Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

20.00.00 Uitvoer en wederuitvoer

3 De wederuitvoer

3.1 Algemeen

In hoofdstuk 2 van dit handboekonderdeel is de douaneregeling uitvoer besproken. Deze uitvoer is te definiëren als het brengen van communautaire goederen buiten het grondgebied van de EU. Bij de douanebestemming wederuitvoer gaat het om zich in het douanegebied van de EU bevindende niet-communautaire goederen die buiten het douanegebied van de EU gebracht moeten worden

(Artikel 182 lid 1 eerste streepje CDW)

Waar uitvoer een douaneregeling is, is de wederuitvoer is een douanebestemming. Dit betekent in principe dat geen aangifte voor deze bestemming hoeft te worden gedaan, omdat de aangifteverplichting slechts geldt voor zogenaamde douaneregelingen. Er kan dan ook in principe worden volstaan met een kennisgeving van wederuitvoer.

In een aantal zeer belangrijke gevallen is het toch verplicht om voor de bestemming wederuitvoer een aangifte te moeten doen.

(Artikel 4 lid 15 en 16 CDW)

Let op!

Bij de bestemming wederuitvoer zijn veel formaliteiten geldend voor de uitvoer van overeenkomstige toepassing verklaard. Zie hiervoor hoofdstuk 2 van het hoofdstuk Uitvoer.

(
artikel 841 lid 1 Tvo CDW )

Ook bij de wederuitvoer heeft de Douane, naast de fiscale en niet- fiscale taak, een extra taak gericht op de algemene veiligheid van de uitgaande goederenstroom, ook gelet op mogelijke ongewenste bestemmingen voor deze goederen.

In het CDW is dan ook vastgelegd dat bij de wederuitvoer veiligheidsgegevens in de wederuitvoeraangiften vermeld moeten worden en de controles op basis van risicoanalyse gebaseerde informatie uitgevoerd moeten worden. Wordt de wederuitvoeraangifte gedaan door de overlegging van een Carnet ATA, dan moet deze aangifte ook op veiligheidsaspecten worden gecontroleerd. In paragraaf 3.4. van dit handboekonderdeel staat hoe te handelen met betrekking tot de veiligheidsgegevens als geen aangifte tot wederuitvoer verplicht is.

Naast de door de EU ingestelde HPM kunnen ook bij wederuitvoer de nationale niet-fiscale voorschriften op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu een rol spelen. De communautaire wetgever maakt het mogelijk dat bij een controle van een aangifte tot wederuitvoer ook de handhaving van deze nationale voorschriften onderdeel van de controle uitmaakt, voordat de goederen voor de douanebestemming wederuitvoer kunnen worden vrijgegeven. Deze controles zijn gericht op onder andere het beschermen van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de bescherming van nationaal cultuurbezit. Zie ook paragraaf 2.2.2. van dit handboekonderdeel.

Voor het indienen van de aangifte tot wederuitvoer gelden ook de termijnen als opgenomen in Bijlage 1 bij dit handboekonderdeel, om de Douane de mogelijkheid te geven een goede risicoanalyse uit te voeren.

Let op!

Zie voor de handhaving op de termijnen paragraaf 2.3. van dit handboekonderdeel.

Naar boven

3.2 De aangifte tot wederuitvoer

Als niet communautaire goederen tijdens hun verblijf in de EU onder een economische douaneregeling zijn geplaatst en bestemd zijn voor wederuitvoer, moet een douane- aangifte worden gedaan volgens de artikelen 59 tot en met artikel 78 CDW.

(Artikel 182 lid 3 CDW)

Hoewel de tekst van bovenstaand artikel spreekt over economische douaneregelingen in het algemeen, worden hier, door het begrip wederuitvoer, slechts de zogenaamde economische schorsende douaneregelingen bedoeld. Bij deze douaneregelingen worden niet-communautaire goederen onder de douaneregeling geplaatst, zonder dat deze hierdoor een statusverwisseling ondergaan.

