10.06.00 Wapens en munitie
5 Wet wapens en munitie
5.1 Opbouw WWM
De WWM is als volgt opgebouwd:
-
wapens en munitie zijn ingedeeld in categorieën
-
per categorie gelden voor bepaalde handelingen verschillende verboden
-
deze verboden gelden voor iedereen, maar voor bepaalde beroepsgroepen bestaan uitzonderingen
-
daarnaast gelden er vrijstellingen voor bepaalde wapen- en munitiecategorieën
-
vergunningen worden aangevraagd voor handelingen met wapens en munitie die in principe verboden zijn
5.2 Toepassen WWM: vier controlevragen
U stelt bij uw controlewerkzaamheden vast of en op welke wijze de WWM van toepassing is. Bij het aantreffen van wapens en munitie beantwoordt u vier vragen:
-
Kunnen de goederen onder een categorie worden ingedeeld?
-
Welke handeling wordt verricht met de wapens en munitie?
-
Is een uitzondering of vrijstelling van toepassing?
- Als geen uitzondering of vrijstelling van toepassing is, is er dan een vergunning (consent, uitvoervergunning of ontheffing) voorhanden?
Vraag 1: Welke categorie?
De WWM is alleen van toepassing op goederen die als wapens en munitie zijn gedefinieerd en die kunnen worden ingedeeld in één van de vier categorieën. Als dit voor de aangetroffen goederen niet mogelijk is, dan is de WWM niet van toepassing. Schakel bij een vermoedelijke onregelmatigheid altijd de vraagbaak in.
Vraag 2: Welke handeling?
In principe zijn alle handelingen verboden, maar in een aantal gevallen bestaat er een uitzondering, een vrijstelling of is er een vergunning verleend. U moet daarom vaststellen welke handeling met de wapens en munitie wordt verricht. Voor de Douane zijn met name de volgende handelingen met wapens en munitie van belang:
-
binnenkomen
-
uitvoer
-
uitgaan
-
doorvoer
Als u tijdens ambulant toezicht wapens en/of munitie aantreft die zich in het vrije verkeer bevinden en waarbij (vermoedelijk) sprake is van een onregelmatigheid, neemt u altijd contact op met de BFC-er en volgt u de gegeven instructies.
Samenloop met sanctiemaatregelen
Het kan voorkomen dat de wapens en munitie worden uitgevoerd of wederuitgevoerd naar landen die vallen onder een sanctieregeling. Raadpleeg het Voorschrift Sanctiemaatregelen en schakel de vraagbaak Sanctiemaatregelen in.
Samenloop met militaire goederen (Bsg)
De wapens en munitie kunnen bij uitvoer en wederuitvoer ook vergunningplichtig zijn op grond van het Bsg. Als u vaststelt dat sprake is van samenloop met wapens en munitie in de zin van de WWM én het Bsg (militaire goederen) raadpleegt u ook het Voorschrift Strategische goederen en schakelt u altijd de vraagbaak Strategische goederen in.
Vraag 3: Welke uitzondering of vrijstelling?
Na de indeling van de wapens en munitie in een categorie en het vaststellen van de verboden handeling die hiermee wordt verricht, moet u vaststellen:
-
of voor deze categorie wapens en munitie voor die betreffende handeling een of van toepassing is
en -
of aan de voorwaarden voor die uitzondering of vrijstelling is voldaan
Het recht op een vrijstelling wordt in de regel niet door documenten aangetoond. In een aantal gevallen moet wel met documenten worden aangetoond dat aan de voorwaarden van de vrijstelling is voldaan, bijvoorbeeld door het tonen of indienen van een:
-
verklaring waaruit blijkt dat de wapens voor gebruik ongeschikt zijn gemaakt
-
geldige omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit of Europese vuurwapenpas
-
schriftelijke uitnodiging of verklaring van een schietvereniging
-
schriftelijke uitnodiging of verklaring van een erkende airsoftvereniging
-
schriftelijke melding voor wapens en munitie:
-
als uitrusting aan boord van buitenlandse schepen, of
-
voor de doorvoer van jachtgeweren
Vraag 4: Welke vergunning?
-
Als voor de handeling met de aangetroffen wapens en munitie geen uitzondering of vrijstelling van de verbodsbepalingen van toepassing is, gaat u na of de handeling toch is toegestaan omdat er een vergunning voorhanden is.
5.3 Indeling wapens
In de WWM worden wapens in vier categorieën onderverdeeld.
Vier categorieën
Categorie I wapens
Voor categorie I wapens gelden de strengste regels. Het legale bezit van categorie I wapens is voor particulieren in principe uitgesloten, omdat deze wapens alleen kunnen worden gebruikt voor doeleinden die geen maatschappelijk nut dienen. In deze categorie vallen ook de zogenaamde ‘‘. Categorie I wapens kunnen Nederland alleen binnenkomen op basis van een ontheffing (artikel 13 WWM) of een vrijstelling voor airsoftapparaten (artikel 17d RWM).
In de bijlage is voor blanke wapens een indelingsschema opgenomen, omdat deze in verschillende categorieën voorkomen.
Categorie II wapens
Voor categorie II wapens is het legale bezit voor particulieren in principe uitgesloten (uitgezonderd een verzamelaar). Deze categorie betreft wapens die niet onder categorie III vallen, en dan met name militaire wapens. In deze categorie vallen ook vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen; de zogenaamde verborgen vuurwapens.
Categorie III wapens
Categorie III wapens zijn wapens waarvan particulier bezit onder bepaalde voorwaarden is toegestaan. Als men aan de voorwaarden voldoet, kan worden toegestaan dat men een aantal handelingen (bijvoorbeeld voorhanden hebben en vervoeren) met een dergelijk wapen verricht.
Categorie IV wapens
Voor categorie IV wapens gelden de minst strenge regels. Het voorhanden hebben door personen ouder dan 18 jaar is toegestaan. Ook het vervoeren van deze wapens is toegestaan. Het dragen van deze wapens is wel verboden.
Globaal overzicht categorieën
Categorie |
Soorten wapens |
---|---|
Categorie I |
Ongewenste niet-vuurwapens. Onder meer stiletto’s, valmessen, vlindermessen, bepaalde opvouwbare messen, blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen, katapulten, ploertendoders, boksbeugels, wapens die moeilijk van echte wapens te onderscheiden zijn, airsoftapparaten, werpsterren en geluiddempers. |
Categorie II |
Onder meer militaire vuurwapens, op andere voorwerpen lijkende vuurwapens (schietballpoint e.d.), stroomstootwapens, kanonnen, houwitsers, antitankwapens, raketlanceerwapens en ‘afgezaagde wapens’ |
Categorie III |
Onder meer geweren, revolvers en pistolen voor zover niet vallend onder categorie II, werpmessen en alarm- en startpistolen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. |
Categorie IV |
Onder meer blanke wapens, degens, zwaarden en bajonetten, wapenstokken, bepaalde lucht- gas- en veerdrukwapens, kruisbogen en harpoenen. |
Een volledige opsomming wapens per categorie met een toelichting vindt u in de bijlage.
Preventieve toetsing bij Dienst Justis
Wil een wapenhandelaar weten in welke categorie een wapen valt dat hij wil gaan verhandelen? Dan kan hij terecht bij de Dienst Justis.
Naar boven5.3.1 Hulpmiddelen determinatie
Voor de determinatie zijn de volgende hulpmiddelen beschikbaar:
-
Alfabetisch overzicht van wapens en munitie en indeling in categorie
5.3.2 Op echte vuurwapens gelijkende voorwerpen
In de WWM worden wapens die een ernstige bedreiging voor personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen lijken dat zij voor bedreiging geschikt zijn, ingedeeld in categorie I sub 7 (artikel 2, lid 1, categorie I, sub 7 WWM).
Het is verboden handelingen te verrichten met voorwerpen (artikel 3 Rwm):
-
die wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoed als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn
-
die een sprekende gelijkenis vertonen met wapens -niet zijnde vuurwapens- en die door aard en samenstelling van het materiaal waaruit zij zijn gemaakt niet dan wel slecht detecteerbaar zijn met metaaldetectoren of andere detectiemiddelen, met uitzondering van voorwerpen die specifiek zijn vervaardigd voor regulier maatschappelijke gebruiksdoeleinden en met uitzondering van speelgoed als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn
-
die wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen, met uitzondering van speelgoed als bedoeld in de Speelgoedrichtlij
Niet kleur of materiaal bepalend maar afmeting en vorm
Elk voorwerp dat qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis heeft met een echt vuurwapen, valt in categorie I en is verboden. De afmeting en de kleur hoeven niet overeen te stemmen. Er zijn een aantal uitzonderingen:
- speelgoedwapens
-
airsoftapparaten
-
gelblasters (enkele uitzonderingen)
Toetsing van ‘sprekende gelijkenis met vuurwapens’
Uit de jurisprudentie blijkt dat er veel discussie bestaat over de vraag vanuit welk perspectief de beoordeling van het criterium ‘sprekende gelijkenis’ moet worden bezien. Op het eerste gezicht lijkt elk serieus uitziend voorwerp met een loop, een kolf en een trekker op een vuurwapen (bijvoorbeeld een luchtdrukwapen). Wanneer is er nu sprake van een ‘sprekende gelijkenis’?
Procedure vaststellen sprekende gelijkenis
Bij aantreffen van een luchtdrukwapen waarbij twijfel bestaat of dit luchtdrukwapen voldoende afwijkt van een echt vuurwapen, wordt deze voorgelegd aan de vraagbaak. De vraagbaak toetst of het luchtdrukwapen een sprekende gelijkenis heeft met vuurwapens aan de hand van onderstaand kader.
-
zo ja, merk, uitvoering en kaliber aangeven in het proces-verbaal van determinatie, in beslag nemen en afdoen volgens normale procedure.
2. Zijn er aantoonbare niet-functionele onderdelen die de kennelijke bedoeling hebben om het wapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven? Bijvoorbeeld:
-
een uitsparing in het huis van een luchtdrukgeweer, welke een hulsuitwerpvenster moet voorstellen
-
een pseudo-vuurselector
-
een pseudo-patroonhouder
Wanneer sprake is van aantoonbare niet-functionele onderdelen die de kennelijke bedoeling hebben om het wapen het uiterlijk van een vuurwapen te geven:
- onderzoek of dit luchtdrukwapen in Nederland wordt aangeboden via Nederlandse/ Europese websites door erkenninghouders (of
wapenwinkels /speelgoedwinkels)
-
niet aangeboden: proces verbaal van determinatie en inbeslagname volgens normale procedure
-
wel aangeboden: vrijgave luchtdrukwapen (blijft categorie IV wapen).
-
5.3.2.1 Speelgoedwapens
De speelgoedindustrie in de EU is omvangrijk, met een grote thuismarkt van kinderen onder de 14 jaar. Het tot een minimum beperken van het risico op verwondingen bij kinderen die met speelgoed spelen is een essentieel onderdeel van het EU-beleid.
Een CE-markering op een stuk speelgoed geeft aan dat het voldoet aan de geldende essentiële veiligheidseisen, waardoor het overal in de Europese Economische Ruimte (hierna ‘EER’, bestaande uit de EU-landen en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) mag worden verkocht. Dit geldt ook voor producten die zijn gemaakt in derde landen en die worden verkocht in de EER. De Speelgoedrichtlijn is bedoeld om een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau voor kinderen te waarborgen en om de regels omtrent de verkoop van speelgoed in de EU te harmoniseren.
In de Speelgoedrichtlijn wordt speelgoed als volgt gedefinieerd: ‘alle producten of materialen die zijn ontworpen of bedoeld om mee te spelen, al dan niet uitsluitend door kinderen jonger dan 14 jaar’. De formulering ‘bedoeld om mee te spelen’ houdt in dat bij het beoordelen of iets wel of niet speelgoed is, het concept van redelijkerwijs te verwachten gebruik voorrang heeft boven wat de fabrikant verklaart over de bedoeling van het product.
In Bijlage I van de Speelgoedrichtlijn staan producten vermeld die niet als speelgoed in de zin van de richtlijn kunnen worden beschouwd:
-
imitaties van echte vuurwapens, bestemd voor verzamelaars van 14 jaar en ouder (dit moet dan uit de beschrijving op het product of de verpakking blijken)
-
geweren en pistolen die gebruik maken van geperst gas (luchtdruk), met uitzondering van waterpistolen.
De Rwm erkent de mogelijkheid dat speelgoed op echte vuurwapens kunnen lijken en benoemt deze uitzondering (artikel 3 onder a Rwm):
Als voorwerpen van categorie I, sub 7, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen
gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing
bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn.
