14.00.00 Douanevervoer; Algemeen en Toepassingsgebied
2 Toepassingsgebied
2.1 Algemeen
De regeling douanevervoer maakt het mogelijk om niet-Uniegoederen en Uniegoederen te vervoeren van de ene plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie. In voorkomend geval mag dit vervoer plaatsvinden over het grondgebied van een derde land.
De gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Unie zijn omschreven in artikel 4 van het DWU.
Extern en intern douanevervoer
De regeling voor douanevervoer bestaat uit:
-
een regeling voor extern douanevervoer (artikel 226, 234 DWU);
-
een regeling voor intern douanevervoer (artikel 227 DWU).
Wijze van vervoer
De toepassing van de regeling douanevervoer is verplicht en geldt ongeacht de wijze van vervoer.
Naar boven2.2 Vrij verkeer van goederen
De interne markt van de Unie brengt in beginsel het vrije verkeer van goederen met zich mee.
Hoofdregel
Uniegoederen bevinden zich in het vrije verkeer van de Unie. Dit houdt in dat deze Uniegoederen in principe zonder enige bemoeienis van de Douane en dus zonder douaneaangiften binnen de Unie vervoerd worden.
In de regel zijn Uniegoederen onderworpen aan:
-
het systeem van de ICT, de Intra Unie transacties voor de heffing van omzetbelasting;
-
het systeem van Intrastat, de statistiek voor het goederenverkeer tussen de lidstaten.
Ook accijnsgoederen met de douanestatus van Uniegoederen kunnen in principe zonder bemoeienis van de Douane binnen de Unie worden vervoerd. Het vervoer van accijnsgoederen binnen de Unie vindt plaats onder geleide van het elektronisch Administratief Document (e-AD) en niet onder geleide van douaneaangiften.
Uitzonderingen
Er zijn speciale gevallen waarin Uniegoederen met toepassing van de regeling extern Uniedouanevervoer moeten worden vervoerd (zie paragraaf 2.3.3).
(artikel 226 lid 2 DWU, 189 GVo. DWU)
Hiernaast zijn er speciale gevallen waarin Uniegoederen met toepassing van de regeling intern Uniedouanevervoer moeten worden vervoerd (zie paragraaf 2.3.4).
(artikel 188 GVo. DWU)
Regeling en overeenkomsten en formulieren die binnen de regeling douanevervoer vallen
Het extern douanevervoer vindt plaats onder een specifieke regeling en meerdere overeenkomsten:
-
de regeling extern Uniedouanevervoer (nummer 1 in de tabel);
-
een internationale overeenkomst (nummers 2 tot en met 6 in de tabel).
Tabel 1:
Regeling |
Formulier |
Verwijzing onderdeel Handboek |
Opmerkingen |
---|---|---|---|
1. Regeling Uniedouanevervoer |
elektronisch |
Niet-Unie- en Uniegoederen |
|
2. TIR-Overeenkomst |
Carnet TIR |
14.50.00 |
|
3. ATA-Overeenkomst |
Carnet ATA |
14.60.00 |
Dit carnet dient ook als aangifte voor douanevervoer. |
4. Herziene Rijnvaartakte (artikel 9) |
Rijnvaartmanifest |
14.70.00 |
|
5. Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noordatlantisch Verdrag |
Formulier 302 |
14.80.00 |
Dit formulier is voorgeschreven in het kader van het Verdrag tussen de NAVO-staten. |
6. Postzendingen |
Formulier C19 |
43.00.00 |
Onder postzendingen worden ook postcolli begrepen. |
Artikel 226 lid 3 en 227, lid 2 DWU
Naar boven2.3 Extern en intern douanevervoer
2.3.1 Toepassingsgebied extern douanevervoer
Hoofdregel
De regeling extern douanevervoer is van toepassing op het vervoer van een plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie van twee soorten goederen:
-
niet-Uniegoederen; deze worden dan niet aan rechten bij invoer, andere belastingen of aan handelspolitieke maatregelen onderworpen (schorsingsmaatregelen artikel 277 DWU);
-
Uniegoederen die het voorwerp zijn van een Uniemaatregel die hun uitvoer naar derde landen noodzakelijk maakt en waarvoor de overeenkomstige douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld (restitutie - interventie).