De economische schorsende douaneregelingen zijn:

  • Actieve veredeling, schorsingssysteem

  • Tijdelijke invoer

  • Douane-entrepot, inclusief de vrije zone Type II, welke het zelfde werkt als een douane- entrepot

  • Behandeling onder douanetoezicht. Hoewel de bedoeling van deze douaneregeling is dat de behandelde producten in het vrije verkeer worden gebracht, verzet de wetgeving zich niet tegen de wederuitvoer van de onbehandelde of behandelde producten.

(Artikel 84 lid 1 letter b en lid 1 letter a CDW en artikel 168 bis lid 1 Tvo CDW)

Door het verplicht moeten doen van aangifte tot wederuitvoer kan de Douane toezicht uitoefenen op het juiste verloop en de beëindiging van bovenstaande douaneregelingen. In de afzonderlijke vergunning zijn verplichtingen neergelegd over welke behandelingen de invoergoederen mogen ondergaan, de identiteit van de invoergoederen, de termijn van beëindiging etc. Door het verplicht moeten doen van een aangifte komt de Douane in bezit van een volledige set gegevens die het mogelijk maken het nakomen van bovenstaande aspecten doelmatig te kunnen controleren.

Let op!

De douaneregeling extern douanevervoer is weliswaar een schorsende douaneregeling, maar geen economische schorsende douaneregeling. Hiervoor hoeft dus niet, voor het definitief uitgaan, als de goederen zijn aangekomen op het kantoor van bestemming waar vandaan zij het douanegebied gaan verlaten, een aangifte tot wederuitvoer worden gedaan. Zie paragraaf 3. 5. van dit handboekonderdeel.

Bij actieve veredeling, terugbetalingssysteem, krijgen de goederen door de plaatsing onder deze douaneregeling de communautaire status, zodat bij het buiten de EU brengen van de onbehandelde of behandelde goederen gekozen moet worden voor een aangifte ten uitvoer en niet voor wederuitvoer .

(Artikel 84 lid 1 letter b CDW en artikel 128 lid 1 CDW)

De economische schorsende douaneregelingen moeten binnen een in de vergunning opgenomen termijn worden beëindigd door een nieuwe toegestane douanebestemming. De vergunninghouder kan er voor kiezen om de economische schorsende douaneregeling te beëindigen door het kiezen van de douanebestemming wederuitvoer.

(Artikel 89 lid 1 CDW)

Voorbeeld

Bedrijf x voert scheepsdieselmotoren, na een veredelingshandeling in het kader van de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem), weer uit de EU. De scheepsdieselmotoren zijn na binnenkomst in de EU onder de economische douaneregeling actieve veredeling geplaatst en worden nu wederuitgevoerd. Dus op grond van artikel 89 CDW kan nu gekozen worden voor de bestemming wederuitvoer. Artikel 182 lid 3 CDW verplicht nu dat voor deze goederen een douaneaangifte wordt gedaan. Nu er voor de bestemming wederuitvoer is gekozen en een douaneaangifte verplicht is stelt artikel 841 lid 1 Tvo.CDW dat de bepalingen van uitvoer van toepassing zijn.

Kiest een vergunninghouder voor de bestemming wederuitvoer bij beëindiging van een economische schorsende douaneregeling, dan moet hij dus een aangifte doen. Voor de horizontale bepalingen voor het doen van een aangifte wordt verwezen naar Handboek 12.00.00. Ook bij wederuitvoer geldt, identiek aan de douaneregeling uitvoer, dat de economische douaneregeling pas is beëindigd als de goederen definitief het douanegebied hebben verlaten.

Naar boven

3.3 Specifieke formaliteiten voor het doen van een aangifte tot wederuitvoer

Ook een aangifte tot wederuitvoer moet in principe elektronisch worden gedaan.

(
Artikel 841 lid 1 Tvo CDW en
artikel 787 lid 1 Tvo CDW)

Doordat wederuitvoer ook gericht is op het buiten het douanegebied van de EU, worden veel formaliteiten die van toepassing zijn bij een aangifte ten uitvoer van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo zijn de artikelen 161 lid 4 en 5 CDW ook van toepassing bij wederuitvoer.

