1.00.00 Algemeen wettelijk kader
3 Wetgeving Europese Unie
De wetgeving van de Europese Unie is opgebouwd uit verordeningen, richtlijnen en beschikkingen.
Naar boven3.1 Verordeningen, richtlijnen, beschikkingen
Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasbaar in elke lidstaat. Rechtstreekse toepasbaarheid houdt in dat bepalingen van een verordening rechten en plichten scheppen voor de instellingen van de Europese Unie, nationale overheidsorganen en particulieren, met voorbijgaan aan de nationale wetgeving. Bijvoorbeeld de Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1636 van de Commissie van 9 november 2023 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad door vaststelling van de structuur en de inhoud van de in het kader van de overbrenging van accijnsgoederen uitgewisselde documenten.
Een richtlijn bindt lidstaten alleen aan het resultaat dat ermee wil worden bereikt. Een richtlijn moet in nationale wetgeving worden omgezet en is niet rechtstreeks toepasbaar.Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasbaar in elke lidstaat. Rechtstreekse toepasbaarheid houdt in dat bepalingen van een verordening rechten en plichten scheppen voor de instellingen van de Europese Unie, nationale overheidsorganen en particulieren, met voorbijgaan aan de nationale wetgeving.
Een beschikking is verbindend in al haar onderdelen voor degene tot wie zij nadrukkelijk is gericht. Dit kan zowel een individu uit een lidstaat zijn, als een lidstaat zelf.
Naar boven3.2 De belangrijkste verordeningen m.b.t. accijns
In de Uitvoeringsverordeningen worden de te volgen procedures beschreven als het gaat om vervoer onder schorsing van accijns en wederzijdse bestand.
Vervoer onder schorsing van accijns met een e-AD is geregeld via de:
-
Gedelegeerde Verordening 2022/1636 is ter aanvulling van Richtlijn 2020/262 door vaststelling van de structuur en de inhoud van de in het kader van de overbrenging van accijnsgoederen uitgewisselde documenten en vaststelling van een drempelwaarde voor verliezen vanwege de aard van de goederen;
-
Uitvoeringsverordening 2022/1637 stelt de regels vast voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad wat betreft het gebruik van documenten voor de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling en de overbrenging van accijnsgoederen na uitslag tot verbruik, en tot vaststelling van het voor het certificaat van vrijstelling te gebruiken formulier;
De procedures voor wederzijdse bijstand zijn geregeld via de:
-
Vo 389/2012, deze vormt de juridische basis voor wederzijdse bijstand en samenwerking op het gebied van de accijnzen in het intra EU-verkeer. Deze verordening heeft o.a. betrekking op vervoer onder schorsing van accijns met een e-AD.
-
Uitv.Vo 2016/323. Via deze verordening is de structuur en de inhoud vastgesteld van de documenten voor wederzijdse administratieve bijstand waarbij deze inlichtingen worden doorgeven. Deze berichtgeving wordt verzorgd door de lidstaten;
-
Uitv. Vo 612/2013: over het beheer van het register van marktdeelnemers en belastingentrepots (SEED).Omdat er nog steeds verschillen bestaan tussen de accijnstarieven van de diverse lidstaten, is het noodzakelijk het vervoer van accijnsgoederen tussen lidstaten goed te kunnen controleren.
3.3 De Horizontale richtlijn 2020/262
De Richtlijn 2020/262 bevat de algemene regels over de heffing van accijns en behandelt onderwerpen die van toepassing zijn op alle accijnsgoederen, zoals:
-
welke goederen als accijnsgoed worden aangemerkt
-
op welk geografisch gebied de richtlijn van toepassing is
-
het ontstaan van verschuldigdheid van accijns
-
de productie van accijnsgoederen
-
het vervoer en de opslag van accijnsgoederen zonder dat er accijns is betaald
-
vervoer van accijnsgoederen die reeds zijn uitgeslagen tot verbruik;
-
de procedures van het EMCS
-
de mogelijkheid om teruggaaf te krijgen van accijns
-
de mogelijkheid om vrijstelling te krijgen van accijns
In artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2020/262 is bepaald dat de algemene regels van toepassing zijn op de producten genoemd
in de Richtlijnen voor de tabaksfabrikaten (2011/64), de Richtlijnen voor de alcohol en alcoholhoudende dranken (92/83 en
92/84) en de energiebelastingrichtlijn (2003/96).
Artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2020/262 bepaalt dat de lidstaten op accijnsgoederen nog andere indirecte belastingen met
specifieke doeleinden kunnen heffen. Denk hier bijvoorbeeld aan de voorraadheffing op grond van de Wet voorraadvorming aardolieproducten
2012.