(artikel 226, lid 2, DWU, 189 GVo. DWU)
Naar boven2.3.2 Regeling Extern Uniedouanevervoer
De regeling extern Uniedouanevervoer is uitgebreid behandeld in onderdeel 14.20.00 van het Handboek. In deze paragraaf is de essentie beschreven. De regeling kan worden toegepast bij niet-Unie- of Uniegoederen. De aangever moet de aangifte indienen via het New Computerised Transit system, NCTS.
In de aangifte geeft de code ‘T’ in de rubriek ‘algemene aangiftegegevens’ aan dat het gaat om Transit (douanevervoer). Onder ‘Artikel(en)’ wordt het aangiftetype ingevuld, code ‘1’ geeft aan dat het gaat om niet-Uniegoederen. Hierdoor is in de douanepraktijk de aangifte extern Uniedouanevervoer bekend als de T1’.
Wanneer wordt de regeling toegepast?
De regeling extern Uniedouanevervoer is van toepassing als bepaalde Unie- of niet-Uniegoederen worden vervoerd:
-
van de ene plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie
-
van de ene plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie via het grondgebied van een derde land
De regeling is van toepassing op de volgende goederen:
Hoofdregel: op niet-Uniegoederen.
Alle niet-Uniegoederen zijn onderworpen aan de regeling extern Uniedouanevervoer. Het begrip "niet-Uniegoederen" wordt omschreven in artikel 5, lid 24, DWU. Onder "niet-Uniegoederen" wordt verstaan: goederen die geen Uniegoederen zijn zoals bedoeld in artikel 5, lid 24, DWU (zie begripsbepalingen in onderdeel 0.00.25 van dit Handboek).
Uitzonderingsgevallen: op Uniegoederen
Het gaat hier om Uniegoederen die naar EVA-landen worden uitgevoerd of worden uitgevoerd naar andere derde landen waarbij het vervoer plaatsvindt over het grondgebied van een of meer EVA-landen en waarvoor de overeenkomstige douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld. Er zijn drie categorieën. Voor de goederen in deze categorieën kan een aangifte douanevervoer in NCTS worden gedaan wanneer de goederen worden vervoerd zoals hierboven is aangegeven.
-
Uniegoederen waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld, met het oog op de toekenning van restituties bij de uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
-
Uniegoederen waarvoor het volgende geldt:
-
de goederen moeten afkomstig zijn uit interventievoorraden, en
-
het gebruik en/of de bestemming moet worden gecontroleerd, en
-
de douaneformaliteiten bij uitvoer naar derde landen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten zijn vervuld.
-
-
Uniegoederen die in aanmerking komen voor terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer indien zij weer uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd.
( artikel 226, lid 2, DWU, artikel 189 GVo. DWU)
Beëindiging regeling Uniedouanevervoer
De regeling extern Uniedouanevervoer eindigt wanneer de goederen samen met de bijbehorende aangifte bij de Douane worden aangebracht op het kantoor van bestemming overeenkomstig de bepalingen van deze regeling
(artikel 233, lid 2 DWU)
Naar boven2.3.3 Toepassingsgebied intern douanevervoer
Hoofdregel
De regeling intern douanevervoer maakt het vervoer mogelijk van Uniegoederen van een plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie:
-
via het grondgebied van een derde land;
-
zonder wijziging van hun douanestatus.
(artikel 227, lid 1, DWU)
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 226 lid 2, DWU onverlet (zie Toepassingsgebied extern douanevervoer, paragraaf 2.3.1, onder letter b).
Naar boven2.3.4 Regeling intern Uniedouanevervoer
De regeling intern Uniedouanevervoer is uitgebreid behandeld in onderdeel 14.20.00 van het Handboek. In deze paragraaf is de essentie beschreven. De regeling kan worden toegepast bij Uniegoederen. De aangever moet de aangifte indienen via het New Computerised Transit system, NCTS.
In de aangifte geeft de code ‘T’ in de rubriek ‘algemene aangiftegegevens’ aan dat het gaat om Transit (douanevervoer). Onder ‘Artikel(en)’ wordt het aangiftetype ingevuld, code ‘2’ geeft aan dat het gaat om Uniegoederen. Hierdoor is in de douanepraktijk de aangifte intern Uniedouanevervoer bekend als “de T2’.
Wanneer is de regeling van toepassing?
1. Via het grondgebied van een EVA-land, Servië, het Verenigd Koninkrijk, Turkije, Oekraïne en Noord-Macedonië
De regeling intern Uniedouanevervoer is van toepassing als:
-
iemand Uniegoederen wil vervoeren en dit wil doen van de ene plaats in het douanegebied van de Unie naar een andere plaats in het douanegebied van de Unie;
-
via het grondgebied van een derde land;
-
zonder wijziging van de douanestatus van de goederen.