(Artikel 182 lid 3 CDW en
artikel 841 lid 1 Tvo CDW)

Naar boven

3.3.1 Kantoor van aanzuivering

Waar bij het doen van een uitvoeraangifte het kantoor van uitvoer het kantoor was waar de aangifte moet worden gedaan, speelt bij de beëindiging van een economische schorsende douaneregeling het kantoor van aanzuivering een belangrijke rol. Deze kantoren zijn opgenomen in de vergunning.

Omdat dit kantoor een grote rol in het toezicht op de schorsende douaneregeling heeft, bestaat de verplichting om de aangifte tot wederuitvoer hier ook daadwerkelijk te doen, ook als de toepassing van artikel 161 lid 5 CDW misschien een ander kantoor aanwijst als kantoor waar de aangifte moet worden gedaan.

(Artikel 85 CDW en
artikel 496 letter g Tvo CDW)

Ook voor de aangewezen kantoren van aanzuivering geldt dat deze vaak niet het kantoor van uitgang zijn. Dit betekent dat ook hier het kantoor van uitgang weer op de hoogte moet worden gesteld van de goederen die voor de wederuitvoer zijn vrijgegeven, zodat op het kantoor van uitgang eventueel een overeenstemmingscontrole kan worden uitgevoerd. De formaliteiten die hierbij van toepassing zijn, zijn gelijk aan de formaliteiten die gelden voor een aangifte ten uitvoer. Zie hiervoor paragraaf 2.5. van dit handboekonderdeel.

(
Artikel 841 lid 1 Tvo CDW)

Door het doen van een aangifte tot wederuitvoer vervalt de verplichting om een summiere aangifte bij uitgang te moeten doen. De veiligheidsgegevens zijn opgenomen in de aangifte tot wederuitvoer.

Zie paragraaf 2.3. van dit handboekonderdeel.

(Artikel 182 bis lid 1 CDW)

Naar boven

3.3.2 De aangever

Ook bij de aangifte ten wederuitvoer zijn er bij de aanvaarding van de aangifte voor de bestemming bijzondere verplichtingen van toepassing. Deze zijn:

  • De niet- communautaire goederen moeten na de vrijgave het douanegebied van de EU verlaten in dezelfde staat als waarin ze zich bevonden op het moment van aanvaarding van de aangifte en

  • De voor uitvoer vrijgegeven niet-communautaire goederen moeten binnen 90 dagen na de vrijgave het douanegebied van de EU hebben verlaten.

  • Goederen aanbrengen aan het kantoor van uitgang

Dit betekent dat de aangifte in principe gedaan moet worden op naam en voor rekening van de persoon die deze verplichtingen ook kan nakomen. Dit is in beginsel de vergunninghouder van de economische schorsende douaneregeling. Deze kan zich uiteraard weer direct of indirect laten vertegenwoordigen.

(Artikel 64 lid 1 CDW en artikel 64 lid 2 CDW)

Naar boven

3.3.3 Domiciliëringsprocedure wederuitvoer

Ook de beëindiging van een economische schorsende douaneregeling door de wederuitvoer kan door een vereenvoudigde aangifte plaatsvinden.

(
Artikel 277 Tvo CDW,
artikel 278 lid 1 en 3 Tvo CDW)

Voor een aangifte ten wederuitvoer via de domiciliëringsprocedure geldt dat de artikelen voor de domiciliëringsprocedure uitvoer volledig van toepassing zijn.

(
Artikel 277 lid 1 en
artikel 278 lid 1 Tvo CDW )

Zie verder hoofdstuk 8 van onderdeel 12.50.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.3.4 Mondelinge aangifte tot wederuitvoer

Deze vorm van het doen van een aangifte voor wederuitvoer geldt slecht als de niet- communautaire goederen via een mondelinge aangifte onder de douaneregeling tijdelijke invoer zijn geplaatst. Deze vorm van plaatsing kan slechts in een bepaald aantal, limitatief in de wetgeving, opgenomen gevallen. Zie par 3.3.3. van het onderdeel 18.00.00 van dit Handboek. Het gaat dan bijvoorbeeld om bepaalde soorten verpakkingsmiddelen, materiaal voor radio- of televisieproducties etc. Is de plaatsingsaangifte mondeling gedaan, dan mag ook de wederuitvoeraangifte mondeling worden gedaan.