Sinds juli 2014 is op een dergelijk speelgoedvoorwerp in principe deze uitzondering van toepassing. Op Kamervragen aan de
Minister van JenV over nepwapens (ingezonden 25 februari 2015, 2015Z03276) heeft de minister als volgt geantwoord:
‘Het verkopen van speelgoed in de zin van de Speelgoedrichtlijn dat op een wapen lijkt of kan lijken, is niet verboden op
grond van de WWM. Deze verkoop kan sinds de wijziging van vorig jaar van de regelgeving al plaatsvinden, of anders in de nabije
toekomst realiteit worden. Ook het dragen van dergelijk speelgoed is toegestaan, tenzij sprake is van een voorwerp dat als
een wapen wordt aangemerkt, omdat gelet op de aard of omstandigheden waaronder het voorwerp wordt aangetroffen redelijkerwijs
kan worden aangenomen dat het bestemd is om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. In dat geval is sprake van een
wapen in de zin van artikel 2, eerste lid onder categorie IV sub 7 WWM. Het dragen van een dergelijk wapen is verboden op
grond van artikel 27 lid 1 WWM en strafbaar gesteld in artikel 54 WWM.’
Bepaalde soorten geweren en pistolen kunnen met speelgoed worden verward, en daarom is duidelijk aangegeven dat geweren en pistolen die gebruikmaken van samengeperst gas (zoals bijvoorbeeld luchtbuksen of airsoftapparaten) geen speelgoed zijn. Waterpistolen zijn dat echter altijd wel. Dat betekent dat een waterpistool op een echt vuurwapens kan lijken en van samengeperst gas gebruik kan maken. Dit alles heeft tot gevolg dat speelgoedwapens (m.u.v. de imitaties voor verzamelaars van 14 jaar en ouder en voor speelgoedwapens die gebruik maken van geperst gas en een kopie zijn van een echt vuurwapen) vrij zijn in- en uit te voeren, te dragen, voorhanden te hebben, etc.
CE-Keurmerk
Het betreft een keurmerk voor productveiligheid. In de Speelgoedrichtlijn wordt bepaald dat het CE-keurmerk op het voorwerp
of de verpakking aanwezig moet zijn, wil het verhandeld mogen worden in de EU. De CE-markering moet zichtbaar, leesbaar en
onuitwisbaar op het speelgoed, op een daaraan bevestigd etiket of op de verpakking worden aangebracht.
Bij klein speelgoed en speelgoed bestaande uit kleine onderdelen mag de CE-markering in plaats daarvan op een etiket of in
een bijgesloten mededeling worden vermeld. Als het speelgoed verpakt is en de CE-markering van buiten de verpakking niet zichtbaar
is, wordt deze markering ten minste op de verpakking aangebracht. Er is dus een keuzemogelijkheid voor plaatsing van de CE-markering.
En dit hoeft niet op het product/ speelgoedpistool te staan (artikel 17 Speelgoedrichtlijn).
Afsluitende opmerkingen
In het algemeen geldt dat:
-
(airsoft)wapens die op gasdruk (samengeperste gassen) werken (niet zijnde waterpistolen) zijn uitgesloten van Speelgoedrichtlijn.
-
de Douane in de regel bij haar controles op de goederen niet in de situatie verkeert dat er sprake is van feiten en omstandigheden die zien op bedreiging.
-
het uitgangspunt is dat het ontbreken van een CE-markering geen doorslaggevende factor is voor de beoordeling is of er sprake is van speelgoed.
-
de Douane geen algemene taak heeft inzake productveiligheidseisen voor producten die in de handel worden gebracht (anders dan hetgeen is overeengekomen in de bijlage inzake productveiligheid).
-
‘sprekende gelijkenis’ en ‘imitatie’ uitwisselbare begrippen lijken te zijn en imitatiespeelgoedwapens toegestaan zijn als deze als speelgoed wordt gepresenteerd of moet worden beschouwd.
-
imitatiewapens niet als speelgoed zijn te beschouwen als men voldoet aan de eisen van Bijlage 1 van de Speelgoedrichtlijn (niet bestemd voor kinderen onder 14 jaar/bestemd voor verzamelaars).
5.3.2.2 Airsoftapparaten
De beoefening van de airsoftsport is in de Rwm gereguleerd. Onder airsoftapparaten wordt verstaan een lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met vuurwapens (artikel 1, letter h Rwm). Een airsoftapparaat betreft dus een wapen uit de WWM(artikel 2, lid 1, Cat.I, sub 7 WWM).
Voor dit soort wapens bestaat onder de volgende voorwaarden een vrijstelling bij binnenkomen:
-
voor personen van 18 jaar en ouder die lid zijn van een door de Minister van JenV erkende airsoftvereniging. De minister heeft tot nu toe alleen de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging (NABV) en de Airsoft Combat Association aangewezen. Het lidmaatschap wordt aangetoond door een bewijs van lidmaatschap
-
de airsoftapparaten moeten zodanig zijn verpakt, dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend
-
de airsoftapparaten mogen geen grotere schotkracht hebben dan 3,5 joules.
Airsoft wordt met balletjes van diverse samenstelling uitgeoefend. Deze balletjes vallen niet onder het begrip ’munitie’ zoals dat in de WWM is gedefinieerd, omdat een airsoftapparaat geen vuurwapen is.
Uitvoer airsoftapparaten
Airsoftapparaten zijn wapens die vallen onder categorie I, sub 7 WWM (‘voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen, of die zodanig op een wapen lijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’). Dergelijke wapens zijn in principe verboden.
De uitvoer naar derde landen van airsoftapparaten is op grond van de huidige wetgeving niet mogelijk, omdat de Nederlandse wetgeving vereist dat overdragen (het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht) alleen is toegestaan wanneer aan twee voorwaarden is voldaan (artikel 17a Rwm):
- leeftijd van 18 jaar en ouder, en
-
lid van een door de minister erkende airsoftvereniging.
Om die reden is de verkoop, uitvoer en feitelijke overdracht aan een persoon in een derde land niet toegestaan. Het is onwaarschijnlijk dat een persoon in een derde land lid is van een door de minister erkende airsoftvereniging. Daarnaast geldt mogelijk een algemeen verbod in het derde land en kan om die reden mogelijk geen rechtmatige uitvoer plaatsvinden, omdat men überhaupt niet bevoegd is aldaar een dergelijk voorwerp te bezitten (zonder vergunning).
Hetzelfde geldt als het intracommunautaire overdracht betreft van airsoftapparaten. Het kan best zijn dat de betreffende persoon volgens zijn nationale toepasselijke wapenwetgeving een dergelijk voorwerp voorhanden mag hebben (en in de EU is dat in veel lidstaten ook het geval en geldt soms alleen een leeftijdgrens), maar de Nederlandse wetgeving houdt daar geen rekening mee. In de WWM is uitsluitend uitgegaan van de aankoop van airsoftapparaten uit het buitenland en niet de verkoop vanuit Nederland naar het buitenland.
Bepalen schotkracht airsoftapparaat
Het achterhalen van de schotkracht is in veel gevallen eenvoudig. De informatie kan:
-
op de verpakking aanwezig zijn
-
in de instructies bij het apparaat vermeld staan
-
via het internet op de site van de fabrikant gevonden worden.
Als de schotkracht niet op de verpakking of in de instructie is vermeld, maar er wel informatie vermeld staat over de snelheid waarmee een pellet (munitie van een airsoftapparaat) het apparaat verlaat en welk gewicht deze pellet heeft, dan is te berekenen wat de schotkracht is.
Berekening maximale schotkracht
De schotkracht kan berekend worden als de snelheid en het gewicht van de pellet bekend zijn. De snelheid kan vermeld staan als:
- feet per second (FPS): 1 FPS is 0,3048 m/s, of
-
meter per seconde (m/s)
De formule voor berekening van de maximale schotkracht is:
Energie in Joule = massa in kg x (snelheid in meter per seconde in kwadraat) / 2.
Voorbeeld: Uitgaande van pellets met een gewicht van 0,2 gram en een FPS van 660. Eerst FPS omrekenen naar m/s: 660 x 0,3048
= 201,168
Vervolgens gram omzetten naar kg: 0,2 gram = 0,0002 kg
Toe te passen formule is dan 0,0002 x (201 x 201) / 2 = 4,04 joule
Marge bij berekening maximale schotkracht is maximaal 3,9 joule.
De Douane gaat af op de vermeldingen op de verpakking/instructies en/of uitlatingen van de fabrikant op de website. Er wordt bij de berekening een marge aangehouden, omdat het overschrijden van de 3,5 joule grens grote (strafrechtelijke) gevolgen kan hebben en de berekening afwijkingen kan vertonen. Een marge van 10% is redelijk. De berekening moet dan maximaal 3,9 joule als uitkomst hebben.
Wanneer de benodigde informatie of gegevens om de schotkracht te kunnen berekenen niet zijn te achterhalen, wordt verder geen nader onderzoek gedaan. Als het wapen, indien het gelijkt op een echt vuurwapen, beschikt over een mechanisme (gas-, veer- of luchtdruk) en de bezitter een lidmaatschapskaart van een airsoftvereniging kan overleggen, wordt het aangemerkt als een airsoftapparaat waardoor voldaan wordt aan de vrijstellingsvoorwaarden.
Gevolgen overschrijden maximale schotkracht airsoftapparaat
Als een airsoftapparaat de maximale schotkracht overschrijdt (inclusief de marge: dus meer dan 3,9 joule) is er geen sprake van een airsoftapparaat, maar van een categorie I, sub 7 wapen.
Naar boven5.3.2.3 Gelblasters
Gelblasters zijn apparaten waarmee gelballetjes (pellets) op water- en zetmeelbasis afgeschoten kunnen worden. Ze worden gezien als alternatief voor paintball- en airsoftapparaten. Qua uiterlijk kunnen gelblasters sterk verschillen, ze zijn er in felle kleuren maar ook in het zwart of bruin. Sommige gelblasters hebben een groot reservoir bovenop het apparaat zitten, anderen worden van de onderkant geladen. Meer in het algemeen kan gezegd worden dat gelblasters in de volgende verschijningsvormen voorkomen:
-
gelblasters die geen sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens
-
gelblasters die sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens
Werkingsmechanisme gelblaster
Dat we de werking moeten vaststellen, heeft te maken met de Speelgoedrichtlijn. Geweren en pistolen die gebruikmaken van samengeperst gas zijn namelijk geen speelgoed (Bijlage 1 onderdeel 9 Speelgoedrichtlijn).
Er zijn gelblasters met diverse werkingsmechanismen op de markt. Verreweg de meeste gelblasters werken met een elektrische springveer om de pellets te verschieten. De werking is in dit geval nagenoeg gelijk met de werking van AEG-systemen welke in airsoftapparaten worden gebruik. Dit houdt in dat het afvuren wordt geïnitieerd door een veer die ervoor zorgt dat de (lucht)druk cilinder de lucht loslaat, waardoor het projectiel wordt afgeschoten. Er zijn echter ook gelblasters - zij het veel minder voorkomend - die pellets verschieten met behulp van samengeperst gas in de zin van CO2/Greengas.
Indeling gelblaster
Geen sprekende gelijkenis
Voor de gelblasters die geen sprekende gelijkenis vertonen met een echt vuurwapen bestaat vanuit de toepassing van de WWM geen onduidelijkheid. De WWM sluit deze goederen uit van het toepassingsbereik door te stellen dat dit geen wapens zijn in de zin van de wet, omdat deze voorwerpen klaarblijkelijk zijn bestemd om als speelgoed te worden gebruikt en redelijkerwijze niet geschikt kunnen worden geacht om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen of om personen te bedreigen of af te dreigen (artikel 2, lid 4 WWM). Dit is enkel anders indien de gelblaster zonder sprekende gelijkenis gebruik maakt van samengeperst gas in de zin van CO2/Greengas.
Sprekende gelijkenis
De wapenwetgeving erkent de mogelijkheid dat speelgoed op echte vuurwapens kan lijken. In artikel 3 Rwm staat daarom de uitzondering: als voorwerpen van categorie I, sub 7 die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen de voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Speelgoedrichtlijn. Vanuit het kader van de Speelgoedrichtlijn lijkt het enige criterium te zijn hetgeen op het speelgoed zelf of op de verpakking is aangebracht. Als wordt vermeldt dat het niet geschikt is voor kinderen onder de 14 jaar, dan is het geen speelgoed en is de Speelgoedrichtlijn niet van toepassing. Hetzelfde geldt wanneer vermeld wordt dat het geschikt is voor verzamelaars van 14 jaar of ouder. Wordt vermeld dat het geschikt is voor kinderen tot 14 jaar dan is het wel speelgoed. Het voorwerp in kwestie kan volledig gelijk zijn.
Gezien de uitspraak van de HR is het uitgangspunt dat het ontbreken van een CE-markering geen doorslaggevende factor is voor de beoordeling is of er sprake is van speelgoed. De Douane heeft ook geen algemene taak inzake productveiligheidseisen die gelden voor producten die in de handel worden gebracht (anders dan hetgeen is overeengekomen in de bijlage inzake productveiligheid). Er wordt om die reden niet gecontroleerd op een CE markering of andersoortige markeringen.