Voorwaarde is dat een internationale overeenkomst voorziet in het toepassen van de regeling intern Uniedouanevervoer. De belangrijkste overeenkomst is Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.
(artikel 227, lid 1, lid 2, letter a) DWU)
Deze bepaling laat de uitzonderingsgevallen waarin Uniegoederen zijn onderworpen aan de regeling extern Uniedouanevervoer onverlet.
(artikel 226, lid 2, DWU)
2. Bijzonder fiscaal regime
De regeling intern Uniedouanevervoer geldt ook als uitdrukkelijk in een bepaling staat dat deze moet worden toegepast. Dit is het geval wanneer Uniegoederen worden overgebracht tussen een gebied met een bijzonder fiscaal regime naar een gebied binnen het douanegebied dat geen gebied met een bijzonder fiscaal regime is. Dit geldt ook omgekeerd.
(artikel 188 GVo. DWU)
Deze twee gevallen worden hieronder afzonderlijk besproken.
Ad 1. Vervoer via het grondgebied van de EVA- landen, Servië, het Verenigd Koninkrijk, Turkije, Oekraïne en Noord-Macedonië
De regeling intern Uniedouanevervoer geldt voor het vervoer van Uniegoederen die over het grondgebied van één of meer EVA-landen, Servië, Turkije, Oekraïne of Noord-Macedonië van de ene plaats naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie worden verzonden. Deze regeling is gebaseerd op de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer tussen deze landen en de Unie.
Deze regeling volgt de procedures van Uniedouanevervoer zoals die zijn beschreven in onderdeel 14.20.00 van dit Handboek. Specifieke bepalingen van deze overeenkomst zijn opgenomen in paragraaf 2.4 van dit onderdeel.
Ad 2. Speciale gevallen van T2-vervoer
De toepassing van de regeling intern Uniedouanevervoer is verplicht voor het vervoer van Uniegoederen:
-
van een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG van toepassing is, naar een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar die richtlijn niet van toepassing is;
-
van een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG niet van toepassing is, naar een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar die richtlijn wel van toepassing is;
-
van een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar Richtlijn 2006/112/EG niet van toepassing is, naar een gedeelte van het douanegebied van de Unie waar die richtlijn evenmin van toepassing is.
Tabel 2:
Land |
Gebied |
---|---|
Frankrijk |
de Franse overzeese departementen: Guadeloupe, Frans Guyana, Mayotte*, Martinique en Réunion |
Griekenland |
de berg Athos |
Spanje |
de Canarische Eilanden |
Finland |
de Åland-eilanden |
*Volgens Besluit nr. 2012/419/EU van de Europese Raad van 11 juli 2012 is Mayotte m.i.v. 1 januari 2014 niet langer een gebied overzee maar een ultraperifeer gebied in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Achtergrondinformatie
De Richtlijn 2006/112/EG heeft betrekking op de heffing van omzetbelasting in het intraverkeer van de Unie. Voor toepassing van deze richtlijn is het fiscaal grondgebied van de Unie vastgesteld. Dit fiscale grondgebied van de Unie stemt echter niet volledig overeen met het douanegebied van de Unie. Het fiscale grondgebied van de Unie omvat namelijk niet de hiervoor genoemde gebieden.
De goederen die uit deze gebieden komen zijn Uniegoederen, omdat ze uit gebieden komen die tot het douanegebied van de Unie behoren.
Toch moeten deze goederen onder de regeling intern Uniedouanevervoer (T2F) worden vervoerd naar de rest van de Unie en wel om de volgende redenen:
-
de goederen zijn nog niet in de BTW-heffing betrokken. Om de goederen onder de BTW-heffing te brengen moet in de rest van de Unie een aangifte voor het vrije verkeer worden gedaan:
-
de goederen zijn nog niet onder het systeem van de intraUnie transacties gebracht. Omdat een aangifte T2F verplicht is voorgeschreven, blijven de goederen onder douaneverband, zolang ze nog niet onder het intraUnie transactie systeem zijn gebracht.