(Artikel 61 letter c CDW,
artikel 229 lid 1 Tvo CDW en
artikel 229 lid 2 Tvo CDW)

Let op!

Er mag geen mondelinge aangifte ten wederuitvoer worden gedaan, als bijvoorbeeld de goederen aan verboden of beperkende maatregelen zijn onderworpen of als teruggaaf wordt gevraagd. In die gevallen is een elektronische aangifte verplicht.

Naar boven

3.3.5 Aangifte door enige andere handeling voor wederuitvoer

Ook hier is weer de douaneregeling tijdelijke invoer de enige douaneregeling waar de aangifte tot wederuitvoer ter beëindiging door enige andere handeling kan worden gedaan. Zijn bepaalde wel omschreven goederen met een aangifte door enige andere handeling onder deze douaneregeling geplaatst, zoals persoonlijke goederen of goederen bedoeld voor sportdoeleinden of vervoermiddelen, dan kan ook de aangifte tot wederuitvoer door enige andere handeling worden gedaan. De handeling is dan het buiten het douanegebied van EU brengen van goederen. Zie par 3.3.4. van het onderdeel 18.00.00 van dit Handboek.

(
Artikel 232 lid 1 Tvo CDW,
artikel 232 lid 2 Tvo CDW en
artikel 233 lid 1 letter b Tvo CDW)

Let op!

Er mag geen aangifte door enige andere handeling ten wederuitvoer worden gedaan, als bijvoorbeeld de goederen aan verboden of beperkende maatregelen zijn onderworpen of als teruggaaf wordt gevraagd. In die gevallen is een elektronische aangifte verplicht.

(
Artikel 235 Tvo.CDW)

Naar boven

3.3.6 Overbrenging

In de vergunning voor de economische schorsende douaneregeling kan de modaliteit overbrenging zijn opgenomen. Deze overbrenging is een vereenvoudiging van de douaneregeling extern douanevervoer.

(Artikel 91 lid 3 CDW en
artikel 511 Tvo.CDW)

Is deze modaliteit in de vergunning voor de economische schorsende douaneregeling opgenomen, dan kan een vergunninghouder de goederen naar het kantoor van uitgang brengen terwijl de economische douaneregeling nog niet beëindigd wordt . De economische schorsende douaneregeling wordt pas beëindigd en aangezuiverd als de goederen ook daadwerkelijk het douanegebied van de EU hebben verlaten. De goederen moeten naar het kantoor van uitgang worden vervoerd onder geleide van de aangifte tot wederuitvoer.

(
Artikel 512 lid 3 Tvo.CDW)

Naar boven

3.4 Aangifte tot wederuitvoer met ATA- carnet

Zijn niet-communautaire goederen geplaatst onder de douaneregeling tijdelijke invoer door een indienen van een Carnet ATA, dan kan de wederuitvoer ook plaats vinden met dit Carnet ATA. Er kan in dat geval worden afgeweken van het kantoor van uitvoer als aangewezen door toepassing van artikel 161 lid 5 CDW.

(
Artikel 841 lid 2 Tvo.CDW)

Naar boven

3.5 Kennisgeving voor wederuitvoer

Zijn goederen voor het kiezen van de douanebestemming wederuitvoer niet geplaatst onder een economische schorsende douaneregeling, dan kan voor de wederuitvoer volstaan worden met een kennisgeving. Dit betekent in beginsel dat een summiere aangifte voor uitgang verplicht is, omdat de Douane een controle op veiligheid moet kunnen uitvoeren, tenzij er uitzonderingen van toepassing zijn.

Hieronder staan in de vorm van een aantal voorbeelden de gevallen waarbij volstaan kan worden met een kennisgeving voor wederuitvoer en wordt aangegeven als er een wettelijke uitzondering geldt voor het moeten doen van een summiere aangifte tot uitgang.