Werkwijze bij aantreffen gelblasters
De werkwijze is als volgt:
- gelblasters die op samengeperst gas (CO2/greengas) werken of waarvan wordt aangegeven dat het product bestemd is voor kinderen
van 14 jaar en ouder, zijn uitgesloten van de Speelgoedrichtlijn en zijn daarom geen speelgoed:
-
is sprake van een sprekende gelijkenis met echte vuurwapens? Dan worden deze als categorie I, sub 7 behandeld gelijk aan airsoftapparaten.
- is geen sprake een sprekende gelijkenis met echte vuurwapens? Dan worden deze als een categorie IV, sub 4 wapen behandeld.Andersoortige gelblasters (veerdruk/luchtdruk) worden als speelgoed behandeld.
-
-
Geen controle op een CE-markering of andersoortige markeringen inzake productveiligheid.
5.3.3 Samenloop inbreuk intellectueel eigendomsrecht
Voor wapens is het mogelijk dat –naast een onregelmatigheid op grond van de WWM- ook een inbreuk wordt gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht. Dit kan voorkomen met op echte wapens gelijkende voorwerpen/speelgoed waarop bijvoorbeeld een merkteken is aangebracht. Is dat het geval, dan handelt u zoals in dit onderdeel is vermeld.
Reizigers
Voor reizigers geldt dat bij het aantreffen van wapens altijd wordt opgetreden op grond van de WWM. Het is niet noodzakelijk om in het proces-verbaal te vermelden dat ook sprake is van een vermoedelijke inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht, omdat douaneoptreden op deze grond alleen van toepassing is als er in het reizigersverkeer sprake is van vermoedelijk inbreukmakende goederen met een handelskarakter.
Dit is alleen anders in het (zeldzame) geval dat er inbreukmakende wapens worden aangetroffen in een hoeveelheid die te kenmerken is als een handelshoeveelheid. Als dat het geval is en optreden op grond van de WWM niet mogelijk is, worden de procedures uit het voorschrift IER toegepast.
Post-, pakket- en koerierszendingen
Voor post-, pakket- en koerierszendingen moet onderscheid worden gemaakt in zendingen naar verschillende partijen:
-
particulier in Nederland
Wanneer wapens bestemd zijn voor een particulier in Nederland en er geen vrijstelling van toepassing is (zoals bijvoorbeeld voor airsoftapparaten), worden deze in beslag genomen op grond van de WWM. Er wordt niet opgetreden op grond van een vermoedelijke inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht. Wel wordt er strafrechtelijk opgetreden op grond van de WWM en het is niet noodzakelijk dat in het proces-verbaal ook melding wordt gemaakt van een vermoedelijke inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht. -
particulier in EU lidstaat
Als de op een intellectueel eigendomsrecht inbreukmakende wapens niet bestemd zijn voor een particulier in Nederland, wordt de zaak anders. Categorie I sub 7 wapens bijvoorbeeld mogen wel doorgevoerd worden maar alleen met een ontheffing. De ontvanger in de andere lidstaat weet veelal niet dat de goederen die hij in een derde land heeft besteld en in zijn land zijn toegestaan, de EU binnenkomen in Nederland en dat het binnenkomen in Nederland verboden is zonder ontheffing. De ontvanger zal in de regel geen strafrechtelijk verwijt te maken zijn. Het gaat ook te ver om de Douane uit te laten zoeken wat in de lidstaat van bestemming precies wel en niet is toegestaan voor op echte vuurwapens gelijkende voorwerpen. De ontvanger wordt daarom in de gelegenheid gesteld alsnog een ontheffing of een consent aan te vragen. -
commerciële zendingen
Hoewel de scheidslijn tussen particulier en commercieel niet altijd scherp is, bestaat bij commerciële zendingen de mogelijkheid dat alsnog een ontheffing wordt gevraagd en gekregen wanneer de bestemming gelegen is in een andere EU lidstaat. De vermoedelijke inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht geldt echter ook in de lidstaat van bestemming en daarom is handelen conform het voorschrift IER in deze situatie voorgeschreven. Als de houder van het intellectuele eigendomsrecht niet civielrechtelijk wenst op te treden, wordt de zaak alsnog verder afgehandeld volgens de WWM.
Overige processen (cargo)
Voor de overige processen dient onderscheid te worden gemaakt tussen:
-
bestemming andere lidstaat (doorvoer in de zin van de WWM):
-
IER procedure volgen zoals beschreven in het
-
-
bestemming Nederland (geen doorvoer in de zin van de WWM)
-
niet op IER acteren maar beoordelen op grond van de WWM
-
wanneer sprake is van een onregelmatigheid, de goederen in beslag nemen op grond van de WWM(artikel 13 WWM).
-
Is er geen onregelmatigheid, dan optreden volgens de instructies uit het voorschrift IER.
-
5.3.4 Onderdelen van wapens en munitie
Om te voorkomen dat de regels met betrekking tot (vuur)wapens zouden kunnen worden omzeild of ontdoken door een (vuur)wapen te demonteren, is de WWM ook van toepassing op onderdelen van wapens en hulpstukken voor wapens.
De wettelijke bepalingen met betrekking tot wapens zijn van toepassing op:
-
hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens
- de essentiële onderdelen van vuurwapens, en
-
de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
De bepalingen over munitie zijn ook van toepassing op onderdelen van die munitie, voor zover geschikt om munitie van te maken.
Voor vuurwapens worden de in de hieronder opgenomen tabel genoemde onderdelen altijd aangemerkt als onderdelen waarop de WWM van toepassing is. Deze onderdelen:
-
zijn onontbeerlijk voor het functioneren als vuurwapen,
of
-
bepalen in sterke mate mede de werking van het vuurwapen.
of
-
kunnen de werking van het vuurwapen wijzigen.
of
-
identificeren het vuurwapen, hetzij door ingeslagen nummers hetzij door bij het afvuren sporen achter te laten op de patroonhuls of de kogel
..
Wapen |
Omschrijving onderdeel |
---|---|
Algemeen |
de loop, de kast, het patroonmagazijn*, de onderdelen die bestemd zijn om een vuurwapen (vol)automatisch te doen schieten |
Geweren |
de bascule, het staartstuk en de grendel of afsluiter |
Pistolen |
de slede |
Revolvers |
de cilinder |
*Het patroonmagazijn is een voorwerp bedoeld om meerdere patronen te bundelen teneinde het vervoer en/of het laden te vergemakkelijken. Dit voorwerp beïnvloedt het functioneren van het wapen omdat het na het laden in het bundelen van de patronen voor het wapen voorziet. Een patroonmagazijn is voorzien van enig aanbreng- of toevoermechanisme.
Géén onderdeel van een wapen zijn:
- patroonschakel: een voorwerp geschikt om één patroon te omvatten en te worden gekoppeld aan een andere schakel, ofwel een patroon voorzien van een schakel zodanig dat een patroonband kan worden gevormd.
- patroonband: een voorwerp geschikt om meerdere patronen zijdelings te bundelen en bedoeld om de toe- of aanvoer van munitie in automatische wapens mogelijk te maken. Het bevat geen eigen aanbreng- of toevoermechanisme, maar beïnvloedt het functioneren van het wapen wel degelijk.
- patroonhouder: een voorwerp bedoeld om meerdere patronen te bundelen teneinde het vervoer en/of het laden te vergemakkelijken en waarbij het invloed uitoefent op het functioneren van het wapen doordat het in het wapen wordt gebracht en daar ook de functie van patroon ‘houder’ vervult. Een patroonhouder bevat slechts patronen en is in tegenstelling tot een patroonmagazijn niet voorzien van enig aanbreng- of toevoermechanisme.
- laadstrip: voorwerp bedoeld om meerdere patronen te bundelen met als enig doel om het vervoer en/of het laden te vergemakkelijken, terwijl het geen invloed heeft op het technisch functioneren van het wapen. Het heeft nadat het wapen is geladen geen enkel nut meer.
5.3.5 Onderdelen van door de minister aangewezen voorwerpen
Losse onderdelen/hulpstukken van in artikel 3 Rwm door de minister aangewezen voorwerpen kunnen niet gezien worden als het voorwerp in zijn geheel . Een losse loop of ander essentieel onderdeel van een in artikel 3 Rwm aangewezen voorwerp is niet voor bedreiging of afdreiging geschikt. Een los onderdeel/hulpstuk kan dan ook niet ingedeeld worden in categorie I, sub 7. Deze volgen hun eigen categorie. Essentiële onderdelen en hulpstukken van bijvoorbeeld een luchtdrukwapen vallen onder categorie IV, omdat een luchtdrukwapen een wapen van categorie IV is. Bestaat een zending echter uit verschillende onderdelen waarmee een volledig luchtdrukwapen gemaakt kan worden, en kan dat luchtdrukwapen gezien worden als een door de minister aangewezen voorwerp, dan worden de onderdelen in categorie I, sub 7 ingedeeld.
Naar boven5.3.6 Onderdelen van airsoftapparaten
Wat in de Rwm is bepaald omtrent airsoftapparaten geldt ook voor onderdelen van airsoftapparaten, voor zover deze als onderdelen
in de zin van artikel 3, eerste lid WWM zijn aan te merken. Dat betekent dat deze onderdelen ook vallen onder categorie I,
sub 7 (Toelichting op de wijziging van de Rwm).
De WWM bepaalt dat de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor
die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
Op onderdelen van het airsoftapparaat is de omschrijving van onderdelen in de zin van de WWM niet van toepassing voor zover dit ziet op vuurwapens (want airsoftapparaten zijn geen vuurwapens). Uit deze omschrijving kan worden geconcludeerd dat een onderdeel van een wapen als ‘specifiek bestemd’ en ‘van wezenlijke aard’ kan worden aangemerkt als het onderdeel:
-
onontbeerlijk is voor het functioneren
-
de werking van het wapen mede bepaalt
- de werking van het wapen kan wijzigen, of
-
het wapen kan identificeren (in de vorm van bijvoorbeeld een merkteken)
Het bijdragen van een onderdeel aan het uiterlijk van een airsoftapparaat wordt in de WWM en de CWM niet aangemerkt als ‘specifiek bestemd’ of ‘van wezenlijke aard’. Het enige onderdeel dat eventueel als ‘specifiek bestemd’ en ‘van wezenlijke aard’ voor de werking van een airsoftapparaat kan worden beschouwd, is het mechanisme waarmee de balletjes worden afgeschoten. Maar dat mechanisme kan ook dienen voor een categorie IV wapen, waardoor het niet specifiek bestemd is voor een airsoftapparaat.
Conclusie is dat onderdelen van airsoftapparaten niet zijn aan te merken als onderdelen in de zin van artikel 3 lid 1 WWM. Het verhandelen van onderdelen van airsoftapparaten levert dus geen strafbaar feit op. Onderdelen van airsoftapparaten vallen immers niet onder de werking van de WWM. In het uitzonderlijke geval dat een zending bestaat uit verschillende onderdelen waarmee een volledig airsoftapparaat kan worden gemaakt, worden de onderdelen in categorie I, sub 7 ingedeeld.
Naar boven5.4 Indeling munitie in twee categorieën
De indeling van munitie kent twee categorieën (artikel 2 WWM)
Categorie |
Soort munitie |
---|---|
Categorie II |
Munitie die uitsluitend geschikt is voor categorie II wapens, munitie voorzien van explosieve of pantserdoordringende projectielen, munitie met expanderende projectielen (oorlogsmunitie) |
Categorie III |
Alle overige munitie, waaronder onder meer de voor de jacht- of de schietsport bestemde munitie. Hieronder vallen ook de zogenaamde ‘losse flodders’ indien groter dan kaliber 6 mm (zie ook aangehaalde jurisprudentie onder het kopje ‘oefenpatronen zijn afhankelijk van het kaliber munitie’). |
De indeling van munitie volgt in grote lijnen de categorie-indeling voor vuurwapens. Categorie II heeft betrekking op munitie die specifiek bestemd is voor wapens van categorie II en zogenoemde ‘oorlogsmunitie’. Categorie III omvat alle overige munitie. Omdat de categorieën I en IV geen vuurwapens bevatten, bestaat er geen categorie I en categorie IV munitie. Munitie voor lucht-, gas- of veerdrukwapens is geen munitie, omdat het projectiel niet door middel van een vuurwapen wordt afgeschoten.
U vindt meer informatie over de categorieën munitie in Bijlage 1.
De bepalingen zijn ook van toepassing op onderdelen van munitie, voor zover die geschikt zijn om daarvan munitie te maken (artikel 3, tweede lid WWM). Voor wat betreft munitie voor geweren, pistolen en revolvers worden daarvoor geschikt geacht:
-
kogels
-
Hulzen, en
-
slaghoedjes voor gebruik in hulzen.