(artikel 1, lid 3 DWU, artikel 188 GVo. DWU)
Beëindiging regeling Uniedouanevervoer
De regeling intern Uniedouanevervoer eindigt wanneer de goederen samen met de bijbehorende aangifte bij de Douane worden aangebracht op het kantoor van bestemming overeenkomstig de bepalingen van deze regeling
(artikel 233, lid 2 DWU)
Naar boven2.3.5 Douanestatus van Uniegoederen aantonen
Bij vervoer van Uniegoederen binnen de Unie kunnen deze vrij (zonder douanebemoeienis) tot aan de grens van het betrokken derde land worden vervoerd. In het derde land moet dan gebruik worden gemaakt van een nationale douanevervoersprocedure. Bij binnenkomst in een lidstaat van de Unie moet dan wel de douanestatus van Uniegoederen worden aangetoond. Dit kan gebeuren door overlegging van een T2L of een ander bewijsstuk dat de douanestatus van Uniegoederen (Voor welke gevallen dit mogelijk is zie onderdeel 14.10.00 van dit Handboek).
Naar boven2.4 Nadere bepalingen
Zie voor het vervoer van Uniegoederen van, naar en tussen fiscale gebieden de Richtlijn 2006/112/EG (in het vervolg de "BTW-Richtlijn 2006").
Naar boven2.4.1 Gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer tussen de EU, de EVA- landen en de EVA- landen onderling, Servië, het Verenigd Koninkrijk, Turkije, Oekraïne en Noord-Macedonië
De formaliteiten voor het vervoer van goederen tussen de Unie en de EVA-landen en de deelnemende landen staan in de " Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer" (Interlaken Conventie). We noemen vervoer van goederen onder deze overeenkomst gemeenschappelijk douanevervoer. Deze overeenkomst spreekt over de regeling T1 of de regeling T2. In deze overeenkomst staan bepalingen voor het douanevervoer van goederen tussen de volgende landen:
-
de Europese Economische Gemeenschap (opgevolgd door de Unie);
-
de Republiek IJsland;
-
Het Verenigd Koninkrijk;
-
het Koninkrijk Noorwegen;
-
de Zwitserse Bondsstaat;
-
het Vorstendom Liechtenstein
-
Noord-Macedonië;
-
Turkije;
-
Oekraïne;
-
Servië
Artikel 189 GVo. DWU benoemt een aantal situaties waarin een aangifte voor extern douanevervoer moet worden gedaan. Deze bepaling is echter alleen van toepassing als gebruik wordt gemaakt van de facultatieve mogelijkheid tot gemeenschappelijk douanevervoer. Deze bepaling introduceert dus geen verplichting tot gebruik van een aangifte T1. Dit artikel benoemt slechts enkele gevallen waarbij op grond van de Overeenkomst de T1-regeling zou mogen worden toegepast, terwijl de Uniewetgever hiervoor slechts de aangifte T1 toestaat.
Een aangifte T1
De deelnemende landen zijn bij administratieve afspraak overeengekomen dat het wenselijk is om een enkele aangifte te gebruiken voor het gehele vervoerstraject vanaf het oorspronkelijke kantoor van vertrek tot het uiteindelijke kantoor van bestemming.
Voor zover mogelijk moeten de kantoren van vertrek opsplitsing van aangiften voor douanevervoer vermijden. Dit heeft twee redenen:
-
Men wil voorkomen dat tijdens het vervoer opnieuw douaneformaliteiten moeten worden vervuld.
-
Men wil bepaalde onregelmatigheden niet in de hand te werken.
Bij vervoer van goederen van een plaats in de Unie naar een plaats in een EVA- land wordt het goederenverkeer binnen de Unie geacht te zijn geplaatst onder de regeling extern Uniedouanevervoer.
(artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst)
Het gevolg hiervan is dat de Nederlandse douane uitsluitend de Uniebepalingen moet toepassen.
Een aangifte T2
Hebben Uniegoederen een EVA-land als bestemming? Of worden Uniegoederen via het grondgebied van een EVA-land vervoerd? Dan kan de regeling intern Uniedouanevervoer worden toegepast op grond van de overeenkomst.
Voor goederen met een EVA-land als bestemming moet een aangifte ten uitvoer worden gedaan (zie onderdeel 20.00.00 van dit Handboek).
Voor goederen die via het grondgebied van een EVA-land worden vervoerd en die als eindbestemming een EU-land hebben, wordt bij vertrek geen aangifte ten uitvoer en op de plaats van bestemming geen aangifte voor het vrije verkeer gedaan.
Voor het vervoer moet in deze gevallen een aangifte T2 worden gebruikt.
