40.03.00 Milieugevaarlijke stoffen
8 Minerale brandstoffen (oliën)
8.1 Inleiding
Dit onderdeel beschrijft de milieutaak van de Douane op het gebied van bepaalde minerale oliën die worden toegepast als brandstof. De taak van de Douane bij dit onderdeel is zeer specifiek en is gebaseerd op besluiten die alléén op dit onderdeel van toepassing zijn.
Naar boven8.2 Taak Douane bij bepaalde minerale oliën
De taak van de Douane:
-
monsterneming en onderzoek in het geval als de minerale oliën in Nederland als brandstof zullen worden toegepast
-
bij het controleren van aangiftes in het vrije verkeer brengen van brandstoffen en preparaten uit derde landen met als bestemming Nederland
-
het Douane Laboratorium analyseert monsters die door de Douane zijn genomen of gevorderd in het kader van de douane- en accijnscontroles
-
het Douanelaboratorium informeert de ILT periodiek over het analyseresultaat
De douaneambtenaar die de controle heeft ingesteld informeert de ILT ook als blijkt dat de norm is overschreden.
De Douane voert geen specifieke controles uit op minerale oliën voor de bepaling van toegestane normen van chloor, zwavel en lood.
De Douane treedt niet strafrechtelijk op bij overschrijding van de toegestane normen; dat doet de ILT.
Naar boven8.3 Wetgeving bij bepaalde minerale oliën
Wet milieubeheer, artikel 9.2.2.1
Op basis van de Wm zijn voor halogeenverbindingen in bepaalde brandstoffen en preparaten zoals minerale oliën nadere regels gesteld (Wm, artikel 9.2.2.1).
Wet inzake de luchtverontreiniging, artikel 13
Voor zwavel en lood in bepaalde brandstoffen en preparaten zoals minerale oliën nadere regels gesteld (Wlv artikel 13).
De AmvB’s die relevant zijn voor de Douane:
Naar boven8.3.1 Besluit organisch halogeengehalte brandstoffen (BOHB)
Het BOHB geeft uitvoering aan diverse EU-richtlijnen op het gebied van afgewerkte olie en beperking van de gehaltes van organische halogeenverbindingen of pcb’s in brandstoffen en grondstoffen voor brandstoffen.
Halogenen zijn de niet-metalen Fluor (F2), Chloor (Cl2), Broom (Br2) en Jood (I2). Ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze vrijwel alleen voorkomen in de vorm van verbindingen. Een voorbeeld van zo’n verbinding is polychloorbifenyl (pcb). Dit soort verbindingen kunnen ook oplossen in minerale oliën. Bij verbranding van de minerale oliën komen ook de restproducten van de pcb’s en andere chloorverbindingen vrij in het milieu en kunnen dan schade toebrengen. Deze verbindingen kunnen onder meer kankerverwekkend zijn.
Het BOHB, gebaseerd op de Wet milieubeheer, artikel 9.2.2.1, is bedoeld om de ongewenste effecten van giftige polychloorbifenylen (pcb’s ) en gevaarlijke organische halogeenverbindingen op mens en milieu te voorkomen.
In het BOHB zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
-
Het is verboden brandstoffen toe te passen met een pcb-gehalte van meer dan 0,5 mg/kg per congeneer of met een gehalte organische halogeenverbindingen van meer dan 50 mg/kg;
Een congeneer is een bepaalde variant van een bepaalde stof met soortgelijke chemische structuur en meestal soortgelijke eigenschappen.
Voorbeeld: voor pcb’s geldt dat onder het gehalte aan polychloorbifenylen wordt verstaan het gehalte aan de volgende afzonderlijke polychloorbifenyl-congeneren: 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180 (de nummers staan voor een bepaalde vorm van het pcb-molecuul).
-
Dit verbod geldt ook voor preparaten met hetzelfde gehalte aan pcb’s of organische halogeenverbindingen.
Preparaten zijn mengsels of oplossingen van stoffen bijvoorbeeld minerale of andere oliën of mengsels hiervan. Preparaten voor brandstoffen kunnen zijn: dopes, antiklopmiddelen, oxidatievertragers, antivriespreparaten voor diesel en detergentia. Deze stoffen zijn over het algemeen verbindingen zoals tetraethyllood, butylfenolen en monochloornaftalenen.
