23.00.00 Uitgaan
3 Specifieke bepalingen voor het uitgaan over zee
Dit hoofdstuk gaat in op enige specifieke bepalingen voor het uitgaan over zee.
De in dit hoofdstuk bedoelde schepen zijn schepen die als actief vervoermiddel worden gebruikt. Zie hoofdstuk 2 voor een schip dat als lading (bijvoorbeeld aan boord van een schip of transportvliegtuig) uitgaat.
Naar boven3.1 Douaneformaliteiten bij uitgaan
In paragraaf 2.2. is al opgemerkt dat de ‘fictie van uitgaan’ niet geldt voor het actieve vervoermiddel. Van een schip dat aanstonds naar zee vertrekt, wordt dus niet aangenomen dat dit het douanegebied van de EU uitgaat. Dit betekent niet dat voor een schip dat een haven gaat verlaten geen douaneformaliteiten bij uitgaan hoeven te worden vervuld. Een schip dat wordt gebruikt in het internationale verkeer is bij binnenkomst in het douanegebied van de EU, door de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied, aangegeven en geplaatst onder de douaneregeling tijdelijke invoer (een aangifte door enige andere handeling).(artikel 232 lid 1 letter d TVo.CDW)
Het schip bevindt zich gedurende het verblijf in de EU dus onder een economische douaneregeling en deze moet worden beëindigd als het schip naar een bestemming buiten de EU vertrekt. Voor de wederuitvoer moet een douaneaangifte (een aangifte ten wederuitvoer) worden gedaan. Net als bij binnenkomst wordt deze aangifte gedaan in de vorm enige andere handeling, namelijk door de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied van de EU.(artikel 232 lid 2 TVo.CDW)
Ook al is deze douaneaangifte nagenoeg ‘onzichtbaar’, door de aangifte ten wederuitvoer zijn de artikelen 787 tot en met 796sexies TVo.CDW van toepassing. Op grond van deze wettelijke bepalingen gelden de formaliteiten bij uitgaan en moet het schip bij het douanekantoor van uitgang worden aangebracht en moet er een aangifte ten uitklaring van worden gedaan. Het schip mag de haven niet verlaten zonder toestemming van de Douane en moet rechtstreeks en langs aangewezen vaarwateren het douanegebied van de EU verlaten. (artikelen 161 lid 1 en 59 CDW; artikelen 232, 233, 841 en 793 lid 1 TVo.CDW; artikelen 6:1, 6:1a, 6:2 leden 1, 3, 5 en 6, 6:3 en 6:5 Algemene douaneregeling)
Voor schepen die worden gebruikt voor het overbrengen van communautaire goederen van de ene naar de andere haven binnen de EU, hoeven geen douaneformaliteiten bij uitgaan te worden vervuld, ook niet als het douanegebied van de EU tijdelijk wordt verlaten.
Ditzelfde geldt als het schip is geproviandeerd met niet-communautaire proviand. Ook dan moeten bij uitgaan douaneformaliteiten worden vervuld.
Naar boven3.2 Aanbrengverplichting voor het schip
Een schip dat het douanegebied van de EU gaat verlaten, moet worden aangebracht bij het kantoor van uitgang. Het aanbrengen moet op elektronische wijze plaatsvinden. Dit is in Nederland ook van toepassing wanneer een schip over zee van een in NL gelegen haven naar een ander in NL gelegen haven gaat.(artikelen 841 en 793 lid 1 TVo.CDW; artikel 6:1a Algemene douaneregeling)
De verplichting om aan te brengen vloeit voort uit het feit dat voor het schip, ter beëindiging van de economische douaneregeling tijdelijke invoer, een aangifte ten wederuitvoer moet worden gedaan. Bij binnenkomst is opgave gedaan van de ligplaats van het schip. Ondanks dat de aangifte ten wederuitvoer door enige andere handeling is gedaan, zijn de artikelen 787 tot en met 796sexies TVo.CDW van toepassing en moet het schip worden aangebracht bij het kantoor van uitgang. (artikel 182 lid 3 CDW; artikelen 232, 233, 841 en lid 1 TVo.CDW)
Een bijzondere situatie doet zich voor als een in het douanegebied van de EU gebouwd schip op eigen kracht dit gebied verlaat. In dat geval is er sprake van uitvoer uit het vrije verkeer en moet de douaneregeling uitvoer worden toegepast. De artikelen 787 tot en met 796sexies TVo.CDW zijn van toepassing en het schip moet worden aangebracht bij het kantoor van uitgang. Zie onderdeel 20.00.00, Uitvoer. (artikel 161 lid 1 CDW; artikel 793 lid 1 TVo.CDW)
Naar boven3.2.1 Ontheffing van de aanbrengverplichting
De volgende schepen hoeven niet te worden aangebracht bij een douanekantoor van uitgang:
-
oorlogsschepen,
-
pleziervaartuigen,
-
vissersschepen die zijn voorzien van een aanduiding omtrent de haven waar zij thuishoren,
-
sleepboten,
-
vaartuigen voor het verrichten van loodsdiensten,
-
reddingsboten,
-
schepen van de Nederlandse Kustwacht en
-
schepen die over zee van een in Nederland gelegen haven naar een andere in Nederland gelegen haven gaan. (artikel 6:4 lid 1 Algemene douaneregeling)
De ontheffing van de verplichting om aan te brengen geldt als deze schepen het douanegebied van de EU verlaten, ook al is dat tijdelijk. Als ze het douanegebied niet verlaten, vallen zij onder de algemene regel en hoeven zij niet te worden aangebracht.