(artikel 2 van de Overeenkomst)
Aangezien het vervoer over het grondgebied van de EVA-landen douanetechnisch bewaakt moet worden, moet het vervoer plaatsvinden onder geleide van een T2. De goederen zijn immers niet in de belastingheffing van deze landen betrokken.
Er wordt bij vertrek geen aangifte ten uitvoer, en op de plaats van bestemming geen aangifte voor het vrije verkeer gedaan. Deze goederen vallen namelijk in de Unie volledig onder het systeem van de intraUnie transacties voor de heffing van de omzetbelasting en Intrastat.
Berekening zekerheid bij vervoer van Uniegoederen EU-EVA-EU
Voor douanevervoer is het stellen van zekerheid vereist voor het gehele bedrag van de douaneschuld die kan ontstaan. Deze wordt berekend aan de hand van de hoogste rechten en andere heffingen die in de lidstaat van vertrek op goederen van dezelfde soort van toepassing zijn.
Volgens artikel 159 UVo. DWU, worden Uniegoederen die worden vervoerd met toepassing van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, voor de berekening van de zekerheid respectievelijk het referentiebedrag beschouwd als niet-Uniegoederen. De berekening van de zekerheid is opgenomen in onderdeel 27.00.00 Zekerheid, Hoofdstuk 6 Douanevervoer van dit Handboek.
Onregelmatigheden
Op deze aangifte is de nasporings- en zuiveringsprocedure van toepassing.
Het kan zijn dat er in de aangifte een onregelmatigheid wordt geconstateerd. Er zijn dan twee mogelijkheden:
-
De onregelmatigheid is in de Unie is begaan. De verschuldigde omzetbelasting wordt dan volledig geheven via het intraUnie transactie systeem. Verder kan een bestuurlijke boete worden belopen wegens het niet vervullen van alle formaliteiten (zie ook onderdeel 14.20.00 van dit Handboek).
-
De onregelmatigheid is in een EVA-land begaan. De actie tot invordering moet aan dat EVA-land worden overgedragen.
2.4.2 Uniedouanevervoer van goederen tussen de Unie en het Vorstendom Andorra
Tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra is een overeenkomst gesloten die de onderlinge handelsbetrekkingen regelt. In aanvullende besluiten van het Gemengd Comité EG-Andorra worden de uitvoeringsmaatregelen getroffen. Op het gebied van het douanevervoer is het Besluit 1/2003 van toepassing. Dit Besluit is opgenomen in het boekwerk Wetgeving Douane, onder nummer 10.30.20.
In deze overeenkomst wordt een onderscheid gemaakt tussen producten die vallen onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het Geharmoniseerd Systeem en producten die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem.
Aangifte Uniedouanevervoer
Op goederen die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, moet op basis van Besluit nr. 1/2003 voor het goederenverkeer van en naar Andorra de procedure Uniedouanevervoer worden gevolgd. In de rubriek ‘Artikel(en)’ van de aangifte vermeldt de aangever het aangiftetype, afhankelijk van de douanestatus van de goederen(T1 of T2). De procedure is beschreven in onderdeel 14.20.00 van dit Handboek.
(artikel 27 van Besluit nr. 1/2003)
Het Uniedouanevervoer kan aanvangen en worden beëindigd op één van de douanekantoren van het Vorstendom Andorra.
Zekerheid
De zekerheid die voor het Uniedouanevervoer moet worden gesteld, moet eveneens geldig zijn voor het grondgebied van Andorra. De akten van borgtocht en het certificaat van doorlopende zekerheidstelling moeten de vermelding "Vorstendom Andorra" bevatten.
(artikel 31, lid 2 van Besluit nr. 1/2003)
Intern Uniedouanevervoer met bestemming Andorra
Als Uniegoederen Andorra als bestemming hebben kan de regeling intern Uniedouanevervoer worden toegepast op grond van Besluit 1/96. Voor deze goederen moet echter wel een aangifte ten uitvoer worden gedaan (zie onderdeel 20.00.00 van dit Handboek).
Als in deze situatie de uitvoeraangifte is gedaan op het douanekantoor van uitgang dat is gelegen aan de buitengrens van de Unie die grenst aan Andorra, kan dit douanekantoor van uitgang de afgifte van een aangifte Unievervoer voor verder vervoer naar Andorra te weigeren.