Brandstoffen en preparaten die de norm overschrijden, mogen niet:
-
als brandstofcomponent in Nederland worden toegepast
-
als brandstof in Nederland worden ingevoerd
-
worden bewaard
-
voorhanden zijn
-
ten verkoop worden aangeboden
-
ten verkoop in voorraad zijn of worden verkocht
Uitzonderingen
-
brandstoffen en preparaten die na binnenkomst in Nederland worden opgeslagen in een douane-entrepot en waarvan uit begeleidende documenten blijkt dat zij zonder bewerking worden uitgeslagen naar een bestemming buiten Nederland
-
preparaten bestemd voor gebruik als antiklopmiddel in lichte olie
-
als een vergunning is verleend voor het verrichten van bepaalde handelingen
-
als de brandstof bestemd is om te worden toegepast in de luchtvaart voor zover het gehalte van chloorverbindingen niet meer dan 500 mg/kg bedraagt
8.3.2 Besluit brandstoffen luchtverontreiniging
De belangrijkste reden voor het toepassen van zwavelvrije brandstoffen is dat zwavel schadelijk is voor bepaalde typen katalysatoren waarmee stikstofoxiden uit uitlaatgassen worden verwijderd. Een niet goed functionerende katalysator leidt tot een verhoogd brandstofverbruik en een emissie van zowel zwavel- als stikstofverbindingen in de atmosfeer.
Zwaveldioxide (SO2) vormt in de atmosfeer gemakkelijk verbindingen met water. Dit leidt tot vorming van zwavelzuur (H2SO4). Stikstofverbindingen (NOx) kunnen in de atmosfeer salpeterzuur (HNO3) vormen. Zwavelzuur en salpeterzuur veroorzaken zure regen. De verzurende stoffen dringen via bladeren en wortels in planten en bomen, waardoor deze meer vatbaar worden voor ziekten. Ook vervuilt hierdoor het oppervlaktewater.
In de Wlv is geregeld dat er bij Algemene Maatregel van Bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot toestellen, brandstoffen en verontreinigende handelingen. Dit moet dan wel in het belang zijn van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging
In het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging zijn op basis daarvan voor zwavel en lood onder meer de volgende verbodsbepalingen opgenomen:
Voor zwavel
Het is verboden om de volgende minerale oliën als brandstof te gebruiken:
-
gasolie of gasolie voor de scheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,20% (tot 1 januari 2008)
-
gasolie of gasolie voor de scheepvaart met een zwavelgehalte van meer dan 0,10% (vanaf 1 januari 2008)
-
zware stookolie met een zwavelgehalte van meer dan 1,00%
-
andere brandstoffen (vast, vloeibaar of gasvormig) met een zwavelgehalte van meer dan 1,2%
Uitzonderingen
Dit verbod geldt niet voor brandstoffen:
-
die naar redelijkerwijs moet worden aangenomen, anders dan als brandstof gebruikt worden of niet in Nederland als brandstof gebruikt worden
-
waarvoor op grond van het Besluit zwavelgehalte brandstoffen, artikel 3, ontheffing is verleend om deze stoffen als brandstof te gebruiken
-
die aanwezig zijn in de brandstoftank van een vaartuig, voertuig of luchtvaartuig dat binnen Nederlands grondgebied wordt gebracht
Voor lood
Vanwege de toepassing van lood in benzine wordt er onnatuurlijk veel lood in het milieu geïntroduceerd. Lood accumuleert in het milieu waardoor waterorganismen en bodemorganismen besmet raken. Op die manier kan lood ook in de voedselketen terechtkomen. Lood kan onder meer een verhoging van de bloeddruk en beschadiging van de nieren veroorzaken. Ook kan een loodbesmetting leiden tot een verstoring van het zenuwstelsel waardoor kinderen leer- en gedragsstoornissen kunnen gaan vertonen.
Lood geeft zo veel aanslag in de katalysator van een auto-uitlaat dat de werking van de katalysator sterk afneemt; daardoor ontstaat weer meer luchtverontreiniging.
Het Besluit kwaliteitseisen brandstoffen wegverkeer is gebaseerd op de Wlv. In de Wlv is geregeld dat er bij Algemene Maatregel van Bestuur regels kunnen worden gesteld met betrekking tot toestellen, brandstoffen en verontreinigende handelingen. Dit moet dan wel in het belang zijn van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging.