Percussiekapjes maken geen deel uit van een patroon of van een ander voorwerp dat bestemd of geschikt is om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten, en worden dan ook niet aangemerkt als onderdelen van munitie. Percussiekapjes mogen dus vrij voorhanden worden gehouden. Los kruit is geen onderdeel van munitie en het voorhanden hebben van los zwart buskruit of rookzwak buskruit valt dan ook niet onder de werking van de WWM.
Oefenpatronen zijn afhankelijk van het kaliber munitie
Oefenpatronen ('losse flodders') zijn geen patronen bestemd om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten, maar wanneer de lading krachtig genoeg is om een daartoe aangepast projectiel (bijv. een stalen kogeltje) af te schieten, zijn oefenpatronen daartoe wel geschikt. Zij vallen onder de omschrijving van munitie.
Zie uitspraak 18 juli 2001 (ECLI:NL:RVS:2001:AD2823) waarin munitie voorhanden was, te weten 20 losse flodders (zogeheten ‘blanks’) in het kaliber 7,62 x 51 mm, waartoe betrokkene niet was gerechtigd. Aangevoerd werd dat ten onrechte werd gesteld dat het voorhanden hebben van deze losse patronen is verboden op grond van de WWM, aangezien deze patronen niet voldoen aan het begrip 'munitie’ en dat de patronen bestemd noch geschikt zijn (danwel kunnen worden gemaakt) om er een projectiel mee af te vuren. De rechter oordeelde voor de vraag of losse patronen in het kaliber 7,62 x 51 mm als ‘munitie’ in de zin van de WWM zou kunnen worden aangemerkt dat terecht grote betekenis is toegekend aan de bevindingen van de Werkgroep Advies Wet wapens en munitie. Volgens de zienswijze van de werkgroep hebben losse patronen in diverse kalibers - met uitzondering van knalpatronen niet groter dan 6 mm voorzien van enkel slagsas - in de praktijk bewezen krachtig genoeg te zijn om een daartoe aangepast projectiel of een stof door middel van een vuurwapen af te schieten, hoewel zij daar niet altijd voor zijn bestemd. Deze patronen kunnen volgens de werkgroep dan ook worden beschouwd als ‘munitie’. Het betoog van betrokkene dat het gebruik van losse patronen als voortdrijvende lading voor projectielen onverantwoord is, leidde evenmin tot het oordeel dat geen sprake is van ‘munitie’. Dit brengt immers geen verandering in de in de praktijk gebleken mogelijkheid om de patronen als zodanig te gebruiken.
Hof 's-Hertogenbosch 20-11-2002, ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3494. Oefenpatronen zijn al naar gelang het kaliber, naar het oordeel van het hof, munitie in de zin van artikel 1, 4e van de Wet wapens en munitie. Immers oefenpatronen in het kaliber 8 en 9 mm — onder de inbeslaggenomen patronen bevonden zich patronen in het kaliber 9 mm — zijn weliswaar geen patronen bestemd om een projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten, maar, zoals blijkt uit een informatiebulletin van het Korps Landelijke politiediensten van 27 augustus 1999, is de lading van dergelijke patronen krachtig genoeg om een daartoe aangepast projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten; blijkens dit informatiebulletin worden aangepaste oefenpatronen voorzien van een stalen kogeltje in de huls ook veelvuldig aangetroffen. Oefenpatronen in het kaliber 8 en 9 mm zijn derhalve wel geschikt om projectielen door middel van een vuurwapen af te schieten en zijn dus, naar het oordeel van het hof, munitie in de zin van artikel 1, 4e van de Wet wapens en munitie.
Onderdelen van munitie
De WWM is ook van toepassing op onderdelen van munitie voor zover deze geschikt zijn om er munitie van te maken (artikel 3, lid 2 WWM). Als het gaat om munitie voor geweren, pistolen en revolvers worden daarvoor geschikt geacht:
-
kogels
, -
hulzen
, en -
slaghoedjes voor gebruik in hulzen
Lege hulzen van afgeschoten patronen zijn niet zonder meer geschikt om er opnieuw munitie van te maken en vallen in het algemeen niet onder de gelijkstelling met munitie waarop de WWM van toepassing is.
Naar boven5.5 Handelingen met wapens en munitie
De WWM onderscheidt de volgende handelingen:
Dragen |
Het onverpakt en dus gebruiksklaar bij zich hebben op openbare plaatsen. Onder dragen wordt niet alleen het aan/op het lichaam dragen van een wapen bedoeld (bijvoorbeeld door middel van een holster), maar ook het onmiddellijk binnen bereik hebben van een wapen. Als bijvoorbeeld de bestuurder van een auto een wapen onverpakt in zijn dashboardkastje heeft liggen, dan wordt dit aangemerkt als het ‘dragen’ van een wapen. Dragen heeft geen betrekking op munitie en ziet alleen op wapens. |
Voorhanden hebben |
Op een bepaalde (privé)plaats over de wapens kunnen beschikken. Als bijvoorbeeld een vergunninghouder thuis een wapen in een kluis bewaart en hij zich vijftig kilometer van zijn huis bevindt, dan heeft hij dat wapen nog steeds voorhanden. Hij kan immers wanneer hij maar wil teruggaan naar zijn huis om het te pakken. Voorhanden hebben betekent dus niet dat men een wapen letterlijk binnen handbereik moet hebben. |
Vervoeren wapens |
Het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen (en/of munitie) dat zodanig is verpakt, dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Als het wapen wel onmiddellijk kan worden gebruikt is er geen sprake van ‘vervoeren’ maar van ‘dragen’. Wanneer het iemand is toegestaan een wapen te vervoeren, moet dit dus zodanig gebeuren dat het wapen niet onmiddellijk kan worden gebruikt, anders wordt de WWM overtreden. |
Vervoeren munitie |
Het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van munitie. |
Binnenkomen |
Het binnen het grondgebied van Nederland komen van wapens en munitie. |
Uitgaan |
Het verlaten van het grondgebied van Nederland van wapens en munitie. |
Doorvoeren |
Binnenkomen gevolgd door uitgaan van wapens en munitie. |
Uitvoer |
Verordening 258/2012 bepaalt dat voor de uitvoer van wapens, hun onderdelen, de munitie en de componenten vanuit Nederland naar een derde land, een vergunning verplicht is. Uitvoer in deze verordening is gelijk gesteld aan het begrip uitvoer uit het als genoemd in artikel 269. |
Vervaardigen, herstellen of transformeren en verhandelen |
Het vervaardigen, herstellen en transformeren van wapens is verboden ongeacht of dit in het kader bedrijf of beroep gebeurt. Voor deze handelingen is een erkenning vereist. |
Handelingen die van belang zijn voor de Douane
In principe zijn alle handelingen verboden, maar in bepaalde gevallen bestaat er een uitzondering, een vrijstelling of kan er een vergunning worden verleend. U moet daarom vaststellen welke handeling met de wapens en munitie wordt verricht. In Bijlage XI vindt u een schematisch overzicht van de handelingen en de verboden.
De WWM onderscheidt - voor zover van belang voor de Douane - de volgende handelingen met wapens en munitie:
Handelingen met categorie I wapens
Het verrichten van handelingen met wapens uit categorie I, waar geen vrijstelling geldt voor airsoftapparaten, is verboden. Op dit verbod is in drie gevallen een ontheffing mogelijk (Wwm, artikel 13, lid 1 en 2):
-
alle handelingen voor wapens van categorie I, waar geen vrijstelling voor geldt voor airsoftapparaten
-
binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van categorie II en III
-
uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie
-
vervoer van wapens en munitie van categorie II en III
-
voorhanden hebben en dragen
-
gebruik door krijgsmacht, politie en overige openbare dienst
-
onderwijs voor krijgsmacht, politie en openbare dienst
-
voor doorvoer
Binnenkomen, uitgaan en uitvoer wapens en munitie categorie II en III
- Het binnenkomen, uitgaan en de doorvoer van wapens en munitie van de categorieën II en III zonder consent is verboden
- De uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie, opgenomen in bijlage I van verordening (EU) nr. 258/2012, zonder uitvoervergunning, is verboden (WWM, artikel 20a, lid 2).
Voor het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van met name categorie III bestaan onder bepaalde voorwaarden vrijstellingen van de consentplicht voor:
-
de uitrusting van vaartuigen en luchtvaartuigen en de bemanning daarvan
Vervoer wapens en munitie categorie II en III
Het vervoer in het binnenland van wapens en munitie van de categorieën II en III is niet toegestaan zonder een verlof of vergunning tot vervoer (Wwm, artikelen 22 en 24).
Voorhanden hebben en dragen wapens en munitie categorie II, III en IV
Het voorhanden hebben van wapens en munitie van de categorieën II en III is verboden zonder verlof of jachtakte.
Het is ook verboden dat personen jonger dan achttien jaar wapens van categorie IV voorhanden hebben (Rwm, artikel 26).
Het dragen van wapens en munitie van de categorieën I, II, en III zonder een verlof , jachtakte of lidmaatschapsbewijs van een erkende airsoftvereniging is verboden.
Personen die in het bezit zijn van een jachtakte mogen deze wapens en munitie alleen dragen op een terrein waar zij gerechtigd zijn tot de jacht (Wwm, artikel 13 en artikel 27, lid 2).
Personen die in het bezit zijn van een lidmaatschapsbewijs van een erkende airsoftvereniging mogen airsoftapparaten alleen dragen op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg (Rwm, artikel 17c, lid 1).
In de bijlage vindt u een schematisch overzicht van de handelingen en de verboden.
Naar boven5.6 Uitzonderingen voor beroepsgroepen
De uitzonderingen in de Wwm betreffen bepaalde beroepsgroepen (Wwm, artikel 3a):
-
De krijgsmacht en personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn voor zover dit bij nadere regeling is bepaald.
-
De politie en personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn voor dit bij nadere regeling of besluit is bepaald.
-
Overige openbare diensten en personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam, daaronder begrepen buitengewone opsporingsambtenaren voor zover dit bij nadere regeling is bepaald.
De uitzondering geldt ook voor de niet-Nederlandse krijgsmacht, politie of openbare dienst (Wwm, artikel 3a, lid 4). In de Rwm zijn hiervoor nadere uitvoeringsbepalingen vastgesteld.
Naar boven5.6.1 Uitzondering krijgsmacht
Voor personen die deel uitmaken van de krijgsmacht of daarvoor werkzaam zijn, heeft de minister van Defensie bij regeling (Rwmk) een aantal verbodsbepalingen niet van toepassing verklaard.
De Nederlandse en niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst zijn gerechtigd tot:
-
Het vervoeren, voorhanden hebben, transformeren, herstellen, beproeven, doen binnenkomen of uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III.
-
Het dragen van wapens van de categorieën II, III, en IV voor zover het uitoefenen van de dienst dat vereist of dat -voor het dragen van een wapen van categorie III- bij een tenue is voorgeschreven (Rwmk, artikel 2, lid 1).
Burgerambtenaren in dienst van de minister van Defensie moeten voor de toepassing van deze uitzondering in het bezit zijn van een door de minister van Defensie afgegeven vergunning. Burgerambtenaren aan wie deze vergunning is afgegeven, mogen geen wapens en munitie zonder consent doen binnenkomen of uitgaan.
De Douane kan aan de hand van het bij het vervoer aanwezige formulier 302 (Handboek Douane, onderdeel 14.80.00) vaststellen of goederen door de krijgsmacht Nederland binnenkomen of verlaten.
Voor grensoverschrijdende processen bestaat bij defensie een gespecialiseerde afdeling: Defensie Fiscale en Douane Eenheid
(DFDE)
link
Aangewezen civiele contractspartijen
Ook civiele contractspartijen mogen bepaalde handelingen met wapens of munitie verrichten (Rwmk, artikel 2, lid 5). Zij mogen die handelingen alleen verrichten als de handelingen in opdracht van de minister van Defensie worden uitgevoerd en dit uit de bij de handelingen meegevoerde documenten blijkt. Met het ministerie van Defensie is afgesproken dat een door de Defensie Fiscale Douane Eenheid afgegeven consent wordt overgelegd.
Naar boven5.6.2 Uitzondering politie
Voor de politie geldt een iets strenger regiem. Voor de verboden die van toepassing zijn, bestaat voor de politie ook een uitzondering en dit is geregeld in het Besluit bewapening en uitrusting politie (link besluit) .
Aangewezen civiele contractspartijen
Ook civiele contractspartijen mogen bepaalde handelingen met wapens of munitie verrichten (Besluit van de Staatssecretaris van J en V van 19 februari 2013). Zij mogen die handelingen alleen verrichten als de handelingen in opdracht van Politie Nederland, Unit Logistiek en Distributie (ULD) worden uitgevoerd en dit uit de bij de handelingen meegevoerde documenten blijkt.
