Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

44.00.00 Internationale Wederzijdse Bijstand Douane en Accijnzen

4 Praktische aanwijzingen/routing

Aan het verlenen van bijstand ligt een groot aantal procedurele afspraken ten grondslag. Soms zijn deze afspraken neergelegd in toepassingsmodaliteiten bij de regelingen inzake wederzijdse bijstand, soms zijn deze afspraken gemaakt in internationale overlegkaders. Hieronder zijn deze afspraken, voorzover van belang, opgenomen.

In de praktijk vindt internationale uitwisseling van informatie op verzoek in Nederland altijd plaats via de daartoe aangewezen centrale instantie in Nederland, het DIC.

Het DIC:

  • beoordeelt de buitenlandse verzoeken op de juridische grondslag;

  • onderzoekt welke informatie al voorhanden is;

  • beoordeelt welke dienst met de uitvoering moet worden belast;

  • bewaakt de doorlooptijden;

  • voert een kwaliteitstoets uit op verzoeken en rapporten;

  • is verantwoordelijk voor de verstrekte informatie

  • coördineert als er raakvlakken zijn met andere relevante aspecten;

  • draagt eventueel zorg voor vertaling; en

  • onderhoudt de contacten met de in het buitenland bevoegde autoriteiten.

Het DIC is het centrale aanspreekpunt voor het vragen en verlenen van wederzijdse bijstand cq. verzoeken van grensoverschrijdende samenwerking op basis van Napels II. Nederlandse verzoeken bestemd voor andere landen worden dan ook aan het DIC gezonden. Verzoeken van buitenlandse douaneautoriteiten aan Nederland worden eveneens aan het DIC gericht. Het DIC bepaalt bij welke dienst het verzoek ter behandeling wordt uitgezet. Afhankelijk van de aspecten die een rol spelen, zal dat òf een douanekantoor òf een vestiging van de FIOD zijn. Ook is het mogelijk een andere dienst, bijvoorbeeld de politie, de Inspectiedienst NVWa of de Inspectie Gezondheidszorg in te schakelen. Indien een verzoek om inlichtingen uit het buitenland wordt ontvangen dat niet afkomstig is van een buitenlandse bevoegde autoriteit dan wel niet via het DIC is verzonden, kan dit niet in behandeling worden genomen. In een dergelijk geval wordt het verzoek aan het DIC voorgelegd. Het DIC neemt zo nodig contact op met de bevoegde autoriteit van het verzoekende land.

Naar boven

4.1 Praktische routing verzoeken aan het buitenland

Een voorstel tot een verzoek om bijstand aan het buitenland moet worden gezonden aan de bevoegde autoriteit:

Douane Informatiecentrum
Postbus 70005
3000 KG Rotterdam
Frontoffice:
Telefoon: (088) 151 43 99
Email: Douane Dic Frontoffice_Postbus
Infodesk (buiten kantooruren):
Telefoon: (088) 151 43 00
Email: Douane Drr DIC Infodesk_Postbus

Het DIC toetst of aan de voorwaarden van de regeling waarop het verzoek wordt gebaseerd en aan de beginselen van subsidiariteit (het eerst toepassen van eigen middelen) en wederkerigheid worden voldaan. Ook wordt beoordeeld of het betreffende land de gevraagde bijstand kan leveren. Bij deze toets wordt ook nagegaan of het verzoek alle noodzakelijke informatie bevat die nodig is voor een goed inzicht in de zaak in de aangezochte staat. Zo nodig zorgt het DIC voor een vertaling van het verzoek.
Als een verzoek niet aan het buitenland wordt doorgezonden, wordt de verzoekende eenheid hiervan onder mededeling van de redenen in kennis gesteld.

Let op!

Een verzoek aan het buitenland tot grensoverschrijdende samenwerking op grond van Napels II moet in alle gevallen door de Officier van Justitie getoetst worden.

Het DIC verzendt na zes maanden een rappelbrief aan de desbetreffende buitenlandse bevoegde autoriteit. In bijzondere gevallen kan eerder worden gerappelleerd. Hiervoor is dan wel nodig dat de reden voor een snelle behandeling bij het DIC bekend is.

Het DIC zendt het antwoord van de buitenlandse autoriteiten door aan het betrokken douanekantoor of de vestiging van de FIOD.

Het douanekantoor of de vestiging van de FIOD meldt de met het antwoord behaalde resultaten terug aan het DIC door middel van het meegezonden terugmeldingsformulier. Het DIC zorgt voor terugmelding van de in Nederland behaalde resultaten aan de desbetreffende buitenlandse bevoegde autoriteit.

