13.00.00 Het in het vrije verkeer brengen
4 Bijzondere wettelijke bepalingen
4.1 Lager tarief ingesteld voor vrijgave van de goederen
In beginsel is dit de datum waarop de aangifte wordt aanvaard bepalend voor het ontstaan van de douaneschuld en de toe te passen heffingsgrondslagen voor het berekenen van deze douaneschuld.
De heffingsgrondslagen voor de aangegeven goederen zijn die geldende op de datum van aanvaarding van de aangifte, inclusief het op die datum van toepassing zijnde tarief van douanerechten. Hiertoe behoren ook de anti- dumpingheffingen, de compenserende heffingen en belastingen bij invoer die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Hier kan echter van worden afgeweken in die gevallen dat het tarief wordt verlaagd voordat de goederen zijn vrijgegeven. De
aangever mag de Douane om toepassing van dit gunstiger tarief verzoeken. Voor de omzetbelasting, de accijns en de verbruiksbelastingen
geldt deze bepaling nadrukkelijk niet.
(artikelen 63 CDW, artikel 67 CDW en artikel 80 CDW)
4.2 Het verzoek
De aangever mag het verzoek om toepassing van het gunstiger tarief indienen bij het aangiftepunt waar hij zijn aangifte heeft ingediend.
Aan de vorm of de inhoud van het verzoek zijn geen voorwaarden gesteld. De aangever kan dit verzoek indienen via een elektronisch bericht in AGS. Een ambtenaar zal dit bericht vervolgens moeten beoordelen.
Naar boven4.3 Afwijzen van het verzoek
U wijst het verzoek af als de vrijgave van de goederen niet eerder heeft kunnen plaatsvinden om redenen die uitsluitend aan de aangever te wijten zijn.
( artikel 80 lid 2 CDW )
Deze reden doet zich bijvoorbeeld voor als een aangever ondanks herhaalde verzoeken het vereiste bescheiden niet overlegd waardoor de controle niet kan worden beëindigd en de goederen niet kunnen worden vrijgegeven of dat een aangever ondanks verkregen informatie hierover zijn zekerheid niet heeft verhoogd.
U deelt de afwijzing uiteraard mee aan de aangever.
Een beslissing om het verzoek af te wijzen is een voor bezwaar vatbare beschikking. De belanghebbende kan tegen de beschikking
bezwaar maken.
(artikel 4 lid 5 CDW, artikel 243 lid 1 CDW en artikel 8:2 Algemene douanewet).
4.4 VERZAMELAANGIFTE
In een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen moeten de goederen individueel en met een afzonderlijke omschrijving zijn vermeld.
( artikel 20 lid 6 CDW )
Dit kan voor assortimenten van goederen of voor reserveonderdelen die deel uit maken van een grotere zending voor aangevers problemen opleveren.
Een dergelijk situatie doet zich bijvoorbeeld vaak voor bij ramsj- of dumpgoederen, waarbij de bescheiden die betrekking hebben op de zending (bijvoorbeeld koopovereenkomst, paklijst, factuur) onvoldoende gegevens bevatten om de goederen aan te geven naar de onderscheidingen van het tarief.
De communautaire wetgever maakt het voor deze gevallen mogelijk dat de aangever een verzoek doet dat de hele zending wordt aangegeven als de goederen, deel uitmakende van de zending die in de aangifte wordt aangegeven, die aan het hoogste recht bij invoer zijn onderworpen.
Naar boven4.5 Deelzendingen
4.5.1 Algemeen
In deze paragraaf vindt u bepalingen over het in het vrije verkeer brengen van fabrieksinstallaties, bepaalde machines en bepaalde vervoermaterieel met toepassing van de regeling deelzendingen.
De algemene regel bij het in het vrije verkeer brengen van goederen is dat elke invoer een op zichzelf staand belastbaar feit vormt, waarop steeds het gebruikelijke recht moet worden toegepast.
De regeling deelzendingen maakt het mogelijk dat voor aangewezen goederen rekening wordt gehouden met het feit dat de handel of het vervoer soms vereisen dat de goederen in verscheidene zendingen worden aangevoerd. Het wordt toegestaan dat de aangifte voor het vrije verkeer voor de machine of het vervoermaterieel pas wordt gedaan na de eindmontage.
( Artikel 18 Vo.( EU ) 113/ 2010 )
Voorbeeld:
Er wordt een kernreactor gebouwd, voor de regeling aan te merken als een fabrieksinstallatie.
Zonder de regeling deelzendingen zou er bij elke zending bestemt voor de bouw van een dergelijke kernreactor sprake zijn van delen van kernreactoren die onder vele post(onderverdeling)en zouden moeten worden ingedeeld.
Er wordt nu toegestaan dat er pas een aangifte wordt gedaan, als de bouw van de kernreactor is voltooid.
