20.07.00 Heffingen bij uitvoer van landbouwgoederen
2 Heffingen bij uitvoer van landbouwgoederen
2.1 Algemeen
De instelling van een uitvoerheffing gebeurt bij verordening. Het bedrag van de uitvoerheffing is voor de hele Unie gelijk. De hoogte van de heffing kan afhankelijk zijn van de bestemming (dit heet gedifferentieerde heffing).
Als een uitvoerheffing wordt ingesteld, wordt u daarvan via een mededeling op DouaneNet op de hoogte gebracht. Voor de betreffende goederen zal een profiel worden ingesteld in het aangiftesysteem.
In Verordening (EEG) nr. 120/89 zijn de gemeenschappelijke bepalingen opgenomen voor de toepassingen van de uitvoerheffingen van landbouwproducten.
Uitvoerheffingen gelden bij elke definitieve of tijdelijke uitvoer uit het douanegebied van de Unie van:
-
producten die zich in het vrije verkeer van de Unie bevinden
-
producten die zich niet in het vrije verkeer van de Unie bevinden, maar die bestanddelen bevatten waarvoor de volgende voorwaarden gelden:
-
Voor de bestanddelen gelden uitvoerheffingen.
-
De bestanddelen bevonden zich geheel of gedeeltelijk in het vrije verkeer, voordat zij bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten werden gebruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om bestanddelen uit het vrije verkeer die worden verwerkt in goederen die zijn geplaatst onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem).
( artikel 2 Verordening (EEG) nr. 120/89)
-
Als een uitvoerheffing is vastgesteld, is deze niet van toepassing op:
-
producten waarvoor op een tijdstip dat er nog geen heffing maar wel een restitutie van toepassing was, de restitutie vooraf is vastgesteld of in het kader van een inschrijving is bepaald. Bij samengestelde producten heeft het niet van toepassing zijn van de heffing alleen betrekking op die bestanddelen waarvoor de restitutie vooraf is vastgesteld
-
gevallen waarvoor op grond van Titel III van Verordening (EG) nr.1186/2009 vrijstelling van rechten bij uitvoer wordt verleend. Het betreft hier bijvoorbeeld zendingen met een te verwaarlozen waarde
-
producten die in de Unie voor bevoorrading aan boord worden gebracht van zeeschepen of luchtvaartuigen in gebruik voor het verkeer op internationale lijnen. Voorwaarde is wel dat de hoeveelheid van die producten beperkt blijft tot de normale behoeften voor het gebruik aan boord van die schepen of luchtvaartuigen
-
producten bestemd voor de strijdkrachten van een lidstaat die buiten het douanegebied van de Unie zijn gelegerd
-
kleine zendingen zonder handelskarakter, als het gewicht van de belastbare producten niet meer dan drie kilogram per zending bedraagt
-
producten in de persoonlijke bagage van reizigers, als het gewicht van de belastbare producten niet meer dan drie kilogram per reiziger bedraagt
-
leveranties van boordproviand (boor- of productieplatforms en marine- en hulpschepen) zoals bedoeld in artikel 41, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 waarop de voorwaarden die in artikel 44 zijn aangegeven van toepassing zijn
In verordeningen kunnen specifieke bepalingen zijn opgenomen dat de uitvoerheffing niet wordt toegepast bij uitvoer in het kader van voedselhulp. Dit moet blijken uit het uitvoercertificaat.
Naar boven2.1.1 Hoogte van de uitvoerheffing
Bij uitvoer is de heffing van toepassing die geldt op de dag van aanvaarding van de aangifte, tenzij de uitvoerheffing vooraf is vastgesteld of in het kader van een inschrijving is bepaald.
Na aanvaarding van de aangifte moeten de goederen binnen zestig het douanegebied van de Unie verlaten. Zo niet, dan kan een andere heffing ('hoogste heffing') van toepassing zijn. De termijn van zestig dagen wordt bewaakt met het controle-exemplaar T5 (zie ook paragraaf 2.2.2).