Naar boven5.6.3 Uitzondering overige openbare diensten
Voor de overige openbare diensten geldt weer een iets strenger regime dan voor de krijgsmacht en de politie. De minister van J en V moet vooraf bepalen -in welke mate en onder welke omstandigheden- de verboden niet van toepassing zijn:
-
voor buitengewone opsporingsambtenaren de bepalingen in Rwm, artikel 4
-
voor de overige openbare dienst de bepalingen in Rwm, artikel 7
5.7 Vrijstellingen
Voor sommige verboden handelingen bestaat een vrijstelling (Wwm, artikel 4). Een vrijstelling is een algemene uitzondering op een wettelijk verbod. Een vrijstelling hoeft niet te worden aangevraagd -in tegenstelling tot een vergunning- en geldt voor bepaalde groepen van personen of wapens en munitie. Voor een vrijstelling op een verbodsbepaling moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden hebben betrekking op:
Het recht op een vrijstelling wordt in de regel niet door documenten aangetoond. In een aantal gevallen moet wel met documenten worden aangetoond dat aan de voorwaarden van de vrijstelling is voldaan.
Deze materie is complex omdat er veel verbodsbepalingen zijn met verschillende vrijstellingen en voorwaarden. Hierdoor moet
per vrijstelling bij de toezichthoudende taak anders worden gehandeld. In de Rwm en Rwmk zijn de vrijstellingen nader uitgewerkt.
Neem voor het vaststellen of er sprake is van een vrijstelling altijd contact op met de vraagbaak.
Er bestaan vrijstellingen voor::
-
vrijstelling ongeschikt gemaakte en historische wapens
-
vrijstelling stroomstootwapens en noodsignaalmiddelen
-
vrijstelling wapens van categorie IV
-
vrijstelling uitrusting Nederlandse schepen en luchtvaartuigen
-
vrijstelling uitrusting buitenlandse schepen
-
vrijstelling jachtgeweren en munitie
-
vrijstelling sportschutters
-
vrijstelling airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport
-
vrijstelling vervoer
-
Zie hier voor meer informatie over de vrijstelling van zogenaamde schiethamers
5.7.1 Vrijstelling ongeschikte en historische vuurwapens en munitie
Voor vuurwapens en munitie bestaat een vrijstelling voor de handelingen binnenkomen, uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van:
-
vuurwapens die:
-
op een voorgeschreven wijze ongeschikt zijn gemaakt voor gebruik (Rwm, artikel 18, lid 1, letter a)
en
-
waar op de onbruikbaar gemaakte vuurwapens een markering is aangebracht overeenkomstig het model in Bijlage II bij de Uitvoeringsverordening (Rwm, artikel 18, lid 3)
en
-
waarvoor een verklaring van onbruikbaarmaking is afgegeven overeenkomstig de aan de Uitvoeringsverordening gehechte Bijlage III (Modelcertificaat voor onbruikbaar gemaakte vuurwapens) (Rwm, artikel 18, lid 3)
-
-
vuurwapens die zijn vervaardigd voor 1 januari 1870
-
voor 1 januari 1945 vervaardigde vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers, pistolen en combinatiewapens die ontworpen en bestemd zijn om te worden geladen met losse kogels en zwart kruit of patronen uitgezonderd randvuurpatronen in het kaliber .22 en centraalvuurpatronen
-
voor 1 januari 1945 vervaardigde vuurwapens in de vorm van geweren en pistolen, niet zijnde revolvers, die ontworpen en bestemd zijn om te worden geladen met patronen waarvan de voortdrijvende lading bestaat uit zwart kruit of alleen ontstekingsas, met uitzondering van randvuurpatronen in het kaliber .22 met een patroonlengte van meer dan 18 mm
-
voor 1 januari 1945 vervaardigd geschut dat ontworpen en bestemd is om te worden geladen met losse projectielen en zwart kruit, los of in kardoezen
-
kennelijk gebruikte lege patroon- en kardoeshulzen bestemd voor dan wel deel uitmakend van een verzameling
-
patroonmagazijnen en patroonhouders, voor zover het personen betreft die bevoegd zijn de wapens of de munitie waarvoor deze voorwerpen bestemd zijn voorhanden te hebben
-
projectielen en hulzen eventueel samengevoegd tot patronen, die een onderdeel vormen van een monster-, verzamel- of overzichtsbord, voor zover zij niet zijn voorzien van een ontstekende, voortdrijvende of brisante lading en voor zover zij op deugdelijke wijze permanent op het bord bevestigd zijn
-
voor het vervoeren en voorhanden hebben van munitie en onderdelen van munitie van categorie II voor houders van een verlof tot vervoer of voorhanden hebben van munitie van categorie III (Rwm, artikel 18a)
-
voor het doen binnenkomen en doen uitgaan alsmede het vervoer van bij schiethamers behorende munitie (Rwm, artikel 19)
-
voor ronde loden kogels die bestemd zijn voor wapens die het karakter dragen van oudheden of replica’s daarvan (Rwm, artikel 20)
Voor de vrijstelling op grond van de Rwm, artikel 18 en 18a, is een beslisschema opgenomen.
Ongeschikt maken (deactiveren) vuurwapens
Er zijn vele redenen om een vuurwapen onbruikbaar te maken (deactiveren). Als een wapen niet meer wordt gebruikt, maar nog wel ‘emotionele waarde’ heeft en de eigenaar hem daarom niet wil verkopen. Of dat de wapenbezitter af wil van de jaarlijkse plicht om een akte of verlof voor dat wapen aan te vragen, om leges te betalen en af wil van de plicht om het wapen thuis veilig op te bergen. Daarnaast kunnen wapens als lesmateriaal worden gebruikt in het onderwijs. Wapens die een eigenaar niet meer wil of mag gebruiken, moeten onbruikbaar worden gemaakt (gedeactiveerd worden).
Na de aanslagen in Parijs (2015) en Brussel (2016) zijn in de EU nieuwe uniforme regels opgesteld voor het (technisch) onbruikbaar maken van vuurwapens. De vuurwapens die bij deze aanslagen zijn gebruikt, stonden namelijk geregistreerd als ‘onbruikbaar gemaakt’
Deze regels staan in de Uitvoeringsverordening 2015/2403 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn. uvo 2015/2403
. Bijlage I: Hierin staan de technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens.
Bijlage II: De Uitvoeringsverordening schrijft voor (artikel 5) dat op onbruikbaar gemaakte vuurwapens een markering is aangebracht overeenkomstig het model in Bijlage II om aan te geven dat zij onbruikbaar zijn gemaakt overeenkomstig de technische specificaties in Bijlage I
. Bijlage III: De controlerende autoriteit geeft – nadat het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt – overeenkomstig de in Bijlage I opgenomen technische specificaties, aan de eigenaar van het vuurwapen een certificaat van onbruikbaarmaking af overeenkomstig Bijlage III (Modelcertificaat)
De Uitvoeringsverordening bepaalt dat de lidstaten een bevoegde autoriteit aanwijzen om te controleren of het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt overeenkomstig de technische specificaties van Bijlage I. De controlerende autoriteit is in Nederland de korpschef van de politie. De politie controleert dus onbruikbaar gemaakte vuurwapens en voorziet deze van een certificaat. De korpschef heeft deze taak belegd bij het Team Politieuitrusting (PU) in Apeldoorn.
Om een vuurwapen onbruikte maken (deactiveren) wordt het aangeboden bij een wapenhandelaar die daarin is gespecialiseerd. De wapenhandelaar zal het wapen deactiveren volgens de technische voorschriften uit de Uitvoeringsverordening en ter controle aanbieden bij de controlerende autoriteit (Politie). De controlerende autoriteit controleert het gedeactiveerde vuurwapen inclusief het bijbehorende deactivatieformulier. In dit formulier verklaart de wapenhandelaar welke werkzaamheden aan het vuurwapen zijn verricht en wat er na de controle van de controlerende autoriteit nog gedaan wordt om ervoor te zorgen dat het wapen definitief onklaar is gemaakt. Alle essentiële vuurwapenonderdelen krijgen van de controlerende autoriteit een unieke markering, om aan te geven dat zij onbruikbaar zijn gemaakt conform de regels. Als alles correct is uitgevoerd, krijgt de wapenhandelaar het gedeactiveerde wapen en certificaat terug.
Neem voor het vaststellen of er sprake is van een vrijstelling, altijd contact op met de vraagbaak Wwm.
Naar boven5.7.2 Vrijstelling stroomstootwapens en noodsignalen
Stroomstootwapens
Er is een vrijstelling van de verbodsbepalingen voor het binnenkomen, uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van stroomstootwapens (categorie II):
-
voor personen die zich bezighouden met de beroepsmatige uitoefening van de veehouderij, het transport van vee, of de medische behandeling daarvan
-
voor zover het dragen betreft, uitsluitend op het moment dat die (beroepsmatige) activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden (Rwm, artikel 21)
Noodsignaalmiddelen
Voor het binnenkomen, uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van bepaalde noodsignaalmiddelen en daartoe behorende patronen geldt een vrijstelling voor:
-
personen van 18 jaar of ouder als de noodsignaalmiddelen (Rwm, artikel 22 tot en met 25):
-
van een kleiner kaliber zijn dan kaliber 12
-
alleen geschikt zijn voor noodsignaalmunitie
-
zijn gemaakt van kunststof of lichtmetaal
-
niet de vorm hebben van een pistool, revolver of geweer
-
5.7.3 Vrijstelling wapens categorie IV
Voorhanden hebben
Onder bepaalde voorwaarden bestaat er een vrijstelling voor het voorhanden hebben van bepaalde in categorie IV genoemde wapens aan personen die nog geen 18 jaar zijn en die de wapens in verenigingsverband gebruiken (Rwm, artikel 26 en 27).
Dragen
Onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde doeleinden, zoals sportevenementen en duiksport, wordt het dragen toegestaan voor bepaalde in categorie IV genoemde wapens op voor publiek toegankelijke plaatsen met uitzondering van de openbare weg (Rwm, artikel 28 en 29).
Naar boven5.7.4 Vrijstelling uitrusting schepen en luchtvaartuigen
Vrijstelling uitrusting Nederlandse schepen en luchtvaartuigen categorie III wapens en munitie
Er is een vrijstelling voor het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van categorie III die behoren tot de uitrusting aan boord van een Nederlands schip of luchtvaartuig. Voorwaarde is dat hiervoor een verlof voor het voorhanden aanwezig is (Rwm, artikel 33). Aan dit verlof kunnen beperkingen en voorschriften zijn verbonden.
Vrijstelling uitrusting buitenlandse schepen categorie II en III wapens en munitie
Er is een vrijstelling voor het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III die behoren tot de uitrusting van een buitenlands schip of tot de persoonlijke bezittingen van de gezagvoerder of de andere bemanningsleden (Rwm, artikel 34). Voorwaarde is dat een schriftelijke melding plaatsvindt bij de Douane.
Schriftelijke melding bij Douane voor buitenlandse schepen
De vrijstelling voor de uitrusting van buitenlandse schepen geldt alleen als (Rwm, artikel 38a):
-
het binnenkomen van deze wapens en munitie schriftelijk bij de Douane is gemeld
-
De schriftelijke melding omvat de omschrijving van de goederen en de vermelding van:
-
de hoeveelheid
-
de bestemming en als deze afwijkt, de eindbestemming
-
het vervoermiddel waarin de goederen zich bevinden;
-
de voorziene plaats van uitgaan uit Nederland
-
de naam van de persoon die de beschikkingsmacht heeft
-
-
-
de wapens en munitie onder douaneverzegeling zijn gebracht.
-
De verzegeling is niet noodzakelijk voor wapens van categorie III als dat nodig is voor de beveiliging van het buitenlandse schip of de handhaving van de orde aan boord. In Nederland zal deze uitzondering zich niet voordoen en moet dus ook voor categorie III wapens en munitie sprake zijn van een douaneverzegeling.
-
De melding moet uiterlijk gelijktijdig met de summiere aangifte worden gedaan (Handboek Douane, onderdeel 10.00.00 en 10.50.00).
Als de vereiste gegevens van deze melding op de IMO FAL 3 staan, wordt dit formulier als melding gezien.
Geen vrijstelling uitrusting buitenlandse vliegtuigen
Voor buitenlandse vliegtuigen geldt geen vrijstelling voor het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie die behoren tot de uitrusting van een vliegtuig of tot de persoonlijke bezittingen van de gezagvoerder of andere bemanningsleden. Voor wapens en munitie van categorie II en III moet een consent voorhanden zijn.
Geen controletaak Douane uitrusting buitenlandse vliegtuigen
De Douane heeft geen controletaak bij het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie die zich als uitrusting aan boord van buitenlandse vliegtuigen bevinden.
Naar boven5.7.5 Vrijstelling jachtgeweren
Vrijstelling vervoeren, binnenkomen en uitgaan jachtgeweren
Voor jachtgeweren en munitie (maximaal 1000 patronen voor die wapens tezamen) geldt een vrijstelling voor een houder van een geldige jachtakte voor de handelingen vervoeren, binnenkomen of uitgaan van de in de jachtakte omschreven jachtgeweren (Rwm, artikel 39). Voorwaarde is dat de jachtgeweren zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn.