Voorbeeld 1

Een schip uit Amerika vaart de haven van Rotterdam binnen. Naast partijen die in deze haven zullen worden gelost, zijn er ook twee zendingen aan boord die bestemd zijn voor Zuid- Afrika. Deze zullen met hetzelfde schip naar Zuid- Afrika worden vervoerd en worden in Rotterdam niet gelost.

Alle partijen aan boord van schip zijn opgenomen in summiere aangifte bij binnenkomst(ENS ).

(Artikel 36 bis lid 1 en lid 3 CDW)

Voor de beide partijen bestemd voor Zuid- Afrika wordt na het aanbrengen geen Summiere aangifte te lossen goederen ( SAL ) gedaan, maar wordt direct gekozen voor de nieuwe toegestane douanebestemming, zijnde de wederuitvoer. Omdat de voorafgaande douaneregeling uiteraard geen economische schorsende douaneregeling is, kan voor de wederuitvoer volstaan worden met een kennisgeving.

(artikel 40 CDW en
artikel 186 lid 8 letter a Tvo CDW)

Nu zou dus in beginsel een summiere aangifte bij uitgang moeten worden gedaan, omdat er geen wederuitvoeraangifte wordt gedaan, waarin de veiligheidsgegevens zijn opgenomen.

(
artikel 842 bis lid 1 Tvo CDW)

Er is nu echter een wettelijke uitzondering voor het doen van summiere aangifte bij uitgang, omdat de goederen niet gelost worden uit het vervoermiddel waarmee zij het douanegebied zijn binnengekomen en waarmee zij dat gebied ook weer zullen verlaten.

(
Artikel 842 bis lid 1 Tvo CDW en
artikel 842 bis lid 4 letter c CDW)

Let op!

Moeten de goederen bestemd voor Zuid- Afrika worden gelost om bijvoorbeeld andere goederen te kunnen bijladen, dan hoeven de goederen bestemd voor Zuid- Afrika ook niet bij de Douane te worden aangebracht en hoeft ook geen SAL te worden ingediend. in dat geval is ook geen summiere aangifte voor uitgang verplicht. In feite wordt aangesloten bij de algemene regel dat geen summiere aangifte hoeft te worden ingediend als de goederen niet worden gelost. Een tijdelijke lossing leidt dus niet tot een verplichting tot het moeten doen van een summiere aangifte ten uitgang.

(
Artikel 189 Tvo.CDW)

Voorbeeld 2

Nu worden de voor Zuid- Afrika bestemde goederen wel gelost en vervolgens in afwachting van de lading in het uitgaande schip, opgeslagen in een Ruimte voor Tijdelijke opslag (RTO) of worden geplaatst op een kade met de status van goederen in tijdelijke opslag ( zogenaamde walopslag) .

Alle partijen aan boord van schip zijn opgenomen in summiere aangifte bij binnenkomst(ENS).

(Artikel 36 bis lid 1 en lid 3 CDW)

Voor de beide partijen moet nu een Summiere aangifte te lossen goederen (SAL gedaan)worden.

(
Artikel 186 lid 1 Tvo.CDW)

Als voor de in de RTO opgeslagen goederen of op de kade staande goederen vervolgens binnen een termijn van 45 dagen als nieuwe toegestane douanebestemming wederuitvoer wordt gekozen, kan volstaan worden met een kennisgeving. Opslag in een RTO of op de kade is namelijk geen economische schorsende douaneregeling.

(Artikel 48 en 49 CDW en artikel 84 lid 1 CDW)

Nu zou in principe een summiere aangifte voor uitgaan moeten worden gedaan, omdat er geen wederuitvoeraangifte wordt gedaan.

(
artikel 842 bis lid 1 Tvo.CDW )

Er is nu echter een wettelijke uitzondering mogelijk op het moeten doen van summiere aangifte ten uitvoer, als de goederen binnen een bepaalde tijd het douanegebied van de EU weer zullen verlaten.