Hoogste heffing
Het begrip 'hoogste heffing' houdt in: de hoogste uitvoerheffing (uitgedrukt in euro's) die voor het product en de bestemming hebben gegolden in de periode waarin de heffingen zijn vergeleken.
De hoogste heffing is, afgezien van overmacht, in de volgende situaties van toepassing:
-
De betreffende producten hebben het douanegebied van de Unie pas na de zestigste dag verlaten.
-
Het bewijs dat de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten (Conformation of Exit), wordt niet geleverd binnen twaalf maanden, vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte.
In die gevallen geldt de hoogste van de volgende uitvoerheffingen:
-
De heffing die gold in de periode van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer tot en met de datum waarop de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
-
(in voorkomend geval) De vooraf vastgestelde heffing.
Voor de toepassing van de hoogste heffing wordt geen rekening gehouden met een restitutie die in de tussenliggende periode
wordt vastgesteld.
(
artikel 4 Verordening (EEG) nr. 120/89)
Degene die de uitvoerheffing int, controleert de termijnen van zestig dagen c.q. twaalf maanden. Als niet aan de termijnen wordt voldaan, stelt deze vast of er sprake is van overmacht.
Overige situaties
In overige situaties dan bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr.120/89 en wanneer geen restitutiebedrag wordt toegekend voor de producten, geldt de volgende procedure voor het vaststellen van de hoogte van de uitvoerheffing.
Bij overschrijding van de termijn van zestig dagen ontstaat een douaneschuld bij de aangever op grond van artikel 81 DWU. Deze douaneschuld wordt berekend volgens het tarief van de 'hoogste heffing'. Dit gebeurt op basis van de gegevens die in de aanvaarde uitvoeraangifte zijn vermeld.
Door het niet in achtnemen van de gestelde termijn voor uitvoer wordt de aangifte ongeldig.( artikel 148, lid 5, GVo. DWU)
Vanaf de dag dat een uitvoerheffing is ingesteld, brengt het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer op de hoogte van de datum waarop de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten. Dit gebeurt door aftekening van het controle-exemplaar T5 . Het douanekantoor van uitgang vermeldt op het controle-exemplaar T5 de volgende clausule:
'Toepassing van artikel 4bis van Verordening (EEG) nr. 120/89'.
(
artikel 4bis Verordening (EEG) nr. 120/89)
In het voorgaande wordt gesproken over het gebruik van het controleformulier T5. Met de invoering van het DWU in mei 2016 wordt het controleformulier T5 niet meer gebruikt. Voor het gebruik in het kader van de heffingen bij uitvoer is nog geen alternatief besloten.
Naar boven2.1.2 Gedifferentieerde uitvoerheffingen
Er kan sprake zijn van gedifferentieerde heffing. Dan wordt de heffing opgelegd die geldt voor de aangegeven bestemming.
Zekerheid stellen
Voor een verschil tussen de toegepaste heffing en de hoogste heffing die op de dag van uitvoer geldt, moet de aangever zekerheid stellen om de inning van de heffing te verzekeren voor het geval de goederen de aangegeven bestemming niet bereiken. De aangever moet dit doen bij de inspecteur bij wie de heffing is betaald of zekerheid is gesteld.
Bewijs van invoer
Als de zekerheid is gesteld, moet de exporteur binnen twaalf maanden na aanvaarding van de aangifte ten uitvoer het bewijs leveren dat het product in het land van bestemming is ingevoerd. Dit bewijs levert hij overeenkomstig artikel 17 Verordening (EG) nr. 612/2009.
Als de exporteur het bewijs van invoer niet binnen twaalf maanden levert, wordt aangenomen dat de producten zijn aangekomen
op de bestemming waarvoor de hoogste heffing geldt. De zekerheid wordt dan als uitvoerheffing verbeurd.
Bij overmacht kan de termijn van twaalf maanden worden verlengd. Dit kan alleen als de exporteur het nodige heeft gedaan om
de bewijzen binnen de termijn te verkrijgen. De instantie waar de zekerheid is gesteld, verlengt de termijn voor de duur die
zij wegens de aangevoerde omstandigheden nodig acht.