In het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging zijn op basis daarvan onder meer de volgende verbodsbepalingen opgenomen:
-
Het is verboden benzine met een loodgehalte van meer dan 0,005 g/l ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
-
Het is met ingang van 1 januari 2009 verboden ongelode benzine of dieselbrandstof met een zwavelgehalte van meer dan 10 mg/kg ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
8.4 Proces aangiftebehandeling
Controle-opdrachten die uitgevoerd worden in het kader van de Wet op de accijns, waarbij sprake is van monsterneming van minerale oliën die als brandstoffen worden gebruikt, komen vooral voor bij de volgende werkstromen:
-
bij het controleren van aangiftes in het vrije verkeer brengen van brandstoffen en preparaten uit derde landen met als bestemming Nederland
-
bij ontvangst van een dagaangifte accijns
Het betreft vooral de volgende producten:
-
zware stookolie bestemd voor gebruik als brandstof
-
gasolie bestemd voor gebruik als brandstof
8.5 Proces klantbehandeling
Controle-opdrachten die uitgevoerd worden in het kader van de Wet op de accijns, waarbij sprake is van monsterneming van minerale oliën die als brandstoffen worden gebruikt, komen vooral voor bij de volgende werkstromen:
-
bij inslag van brandstoffen en preparaten uit andere lidstaten in een Accijnsgoederenplaats (AGP)
-
bij bunkeraars
Controles in het kader van de Wet op de accijns worden uitgevoerd door het vorderen van monsters voor fiscale doeleinden. Vervolgens worden deze monsters geanalyseerd door het Douane laboratorium.
Naar boven8.6 Proces fysiek toezicht
Om 'gebruik als brandstof' vast te stellen is het voldoende als aan de hand van de bescheiden, bijvoorbeeld de aangifte of factuur, kan worden vastgesteld dat het aannemelijk is dat het om brandstoffen gaat. Het gebruik zelf hoeft niet te worden aangetoond.
Naar boven8.6.1 Vereiste aantekeningen aanvraag monsteronderzoek IUD-18
Als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat de minerale oliën als brandstof in Nederland zullen worden gebruikt, dan vermeldt u op de IUD 18 'ook onderzoek BOHB gewenst' en 'Wetcode 41'.
Hoewel u geen specifieke controles uitvoert op basis van de besluiten moet u dus wel vermelden dat een onderzoek gewenst is. De analyse op chloor- en zwavelverbindingen is in verband met het tijdrovend karakter ervan geen standaardonderzoek en wordt alleen uitgevoerd als daarom wordt verzocht.
U moet verder aangeven wat (vanuit het oogpunt van de Douane- en accijnswetgeving) het doel van de monsterneming en de aanvraag voor een onderzoek is geweest.
Analyse op chloor, zwavel en lood hoeven in de volgende gevallen niet plaats te vinden:
-
minerale oliën die niet als brandstof zullen worden toegepast
-
brandstoffen die bestemd zijn voor gebruik buiten Nederland
-
preparaten die bestemd zijn voor het gebruik als anti-klopmiddel in lichte olie
-
als door de ILT een vergunning is verleend voor het verrichten van - in beginsel verboden - handelingen in het kader van het BOHB.
In de hiergenoemde gevallen hoeft u dus geen milieuonderzoek op het formulier IUD-18 te vermelden.
De besluiten zijn alleen van toepassing als de minerale oliën in Nederland als brandstof zullen worden toegepast.
Naar boven8.6.2 Monsterneming of vordering van monsters
U neemt of vordert geen monsters die alleen betrekking hebben op de naleving van de besluiten.
Zelf nemen van monsters
U neemt de monsters zelf als het gaat om:
-
goederen onder douaneverband
-
douanegoederen die worden aangegeven voor het in het vrije verkeer brengen als brandstoffen, bestemd voor Nederland
U neemt monsters volgens de richtlijnen in onderdeel 12.10.00 van het Handboek Douane. Als aanvulling voor minerale oliën in grote hoeveelheden, bijvoorbeeld bij landtanks , geldt dat representatieve monsters verkregen moeten worden volgens de running sample-methode of door middel van een doorsnee van een bodem-, middel- en topmonster. Ook monsters die in het kader van de accijnswetgeving worden gevorderd, moeten representatief zijn.
De aangever is verplicht u daarbij alle medewerking te geven.
Vorderen van monsters
U neemt niet zelf monsters als het goederen betreft die zich in het vrije verkeer van de Gemeenschap bevinden en die als brandstof worden toegepast of zullen worden toegepast. In dat geval vordert u monsters. (Wet op de Accijns, artikel 84, lid 1)
De uitslagen van het monsteronderzoek moeten door de ILT gebruikt kunnen worden als strafrechtelijk bewijs. Voor bewijsvoering in milieuzaken gelden zeer specifieke eisen die afwijken van de fiscale regels voor de monsterneming. De genomen of gevorderde monsters moeten daarom méér dan een slechts indicatieve waarde hebben.