Voor de handeling ‘ doorvoer’ geldt ook een vrijstelling voor jachtgeweren, tenzij de doorvoer plaatsvindt per vliegtuig (Rwm, artikel 40, lid 1).
Extra voorwaarde ingezetenen EU: Europese vuurwapenpas
Voor ingezetenen in één van de lidstaten van de EU geldt de vrijstelling voor binnekomen en uitgaan (intra EU verkeer) alleen als zij in het bezit zijn van een zogenaamde Europese Vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld (Rwm, artikel 39, lid 2). Zonder de Europese vuurwapenpas geldt de vrijstelling niet en moet men een consent hebben voor het binnenkomen of uitgaan .
Let op: EU-vuurwapenpassen afgegeven aan personen in het Verenigd Koninkrijk zijn per 1-1-2021 niet langer geldig in de EU
De Europese vuurwapenpas
Een Europese vuurwapenpas wordt door de plaatselijke politie afgegeven aan personen die gerechtigd zijn om een vuurwapen voorhanden te hebben (Wwm, artikel 28a). De Europese vuurwapenpas geeft zelf dus geen bevoegdheid om wapens voorhanden te hebben.
De Europese vuurwapenpas wordt alleen afgegeven aan:
-
houders van een verlof voor het voorhanden hebben (Wwm, artikel 28)
-
personen die op grond een jachtakte wapens van categorie III voorhanden mogen hebben (Wwm, artikel 26, tweede lid, letter b)
In de Europese vuurwapenpas:
-
zijn de gegevens van de houder vermeld
-
zijn het nummer, de geldigheidsduur (ten hoogste 5 jaar) en de bevoegde autoriteit vermeld
-
zijn de vuurwapens aangetekend die de houder gerechtigd is voorhanden te hebben
-
wordt aangegeven op grond waarvan de houder van de vuurwapens de genoemde wapens voorhanden mag hebben (bijvoorbeeld een verlof, jachtakte of een vergunning (visa) verleend door de autoriteiten van de lidstaat waarnaar de houder zich met zijn wapen(s) begeeft)
-
is informatie opgenomen betreffende intra Unie verplaatsingen
Vrijstelling doorvoer jachtgeweren (niet per vliegtuig)
De vrijstelling geldt ook voor de doorvoer van jachtgeweren anders dan per vliegtuig. De jachtgeweren moeten zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn (Rwm, artikel 40, lid 1).
Voor ingezetenen van de EU geldt de vrijstelling alleen als zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld (Rwm, artikel 40, lid 2).
Voor niet-ingezetenen van de EU geldt deze vrijstelling alleen als de jachtgeweren en de daarbij behorende munitie bij de Douane schriftelijk zijn gemeld (Rwm, artikelen 40, derde lid, en 38a).
Wanneer de doorvoer plaatsvindt per vliegtuig geldt de vrijstelling dus niet en moet men over een consent voor binnenkomen en uitgaan beschikken.
Naar boven5.7.6 Vrijstelling sportschutters
Vrijstelling buitenlandse sportschutters
Voor in het buitenland wonende sportschutters bestaat een vrijstelling voor het binnenkomen en uitgaan van vuurwapens van categorie III en ten hoogste 1000 patronen voor die wapens tezamen (Rwm, artikel 41, lid 1).
De vrijstelling geldt alleen:
-
Voor sportschutters die een schriftelijke uitnodiging of verklaring van een Nederlandse schietvereniging hebben en gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de schietsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte wapens of munitie voorhanden te hebben.
-
Vanaf de tweede dag voor tot en met de tweede dag na de in de uitnodiging of verklaring genoemde tijdvak.
De vrijstelling geldt ook voor het vervoer en het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III door in het buitenland wonende sportschutters (Rwm, artikel 41, lid 2). Daarbij gelden de bovengenoemde voorwaarden.
Extra voorwaarde ingezetenen EU: Europese vuurwapenpas
Voor ingezetenen van de EU geldt de vrijstelling als zij in het bezit zijn van een Europese vuurwapenpas waarop de wapens zijn vermeld (Rwm, artikel 41, lid 4).
Vrijstelling voor Nederlandse sportschutters
Voor in Nederland wonende sportschutters bestaat ook een vrijstelling voor het binnenkomen of uitgaan van vuurwapens van categorie III en maximaal 1000 patronen voor die wapens tezamen. De vuurwapens moeten zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn (Rwm, artikel 42). De vrijstelling geldt alleen voor de sportschutters die:
-
blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van een schietvereniging in het buitenland de schietsport gaan beoefenen of hebben beoefend
-
en de meegevoerde wapens of munitie in Nederland krachtens een verlof voorhanden mogen hebben
5.7.7 Vrijstelling voor airsoftapparaten voor beoefenen airsoftsport
Vrijstelling voor in Nederlandse wonende personen
Voor airsoftapparaten bestemd voor het beoefenen van de airsoftsport geldt een vrijstelling voor:
-
Erkenninghouders;
-
in Nederland wonende personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die door middel van een bewijs van lidmaatschap desgevraagd kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister van J &V erkende airsoftvereniging.
De vrijstelling geldt voor de handelingen binnenkomen, uitgaan, overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten (Rwm, artikel 17a t/m g).
Voorwaarde is dat de airsoftapparaten zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn.
Een voorbeeld van het lidmaatschapsbewijs van een erkende airsoftvereniging (de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging) is in bijlage XV opgenomen.
Vrijstelling buitenlandse sportschutters airsoftapparaten
Voor in het buitenland wonende personen geldt een vrijstelling voor het doen binnenkomen of uitgaan van airsoftapparaten bestemd voor het beoefenen van de airsoftsport.(Rwm, artikel 17 e)
De vrijstelling geldt alleen:
-
Voor personen die blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van de erkende airsoftvereniging gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de airsoftsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte airsoftapparaten voorhanden te hebben.
-
Vanaf de tweede dag voor tot en met de tweede dag na de in de uitnodiging of verklaring genoemde tijdvak.
Voorwaarde is dat de airsoftapparaten zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn.
Naar boven5.7.8 Vrijstelling vervoer wapens en munitie
Er is een vrijstelling voor het vervoer van wapens en munitie voor (Rwm, artikel 44 tot en met 46):
-
sportschutters en jagers
-
personen in dienst van een erkenninghouder
-
personen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf wapens en munitie vervoeren
Vrijstelling sportschutters en jagers
Deze vrijstelling geldt alleen binnen het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer noodzakelijk is (Rwm, artikel 44) voor het vervoer tussen de woning en:
-
de schietbaan
-
de erkende wapenhandelaar
-
voor zover het jagers betreft; het jachtveld en langs de weg
Vrijstelling personen in dienst van erkenninghouder
Deze vrijstelling geldt alleen als:
-
vervoerder in dienst is van de erkenninghouder
-
voor wapens of munitie waarop erkenning betrekking heeft
-
vervoer plaatsvindt in opdracht van erkenninghouder of beheerder in het bedrijf waaraan erkenning is verleend
-
vervoer noodzakelijk is voor de goede uitvoering van handelingen waarop erkenning betrekking heeft
-
erkenninghouder of beheerder bevoegd is wapens en munitie te vervoeren
-
uit bij het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan (Rwm, artikel 46, lid 2)
Vrijstelling personen in de uitoefening van beroep of bedrijf
Deze vrijstelling geldt alleen als:
-
vervoerder in uitoefening van beroep of bedrijf vervoert
-
vervoer plaatsvindt in opdracht van degene die bevoegd is de wapens en de munitie voorhanden te hebben en te vervoeren
-
ontvanger bevoegd is de wapens en de munitie voorhanden te hebben
-
uit bij het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan (Rwm, artikel 45)
5.8 Vergunningen
Als voor een verboden handeling geen uitzondering of vrijstelling geldt, kan een vergunning worden verleend voor het verrichten van bepaalde handelingen met wapens en munitie. Vergunningen moeten worden aangevraagd.
Soort vergunning |
Omschrijving |
---|---|
Ontheffing |
Een uitzondering op een wettelijk verbod die alleen wordt toegekend aan personen die voldoen aan de gestelde voorwaarden. |
Erkenning |
Een vergunning voor het bedrijfsmatig hanteren van wapens (verkoop, verhuur, reparatie enzovoorts). |
Verlof |
Een vergunning voor een bepaalde handeling. |
Consent |
Een vergunning tot binnenkomen, uitgaan of doorvoer van categorie II en III wapens en munitie. |
Een vergunning voor uitvoer naar derde landen van de in de bijlage bij de Verordening 258 vermelde vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie. |
|
Jachtakte |
jachtakte van de bevoegdheid om te jagen, of, voor zover van toepassing, van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen of dat de aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht (Wwm, artikel 26). |
Voorschriften verbonden aan vergunningen
Voor aanvraag, toewijzing en behoud van een vergunning gelden voorschriften en beperkingen (Wwm, artikel 6). Het handelen in strijd met een voorschrift is als overtreding strafbaar gesteld.
Naar boven5.8.1 De ontheffing
Een ontheffing is een uitzondering op een wettelijk verbod. Een ontheffing wordt aangevraagd bij de minister van J en V. De ontheffing heeft een dubbele functie, namelijk een toestemming tot binnenkomen en een toestemming tot uitgaan.
Ontheffing voor doorvoer categorie I wapens
De minister van J en V kan een ontheffing voor de doorvoer van wapens van categorie I afgeven. Een model is opgenomen als bijlage.
Overige ontheffingen
De minister van J en V kan op verzoek ontheffing verlenen van de voorschriften en verboden voor wapens of munitie behorend tot één van de volgende groepen (Wwm, artikel 4):
-
wapens die niet voor gebruik als zodanig geschikt te maken zijn
-
wapens die het karakter dragen van oudheden
-
andere wapens, voor zover deze bestemd zijn voor - dan wel deel uitmaken van - een verzameling of een wandversiering
-
munitie, voor zover deze bestemd is voor -dan wel deel uitmaakt van- een verzameling
-
toestellen en voorwerpen voor beroepsdoeleinden
-
monster-, demonstratie- of testmateriaal en rekwisieten
-
noodsignaalmiddelen en de daarvoor bestemde munitie
Samenloop met Bsg
Voor wapens van categorie I die tevens militaire goederen zijn, moet ook aan de eventuele meld- en vergunningplicht op grond van het Bsg worden voldaan. Meer informatie vindt u in het voorschrift Strategische goederen. In de bijlage is een stroomschema opgenomen over de samenloop van categorie I wapens met het Bsg.
Naar boven5.8.2 De erkenning
Het is verboden om met wapens en munitie zonder een 'erkenning' bepaalde handelingen te verrichten, zoals vervaardigen, transformeren, verhuren, herstellen en beproeven (Wwm, artikel 9, lid 1). Een erkenning wordt afgegeven door de korpschef in de plaats waar de aanvrager is gevestigd. Hiermee verkrijgt men inzicht in en kan men controle uitoefenen op de bedrijven of beroepsgroepen die zich met deze handelingen bezighouden.
Handelingen met categorie II wapens vallen in de regel niet onder de erkenning. In principe geldt de erkenning alleen voor wapens en munitie van categorie I (voor airsoftapparaten bestemd voor de airsoftsport) en categorie III. De houder van een erkenning is ook bevoegd wapens en munitie voorhanden te hebben.
Vervoer door erkenninghouder
In de erkenning kan worden bepaald dat de erkenning ook een vergunning tot het vervoer van wapens en munitie inhoudt. Er wordt dan geen afzonderlijk document voor het vervoer verleend. De vergunning tot vervoer kan onder beperkingen worden verleend. Deze beperkingen zijn op het bewijs van erkenning vermeld. Als de in de erkenning genoemde beheerder zijn wapens zelf vervoert, moet hij de vergunning tot vervoer die op het bewijs van erkenning is vermeld, bij zich hebben.
Vervoer namens de erkenninghouder
Als de erkenninghouder wapens en munitie wil doen vervoeren door een werknemer of beroepsvervoerder, dan moeten ook zij door het overleggen van een document aantonen dat zij bevoegd zijn om die wapens op dat moment voorhanden te hebben. Voor airsoftapparaten moet uit aanwezige documenten blijken dat voldaan wordt aan de voorwaarden van de vrijstelling (Rwm, artikel 17f en 17g). Als document voor categorie II wapens wordt een verlof tot vervoer gebruikt. Alleen dan geldt de vrijstelling van het verbod om wapens en munitie te vervoeren (Rwm, artikel 45 en 46).