Als de exporteur het bewijs van invoer tijdig levert, wordt de zekerheid vrijgegeven (afhankelijk van de bereikte bestemming en de hoeveelheden waarvoor het bewijs is geleverd). Als de zekerheid niet of slechts gedeeltelijk wordt vrijgegeven, wordt het niet-vrijgegeven bedrag als uitvoerheffing verbeurd.
Als de exporteur tijdig het bewijs levert dat het product een bestemming heeft bereikt waarvoor het bedrag van de heffing
lager is dan het geheven bedrag, wordt het te betalen bedrag aangepast en de eventueel gestelde zekerheid vrijgegeven.
(
artikel 5 Verordening (EEG) nr. 120/89)
Zie ookonderdeel 27.00.00, Zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld, van dit Handboek.
2.1.3 Verhoging uitvoerheffing
Als de aangever het bewijs van uitgang (controle-exemplaar T5) (zie ook paragraaf 2.1.1) en het bewijs van invoer (zie ook paragraaf 2.1.2) binnen zes maanden na afloop van de termijn van twaalf maanden levert, bestaat de uitvoerheffing uit een optelling van:
-
de heffing die zou zijn betaald als de termijn van twaalf maanden in acht zou zijn genomen
-
een verhoging met 15% van het verschil tussen de betaalde heffing en het bedrag vermeld onder a
( artikel 6 Verordening (EEG) nr. 120/89)
Naar boven
2.1.4 Uitnodiging tot betaling
Als er een douaneschuld ontstaat, verzendt de inspecteur een uitnodiging tot betaling aan de aangever. Een douaneschuld bij uitvoer ontstaat bij:
-
uitvoer uit het douanegebied van de Unie met een aangifte ten uitvoer
-
uitvoer uit het douanegebied van de Unie zonder aangifte ten uitvoer
-
niet nakomen van de voorwaarden die gelden voor vrijstelling van rechten bij uitvoer, terwijl op die vrijstelling wel aanspraak is gemaakt
(zieartikelen 209, 210 en 211 CDW)
2.1.5 Terugbetaling of kwijtschelding
Voor terugkerende goederen waarvoor rechten bij uitvoer zijn geheven, is de terugbetaling of kwijtschelding aan bepaalde voorwaarden
gebonden.
(
artikel 882 TVo. CDW)
Uitvoer van goederen na verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding
Goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht en waarvoor een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer is ingediend, kunnen opnieuw worden uitgevoerd. Als voor die goederen een uitvoerheffing is vastgesteld, moet de aangever voor de uit te voeren goederen een zekerheid stellen die gelijk is aan die van de uitvoerheffing . Voor de zekerheid geldt het volgende:
-
De zekerheid wordt vrijgegeven als op de aanvraag om terugbetaling of kwijtschelding van de heffingen bij invoer gunstig wordt beschikt.
-
De zekerheid wordt als uitvoerheffing verbeurd als beide hieronder genoemde situaties van toepassing zijn:
-
Op de aanvraag om terugbetaling of kwijtschelding van de heffingen bij invoer wordt niet gunstig beschikt.
-
De uitvoerheffing is niet betaald binnen dertig dagen na de dag van het verzoek om betaling.
-
-
( artikel 11 Verordening (EEG) nr. 120/89)
2.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden
In deze paragraaf staan de procedures en ambtelijke werkzaamheden beschreven die gelden als een aangifte ten uitvoer wordt ingediend voor goederen waarvoor een uitvoerheffing is vastgesteld.
Naar boven2.2.1 Afhandelen aangifte ten uitvoer
De procedures voor de aangifte ten uitvoer van goederen met uitvoerheffingen wijken niet af van die van de 'normale' uitvoer. Deze procedures staan beschreven in onderdeel 20.00.00, Uitvoer, van dit Handboek.