(
Artikel 842 bis lid 1 Tvo.CDW en
artikel 842 bis lid 4 letter e CDW)

De goederen moeten nu binnen een termijn van 14 dagen na aanbrengen voor de tijdelijke opslag worden overgeladen en het douanegebied verlaten en de informatie over de goederen moet ter beschikking van de Douane staan en de bestemming en de geadresseerde mogen niet zijn gewijzigd ten opzichte van de gegevens bekend bij de Douane via de ENS. Voldoet de beheerder van de goederen niet aan een of meer van bovenstaande voorwaarden, dan moet alsnog een summiere aangifte voor uitgang worden gedaan.

Let op!

Worden niet- communautaire goederen op Schiphol overgeladen in afwachting van het uitgaande vervoermiddel en worden deze in afwachting hiervan opgeslagen in de vrije zone type II, dan moet vervolgens altijd een aangifte tot wederuitvoer worden gedaan, omdat de formaliteiten voor een vrije zone type II gelijk zijn aan de formaliteiten voor een douane- entrepot. Blijven deze goederen echter de status van tijdelijk opgeslagen goederen behouden, dan geldt hetgeen hierboven is gesteld.

(Artikel 168 bis lid 1 CDW en artikel 89 lid 1 CDW)

Voorbeeld 3

Niet communautaire goederen worden na beëindiging van economische douaneregeling douane-entrepot vervoerd van Arnhem naar Rotterdam onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer, waarbij de eindbestemming van de goederen is gelegen buiten het douanegebied van EU. De goederen zijn bestemd voor Marokko en zullen in Rotterdam in het uitgaande vervoermiddel worden geladen.

(Artikel 89 lid 1 CDW en artikel 91 lid 1 letter a en artikel 91 lid 2 letter b CDW)

Aangekomen in Rotterdam wordt de douaneregeling extern communautair douanevervoer beëindigd en moet vervolgens gekozen worden voor een nieuwe toegestane douanebestemming. Dit is nu de wederuitvoer en omdat de voorafgaande douaneregeling, extern communautair douanevervoer geen economische douaneregeling is, kan volstaan worden met een kennisgeving voor wederuitvoer.

(Artikel 96 CDW, artikel 55 CDW, artikel 48 CDW en artikel 182 lid 1 CDW)

Nu zou in principe een summiere aangifte voor uitgaan moeten worden gedaan, omdat er geen wederuitvoeraangifte wordt gedaan.

(
artikel 842 bis lid 1 Tvo CDW)

Er zijn nu twee mogelijkheden die kunnen worden toegepast om geen summiere aangifte tot uitgang in Rotterdam te hoeven te doen:

  • Bij het doen van de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer zijn de veiligheidsgegevens conform bijlage 30 bis Tvo.CDW in de aangifte opgenomen. Het bewijs hiervan kan worden geleverd door in Rotterdam als kantoor van bestemming het begeleidingsformulier douane/veiligheid te overleggen. Dit is voor het kantoor van bestemming de indicatie dat al op het kantoor van vertrek de veiligheidsgegevens zijn gecontroleerd en dat de goederen veilig zijn bevonden voor wederuitvoer.
    (Artikel 96 lid 1 CDW en artikel 340 ter lid 6 Tvo CDW, artikel 842 bis lid 3 Tvo CDW en Bijlage 30 bis Tvo CDW )

  • De op het kantoor van bestemming aangekomen goederen worden na het beëindigen van de regeling extern communautair douanevervoer geacht de status van goederen in tijdelijke opslag te hebben. Worden goederen vervolgens binnen 14 dagen na aanbrenging van de goederen op kantoor van bestemming geladen in het uitgaande vervoermiddel, dan hoeft geen summiere aangifte voor uitgang te worden ingediend.
    (Artikel 55 CDW, artikel 50 CDW en artikel 842 bis lid 4 letter e Tvo.CDW)

Let op!

Indien het extern communautair douane vervoer wordt beeindigd door de modaliteit Toegelaten Geadresseerde, moet op deze locatie danwel wel een RTO gevestigd zijn, danwel of een douane-entrepot met de faciliteit Tijdelijke Opslag.

Naar boven