De regeling deelzendingen is gebaseerd op de volgende aanvullende aantekeningen:
-
aanvullende aantekening (GN) 3 op afdeling XVI voor de machines van de hoofdstukken 84 en 85 van de gecombineerde nomenclatuur;
-
aanvullende aantekening (GN) 2 op afdeling XVII voor het vervoermaterieel van de hierna genoemde GN-posten;
-
Voor complete fabrieksinstallaties, hoofdstuk 98 van de gecombineerde nomenclatuur.
4.5.2 Toepassing van de regeling deelzendingen
Op verzoek van de belanghebbende kunnen in deelzendingen aangeboden fabrieksinstallaties, machines onder bepaalde voorwaarden en bepalingen in de nomenclatuur worden ingedeeld als gedemonteerde of als niet-gemonteerde fabrieksinstallaties en machines. Onder dezelfde voorwaarden en bepalingen is dit eveneens van toepassing op het vervoermaterieel van de GN posten 86.08, 88.05, 89.05 en 89.07.
De inspecteur willigt het verzoek slechts in als het de uitvoering betreft van een overeenkomst voor de levering van een fabrieksinstallatie, een machine (of vervoermaterieel) die als compleet in de zin van de nomenclatuur kan worden aangemerkt.
Voor een zodanige indeling komen slechts de goederen in aanmerking die in deelzendingen uit één of meer andere landen dan de lidstaten worden ingevoerd. Bij de indeling in de GN van de hiervoor genoemde fabrieksinstallaties, machines of van het desbetreffende vervoermaterieel worden de eventueel uit het vrije verkeer van de lidstaten ingevoerde goederen buiten beschouwing gelaten.
Naar boven4.5.3 Vooraf toestemming vragen aan de douane
De regeling deelzendingen vindt alleen toepassing als aan belanghebbende een toestemming is verleend op een daartoe strekkend verzoek. In andere gevallen deelt u de goederen in (en berekent u de belasting) naar hun eigen aard en hoedanigheid.
Voor de te volgen procedure, zie Bijlage 2.
Naar boven4.6 Bijzondere bestemmingen
4.6.1 Algemeen
Niet-communautaire goederen kunnen door hun aard of hun bijzondere bestemmingen in aanmerking komen voor een gunstige tariefbehandeling bij het in het vrije verkeer brengen.
Voorbeelden van goederen die naar hun aard hiervoor in aanmerking komen zijn:
-
voor consumptie ongeschikte goederen die gedenatureerd zijn met bepaalde voorgeschreven middelen in daarvoor vastgestelde hoeveelheden;
-
granen en zaden voor zaaidoeleinden en pootdoeleinden, mits ingedeeld onder een bepaalde tariefpost;
-
bepaalde goederen zoals tabak en nitraat, mits begeleid door bepaalde certificaten.
Voorbeelden van goederen die door hun bijzondere bestemming in aanmerking komen voor een gunstige tariefbehandeling zijn:
-
producten voor schepen en booreilanden;
-
burgerluchtvaartuigen en producten voor de burgerluchtvaart;
-
Fokdieren van zuiver ras, zoals paarden en varkens.
De bijzondere bestemmingen zijn vermeld in voetnoten bij de betreffende posten in de Gecombineerde Nomenclatuur
(Zie hiervoor verder paragraaf 4 van onderdeel 6.10.00 van dit Handboek.)
Naar boven4.6.2 Voorwaarden
Voor het verkrijgen van een gunstige tariefbehandeling op basis van de aard van de goederen of de bijzondere bestemming waarvoor ze zijn bestemd, is een vergunning vereist.
( artikel 292 lid 1 TVo CDW )
In Nederland zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld in de Algemene douaneregeling.
(artikel 4:1 tot en met 4:5 Algemene douaneregeling)
4.6.3 Douanetoezicht
Algemene regel is dat na de vrijgave van de goederen voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen het douanetoezicht wordt beëindigd. Vanwege de gunstige tariefregeling moet, omdat bij het in het vrije verkeer brengen aanspraak op een bijzondere bestemming wordt gemaakt, na de vrijgave worden gecontroleerd of belanghebbende de goederen wel gebruikt in overeenstemming met de bijzondere bestemming.
Algemene regel is dat als wordt aangetoond dat de goederen hun bijzondere bestemming hebben bereikt, het douanetoezicht ook vervalt. Dit betekent dan ook dat geen douaneschuld meer voor de goederen kan ontstaan.
In sommige gevallen is het mogelijk om het douanetoezicht tot twee jaar na het bereiken van de bijzondere bestemming te laten voortduren in die gevallen dat de goederen meerdere malen worden gebruikt.
( Artikel 82 CDW en artikel 300 lid 1 TVo CDW).
4.6.4 Ontstaan van een douaneschuld bij bijzondere bestemming
Is het douanetoezicht nog van toepassing en worden de goederen niet meer gebruikt voor de doeleinden als voorgeschreven onder de bijzondere bestemming, dan kan toestemming worden verleend om de goederen uit te voeren. Worden de goederen echter definitief in het vrije verkeer gebracht, dan ontstaat de douaneschuld wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden van de douaneregeling waarvoor ze zijn aangegeven.
( artikel 204 lid 1 letter a CDW )
Naar boven