Uitvoercertificaat
Voor goederen waarvoor een uitvoercertificaat is voorgeschreven, moet de aangever dit bij de aangifte ten uitvoer overleggen. Informatie over het al dan niet overleggen van een uitvoercertificaat is opgenomen in het gebruikstarief. Als de uitvoerheffing vooraf is vastgesteld, moet de aangever als bewijs daarvoor een certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie overleggen.
Goederen waarvoor een uitvoerheffing is vastgesteld, worden geacht zich na het aanvaarden van de aangifte ten uitvoer niet
langer in het vrije verkeer van de Unie te bevinden.
(
artikel 7, Verordening (EEG) nr. 120/89)
Deze goederen worden op de gebruikelijke wijze onder dekking van de uitvoeraangifte vervoerd naar het laatste kantoor. Zie voor meer informatie HD 14.30.00, paragraaf 5.1.
Wanneer u belast bent met het afhandelen van een aangifte ten uitvoer gaat u daarbij als volgt te werk:
|
Naar boven
2.2.2 Afhandelen bewijs verlaten Unie
Het bewijs dat de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten, wordt op dezelfde wijze geleverd als voor de restituties. Dit houdt dus in dat een controle-exemplaar T5 in tweevoud moet worden opgemaakt. Aan de hand van het controle-exemplaar T5 kunt u controleren of de goederen binnen de termijn van zestig dagen de Gemeenschap hebben verlaten.
Als het controle-exemplaar T5 niet binnen een termijn van twaalf maanden (te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte ten
uitvoer is aanvaard) wordt overgelegd, wordt de laatste dag van deze termijn beschouwd als de datum waarop de producten het
douanegebied van de Unie hebben verlaten.
(
artikel 4, lid 1, Verordening (EEG) nr. 120/89)
Bij het behandelen van het controle-exemplaar T5, gaat u als volgt te werk:
|
2.2.3 Afhandelen betaling uitvoerheffing
Deze procedure is van toepassing omdat het systeem Sagitta-uitvoer geen comptabele verwerking kent en om overige uitvoeringsproblemen te voorkomen.
Werkzaamheden kantoor van uitvoer vóór betaling
Voordat de aangever een aangifte ten uitvoer kan betalen, moet u hem daar eerst van op de hoogte stellen.
Als de aangever een aangifte ten uitvoer contant moet betalen, gaat u als volgt te werk:
|
Werkzaamheden kantoor van uitvoer na betaling
Als de aangever de betaling heeft voldaan, moet u deze verwerken.
Nadat de aangever de betaling van de uitvoeraangifte heeft voldaan, gaat u als volgt te werk:
|
Niet-tijdige betaling
Als de aangever de betaling van de uitvoeraangifte niet op tijd voldoet, gaat u als volgt te werk:
|
De aangever moet na aanvaarding en verificatie van de aangifte en vóór vrijgave van de goederen de uitvoerheffing betalen. Als de goederen van het kantoor van uitvoer naar het kantoor van uitgang moeten worden vervoerd, zal dit met een controle-exemplaar T5 moeten plaatsvinden (zie ook de paragrafen 2.2.1 en 2.2.2).
Naar boven2.2.4 Werkzaamheden na het verlaten van het grondgebied van de Unie
Afwerken controle-exemplaar T5
Nadat de goederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten, wordt het controle-exemplaar T5 door het kantoor van uitgang gezonden aan het terugzendingsadres dat in vak B is vermeld. Het kantoor van uitvoer controleert de aftekening in vak J. Daarbij kunnen zich de volgende situaties voordoen:
Als uit de aftekening in vak J geen onregelmatigheden blijken, gaat u als volgt te werk:
|
Als uit de aftekening in vak J blijkt dat er minder goederen zijn uitgevoerd dan omschreven in het controle-exemplaar T5, gaat u als volgt te werk:
|
Als uit de aftekening in vak J blijkt dat er meer goederen zijn uitgevoerd dan omschreven in het controle-exemplaar T5, gaat u als volgt te werk:
|
Naar boven
2.2.5 Zekerheid stellen bij gedifferentieerde uitvoerheffing
Werkzaamheden kantoor van uitvoer bij aanvaarding/verificatie
Als u vaststelt dat naast het betalen van een uitvoerheffing ook zekerheid gesteld moet worden, deelt u dit mee aan de aangever. Voor de procedure wordt verwezen naar HD paragraaf 4.2 van onderdeel 27.00.00.