Naar boven8.6.3 Bij overschrijding van de norm wordt ILT geïnformeerd.
Als na de monsteranalyse blijkt dat de normen van chloorverbindingen, van zwavel of van lood zijn overschreden informeert u de ILT hierover met het daar voor afgesproken meldingsformulier. Dit formulier kunt u vinden op de Website van de ILT. U vult dat online in door het volgen van het menu. U voegt daarbij de uitslag monsteronderzoek van het Douanelaboratorium als PDF bij.
Het meldingsformulier vindt u als volgt:
Ga naar de site van de ILT waar u kunt melden.
Kies voor de rubriek “luchtkwaliteit” in het eerste rolmenu
Kies in het rolmenu daar onder voor: “overschrijding zwavelgehalte in brandstof”
Klik op “verder”
Scroll naar beneden en druk op “ start met invullen”
Kies de eenheid waar u werk of vul de gegevens met de hand in.
Vul het formulier in en sluit als PDF de uitslag monsteronderzoek van het DouaneLaboratorium bij
Druk op verzenden
U hoeft geen separaat proces verbaal op te maken.
8.6.4 Rol Douane Laboratorium
Het Douane Laboratorium verricht een analyse van de monsters die de Douane heeft genomen of gevorderd in het kader van de douane- en accijnscontroles. Het Douane Laboratorium informeert de ILT over de analyseresultaten.
Monsteranalyse
Het Douane Laboratorium analyseert de brandstofmonsters door de wettelijk voorgeschreven onderzoeksmethoden te gebruiken.
Vaststellen gehalte aan chloor en zwavel in stookolie en gasolie
Het gehalte aan chloor en zwavel in stookolie en gasolie wordt altijd door analyse vastgesteld, als de vereiste aantekeningen op het formulier IUD-18 zijn vermeld. Voor chloor wordt een methode conform NEN-EN 14077 toegepast. Het gehalte aan zwavelverbindingen wordt bepaald met de ultraviolet-fluorescentiemethode (UVF). Zie het overzicht van geaccrediteerde analyses van het Douane Laboratorium op www.rva.nl, L226
Vaststellen gehalte PCB
Het gehalte aan pcb’s wordt alleen bepaald als het aangegeven gehalte aan chloor hoger is dan 50 mg/kg. Voor pcb’s wordt een methode conform NEN-EN 12766-2 toegepast. Een chloorgehalte hoger dan 50 mg/kg is een indicatie voor de mogelijke aanwezigheid van pcb’s. In deze gevallen zal tevens het pcb-gehalte worden bepaald. De reden voor deze beperking is dat het bepalen van het pcb-gehalte tijdrovend en kostbaar is. Daarnaast kan de aanwezigheid van chloor met een concentratie van meer dan 50 mg/kg een aanwijzing zijn dat er chloorhoudende componenten zoals pcb's zijn bijgemengd.
Het Douane Laboratorium informeert de controlerende ambtenaar niet over de analyseresultaten. Deze worden aan de ILT verstrekt.
Informatie-uitwisseling door Douane Laboratorium
Het Douane Laboratorium levert de analyseresultaten één keer per vier maanden op aan de projectleider brandstoffen van de ILT. Als de gestelde normen uit de genoemde besluiten met meer dan 20% worden overschreden, levert het Douane Laboratorium de analyseresultaten direct op aan de projectleider brandstoffen van de ILT.
Het Douanelaboratorium geeft verder in de 4-maandelijkse rapportage informatie over de omschrijving en naam van het product, de leverancier en de belanghebbende.
Het Douane Laboratorium levert desgevraagd aanvullende informatie uit bestanden of dossiers aan de ILT met betrekking tot de stoffen uit de besluiten.
Als de ILT naar aanleiding van de analysegegevens een nader onderzoek in wil stellen, dan is het Douane Laboratorium het aanspreekpunt voor aanvullende informatie. Het Douane Laboratorium neemt zo nodig contact op met het werkpunt waar de monsters zijn genomen.
Desgevraagd levert de Douane ad hoc aanvullende informatie uit bestanden of dossiers aan de ILT met betrekking tot de stoffen uit de besluiten.
Naar boven