Om te voorkomen dat de erkenninghouder voor dit vervoer telkens een verlof tot vervoer moet aanvragen bij de korpschef, kan de korpschef aan de erkenninghouder een aantal (blanco) verloven tot vervoer verstrekken. De erkenninghouder zendt telkens wanneer hij een verlof uitschrijft, een kopie van het door hem ingevulde en afgegeven verlof aan de korpschef, die hierdoor kan controleren of de afgegeven (blanco) verloven op juiste wijze zijn gebruikt.
Doorlopend verlof voor werknemers van erkenninghouder
Als sprake is van een werknemer in vaste dienst bij een erkenninghouder die regelmatig wapens vervoert voor zijn werkgever, dan kan de korpschef overgaan tot het afgeven van een doorlopend verlof tot vervoer. Het verlof wordt afgegeven aan de beheerder die in het bewijs van erkenning is genoemd. Op het verlof worden onder ’daadwerkelijk vervoer’ de gegevens van de werknemer vermeld. In plaats van een exacte omschrijving van de wapens, wordt op het document vermeld dat het geldig is ten aanzien van de wapens en munitie die behoren tot de handelsvoorraad van de persoon aan wie het verlof is afgegeven. Ook is het tijdvak vermeld waarbinnen het verlof geldig is (maximaal een jaar). Het document is voorzien van de pasfoto van de persoon die als vervoerder optreedt en deze pasfoto is door de politie afgestempeld.
Naar boven5.8.3 Het verlof
Een verlof is een individuele uitzondering op het wettelijke verbod om wapens van (bijna altijd) categorie III voorhanden te hebben, te vervoeren en/of te dragen.
Aanvragen voor een verlof worden gedaan bij de korpschef van de politie. Een verlof wordt verleend als (Wwm, artikel 28):
-
een redelijk belang verlening van verlof vordert
-
aanvrager geen gevaar voor zichzelf, openbare orde of veiligheid kan vormen
-
aanvrager minstens achttien jaar is, behoudens afwijking voor leden van een schietvereniging
Verlof tot voorhanden hebben
Het is verboden om zonder verlof:
-
wapens en munitie van categorie II en III voorhanden te hebben (Wwm, artikel 26)
Wapens van categorie IV mag men wel voorhanden hebben maar niet dragen.
Consent is ook toestemming voorhanden hebben
Voor de houder van een consent geldt niet het verbod om wapens en munitie voorhanden te hebben (Wwm, artikel 26). Dit staat niet uitdrukkelijk vermeld in de Wwm, maar een consent tot binnenkomen of uitgaan omvat ook de toestemming om voor dat doel wapens en munitie voorhanden te hebben.
Verlof tot dragen
Het is verboden om een wapen van de categorieën I,II, III en IV te dragen (Wwm, artikel 27, lid 1). Dit verbod is niet van toepassing op personen die:
-
houder zijn van verlof voor dragen van een wapen
-
op grond van jachtakte voor de jacht bestemde wapens voorhanden mogen hebben voor het terrein waar zij tot de jacht gerechtigd zijn
-
op grond van een lidmaatschap van een erkende airsoftvereniging airsoftapparaten voorhanden mogen hebben op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbaren weg.
Als een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen van categorie III is verleend, kan -als een redelijk belang dit vordert- dit verlof ook betrekking hebben op het dragen van dit wapen (Wwm, artikel 29). Een redelijk belang voor het dragen van een wapen zal echter niet gauw aanwezig zijn.
Verlof en vergunning tot vervoer
In principe is het vervoer van wapens en munitie van de categorieën II en III niet toegestaan (Wwm, artikel 22 en 24):
-
zonder vergunning tot vervoer voor erkenninghouder
-
zonder verlof tot vervoer aan anderen die gerechtigd zijn een wapen voorhanden te hebben
Vergunningen en verloven tot vervoer kunnen onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen ook voorschriften worden verbonden.
In de erkenning kan worden bepaald dat de erkenning ook een vergunning tot vervoer van wapens en munitie van de categorieën I (airsoftapparaten, Rwm, artikel 17d, lid 2 ), II en III inhoudt (Wwm, artikel 9, lid 4). De personen die in opdracht van de houder van de vergunning of het verlof tot vervoer zijn belast met het feitelijk transport van de wapens of munitie, worden altijd in de vergunning of het verlof vermeld. Dit is een voorwaarde om zich op de vrijstellingen te kunnen beroepen (Rwm, artikelen 17g, 45 en 46).
Een verlof tot vervoer kan worden verleend aan personen die gerechtigd zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben (bijvoorbeeld sportschutters en verzamelaars).
Personen die bevoegd zijn vuurwapens en munitie te dragen, is het ook toegestaan die wapens en munitie te vervoeren. Bevoegd tot het dragen van vuurwapens en munitie zijn onder meer personen die een jachtakte -als bedoeld in de Wet Natuurbescherming bezitten. De bevoegdheid geldt voor de voor de jacht bestemde wapens en munitie van categorie III die in de jachtakte zijn omschreven (Wwm, artikel 27, lid 2, aanhef en onder b,). Deze bevoegdheid is beperkt tot vervoeren tot het terrein waar de jachtaktehouders tot de jacht gerechtigd zijn.
De wapens die worden vervoerd moeten altijd zodanig zijn verpakt dat ze niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend. Als wapens voor onmiddellijk gebruik geschikt zijn, is er geen sprake meer van vervoer maar van dragen.
Naar boven5.9 Het consent
Het is verboden zonder consent wapens en munitie van de categorieën II en III te doen binnenkomen of uitgaan (Wwm, artikel 14).
Samenloop met Bsg bij wederuitvoer
Voor wapens en munitie die met een consent tot binnenkomen zijn opgeslagen in entrepot is voor de wederuitvoer een consent tot uitgaan vereist. Bij de aangifte ten wederuitvoer moet ook aan de eventuele meld- en vergunningplicht op grond van het Bsg worden voldaan als het tevens militaire goederen betreft. Meer informatie vindt u in het voorschrift Strategische goederen. In de bijlage is een stroomschema opgenomen over de samenloop van categorie II en III wapens met het Bsg.
Naar boven5.9.1 Voorwaarden verbonden aan consent
Bestemming wijzigen op consent zonder nieuw consent is niet toegestaan
Het is verboden om bij binnenkomst de op het consent aangegeven bestemming van wapens of munitie te wijzigen zonder een nieuw consent. Een consent tot wijziging van de bij binnenkomst aangegeven bestemming staat gelijk aan een consent tot binnenkomen voor de gewijzigde bestemming (Wwm, artikel 14, lid 1 en 2).
Niet voor onmiddellijk gebruik geschikt
Een consent is uitsluitend geldig voor wapens en munitie die zodanig zijn verpakt, dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend (Wwm, artikel 14, lid 3).
Consent ook toestemming voorhanden hebben
Voor de houder van een consent geldt niet het verbod om deze goederen voorhanden te hebben (Wwm, artikel 26). Dit is niet uitdrukkelijk vermeld in de Wwm maar een consent tot binnenkomen of uitgaan omvat ook het voor dat doel voorhanden hebben van wapens en munitie. Een consent tot binnenkomen wordt geweigerd als de aanvrager niet gerechtigd is de wapens en munitie in Nederland voorhanden te hebben. Deze voorwaarde geldt niet als de wapens en munitie bestemd zijn voor overbrenging en opslag onder douaneverband (Wwm, artikel 20, lid 1) omdat de houder van het consent dan niet over de wapens en munitie beschikt. Als de bestemming daarna wordt gewijzigd, zal een nieuw consent moeten worden aangevraagd.
Vervoer namens houder van consent
Als het feitelijke transport (vervoer) door een ander dan de houder van het consent wordt uitgevoerd, is dit altijd op het consent vermeld. Op grond daarvan is de vervoerder bevoegd tot het feitelijk doen binnenkomen of uitgaan van de wapens en munitie en omvat die bevoegdheid ook het voor dit doel voorhanden hebben.
Consent vergezelt de wapens en munitie
De houder van een consent voor het binnenkomen, doorvoeren of uitgaan van wapens en munitie, is verplicht de wapens en munitie tot aan de bestemming of het verlaten van het grondgebied van Nederland, te doen vergezellen van het consent (Wwm, artikel 14, lid 5).
Overdracht van of afschrijving op een consent niet toegestaan
Een consent wordt afgegeven voor één zending. Afschrijven -zoals op andere in- en of uitvoervergunningen soms mogelijk is- kan niet plaatsvinden. Een consent kan niet worden uitgeleend of overgedragen.
Voorschriften verbonden aan consent
Aan een consent zijn voorschriften verbonden. Deze staan op het consent vermeld (Wwm, artikel 6). Het schenden van de voorschriften is een overtreding.
Beperkte geldigheidsduur consent
Op het consent staat aangegeven voor welke periode een consent geldig is. Daarna kan dit niet meer worden gebruikt en moet het door de houder worden teruggestuurd. Dit is een voorschrift verbonden aan het consent en de overtreding ervan is strafbaar.
Naar boven5.9.2 Afgifte van consent
Consent afgegeven door minister van Defensie
Een consent voor het binnenkomen van wapens en munitie voor de krijgsmacht worden namens de minister van Defensie afgegeven door de Defensie Fiscale Douane Eenheid (Wwm, artikel 16, lid 1). Een model van dit consent is als bijlage opgenomen.
Consent afgegeven door minister van J en V
Voor het doen binnenkomen van wapens en munitie voor de overige openbare diensten wordt een consent verleend door de minister van J en V (Wwm, artikel 16, lid 1). Alle overige consenten worden door de CDIU afgegeven (Wwm, artikel 16, lid 2).
Consent afgegeven door CDIU
Bij de afgifte van een consent beoordeelt de CDIU onder andere of:
-
aanvrager gerechtigd is om wapens en munitie voorhanden te hebben (Wwm, artikel 26)
-
vereiste documenten worden overgelegd (bijvoorbeeld bij binnenkomen een jachtakte of bij het uitgaan een bewijs van geen bezwaar van autoriteit van lidstaat van bestemming)
-
overgelegde documenten rechtsgeldig zijn (Wwm, artikel 28, lid 4)
-
ingediende consentaanvraag en bescheiden volledig en juist zijn
Een consent tot binnenkomen wordt geweigerd als de aanvrager niet gerechtigd is de wapens of de munitie in Nederland voorhanden te hebben, tenzij de wapens en munitie bestemd zijn voor overbrenging en opslag onder douaneverband (Wwm, artikel 20, lid 1).
De CDIU geeft een consent tot uitgaan af als de aanvrager een bewijsstuk overlegt waaruit blijkt dat de autoriteiten in het land van bestemming geen bedenkingen hebben tegen de aanwezigheid van de wapens en munitie op hun grondgebied. De CDIU deelt aan de EU-lidstaat van bestemming of doorvoer mee dat een consent is afgegeven (Wwm, artikel 20, lid 2 en 3).
De CDIU geeft ook consenten af voor het Unie verkeer binnen de EU. De Douane heeft hiervoor geen toezichthoudende taak.
Naar boven5.9.3 Consent tot binnenkomen
De consenten tot binnenkomen voor wapens en munitie van categorieën II en III kunnen –voor zover voor de Douane van belang- worden onderscheiden in:
-
consent tot binnenkomen voor plaatsing onder de:
-
douaneregeling in het vrije verkeer brengen
-
specifieke bestemming tijdelijke invoer
-
-
consent tot binnenkomen voor overbrenging en opslag onder douanetoezicht.
Hieronder worden verstaan de bijzondere regelingen:
-
opslag
-
douanevervoer
-
douane-entrepot
-
actieve veredeling
-
-
consent tot binnenkomen gevolgd door uitgaan (doorvoer)
Een model van een consent tot binnenkomen is opgenomen als bijlage.
Boven aan het consent tot binnenkomen wordt de bestemming ingevuld.
Er zijn ook consenten die zien op het binnenkomen op Nederlands grondgebied van Unie wapens en munitie van uit een lidstaat van de Unie. De Douane heeft voor deze consenten geen toezichthoudende taak.
Voorschriften verbonden aan consent tot binnenkomen
Aan een consent tot binnenkomen zijn de volgende voorschriften verbonden en op het consent vermeld:
Voorschriften verbonden aan consent tot binnenkomen |
---|
|
|
|
|
|
|
Naar boven
5.9.4 Consent tot uitgaan
De consenten tot uitgaan voor wapens en munitie van categorieën II en III kunnen –voor zover voor de Douane van belang- worden onderscheiden in:
-
consent tot binnenkomen gevolgd door uitgaan (doorvoer);
-
consent tot uitgaan na overbrenging en opslag onder douaneverband.
Een model van een consent tot uitgaan is opgenomen als bijlage.
Consent tot binnenkomen gevolgd door uitgaan (doorvoer)
Een consent tot binnenkomen gevolgd door uitgaan moet reeds zijn overgelegd bij het binnenkomen en de aangifte voor een douaneregeling. Dit consent wordt ook genoemd onder nummer 3 bij het onderdeel ‘ consenten tot binnenkomen’.
