. De O en M controle kunnen verlegd zijn naar een locatie in Nederland met douanetoezicht. Voor de aangifte in het vrije verkeer brengen moet de zending bij de NVWA zijn aangemeld en zijn afgehandeld in het VGC-systeem. Is dit niet gedaan? Neem dan altijd contact op met de NVWA.
6.4 Klantmanagement/IIAA
Cyclisch Toezicht
Het detecteren en afdekken van VGEM-risico’s is - net als bij fiscale risico’s - een gedeelde verantwoordelijkheid van respectievelijk HHB/DLTC en KM. Daarbij zal veelal sprake zijn van het beoordelen op risico’s op het gebied van voedselveiligheid als ook het leveren van een bijdrage aan de risicovinding.
De klantmanager is verantwoordelijk voor de cyclische controle (eens in de drie jaar) van zijn klanten. Hierbij maakt hij gebruik van de beschikbare klantgegevens, het klantgedrag, de uitgevoerde controles en controleresultaten.
Hij onderzoekt in hoeverre VGEM-risico’s spelen, welke maatregelen het bedrijf heeft genomen om de risico’s te beperken en de wijze waarop de resterende risico’s moeten worden afgedekt. Op basis van zijn constateringen bepaalt hij de vorm van toezicht en de uit te voeren controlediepgang.
De uitkomsten zijn bepalend voor de specifieke detectie- en afdekkingactiviteiten die moeten worden verricht in het kader van cyclisch toezicht.
Wijze van cyclisch toezicht
Bij de aanpak van het uit te voeren cyclisch toezicht worden VGEM-vragen en -risico’s meegenomen. In deze aanpak zijn naast vragen op fiscaal gebied ook VGEM-vragen opgenomen. Deze vragen ondersteunen de klantmanager bij het meten van het naleefniveau van zijn klant.
Voor de interpretatie van de resultaten op VGEM-terrein verkregen uit de VGEM-tool en de aanpak kan de klantmanager een collega van de Kennisinfrastructuur binnen de eigen douaneregio raadplegen. De klantmanager bepaalt vervolgens hoe de vergunninghouder gecontroleerd moet worden.
Als uit het cyclisch toezicht, via de VGEM-tool of op andere wijze blijkt dat het een klant betreft die een goederenpakket heeft waar een evt. gezondheidsaspect kan spelen, beoordeelt de klantmanager welke afdekkingsmaatregelen noodzakelijk zijn.
Naar boven