3.4 De structuurrichtlijnen
Een structuurrichtlijn heeft betrekking op een bepaalde groep accijnsgoederen, zoals genoemd in artikel 1, lid 1 van Richtlijn 2020/262. De structuurrichtlijn voor accijnsgoederen die nog bestaat is de Richtlijn 92/83 voor alcohol en alcoholhoudende dranken.
Voor minerale oliën en tabaksproducten zijn geen aparte structuurrichtlijnen meer van toepassing. Met ingang van 1 januari 2004 is Richtlijn 2003/96 (de Energiebelastingrichtlijn) van toepassing. Deze richtlijn ziet niet alleen op minerale oliën, maar ook op andere energieproducten zoals aardgas, steenkool en elektriciteit. Voor tabaksproducten is met ingang van 1 januari 2011 de Richtlijn 2011/64 van toepassing.
De structuurrichtlijn behandelt onderwerpen zoals:
-
de definities van de verschillende accijnsgoederen
-
de maatstaf van heffing (bij voorbeeld: per hectoliter)
-
de mogelijkheden voor toepassing van verlaagde tarieven
-
de vrijstellingen en teruggaven
Voor de definities van de diverse producten wordt gebruik gemaakt van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN-codes), beter bekend als tariefposten.
Omdat de GN-codes elk jaar worden aangepast aan allerlei wijzigingen, zou er ook elk jaar een nieuwe richtlijn moeten worden gemaakt. Gezien de procedures van de Unie is dat een tijdrovende zaak. Er is daarom besloten de GN-codes alleen aan te passen als daar een dringende noodzaak voor is.
In artikel 1a, eerste lid van de WA is bepaald dat de GN-codes van bepaalde jaren moeten worden gehanteerd. Voor minerale oliën zijn dit de GN-codes zoals deze op 1 januari 2018 van toepassing waren. Voor de overige accijnsgoederen wordt de GN-code van 1 januari 2019 gehanteerd.
Omdat de GN-codes na de genoemde data al diverse wijzigingen kunnen hebben ondergaan, moet er rekening mee worden gehouden dat een goederencode die in de actuele Verordening douanetarief wordt genoemd, niet altijd overeenkomt met de GN-codes die worden gebruikt in de structuurrichtlijnen.
Naar boven3.5 De tariefrichtlijnen
Het zou ideaal zijn geweest als bij de eenwording van de EU de accijnstarieven van de lidstaten meteen allemaal gelijk hadden kunnen worden getrokken (harmonisatie). Dit zou echter grote wijzigingen teweeg hebben gebracht in de prijzen van producten en problemen hebben opgeleverd voor de belastinginkomsten van de lidstaten. Daarom is niet gekozen voor volledige harmonisatie van de accijnstarieven, maar voor een systeem van minimumtarieven. Hierdoor worden al te grote verschillen in de accijnstarieven voorkomen.
Momenteel is er nog alleen maar voor alcohol en alcoholhoudende dranken een tariefrichtlijn, de Richtlijn 92/84.
Voor minerale oliën is geen aparte tariefrichtlijn meer van toepassing. Met ingang van 1 januari 2004 zijn de minimumtarieven voor minerale oliën opgenomen in Richtlijn 2003/96 (de Energierichtlijn). Ook voor tabaksproducten is geen aparte tariefrichtlijn meer van toepassing. Met ingang van 1 januari 2011 zijn de minimumtarieven en de berekening van de tarieven opgenomen in Richtlijn 2011/64.
Naar boven3.6 De Energierichtlijn
Met ingang van 1 januari 2004 is de Energierichtlijn (Richtlijn 2003/96 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit) in werking getreden.
Behalve minerale oliën vallen ook belangrijke energieproducten zoals aardgas, steenkool en elektriciteit onder de werking van deze richtlijn.
De Energierichtlijn geeft niet alleen aan welke producten worden aangemerkt als energieproduct, maar ook wat de minimumtarieven daarvoor zijn. De richtlijn heeft dus zowel het karakter van een structuurrichtlijn als van een tariefrichtlijn.
3.7 Overige EU-wetgeving
Naast de hiervoor genoemde verordeningen, richtlijnen en beschikking is de hierna genoemde verordening nog van belang: Verordening (EG) nr. 3199/93 van de Commissie van 22 november 1993 inzake de wederzijdse erkenning van procedures voor de volledige denaturering van alcohol in verband met de vrijstelling van accijns (Pb. EG, L 288, 23 november 1993);
De bepalingen van deze verordeningen, richtlijnen en beschikkingen zijn, voor zover van toepassing, in de accijnswetgeving verwerkt.
Naar boven