Consent tot uitgaan na overbrenging en opslag onder douaneverband
In het algemeen wordt dit consent afgegeven als op het tijdstip van de aanvraag nog niet bekend is welke eindbestemming de goederen krijgen. Wapens en munitie die -op basis van het consent tot binnenkomen- zijn overgebracht en opgeslagen onder douaneverband kunnen alleen uitgaan als daarvoor een nieuw consent wordt overgelegd.
Samenloop met Bsg
Voor het uitgaan en de doorvoer van wapens en munitie van categorie II en III die tevens militaire goederen zijn, geldt een meld- en vergunningplicht op grond van de Bsg. Meer informatie vindt u in het voorschrift Strategische goederen en het stroomschema in de bijlage.
Voorschriften verbonden aan een consent tot uitgaan
Aan een consent tot uitgaan zijn de volgende voorschriften verbonden en op het consent vermeld:
Voorschriften verbonden aan een consent tot uitgaan |
---|
|
|
|
|
|
Naar boven
5.10 Uitvoervergunning verordening 258
Het is verboden zonder uitvoervergunning vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie, opgenomen in bijlage I van verordening 258 uit te voeren (Wwm, artikel 20a, lid 2).
Naar boven5.10.1 Verordening
De Verordening is tot stand gekomen in verband met de uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, en ter aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens). In deze verordening zijn maatregelen opgenomen over de:
-
vergunningplicht bij uitvoer uit de EU
-
de doorvoer door landen buiten de EU
-
de invoer in landen buiten de EU
Verordering 258 stelt een vergunningplicht in voor de uitvoer van de in bijlage 1 van deze verordening genoemde vuurwapens, onderdelen, essentiële componenten en munitie naar landen buiten de EU van vuurwapens voor civiel gebruik.
Een uitvoervergunning wordt verleend door de CDIU (Wwm, artikel 20b, lid 2).
Worden de vuurwapens ook als militaire goederen aangemerkt? Dan moet naast de uitvoervergunning 258 ook een exportvergunning voor militaire goederen worden aangevraagd. De vergunningplicht voor militaire goederen geldt bij uitvoer uit de EU
Er zijn drie soorten vergunningen:
-
een enkelvoudige vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor één zending van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan één geïdentificeerde uiteindelijke ontvanger of ontvanger in een derde land of;
-
een meervoudige vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor meerdere zendingen van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan een geïdentificeerde uiteindelijke ontvanger of ontvanger in een derde land of;
-
een algemene vergunning of machtiging die aan één specifieke exporteur wordt verleend voor meerdere zendingen van één of meer vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie aan meerdere geïdentificeerde uiteindelijke ontvangers of ontvangers in één of meerderde landen.
5.10.2 Uitvoervergunning 258 afgegeven door CDIU
Bij de afgifte van een uitvoervergunning 258 beoordeelt de CDIU onder andere of:
-
aanvrager gerechtigd is om wapens en munitie voorhanden te hebben;
-
vereiste documenten worden overgelegd (bijvoorbeeld een bewijs van geen bezwaar van autoriteit van land van bestemming);
-
overgelegde documenten rechtsgeldig zijn;
-
ingediende uitvoervergunningaanvraag en bescheiden volledig en juist zijn.
De CDIU geeft een uitvoervergunning 258 af als de aanvrager een bewijsstuk overlegt waaruit blijkt dat de autoriteiten in het land van bestemming geen bedenkingen hebben tegen de aanwezigheid van de wapens en munitie op hun grondgebied.
De Wwm biedt wel de mogelijkheid dat een vergunning afgegeven op grond van de Adw tevens geldt als uitvoervergunning voor verordening 258 (Wwm, artikel 20b). Deze samenloop is echter nog niet geregeld. In voorkomend geval moeten dus twee vergunningen overgelegd worden
Naar boven5.10.3 Vrijstelling jagers en sportschutters
Voor tijdelijke uitvoer en wederuitvoer van kleine aantallen vuurwapens, door jagers en sportschutters is onder bepaalde voorwaarden geen uitvoervergunning vereist. De vrijstelling is beperkt tot:
-
één of meer vuurwapens;
-
hun essentiële componenten, indien gemarkeerd, evenals onderdelen;
-
de hiervoor bestemde munitie, beperkt tot een maximum van 800 patronen voor jagers en een maximum van 1200 patronen voor sportschutters.
De vrijstelling tijdelijke uitvoer voor jagers of sportschutters geldt als de vuurwapens onderdeel uitmaken van hun begeleide persoonlijke bezittingen, tijdens een reis naar een derde land op voorwaarde dat zij bij de tijdelijke uitvoer de redenen van de reis kunnen aantonen, met name door een uitnodiging of een ander bewijs voor hun jagers- of schietsportactiviteiten in het derde land van bestemming over te leggen.
De vrijstelling voor wederuitvoer door jagers of sportschutters geldt als de vuurwapens onderdeel uitmaken van hun begeleide persoonlijke bezittingen nadat tijdelijk toestemming voor invoer is verleend voor jagers- of schietsportactiviteiten, op voorwaarde dat de vuurwapens in het bezit blijven van een persoon die buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd en de vuurwapens opnieuw worden uitgevoerd naar die persoon.
Worden de vuurwapens als militaire goederen aangemerkt? Dan moet naast de uitvoervergunning ook een exportvergunning voor militaire goederen worden aangevraagd. De vergunningplicht voor militaire goederen geldt bij uitvoer uit EU.
Naar boven5.10.4 Wanneer Verordening 258 niet van toepassing?
De verordening 258 geldt niet voor:
-
transacties tussen lidstaten van de EU onderling
-
vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie die speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen en in geen enkel geval op volautomatische vuurwapens
-
vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie die bestemd zijn voor het leger, de politie of de overheidsinstanties van de lidstaten
-
verzamelaars en instellingen die zich bezighouden met culturele en historische aspecten van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie
-
onbruikbaar gemaakte vuurwapens
-
antieke vuurwapens of replica’s hiervan zoals gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving, met dien verstande dat na 1899 vervaardigde vuurwapens niet onder antieke vuurwapens vallen.
5.11 Controlebepalingen
De controlebepalingen van het DWU en de Adw zijn specifieke handelingen die betrekking hebben op:
-
de verificatie van aangiften
-
de grondige opneming van goederen
-
de controle op de aanwezigheid en echtheid van documenten
-
de controle van vervoermiddelen en soortgelijke handelingen
Deze bepalingen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat gecontroleerd kan worden of de wetgeving die van toepassing is wordt nageleefd. De controle betreft niet alleen de douanewetgeving, maar ook andere (niet-fiscale) wettelijke Unie en nationale bepalingen die van toepassing zijn op goederen onder douanetoezicht. De Wwm is zo’n niet-fiscale wettelijke bepaling.
Goederen kunnen een douanebestemming krijgen zonder dat dit een beletsel vormt voor het toepassen van beperkende bepalingen of verboden die gerechtvaardigd zijn door andere (niet-fiscale) bepalingen. Uit de bescheiden bij de douane-aangifte en de bescheidcodes op de aangifte moet blijken of er wordt voldaan aan nationale of Unie voorwaarden.
Naar boven5.11.1 Verplicht bescheid
Het laten volgen van een douanebestemming kan dus afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan de verplichtingen uit de Wwm. Voor wapens en munitie waarop de Wwm van toepassing is, is voor binnen en buiten het grondgebied brengen van Nederland in principe een vergunning vereist. De vergunning is aan te merken als een door wettelijke bepalingen over te leggen verplicht bescheid. Voor de aangifte ten invoer bestaan verplichte bescheidcodes.
Verplichte bescheidcodes
Bescheidcode |
Omschrijving |
---|---|
Invoer: 0023 |
consent als bedoeld in Wwm, artikel 14 |
Invoer: C624 |
Formulier 302 |
Uitvoer: C624 |
Formulier 302 |
Uitvoer: E020 |
Uitvoervergunning wapens (Vo EU 258/2012, artikel 4) |
Aanvaarding van de aangifte
Aanvaarding is de eerste handeling die de Douane verricht met een aangifte. Het betekent acceptatie van de bestemming die de aangever aan de goederen wil geven. Een aangifte wordt niet zomaar aanvaard (DWU, artikel 163 en 172). De aangever moet bijvoorbeeld de benodigde bescheiden bij de aangifte overleggen. Daarnaast stelt de Douane vast of alle benodigde gegevens zijn vermeld.
Vrijgave
Na aanvaarding van de aangifte kan de Douane de goederen vrijgeven voor de douaneregeling waarvoor aangifte is gedaan. Daarbij worden de goederen ter beschikking gesteld voor de doeleinden van de douaneregeling waaronder zij geplaatst zijn. De goederen worden niet vrijgegeven als er verbods- of beperkende maatregelen gelden. Dit kunnen dus de niet-fiscale douanevoorschriften zijn (Handboek Douane, onderdeel 12.00.00). Als de vereiste vergunning niet voorhanden is, worden de wapens en munitie niet vrijgegeven.
Als er wettelijke bepalingen zijn overtreden, kan (strafrechtelijk) worden opgetreden, ook al is de aangifte buiten werking gesteld.
Samenvatting
De Wwm zelf bevat geen verplichting om een voorgeschreven consent of ontheffing bij de Douane over te leggen. Wel bevat het consent tot binnenkomen en uitgaan voorschriften waaruit blijkt dat de houder het consent bij de Douane moet overleggen. Dit geldt alleen als de goederen onder douanetoezicht staan en dus niet wanneer sprake is van Unie goederenverkeer. Op grond van de douanewetgeving moet op de aangifte ten invoer en ten uitvoer de bescheidcode worden vermeld dat er een vergunning aanwezig is. Bij de controle van de toegestane douanebestemming worden de verboden uit de Wwm in acht genomen en moet een consent, uitvoervergunning of ontheffing worden overgelegd bij de aangifte. De goederen worden niet vrijgegeven als de deze niet is overgelegd.
Naar boven5.12 Samenloop met Bsg
Worden de vuurwapens als militaire goederen aangemerkt? Dan moet naast de eventuele uitvoervergunning ook een exportvergunning
voor militaire goederen worden aangevraagd. De vergunningplicht voor militaire goederen geldt bij uitvoer uit de Eunaar
In het Bsg bestaat een meldplicht en een vergunningplicht voor militaire goederen. Bepaalde wapens uit categorie I, II en III vallen onder de bijlage van het Bsg (militaire goederen, post ML 1 en verder) én onder de Wwm.
Vraagbaak inschakelen
Als er sprake is van uitgaan of (weder)uitvoer van wapens en munitie is een samenloop met het Bsg mogelijk. In deze gevallen wordt bij een fysieke controle daarom altijd de vraagbaak betrokken. Meer informatie vindt u in het voorschrift Strategische goederen.
In de bijlage is een:
-
stroomschema opgenomen over samenloop Bsg voor categorie II en III wapens.
Markering van vuurwapens en munitie (Wwm, artikel 32a en b) -
stroomschema opgenomen over samenloop Bsg voor categorie I wapens.
Markering van vuurwapens en munitie (Wwm, artikel 32a en b)
Vuurwapens en de essentiële onderdelen daarvan, die op of na 14 september 2018 zijn vervaardigd of ingevoerd in de EU moeten zijn voorzien van een duidelijke, blijvende en unieke markering. Deze markering bevat:
- naam fabrikant of merk;
- land of plaats van vervaardiging;
- serienummer en jaar van vervaardiging (indien dit nog geen onderdeel uitmaakt van het serienummer) en
- het model (indien uitvoerbaar)
Wanneer een essentieel onderdeel van een vuurwapen te klein is om te worden gemarkeerd, wordt het ten minste gemarkeerd met een serienummer of een alfanumerieke of digitale code.
De markering wordt aangebracht onmiddellijk na de vervaardiging van het vuurwapen of onverwijld na invoer in de EU. De markering dient in elk geval uiterlijk te zijn aangebracht op het moment van het op de markt brengen van het vuurwapen.
Bij munitie voor een vuurwapen bevat de kleinste verpakkingseenheid van volledige munitie:
- naam fabrikant
- identificatienummer batch
- kaliber
- type munitie
5.13 Strafbepalingen
De straffen die gelden bij overtreding van de Wwm verschillen per wapen- en munitiecategorie. Voor wapens uit categorie I, met uitzondering van airsoftapparaten bestemd voor de airsoftsport, zijn alle handelingen door particulieren verboden en worden overtredingen streng bestraft. Strafbare feiten met wapens uit categorie II worden meestal zwaarder gestraft dan strafbare feiten die gepleegd zijn met wapens uit categorie III. Verder wordt illegale handel weer zwaarder bestraft dan alleen illegaal bezit.
Tabel Strafbare feiten
Strafbaar feit |
---|
Overtreding (Wmm, artikel 54) |
|
Misdrijven (Wmm, artikel 55) |
|
|
|
|