Naar boven3.2.2 Vervallen van de ontheffing van de aanbrengverplichting
Er geldt geen ontheffing van de aanbrengverplichting als voor de in paragraaf 3.2.1. genoemde schepen ter zake van de uitvoer of wederuitvoer of met het oog op het verkrijgen van kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer bij het kantoor van uitgang formaliteiten moeten worden vervuld.(artikel 6:4 lid 2 Algemene douaneregeling)
Als met het schip goederen worden vervoerd waarvoor ter zake van de uitvoer of wederuitvoer formaliteiten moeten worden vervuld, moet het schip worden aangebracht bij het kantoor van uitgang. Het schip moet ook worden aangebracht als het zelf ten (weder)uitvoer wordt aangegeven; bijvoorbeeld als het schip in Nederland is gebouwd en uitgaat in het kader van de levering aan de buiten het douanegebied van de EU gevestigde koper.
Naar boven3.3 Aangifte ten uitklaring van een schip
De gezagvoerder (of zijn vertegenwoordiger) van een schip dat het douanegebied van de EU over zee zal verlaten, moet voor het schip een aangifte ten uitklaring doen. De aangifte moet elektronisch worden gedaan, vóór vertrek van het schip. (artikel 6:2 leden 1 en 5 Algemene douaneregeling)
De aangifte ten uitklaring van het schip wordt gedaan door het elektronisch inzenden van de generale verklaring (IMO/FAL I bij vertrek), zoals is voorzien in de bijlage bij de IMO Facilitatie Conventie 1965 van de Internationale Maritieme Organisatie. (artikel 6:2 lid 3 Algemene douaneregeling)
Naar boven3.3.1 Noodprocedure
Als het niet mogelijk is om de aangifte ten uitklaring langs elektronische weg in te dienen, moet de noodprocedure worden gehanteerd. Zie voor de noodprocedure www.douane.nl.
Naar boven3.4 Toestemming voor vertrek
Het schip mag niet uit de haven vertrekken zonder toestemming van de Douane. De toestemming tot vertrek wordt gegeven met het elektronisch bericht (NLEC09) in het douanesysteem Douane Manifest.(artikel 6:5 Algemene douaneregeling)
3.5 Vaarwaters
Schepen en daarin of daarop aanwezige goederen die uitgaan over zee moeten van het laatste kantoor rechtstreeks langs de daarvoor aangewezen vaarwaters buiten het douanegebied van de EU worden vervoerd. De vaarwaters zijn opgenomen in bijlage II van de Algemene douaneregeling.(artikel 6:3 Algemene douaneregeling)
Voor de hierna genoemde goederen kan vergunning worden verleend om ze over te laden in een schip dat het douanegebied van de EU zal verlaten:
-
provisie of scheepsbehoeften ten behoeve van de bemanning van het schip
-
brandstoffen of smeermiddelen bestemd voor de aandrijving of smering van het schip
-
goederen die nodig zijn voor een noodzakelijke reparatie of vervanging van onderdelen van het schip
(artikel 6:3 leden 2, 3 en 4 Algemene douaneregeling)
Naar boven