20.05.00 Vis
9 Proces klantmanagement
In het proces Klantmanagement worden normaal geen werkzaamheden verricht die te maken hebben met taken die in dit voorschrift staan. Klanten met een vergunning ’inschrijving in administratie van de aangever (IVV)’ moeten overigens op de gewone wijze IOO-documentatie aanleveren voor de D-controle binnen het proces Binnenbrengen.
Daarnaast dienen zij voorafgaande aan plaatsing onder een douaneregeling te beschikken over de daarvoor vereiste bescheiden. Deze staan in hoofdstuk 8 van dit voorschrift.
Naar boven9.1 APEO-aanvraag (geldt alleen voor IOO vangstcertificaat)
Bij het Ministerie van LNV kan een visimporteur, volgens artikel 16, lid 2 van Verordening 1005/2009, een verzoek voor een APEO certificaat indienen. De aanvrager moet altijd in het bezit zijn van een door de Douane afgegeven AEO-certificaat. LNV zal het verzoek tot afgifte van een APEO-certificaat in behandeling nemen en de Douane en NVWA na afgifte op de hoogte stellen.
Geen overlegging bescheiden bij APEO-statushouders
Importeurs die de status van Approved Economic Operator(APEO) hebben hoeven bij de documentencontrole geen vangstcertificaat
te overleggen, zij kunnen volstaan met het ter beschikking houden van het vangstcertificaat in hun administratie.
In het VGC-systeem moet geregistreerd worden dat het een APEO betreft.
Statistische documenten of vangstdocumenten moet wel worden overlegd.
9.2
Cyclisch Toezicht
Het detecteren en afdekken van VGEM-risico’s is - net als bij fiscale risico's - een gedeelde verantwoordelijkheid van respectievelijk het DLTC en het proces KM. Daarbij zal veelal sprake zijn van het beoordelen op risico’s op het gebied van veterinaire en vis aspecten alsmede het leveren van een bijdrage aan de risicovinding.
Het grootste risicoIVV (IIAA)
De ambtenaar controleert bij de aangifte of dit gedaan is.
-
Het controleren van diverse certificaten die zien op de bescherming van deze vissoorten, dit vindt plaats voorafgaand aan de inschrijving in de administratie.
-
Het toezicht en de controle op de invoer.
De klantmanager is verantwoordelijk voor de cyclische controle (eens in de drie jaar/ bij accijnsgoederen eens in de vijf jaar) van zijn/ haar klanten. Hierbij gebruik deze de beschikbare klantgegevens, het klantgedrag, de uitgevoerde controles en controleresultaten.
Ook onderzoekt deze in hoeverre VGEM-risico’s spelen, welke maatregelen het bedrijf heeft genomen om de risico’s te beperken en de wijze waarop de resterende risico’s moeten worden afgedekt. Op basis hiervan bepaalt deze de vorm van toezicht en de uit te voeren controlediepgang.
Om na te gaan in hoeverre het goederenpakket van een klant betrekking heeft op VGEM-aspecten, moet de klantmanager gebruik maken van de VGEM-Tool en VGEM-controlekaarten.
De uitkomsten zijn bepalend voor de specifieke detectie- en afdekkingactiviteiten die moeten worden verricht in het kader van cyclisch toezicht.
X.3 Wijze van cyclisch toezicht
Bij de aanpak van het uit te voeren cyclische toezicht worden VGEM-vragen en -risico's meegenomen. In deze aanpak zijn naast vragen op fiscaal gebied ook VGEM-vragen opgenomen. Deze vragen ondersteunen de klantmanager bij het meten van het naleefniveau van zijn klant.
Voor de interpretatie van de resultaten op VGEM-terrein verkregen uit de VGEM-tool en de aanpak kan de klantmanager een collega van de Kennisinfrastructuur binnen de eigen douaneregio raadplegen. De klantmanager bepaalt vervolgens hoe de vergunninghouder gecontroleerd moet worden.
Als uit het cyclisch toezicht, via de VGEM-tool of op een andere wijze blijkt dat het een klant betreft die een goederenpakket heeft waar een evt. VIS-aspecten kunnen spelen, beoordeelt de klantmanager welke afdekkingsmaatregelen noodzakelijk zijn.
Naar boven