(artikel 28, lid 3, van Besluit nr. 1/2003)
Verwerkte landbouwproducten:
De volgende landbouwproducten worden naar Andorra vervoerd onder geleide van een aangifte extern Uniedouanevervoer (T1):
-
verwerkte landbouwproducten die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem en worden bedoeld in Verordening (EG) nr. 1216/2009;
en
-
waarvoor het variabele element uit de voornoemde verordening blijft gelden (artikel 6, lid 3, onder c, Overeenkomst EEG-Andorra);
en
-
waarvoor een uitvoerrestitutie naar Andorra geldt.
(artikel 29, lid 1, van Besluit nr. 1/2003)
Het douanekantoor van uitgang ziet toe op het daadwerkelijk uitgaan van de goederen en bevestigt de uitgang met de Confirmation of Exit in ECS.
Ook bij vervoer van de bovengenoemde landbouwproducten in het vrije verkeer van Andorra, naar de Unie moet worden vervoerd onder geleide van een aangifte aangifte extern Uniedouanevervoer (T1).
(artikel 27 van Besluit nr. 1/2003)
Vermelding variabel element
Bij vervoer van deze landbouwgoederen moet op de aangifte extern Uniedouanevervoer (T1) één van de navolgende vermeldingen voorkomen. Deze vermelding moet in rood worden onderstreept.
-
Percibir sólo el elemento agrícola - Acuerdo CEE-Andorra
-
Kun landbrugselementet opkræves - EØF-Andorra aftalen
-
Nur den Agrarteilbetrag erheben - Abkommen EWG-Andorra
-
Charge agricultural component only - EEC-Andorra Agreement
-
Ne percevoir que l'élément agricole - Accord CEE-Andorra
-
Riscuotere solo l'elemento agricolo - Accordo CEE-Andorra
-
Alleen het agrarische element innen - Overeenkomst EEG-Andorra
-
Cobrar unicamente o elemento agrícola - Acordo CEE-Andorra
-
Kannetaan vain maatalouden maksuosa - ETY-Andorra sopimus
-
Debitera endast jordbrukskomponenten - EEG-Andorra avtalet
(artikel 29, lid 3, van Besluit nr. 1/2003)
2.4.3 Vervoer van goederen tussen de Unie en de Republiek San Marino
Tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino is een Douane-Unie opgericht. In de bijbehorende overeenkomst zijn de onderlinge handelsbetrekkingen geregeld (Interimovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino van 9 december 1992). In aanvullende besluiten van het Gemengd Comité EG-San Marino worden de uitvoeringsmaatregelen getroffen. Op het gebied van het douanevervoer is het Besluit 4/92 van toepassing. Dit Besluit is opgenomen in het boekwerk Wetgeving Douane, onder nummer 10.30.30.
In het Omnibesluit 1/210 van 29 maart 2010 (L156 pagina 13 van 23 juni 2010) is bepaald dat San Marino de douanewetgeving van de Unie hanteert. Controles aan de grens vinden niet meer plaats.
Bevoegde douanekantoren van het vorstendom San Marino
In de Interimovereenkomst zijn een aantal Italiaanse douanekantoren aangewezen die in naam en voor rekening van San Marino de douaneformaliteiten vervullen. Deze zijn uitgebreid in het Omnibesluit. Dit betekent dat alle grote Italiaanse douanekantoren bevoegd zijn.
Aangifte Uniedouanevervoer
Op basis van het Omnibesluit 1/210 en Besluit nr. 4/92 moet voor het goederenverkeer van en naar San Marino de procedure Uniedouanevervoer worden gevolgd overeenkomstig het DWU. In de rubriek ‘Artikel(en)’ van de aangifte vermeldt de aangever het aangiftetype, afhankelijk van de douanestatus van de goederen(T1 of T2). Specifiek voor San Marino moet de aangever T2SM vermelden bij intern Uniedouanevervoer. De procedure is beschreven in onderdeel 14.20.00 van dit Handboek.
(artikel 1, lid 1 van Besluit nr. 4/92)
Het Uniedouanevervoer kan aanvangen en worden beëindigd op één van de bevoegde douanekantoren van het Vorstendom San Marino.
Zekerheid
De zekerheid die voor het Uniedouanevervoer moet worden gesteld, moet eveneens geldig zijn voor het grondgebied van San Marino. De akten van borgtocht en het certificaat van doorlopende zekerheidstelling moeten de vermelding "Republiek San Marino" bevatten.
(artikel 1, lid 2 van Besluit nr. 4/92)
Naar boven