14.45.00 Vereenvoudigingen douanevervoer regeling Toegelaten afzender en Toegelaten geadresseerde
3 Gebruik van de regeling Toegelaten afzender
3.1 Aanvaarden elektronische vervoersaangifte
De Vergunninghouder toegelaten afzender zal de aangifte voor douanevervoer indienen bij het in zijn vergunning aangegeven douanekantoor, het kantoor van vertrek.
(artikel 59 lid 1 CDW en artikel 60 CDW)
De aangifte wordt ingevuld volgens de voorwaarden voor invulling van de elektronische vervoersaangifte, als opgenomen in de bijlagen bij de TVo. CDW en aanwijzingen voor het gebruik van het aangiftesysteem.
(artikel 62 lid 1 CDW en artikel 222 TVo. CDW)
Hierna is een aantal beschrijvingen vermeld, waarmee rekening moet worden gehouden bij gebruik van het aangiftesysteem Transit.
Veel aangevers gebruiken goederencodes uit het eigen bedrijfsadministratiesysteem. Vaak zijn dit codes van 8 posities, waarbij de coderingen van 4 of 6 posities worden aangevuld met nullen, ook als er een verdere onderverdeling is. In Transit zijn alleen de bovenliggende (GN) codes opgenomen tot 6 posities.
Als een product geen verdere onderverdeling kent dan 4 posities dan wordt dit opgenomen met 4 posities en dus niet met "00" aangevuld tot 6 posities. Dit geldt ook voor de verdere verdeling in de GS code. Dat wil zeggen dat als er een onderverdeling is in GS niveau, zoals "10" of "50" deze in de Transit tabellen worden opgenomen. De "00" onderverdeling wordt in deze gevallen niet opgenomen. Goederencodes in aangiften mogen daarom niet worden aangevuld met nullen.
Door de koppeling van het systeem Transit aan de systemen Douane Manifest en Export Controle Systeem (ECS) zal geautomatiseerd afschrijven van de vervoersaangiften op de voorafgaande (summiere) aangifte plaats kunnen vinden.
De goederen zijn aangebracht op een locatie die in de Vergunning toegelaten afzender is vermeld, veelal de bedrijfslocatie van de vergunninghouder. Het is ook mogelijk dat in de vergunning van de Toegelaten afzender locaties van derden zijn opgenomen. De goederen bevinden zich dan in de bedrijfslocaties van deze derden.
Na ontvangst van de vervoersaangifte (IE015) controleert het systeem of deze juist en volledig is ingevuld en of de aangever over een vergunning voor het doen van aangiften onder de vereenvoudigde procedure beschikt (Vergunning toegelaten afzender). De aangever moet aan dit bericht een uniek nummer LRN (Local Reference Number) toekennen. Als aan alle voorwaarden is voldaan, wordt de aangifte door het systeem aanvaard en van een uniek nummer voorzien, het MRN genoemd.
(artikel 63 CDW en artikel 67 CDW)
MRN staat voor Movement Reference Number. De aangever wordt van de aanvaarding en het aan de zending toegekende nummer op de hoogte gesteld via de kennisgeving aanvaarding aangifte (IE028).
Mocht niet aan alle voorwaarden zijn voldaan, dan zal de aangifte onder vermelding van hetgeen is geconstateerd worden geretourneerd door verzending van een kennisgeving niet-aanvaarde aangifte (IE016).
Na aanvaarding staat de aangifte in het systeem in de status “Aanvaard” en is deze door de ambtenaar te raadplegen voor verdere behandeling. Zie hiervoor de gebruikershandleiding Transit die is gepubliceerd op Belastingnet, onder bedrijfsondersteuning, ICT.
Naar boven3.2 Controle
Nadat de aangifte door het systeem is aanvaard wordt er een automatische risicoselectie uitgevoerd. Indien een aangifte wordt geselecteerd voor controle krijgt de vergunninghouder toegelaten afzender kennisgeving controle (bericht IE060) en geen toestemming tot vertrek (bericht IEO29).
Wordt de aangifte niet "in controle" gesteld, dan zal na een geautomatiseerde controle van het bestaan van een doorlopende) zekerheid automatisch toestemming tot vertrek worden verleend. In afwachting van de toestemming tot vertrek zal de aangever de eventueel noodzakelijke verzegeling aan kunnen brengen.
Als een aangifte wel in de status “in controle” is gebracht, moet de ambtenaar na de behandeling / controle de resultaten van de controle in het systeem te registreren, waarna de goederen worden “Vrijgegeven”.
Naar boven3.3 Kennis geven van het voorgenomen vertrek
Een houder van de Vergunning toegelaten afzender stelt het kantoor van vertrek op de hoogte van de voorgenomen verzending van de goederen door een bericht via NCTS/Transit.
Bij het doen van een aangifte voor douanevervoer is er altijd een voorafgaande douaneregeling, bijvoorbeeld douane-entrepot. Om een controle op deze vertrekkende vervoersaangifte mogelijk te maken wordt voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij de controlemogelijkheden die deze voorafgaande douaneregeling biedt.
Bij de uitslag uit een entrepot is in de vergunning douane-entrepot bepaald op welke wijze en op welk douanekantoor de entrepothouder de uitslag uit het entrepot moet melden. Wordt een uitslag geselecteerd voor een controle dan kan deze controle ook worden gebruikt voor een controle op de start van het douanevervoer.