Naar boven

4.2 Praktische routing verzoeken uit het buitenland

De betrokken buitenlandse bevoegde autoriteit dient een verzoek in bij het DIC. Het DIC toetst het binnenkomend verzoek in ieder geval aan de volgende criteria:

  • past het verzoek binnen de reikwijdte van de toepasselijke juridische grondslag en binnen de in Nederland bestaande wettelijke mogelijkheden;

  • is het verzoek voldoende individualiseerbaar;

  • bij een fiscaal verzoek: is er een heffingsbelang in het verzoekende land;

  • heeft het verzoekende land zijn eigen middelen uitputtend aangewend;

  • bestaat er met het verzoekende land een juridische wederkerigheid.
    (is het verzoekende land in soortgelijke gevallen bereid en in staat om overeenkomstige bijstand te verlenen.

Soms kunnen ook nog andere criteria een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan het zakengeheim en proportionaliteit.

Ten aanzien van het heffingsbelang in de verzoekende staat en de uitputtingsregel is in de jurisprudentie komen vast te staan dat deze slechts marginaal behoeven te worden getoetst.

Indien het buitenlandse verzoek op grond van die toetsing in behandeling is genomen, beslist het DIC vervolgens welke dienst de behandeling gaat verzorgen; de douane of de FIOD. Afhankelijk van die keuze zendt het DIC het verzoek naar het douanekantoor of de vestiging van de FIOD waar de behandeling zal plaatsvinden. Indien nodig wordt het vertaald in het Nederlands. Verzoeken in de Engelse of Duitse taal worden in beginsel niet vertaald.

Het is van belang een verzoek om bijstand uit het buitenland zo snel mogelijk te behandelen. Een snelle afhandeling door Nederland zal ook de bereidheid doen toenemen bij de buitenlandse bevoegde autoriteit om Nederlandse verzoeken snel te behandelen. Hetzelfde geldt voor de terugmelding van resultaten. Daarom is het van belang dat een verzoek om bijstand van het buitenland wordt beantwoord binnen 10 weken na ontvangst op het douanekantoor of de vestiging van de FIOD. In spoedeisende gevallen wordt getracht te antwoorden binnen 4 weken. Indien deze termijnen niet haalbaar zijn, stelt de behandelende dienst het DIC daarvan in kennis. Daarbij wordt aangegeven waarom het verzoek niet binnen de termijn kan worden behandeld.
Het desbetreffende douanekantoor of de vestiging van de FIOD is verantwoordelijk voor een juiste en tijdige beantwoording van het verzoek.

In principe kan bij het verstrekken van informatie worden volstaan met gewaarmerkte afschriften of fotokopieën. In de gevallen waarin geen andere mogelijkheid aanwezig is, kunnen originele stukken worden verstrekt. Is het noodzakelijk het origineel van een stuk te verstrekken, dan moet een afschrift of fotokopie van het stuk worden achtergehouden.

Stukken uit een strafdossier, die niet afkomstig zijn van de douane-autoriteiten, worden in beginsel niet - ook niet in afschrift of fotokopie - bijgevoegd. Deze stukken kunnen wel worden verstrekt indien dit met toestemming van de betreffende autoriteiten geschiedt en ze van essentieel belang zijn voor de voortgang van het onderzoek in het buitenland.

Na ontvangst toetst het DIC het ambtsbericht en treedt zo nodig in overleg met de behandelende eenheid. Daarna wordt beslist of de verstrekking van de verzamelde inlichtingen aan het verzoekende land eventueel met inachtneming van de bepalingen van de WIB, kan plaatsvinden.
Indien wordt besloten dat de inlichtingen niet kunnen worden verstrekt, stelt het DIC de behandelende eenheid en de verzoekende autoriteit daarvan in kennis. Daarbij wordt aangegeven waarom de inlichtingen niet kunnen worden verstrekt.

Naar boven

4.3 Machtiging tot aanwezigheid van ambtenaren

Een verzoek tot aanwezigheid van een buitenlandse ambtenaar bij een onderzoek in Nederland maakt altijd deel uit van een verzoek om een bepaald onderzoek in te stellen ten behoeve van inlichtingenverstrekking op verzoek van het buitenland. Verzoeken tot aanwezigheid van buitenlandse ambtenaren worden in eerste instantie door het DIC getoetst. Eventuele toestemming tot aanwezigheid wordt door het DIC gegeven in samenspraak met het Douane Landelijk kantoor, afdeling VT/I, cluster FR, of vestiging van de FIOD waar het onderzoek zal plaatsvinden. Ter regeling van de praktische uitvoering van het onderzoek en de daarmee gepaard gaande aanwezigheid van de buitenlandse ambtenaar neemt het douanekantoor of vestiging na machtiging door het DIC zo nodig contact op met de betrokken autoriteit ter regeling van het gezamenlijk optreden.

Ook voor een verzoek tot aanwezigheid van een Nederlandse ambtenaar bij een onderzoek in het buitenland geldt dat dit verzoek altijd deel uit maakt van een verzoek om een bepaald onderzoek in te stellen om inlichtingen te krijgen uit het buitenland. Een dergelijk verzoek wordt gezonden aan het DIC. Het DIC toetst het verzoek op juridische basis en beziet of het andere land het verzoek in beginsel kan inwilligen.

Naar boven