Werkzaamheden kantoor van uitvoer na uitgang van de goederen
Nadat de goederen het grondgebied van de Unie hebben verlaten, wordt het controle-exemplaar T5 door het kantoor van uitgang gezonden aan het terugzendingsadres dat in vak B is vermeld. Zie voor het afwerken van het controle-exemplaar T5 paragraaf 2.2.5.
Als er zekerheid is gesteld omdat er sprake is van een gedifferentieerde uitvoerheffing, moet de exporteur binnen twaalf maanden na aanvaarding van de aangifte ten uitvoer het bewijs leveren dat het product in het land van bestemming is ingevoerd. Dit bewijs levert hij overeenkomstig artikel 17 Verordening (EG) nr. 612/2009.
Als de exporteur het bewijs van invoer van alle ten uitvoer aangegeven goederen binnen twaalf maanden levert, wordt de zekerheid vrijgegeven.
Voor het vrijgeven van de zekerheid gaat u als volgt te werk:
|
Bijzondere situaties
Er kan zich een aantal bijzondere situaties voordoen. Het kan zijn dat:
-
de exporteur de termijn van twaalf maanden voor het leveren van het bewijs van invoer overschrijdt
-
de termijn van twaalf maanden wordt verlengd
-
de heffing wordt verhoogd
-
de exporteur het bewijs van invoer slechts voor een deel van de goederen levert
-
de exporteur het bewijs van invoer voor een andere bestemming levert
Die situaties worden hieronder beschreven.
De aangever of exporteur moet binnen twaalf maanden na aanvaarding van de aangifte ten uitvoer het bewijs leveren dat het product in het land van bestemming is ingevoerd. Als de aangever of exporteur het bewijs niet binnen twaalf maanden levert, wordt aangenomen dat de producten zijn aangekomen op de bestemming waarvoor de hoogste heffing geldt. Voor het begrip 'hoogste heffing' wordt verwezen naar paragraaf 2.1.1.
Als de termijn van twaalf maanden wordt overschreden, gaat u als volgt te werk:
|
De termijn van twaalf maanden kan in bepaalde situaties worden verlengd. Verwezen wordt naar paragraaf 2.1.2.
Als het voorgeschreven bewijs binnen zes maanden na afloop van de termijn van twaalf maanden wordt geleverd, moet in bepaalde situaties een verhoging worden opgelegd. Zie voor verhoging van de uitvoerheffing paragraaf 2.1.4
Als voor de heffing een verhoging wordt opgelegd, gaat u als volgt te werk:
|
Als de exporteur binnen de voorgeschreven termijn slechts voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen het bewijs levert dat de goederen in het land van bestemming zijn ingevoerd, gaat u als volgt te werk:
|
Wanneer de exporteur binnen de voorgeschreven termijn voor de uitgevoerde goederen het bewijs levert dat de goederen in een ander land van bestemming zijn ingevoerd dan in de uitvoeraangifte is vermeld, gaat u als volgt te werk:
|
Als voor de bestemming een lagere uitvoerheffing geldt dan bij uitvoer is betaald, wordt overgegaan tot ambtshalve teruggaaf. U verwerkt deze teruggaaf in het systeem Inning.
2.3 Strafbepalingen
In artikel 10:2 van de Algemene Douanewet is een bepaling opgenomen die het strafbaar stelt om in strijd met de wettelijke bepalingen goederen:
-
niet aan te brengen bij het kantoor van uitgang
-
buiten het douanegebied van de Gemeenschap te voeren in strijd met artikel 183 CDW
Degene die deze bepaling overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.
Naar boven