Voorbeeld:
Een zending goederen ligt opgeslagen in een entrepot. Op basis van de voorwaarden in de entrepotvergunning meldt de entrepothouder bij een aangewezen douanekantoor dat hij de zending om 14.00 uur wil gaan laden en om 15.00 wil vertrekken. De aangifte voor douanevervoer voor deze zending wordt echter al om 13.30 uur bij het in de Vergunning toegelaten afzender opgenomen kantoor van vertrek ingediend. Als de aangifte voor douanevervoer niet geselecteerd wordt voor controle zal de aangever via het systeem automatisch om 13.31 uur de toestemming tot vertrek (bericht IE029) krijgen.
Zelfs als de aangever dit bericht al heeft ontvangen, is door bovengenoemde bepaling in de Vergunning toegelaten afzender de toestemming tot vertrek voor Transit pas geldig vanaf 15.00 uur, het tijdstip waarop de Douane haar controle op die voorafgaande douaneregeling uiterlijk heeft kunnen uitvoeren.
Naar boven3.4 Controlebevindingen
Als bij een nadere opname of een fysieke controle door de douane geen verschillen zijn vastgesteld, brengt de aangever zelf verzegelingen aan.
De bevindingen van de ingestelde controle worden door de ambtenaar geregistreerd in het systeem.
Als bij de nadere opname of fysieke controle van de goederen kleine verschillen zijn geconstateerd, kunnen in overleg met de aangever wijzigingen in de aangifte worden aangebracht. Gaat de aangever echter niet akkoord met aanpassing van de aangifte, dan zal de ambtenaar bepalen of de bevindingen alsnog als vrijgave verhinderend aangemerkt zullen worden. Heeft de aangever kenbaar gemaakt niet direct te willen reageren op het voorstel van de ambtenaar om de aangifte te corrigeren, dan wordt verdere behandeling van de aangifte opgeschort.
De aangever krijgt dan de mogelijkheid om binnen de daarvoor gestelde termijn door verzending van een verzoek om toestemming tot vertrek te reageren op het voorstel. Blijft de aangever in gebreke dan wordt aangenomen dat hij bezwaar heeft tegen wijziging van de aangifte. De ambtenaar zal dan een besluit over verdere afhandeling van de aangifte nemen. Reageert hij binnen de gestelde termijn, maar het verzoek is ongeldig bevonden of niet correct ingevuld, dan wordt de aangever daarover geïnformeerd.
Gaat de aangever wel akkoord, dan zal, nadat hij de verzegeling heeft aangebracht, de behandeling van de aangifte worden voortgezet met een controle op de te stellen zekerheid.
Zijn bij nadere opname of fysieke controle verschillen geconstateerd die vrijgave verhinderend zijn, dan wordt vervoer niet toegestaan. De aangever wordt daarvan op de hoogte gesteld.
Worden bevindingen gedaan bij een controle verricht op grond van de voorafgaande regeling, terwijl de toestemming tot wegvoering IE029 door Transit technisch al is verleend, dan kunnen die leiden tot buitenwerking stellen van de vervoersaangifte.
Naar boven3.5 Vervoerstermijn
De vergunninghouder moet zelf de vervoerstermijn bepalen die nodig is om de goederen vanaf het kantoor van vertrek naar het
kantoor van bestemming te brengen. De vervoerstermijn mag niet langer zijn dan de tijd die nodig is om de goederen daarheen
te vervoeren. Zie onderdeel 14.20.00, paragraaf 3.3.11. van dit Handboek voor aanwijzingen voor het bepalen van de vervoerstermijn.
(artikel 402, lid 1 TVo. CDW).
3.6 Vrijgave van de goederen
3.6.1 Vrijgave transport
De aangever krijgt bericht van vrijgave van de goederen door het bericht toestemming tot vertrek (bericht IE029). Daarnaast worden ook het voorziene kantoor van bestemming (bericht IE001) en de voorziene kantoren van doorgang (bericht IE050) op de hoogte gesteld van vrijgave van het transport.
Naar boven3.6.2 Afdrukken begeleidingsdocument
Bij de Toegelaten afzender drukt het systeem op basis van de toestemming tot vertrek (IE029) het begeleidingsdocument af. Op het douanekantoor van vertrek worden geen bescheiden geprint.
Er zijn geen bepalingen die de kleur van het begeleidingsdocument voorschrijven.
3.7 Dubbele of foutieve aangifte
Wanneer een aangifte, anders dan als gevolg van een storing in het aangiftesysteem, dubbel of foutief is gedaan en al is vrijgegeven, is ongeldig maken niet toegestaan.
Beschikt de Toegelaten afzender ook over een Vergunning toegelaten geadresseerde, dan kan hij de goederen waarvoor een onjuiste aangifte is gedaan, in ontvangst nemen met zijn Vergunning toegelaten geadresseerde. Vervolgens verzendt hij de goederen met een nieuwe elektronische aangifte.
Beschikt de Toegelaten Afzender niet over een Vergunning toegelaten geadresseerde, dan moet hij de onjuist afgegeven aangifte te beëindigen bij een douanekantoor van bestemming. Het is aan te bevelen om daarvoor hetzelfde kantoor te kiezen als het kantoor van vertrek, omdat daar de omstandigheden bekend zijn.
Naar boven